De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.

Graven met beleid. Opgravingen en waarnemingen tussen 1989 en 1995


In Nijmegen ken men de eigen geschiedenis heus wel, maar blijft men toch vasthouden aan de 'mooie verhaaltjes', zoals die in de schoolboekjes staan. De archeologie van Nijmegen spreekt toch duidelijke taal, zoals uit het boek "Graven met beleid" van Harry van Enckevort en Jan Thijssen blijkt. In dit boek uit 1999 blijkt dat er tussen de Romeinse tijd en de 12de/13de eeuw een gapend gat met eeuwen NIETS zit. Dat blijkt het duidelijkst uit het overzicht van de opgravingen en waarnemingen tussen 1989 en 1995. Uit dit overzicht blijkt dat van de 58 archeologische locaties er bij 31 sprake is van Romeinse graven of resten. Slechts in één geval (Canisiussingel) is sprake van 'Frankisch' waarover vermeldt wordt dat "voor het eerst werd in Nijmegen restanten van Frankische bewoning aangetroffen, een zogenaamde hutkom. Scherven en munten dateren de bewoning in het tweede kwart van de 4de eeuw. De ontdekking kan van belang zijn voor de interpretatie van de laat-Romeinse grafvelden in Nijmegen".
Lees dit citaat nog eens! Het staat er echt: "voor het eerst restanten van Frankische bewoning!" Maar wat bewijst een hutkom uit de 4de eeuw voor Frankische bewoning?
Wat in dit overzicht ook meteen opvalt, is dat er heel veel Romeins is gevonden, maar niets Merovingisch of Karolingisch, dat er toch boven gezeten moet hebben. Dat had men dus eerder moeten vinden. Maar gewoon NIETS, terwijl de Merovingisch-Karolingische periode ruim 4 eeuwen geduurd heeft en de Romeinse periode nauwelijks 2 eeuwen (met meerdere hiaten). Uit al die 4 eeuwen Merovingisch-Karolingisch vindt men sporen van één hutkom!
De eerst volgende vermeldingen in dit overzicht betreffen allemaal de 13de eeuw en later. Is het nu nog niet duidelijk in Nijmegen? Er bestaat een gapend gat van 9 eeuwen 'NIETS' tussen de 4de en 13de eeuw. Het wordt in dit boek dus eerlijk en onweerlegbaar erkend.

De enige jaartallen tussen de 4de en 12de eeuw (1166) die in dit boek genoemd worden -niet in het overzicht van opgravingen- zijn de jaartallen 777, 880, 1030 en 1047. (p.98 en 99). Het betreft teksten waarmee men probeert de Karolingische tijd voor Nijmegen te redden, immers de archeologie doet dat niet.

Maar deze jaartalen zijn helaas fout of onjuist, tenminste voor Nijmegen. Er wordt nog geschreven dat de Keulse bisschop aan het begin van de 7de eeuw de eerste parochiekerk van Nijmegen -gewijd aan St.Stephanus- op het Valkhof liet bouwen. Dat leidt Thijssen af uit de vondst van een aantal skeletten uit de 7de eeuw, met een verwijzing naar 'Het Valkhof te Nijmegen' p.11-13 (onder redactie van G.Lemmens). Wat we daar lezen (Klik hier voor die tekst van p.11-13) bestaat slechts uit veronderstellingen en aangenomen opvattingen, maar op geen enkel feitelijk bewijs. De datering van de 7de eeuw blijkt gebaseerd te zijn op
  • een 'Breitsax' (een Saksche zwaard) èn
  • op de veronderstelling dat de Christianisering in het eerste kwart van de zevende eeuw reeds gevorderd was tot in Utrecht.
    "Dan zal Nijmegen ook wel gekerstend zijn, immers die kerstening kwam toch vanuit Keulen?", zal de aangenomen gedachte van Thijssen zijn geweest. Maar dan mist hij toch 2 zaken: 1. In Nijmegen woonde niemand om bekeerd te worden en 2. de archeologie van Utrecht heeft duidelijk aangetoond dat Utrecht in de zevende eeuw nog niet eens bestond.

