
In de tekst hiernaast worden de volgende afkortingen gebruikt:
GoA = Gezicht op Amersfoort van Matthias Withoos, door Cor van den Braber (2003).
HAvA = Historische Atlas van Amersfoort. Middelpunt van Amersfoort, door Jaap Evert Abrahamse (2019).
AiB = Amersfoort in Beeld. Zes eeuwen stadsgezichten, door Burchard Elias (2019).
De informatie in deze boeken wordt steeds met elkaar vergeleken.
Amersfoortse in Beeld.
In 2018 bestond de Oudheidkundige Vereniging Flehite in Amersfoort 140 jaar (het gelijknamige museum is twee jaar jonger). Dat was aanleiding de rijke topografische collectie van Flehite openbaar te maken in een door oud-directeur Elias Burchard met zorg samengestelde uitgave. Na een hoofdstuk over samenstelling en groei van de collectie volgen negentien hoofdstukken waarin 450 stadsgezich-ten thematisch geordend gepresenteerd worden (in hoofdstukken over bijvoorbeeld poorten en wallen, religieus leven, markten, oude nijverheid, Amersfoort als garnizoensstad en buitenplaatsen).
De uitvoerige bijschriften bieden een schat aan informatie maar door de thematische opzet moet de lezer voortdurend grote sprongen maken in tijd en plaats. Een chronologische of topografische indeling (met enkele plattegronden) zou een duidelijker beeld opgeleverd hebben van de ontwikkeling van de stad en stadsdelen en van de manieren waarop die door kunstenaars in de loop der eeuwen in beeld zijn gebracht. Een ander minpuntje: van de afgebeelde werken worden noch de gebruikte techniek (bijvoorbeeld ets, aquarel, olieverfschilderij) noch de formaten vermeld.
Recensie in tijdschrift Oud-Utrecht febr.2020.

De Onze Lieve Vrouwetoren, het bekendste historische monument van Amersfoort, hier uitgevoerd in tegels als muurornament.
|
In recent verschenen boeken over Amersfoort komen nog steeds de oude en nooit bewezen mythen voor.
Hoewel beide boeken uitermate netjes verzorgd en uitgegeven zijn en erg overtuigend overkomen, bevatten ze toch meerdere storende fouten.
Het gaat daarbij over het ontstaan van de naam Amersfoort, de oorkonde uit het jaar 777, het klooster Hohorst op de Heiligenberg en de oorkonden uit de jaren 1006, 1028 en 1050. Steeds worden de ooit als waarheid aangenomen opvattingen als ware geschiedenis gepresenteerd, terwijl het achterhaalde mythen zijn.
Ze zijn storend voor de echte deskundigen, maar helaas weer bevestigend voor de gemiddelde lezer. Doordat ze telkens maar herhaald worden, blijven de mythen in stand, zonder dat er eens echt onderzoek naar gedaan wordt. Aan dat onderzoek wil ik met dit hoofdstuk een bijdrage leveren.

Enkele hardnekkige mythen die in beide boeken voorkomen.
We beginnen hier met de citaat uit het boek van Burchard Elias, die schreef dat: "Sandra Siemers-den Dulk die overtuigend aantoonde dat allerlei gegevens over het uit de vijftiende eeuw daterende Secretarishuisje elke grond misten. Veel auteurs schreven klakkeloos van elkaar over zonder eigen onderzoek".
Dit citaat geeft exact het probleem van de instandhouding van de mythen weer: naschijverij zonder de bronnen te bestuderen. Het is een alom bekend verschijnsel in de historische wereld. Nu merkt Burchard Elias dit wel op, maar hij maakt zich er zelf ook schuldig aan. Naschrijverij is van alle tijden, zeker in historisch Nederland. We geven hier vijf voorbeelden betreffende Amersfoort, waar men elkaar maar naschrijft zonder de bronnen te bestuderen.
- De naam van de stad Amersfoort.
Deze naam zou afgeleid zijn van een 'voorde' door de 'Eem'. Daarbij doen zich meteen al twee problemen voor: waar lag die voorde en heette de Eem ooit Amer? Lees hier meer over Amersfoort.
- De voorde ofwel de doorwaadbare plaats is archeologisch nooit aangetoond. Nu zijn er wel een vijftal plaatsen aan de noordkant van Amerfoort aangewezen waar die voorde gelegen zou kunnen hebben, maar geen van die plaatsen is ooit aannemelijk gemaakt. Dat het een vijftal plaatsen zijn zegt al genoeg over de onzekerheid en de niet bewezen aannamen. Bovendien zou die doorwaadbare plaats rechtstreeks het moeras in leiden, immers ten noorden van Amersfoort lag één groot moerasgebied.