    De datering van de Breitsax op de 7de eeuw is ook erg discutabel. Archeologen dateren een sax (een mannelijk wapen) van de 5e tot de 11e eeuw in het gebied van Ierland, Scandinavië tot Noord-Italië. De traditionele datering is gebaseerd geweest op grond van een aantal veronderstellingen, zoals dat Karel de Grote een paleis in Nijmegen had en Willibrord bisschop van Utrecht was. Beide veronderstellingen zijn al sinds 1965 achterhaald.
    Opvallend blijft dat in de verwijzing in "Het Valkhof te Nijmegen" (p.11-13) de naam van St.Stephanus van die veronderstelde kerk, niet genoemd wordt. Bovendien is van die oudste kerk op het Valkhof archeologisch ook nog nooit een spoor gevonden.
    De genoemde jaartallen:
  • Het jaartal 777 betreft de overbekende oorkonde die in Nederland altijd is misverstaan. Het handelde om bezittingen van het bisdom Trajectum, dat niet Utrecht was, maar Tournehem in Frankrijk.
  • Het jaartal 880 gaat over plunderingen van de Noormannen, waar uit parallelle teksten duidelijk blijkt dat ze in Frankrijk aan het plunderen waren.
  • Het jaar 1030, de bouw van de St.Nicolaaskapel op het Valkhof, dient 1085 te worden. Immers toen werd St.Nicolaas pas in Nederland bekend als patroon van de schippers.
  • In het jaar 1047 werd het Karolingisch paleis van Noviomagus verwoest door Godfried, hertog van Lotharingen samen met de graaf van Vlaanderen. In dezelfde veldtocht werd ook de stad Verdun geplunderd en verwoest. Om het paleis van Noviomagus te kunnen verwoesten moet het er wel eerst gebouwd zijn geweest en dat is voor Nijmegen een onbewezen aanname.

    Graven met beleid: overzicht van de opgravingen en waarnemingen tussen 1989 en 1995.

    Opmerkingen:
    1. In het overzicht van de opgravingen (p.130-155) wordt liefst 10x de naam Ulpia Noviomagus genoemd, een naam die historici graag voor Nijmegen opvatten. Wie moet hier overtuigd worden? Maar die naam is geheel onjuist voor Nijmegen. Daarvoor ontbreekt elk bewijs. Zelfs de naam Noviomagus voor Nijmegen is gebaseerd op onjuiste opvattingen. In Nijmegen of verre omgeving is daarvan geen enkel bewijs gevonden of te vinden. Nijmegen heeft NOOIT Noviomagus geheten en al helemaal niet Ulpia Noviomagus, dat immers Neumagen in Duitsland was. Ligt Nijmegen aan de Moezel? Blijkbaar hebben historici geen atlas!
      De naam Ulpia Noviomagus voor Nijmegen is een bedenksel van prof.J.Bogaers dat hij noemde bij zijn aanstelling in 1959 in Nijmegen. Blijkbaar wilde hij wat indruk maken bij zijn inaugeratie wat ook gelukt is, maar niet bij iedereen. Dr. Van Buchem sprak zijn verbazing aldus uit (Numaga VI mei 1959 p.51): "Wij hopen, dat dr.Bogaers spoedig gelegenheid zal vinden om zijn nieuwe denkbeelden omtrent deze voor de oude geschiedenis van Nijmegen toch waarlijk niet onbelangrijke kwesties duidelijker en uitvoeriger uiteen te zetten." Die gelegenheid heeft Bogaers nooit gevonden! We wachten nog steeds op die uiteenzetting.

    2. Met de op p.134 op de Canisiussingel vermelde hutkom bewijs je niets over 'Frankisch'. De hutkom (beter zou zijn het een kuilhut te noemen) was een deels ingegraven rechthoekig gebouwtje, meestal van 2 bij 3 meter. Het waren vaak een soort ambachtsschuurtje meestal op een boerenerf. Ze dateren van de vroeg-Romeinse tijd tot de late middeleeuwen. Met een hutkom valt dus niet te bewijzen dat het 'Frankisch' zou zijn, wat de Romeinse scherven en munten al aangeven.