- Dat de Eem ooit Amer geheten zou hebben is een nooit bewezen opvatting. De naam van Amersfoort zou dan eerdere Eemfoort moeten zijn, zoals er een Eemdijk en Eembrugge bestaan. Ook de Hemus uit de oorkonde van 777 die wel eens als naamgever van de Eem wordt genoemd, is een nooit bewezen opvatting en heeft ook etymologisch niets met Amer te maken. Amersfoort zou dan Hemusfoort geheten hebben.
- Daarnaast moet tevens een verklaring gegeven worden voor plaatsen als Hamersveld en Amerongen en het gehucht Den Ham. Deze namen hebben geen enkele relatie met een Amer of met de Eem.
- In de oudste oorkonden (dat kopieën zijn uit latere tijd) waarin Amersfoort genoemd wordt, heet de plaats Amersforde en Amersfordo. Met de naam van de stad is in de loop der eeuwen heel wat gesjoemeld. In 1588 heet de stad Amorfortia, in 1594 Aemsfoort, in 1649 Amisfurtum. in 1672 Amisfort en na ca.1600 kom je de namen Amersfordia en Amorfortia tegen. Momenteel wordt de naam van de stad ook wel eens afgekort tot A'foort. Met de naamgeving van plaatsen is de mens altijd 'slordig' geweest. Het is erg oppassen om uit een verbasterde naam harde conclusies te trekken. Een mooi voorbeeld van zo'n verbasterde naam geeft Abrahamse op p.29 waar sprake is van de Doolinberg, waar de bevolking d'Olieberg van maakte.
- Opvallend is overigens dat alle plaatsen in Nederland waar duidelijk sprake is van een 'voorde' steeds met een -v- geschreven worden en niet met een -f-. Voorbeelden daarvan zijn: Bekkevoort, Bredevoort, Bavoort, Helvoirt, Maasvoort, Stevoort en Westervoort, Lichtenvoorde, Coevorden enz. Slecht bij twee plaatsen in Nederland schrijft men een -f- : Amersfoort en Montfoort. De etymologie van Montfoort is 'in 1244 Montfort; omstreeks 1170 door het bisdom Utrecht gebouwd als burcht tegen het graafschap Holland. De naam Montfort 'sterke burcht' was in de twaalfde eeuw zeer populair bij de Europese ridderschap, vergelijk Stoutenburg en Sterkenburg'. (Bron: G van Berkel en K.Samplonius, Nederlandse plaatsnamen, herkomst en historie. 2006).
Zou de herkomst van de naam Amersfoort toch meer te maken hebben met een 'versterking'? Niet in de strijd tegen een vijand, maar tegen het water? In de oorkonde waarin Amersfoort 'stadregte' krijgt (uit 1259) wordt de stad immers een 'oppidum' genoemd. Een oppidum (Latijn: oppidum (mv.: oppida): verhoogde plaats, versterking) is een hoger gelegen plaats (meestal op een heuvel of plateau gelegen) waarvan de natuurlijke verdediging versterkt is door de mens en uitkijkend over een vlakte. Daaraan voldoet de ligging en eerste verdediging van Amersfoort, die immers bestond uit een aarden wal, wat ook Abrahamse opmerkt. Hij schrijft daarover: 'Oppidum kan verwijzen naar een versterkte stad, dus naar een vorm van omwalling. Als die er geweest is ging het waarschijnlijk om een houten palissade, mogelijk in combinatie met een aarden wal. Het stadsrecht gaf Amersfoort de mogelijkheid een (stenen) stadsmuur te bouwen'. Abrahamse spreekt hier dan wel vijf keer zijn twijfel uit (kan, als, waarschijnlijk, mogelijk en stenen tussen haakjes), maar zat wel op het juiste spoor. Opvallend blijft dat Amerfoort op de oudste landkaarten afgebeeld wordt als een ommuurd fort. Zie bijvoorbeeld de kaart van Utrecht uit 1764 op p.2.
- De strijd tegen het water heeft in Amersfoort vanaf het begin van de stad een belangrijke en ingrijpende rol gespeeld. Dat erkent ook Abrahamse als hij 'de afwatering van Amersfoort' vermeldt (p.16), 'de ophoging van de Hof' (p.13) wat indertijd nodig was, 'de slechte bewoonbaarheid van de Eemvallei' (p.17) wegens de overlast van water. Ook andere opmerkingen in dit boek wijzen op die wateroverlast, zoals 'het grote moerasgebied bij Hoevelaken' (p.10), de vele broeknamen (broek=moeras) in en om Amerfoort, zoals Randenbroek, Kattenbroek (p.66: Catten = weinig vruchtbare zure grond, broek=moeras ), maar ook Broek, Zuurbroek, Leusbroek of Leusderbroek, Voskuilerbroek, Zuiderbroek en Zwartebroek. 'Ten noorden van de stad lagen laaggelegen drassige gronden waarop nauwelijks gebouwd werd' (p.54-55). Liendert (Leen-erde) en de -horst namen getuigen daarvan. Woningbouw werd in Liendert pas mogelijk na de aanleg van het Valleikanaal. Op p.63 vermeldt hij 'een veenweidelandschap' (veen ontstaat op drassige gronden) en de veennamen getuigen daar nog steeds van, zoals Soesterveen,Calveen, Hooglanderveen, Nijkerkerveen en |Holkerveen. Nieuwland wordt 'een laaggelegen veengebied' genoemd (p.68). Maar ook namen als Moors (ook Moershorst) en Modderbeek wijzen op de drassige situatie in dit gebied. Ook de Eem was en is een 'modderrivier' en moet nog regelmatig worden uitgebaggerd (p.23). Nog in 1916 stonden in Amerfoort de straten blank. Met de aanleg van de Afsluitdijk zijn verdere grotere overstromingen voorkomen. Pas sinds de aanleg van het Valleikanaal tussen Veenendaal en Amersfoort (in 1935-1941) werd de afwatering en het voorkomen van wateroverlast in Amersfoort beter geregeld. Pas daarna konden wijken als Liendert en Rustenburg gebouwd worden.
Opvallend detail: bij de bouw van het nieuwe Meander ziekenhuis moest liefst 19 meter diep geheid worden vanwege de drassige bodem.
Kaart van Eemland en de Gelderse vallei: natte veen- en moeras-gebieden rond Amerfoort.
|
Verklaring: Groen-geruit is de Eemlandse polders; bruin gespikkeld de gelderse Vallei; rood gearceerd deUtrechtse heuvelrug.
Uit de genoemde vegetatie blijkt het nog steeds een nat gebied te zijn, met moerasrolklaver, watermunt, dotterbloem, moerassprea, smeerwortel, gele lis enz.
Het moerasgebied rondom Amersfoort.
Hoe omvangrijk het moerasgebied rondom Amersfoort was blijkt wel uit de naamgeving van plaatsen en landerijen rondom Amersfoort.
De winning van turf van Baarn tot Barneveld (ba(a)rne=burne=brandstof ofwel turf), de veennamen van Veenendaal tot Nijkerkerveen, Calveen, Hooglanderveen en Soesterveen, de broeknamen (broek=laag gelegen moerassig land) van Kattenbroek (2x) tot Zuiderbroek, van Randenbroek tot Zwartebroek, Leusbroek, Huinerbroek, Garderbroek, Kootwijkerbroek, Kallenbroek en zelfs tot Oldenbroek. Maar ook namen als Moors en Modderbeek wijzen op de drassige situatie in dit gebied. Pas sinds de aanleg van het Valleikanaal tussen Veenendaal en Amersfoort (in 1935-1941) werd de afwatering en het voorkomen van wateroverlast beter geregeld.
Voor de ontginningen was het hele gebied vrijwel ontoegankelijk voor de mens. Met de ontginningen werd als eerste de afwatering geregeld.
Alle huidige veen-, broek-, -horst en waternamen dragen nog steeds kenmerken in zich van de strijd tegen het water en bevestigen dat het ooit een natte toestand was in dit gebied.
(Bron: Vegetatietuin van het Groene Huis, Amersfoort).
|
- De oude landroute die Abrahamse op p. 6 aangeeft, heeft in de 10e eeuw niet bestaan. Hij zet er dan ook 'bij benadering' bij. Er was geen weg naar Hoevelaken dat toen immers nog lang niet bestond. Rond het jaar 1000 waren er geen wegen in de provincie Utrecht, dan de vermeende Romeinse weg langs de Rijn. Zowel door Eemland als door de Vechtstreek liep in het eerste millennium geen enkele weg vanaf Utrecht naar het noorden. (Bron: 'Tastbare Tijd', Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht, Utrecht 2007). Pas in de 12e eeuw zijn daarvan de eerste getuigenissen te vinden. Ook Zwolle of Amsterdam worden wel eens genoemd als oude handelsplaatsen met Amersfoort, maar ook deze plaatsen bestonden nog niet in de 10e eeuw. De oude 'Hessenweg' liep ook niet dwars door de stad. maar juist onder de stad door waar nu de Hogeweg en de Stadsring liggen. De weg vervolgde richting Soest, Hilversum naar Amsterdam. Maar dan gaat het al over de 13e eeuw en later. Het veen- en moerasgebied ten noorden (Eemland) en ten oosten van Amersfoort (Gelderse Valei) werd lange tijd vermeden. Daar liepen ook geen wegen. Zie de eerder genoemde bron 'Tastbare Tijd'.