    3. Op p. 138 wordt bij het Hunerpark de plaatsnaam Batavodurum genoemd. Dat is geheel onjuist. Nijmegen heeft nooit Batavodurum of Oppidum Batavorum geheten. We kunnen hiervoor verwijzen naar W.Willems die in 1989 opmerkte ten aanzien van opgravingen naar het Oppidum Batavorum in Nijmegen: "We hebben het niet gevonden". En ten aanzien van de Bataven dat "als er al Bataven in Nijmegen of omgeving zijn geweest, dan hoorden zij bij het Romeinse leger ter plaatse".

    4. Bij de vermelding op p.154 Ubergseveldweg, wordt verwezen naar Numaga Jaarboek 1995 (Haalebos).
      Daarin lezen we:
      J .K. HAALEBOS. Romeinse officierswoningen aan de ubbergseveldweg te Nijmegen, opgravingen op het terrein van de school De Sterredans in 1994-1995.
      De legioensvesting op de Hunerberg te Nijmegen behoort tot de meest volledig onderzochte legerplaatsen in het Romeinse rijk. Meer dan de helft van de plattegrond van het jongste kamp (periode 5) uit het einde van de 1ste eeuw na Chr. is thans bekend.
      Bij de afbeelding op p. 14 wordt de volgende tekst vermeldt: De laat-Flavische uit steen opgetrokken legioensvesting (periode 5) te Nijmegen. Naar Noviomagus (noot 1), 40, afb. 37, bijgewerkt tot 1.6.1995. Tek. E.J. Ponten. Schaal 1 : 4000. Opmerkingen: De Flavische tijd is van 69 tot 96. Laat Flavisch is het einde van de eerste eeuw. In de verwijzing naar noot 1 lezen we: J.E. Bogaers/J.K. Haalebos, 'De legerplaatsen op de Hunerberg', in: A.V.M. Hubrecht/A.M. Gerhartl-Witteveen (red.), Noviomagus. Op het spoor der Romeinen, Nijmegen 1979 (19883), p.38-50; vgl. ook W.J.H. Willems, Romeins Nijmegen. Vier eeuwen stad en centrum aan de Waal, Nijmegen 1990, p. 41-51.
      De opgraving richtte zich op het midden van de noordelijke zijde van de beide tribuunswoningen. De hier tegenover elkaar gelegen hoeken konden worden vrijgelegd. Beide huizen werden gescheiden door een gangetje, waarin zich een diepe goot bevond. De vulling hiervan viel op door veel houtskool en stukken baksteen. Ook boven de funderingen is veel baksteenpuin gevonden. Dit was vermengd met brokken tuf en fragmenten kalksteen. Veel stukken baksteen waren voorzien van stempels van de Legio X Gemina, vaak met de na 88/89 verleende erenamen pia fidelis Domitiana, trouw, loyaal en keizer Domitianus toegewijd. Een van de gevonden brokken kalksteen moet het restant van een grafsteen zijn. De erop aangetroffen letters geven nog net een indruk van de leeftijd van de overledene: [—]AN(norum) L / [—] : oud 50 jaar.
      Het tussen het puin gevonden aardewerk wijst op een relatief langdurige bewoning tot in de 2de eeuw. Hier moeten randfragmenten worden vermeld van geverniste bekers Stuart 2 en borden Stuart 10, evenals van een ruwwandige kan Niederbieber 98.
      In de omgeving werden bij eerdere opgravingen sporadisch scherven en andere vondsten geborgen die duidelijk hebben gemaakt dat de legerplaats ook na het vertrek van de Legio X Gemina in 104 na Chr. nog in gebruik is gebleven.

      Datering van het hier genoemde aardewerk is volgens Utrechts Efgoedcollecties en SIKB (Aardewerk uit de Romeinse tijd) van 20 v.Chr. tot 275 n.Chr., dus een ruime marge. Stuart 10 dateert tussen 50 en 180 n.Chr., waarbij vermeld moet worden dat productiedatum nog geen gebruiks- of verliesdatum is. Je bewijst met dit artikel en het genoemde aardewerk dus niets over de Augusteïsche tijd. Er wordt hier duidelijk gesprokeon over Legio X Gemina die pas na 70 n.Chr. in Nijmegen arriveerde en rond 104 n.Chr. weer vertrok.


    Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

    Terug naar de beginpagina.
    Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
    Naar het overzicht in het kort.