- De oorkonde uit het jaar 777 wordt in Nederland nog steeds onjuist toegepast.
Deze oorkonde wordt op Nederland toegepast aangezien deze in het paleis van Karel de Grote in Nijmegen uitgegeven zou zijn en een schenking aan het bisdom van St.Willibrord in Utrecht zou zijn. Beide uitgangspunten zijn onjuist. Het paleis van Karel de Grote stond niet in Nijmegen, maar in Noyon (lees meer over Noyon) en het bisdom van St.Willibrord (lees meer over St.Willibrord) lag in Francia zoals hij zelf schreef en was niet Utrecht. Utrecht bestond niet eens in het jaar 777.
In deze oorkonde worden enkele rivieren en meerdere plaatsen genoemd die in Nederland nooit gevonden zijn. Van geen van de genoemde plaatsen is archeologisch of tekstueel bewezen dat deze in het jaar 777 al bestonden en tot in Frankrijk bekend zouden zijn geweest, waar de oorkonde geschreven werd. De naam Flehite van de Oudheidkundige Vereniging van Amersfoort komt ook uit deze oorkonde. Alleen heeft men die naam onjuist overgekomen: de juiste naam zou Flethite moeten zijn. Burchard Elias noemt de vestigingsplaats van de 'vila Lisiduna' in deze oorkonde genoemd, 'waarschijnlijk' (AiB, p.109). Hieruit spreekt wel twijfel en vindt een zeer terechte verschuiving van de traditionele opvatting plaats. Immers er is geen enkel archeologisch bewijs dat teruggaat tot de 8e eeuw. De huidige kerktoren stamt uit omstreeks 1300, dus de 14e eeuw. Lees hier meer over de oorkonde uit 777.
- De 4 bossen genoemd in de oorkonde uit het jaar 777.
Stel je het eens voor: Karel de Grote zou vanuit zijn residentie Noyon aan de bisschop van (het niet bestaande) Utrecht 4 bossen hebben geschonken in de omgeving van Amersfoort (een stad die ook nog niet bestond). Wat heeft die bisschop aan bossen op 20 á 30 km van zijn stad om hout te sprokkelen of varkens te hoeden? Wat heeft die bisschop aan een bos in een moeras? Wat aan een bos in een heidegebied? Waarom geen bos bij Utrecht? Waarom schonk Karel de Grote als beijveraar van het Christendom niet half Nederland inclusief Friesland, Holland en Brabant aan die bisschop? Lees hier meer over de vier bossen.
- Het klooster Hohorst van bisschop Ansfridus op de Heiligenberg.
Van het bestaan van een klooster op de Heiligenberg bij Leusden is zowel archeologisch als tekstueel nooit enig bewijs geleverd. Het heeft er niet bestaan. De tekst van Alpertus Mettensis die hiervoor wel eens gebruikt wordt, gaat niet over Amersfoort. Lees meer over de Hohorst en over St.Ansfridus en het klooster Hohorst op de Heiligenberg.
- De oorkonden uit de jaren 1006, 1028 en 1050, waarin Amersfoort wordt genoemd.
Van de oorkonde uit 1006, 1028 en 1050 hebben we geen originelen, er bestaan slechts kopieën van uit latere tijd.
Van de oorkonde van 1006 bestaat een oudste kopie uit 1270, van de oorkonde uit 1028 hebben we een kopie uit 1530 en van de oorkonde van 1050 een kopie uit ca.1351-1400. De verschillen in de oorkonden tonen feitelijk al aan dat deze kopieën zijn aangepast aan opvattingen uit later tijd. Plaatsen die in de 11e eeuw nog niet bestonden, dus geen naam droegen, worden al met de latere naam genoemd, zoals Amersfoort. Daarnaast is de interpretaties van de plaatsnamen bij menig historicus verschillend of zelfs onbekend. Lees hier meer over de oorkonden uit 1006, 1028 en 1050.
|