Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Volgens eigen informatie is Jan Verhagen bioloog. Met het behalen van 20 studiepunten mag hij zich nu professioneel archeoloog noemen. Gaat dat zo gemakkelijk? Enkele van die 20 punten heeft hij behaald met zijn promotieonderzoek. Dat promotieonderzoek gaat over enkele onbewezen mythen en aangenomen opvattingen, zoals de nieuwe locatie van Castra Herculis in Nijmegen en de mogelijke plaats van het kanaal van Drusus. Zie hiernaast. Blijkbaar kun je met 'waarschijnlijke' en 'twijfelachtige nooit bewezen opvattingen' in historisch Nederland promoveren. Veel gekker kan het toch niet worden?
Het algemene probleem bij de Nederlandse historici en archeologen is dat zij steeds met 'verbeterde' opvattingen komen. Daarmee wordt onmiskenbaar aangegeven dat er nog steeds geen zekerheid bestaat over de huidige opvattingen. Met die 'nieuwe' verbeterde opvattingen bevestigt men slechts dat de oude opvattingen onzeker waren en eveneens onbewezen hypothesen waren. |
Het is uiteraard een goede zaak dat Jan Verhagen op zoek gaat naar onopgeloste vraagstukken in historisch Nederland. Blijkbaar heeft hij grote twijfels over enkele traditionele opvattingen, die hij dan ook van tafel veegt. Echter Verhagen schept nieuwe onbewezen mythen. Zo wil Verhagen een deel van de Peutingerkaart voor onjuist verklaren (prima toch?), terwijl hij met diezelfde onjuiste Peutingerkaart wil aantonen dat het over Nederland gaat. Zo is bij hem Nijmegen Castra Herculis en dus niet Noviomagus. Anderen gaan deze nooit bewezen opvatting ook al overnemen, zoals blijkt uit het artikel over het Gallo-Romeinse heiligdom in Herwen, al zet men er nog wel een vraagteken bij. Zo werkt dat blijkbaar in Historisch Nederland: elkaar naschrijven zonder fundamenteel onderzoek. Verhagen kan beter het boek 'Vraagstukken in de Historische Geografie van Nederland' van Albert Delahaye aanschaffen en dat eens bestuderen. Daarin worden al zijn problemen opgelost. Heeft hij meteen alle teksten bij de hand om zijn opvattingen te staven.
De visie van Albert Delahaye.
Wat schrijft Verhagen nog meer? Promotieonderzoek van Jan Verhagen (AWNMagazine nr.3, september 2022) en 'Opzoek naar de Kanalen van Drusus' (Ain nr.3 2022) Nadat Jan Verhagen de historische wereld versteld liet staan met zijn conclusie dat Romeins Nijmegen Castra Herculis was (en dus niet Noviomagus) volgt er een nieuw onderzoek van hem. Zie hieronder Archeobrief 3 uit 2013. In een tweetal artikelen wil Verhagen de historisch wereld er nu van overtuigen dat de kanalen van Drusus overeenkomen met de Utrechtse Vecht. Zie afbeelding hiernaast (klik op de afbeelding voor een veergroting). Het lijkt vergezocht, maar aangezien de kanalen van Drusus tot dusver onvindbaar blijken, zoals hij zelf concludeert, geeft iedere nieuwe hypothese toch weer hoop. Hypothese inderdaad, immers zo noemt hij het zelf. Na veel mitsen en maren en veel speculaties is de conclusie volgens Verhagen "we hebben nog geen volledige zekerheid. Toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen of daar een houdbare conclusie uit rolt". Ook concludeert hij dat het 'waarschijnlijk' is, maar er is geen absoluut bewijs. In die laatste zin kunnen we twee worden beter omdraaien: er is absuluut geen bewijs. Wat wel duidelijk is, is dat hij alle vorige opvattingen van het Kanaal van Drusus aan of bij de IJssel verwerpt. Bij hem optie R3. Deze nieuwe opvatting van Verhagen -hij geeft 3 opties: R1, R2 en R3 en gaat uit van optie R1- kent een aantal problmen. Die zal hij eerst moeten oplossen voordat zijn hypothese enigszins aannemelijk wordt.
Wat op dit kaartje ook weer naar voren komt is de 'oude Rijntak' uit de 16de eeuw. Zie de rode stippellijn van de Rijn naar de Eem. Eind 15de eeuw ontstond een plan om de Gelderse Vallei droog te leggen door tussen Wageningen en Nijkerk een kanaal te graven. Het is bij een plan gebleven (het bleek onuitvoerbaar), maar staat nog steeds bekend als De Nieuwe Rijn. Een sloot ter plaatse houdt men voor die aftakking. Op een toeristisch bord aan de kant van die sloot leest men de betreffende informatie (zie afbeelding hiernaast: klik op de afbeelding voor een vergroting). Om dit nu aan Drusus te koppelen is uiteraard een farce. De Romeinen zijn daar nooit geweest en al helemaal niet in het jaar 9 v.Chr. En het Marskamp on Ermelo dan? Dat een Romeins Marskamp was is een nooit bewezen aanname. Lees meer over dat marskamp. In Archeobrief 3, september 2013 komt Jan Verhagen met een nieuwe opvatting over de Romeinse plaatsnamen in Gelderland, onder de titel De Gelderse Limes herzien. Je vraagt je terecht af: hoe komt hij erop? Het antwoord is eenvoudig: Ook Verhagen vindt dat de traditionele opvatting over de Peutingerkaart niet juist is. Vandaar zijn nieuwe opvatting. Enkele citaten uit dit artikel: Behalve de Romeinse versterkingen in Nijmegen zijn er in Gelderland tot nu toe slechts twee castella langs de Rijn gelokaliseerd. Het betreft het gedeeltelijk nog in de bodem aanwezige fort in Arnhem-Meinerswijk en een Romeinse puinmassa in de waterplas de Bijland bij Herwen, die hoogstwaarschijnlijk afkomstig is van een castellum met de naam Carvio ad molem. Er kunnen dan ook vraagtekens worden geplaatst bij deze vele potentiële castellum-Iocaties. De meeste zijn gebaseerd op Romeinse baggervondsten, maar die worden op allerlei plaatsen langs de Rijn gedaan. Dr.W.Willems heeft aangetoond dat de bewoning in de Betuwe zich hoofdzakelijk tot de oeverwallen beperkte en het is aannemelijk dat daar ook de verbindingswegen overheen liepen, omdat de kommen een groot deel van het jaar onbegaanbaar waren. Manco's in de bestaande identificaties zijn voor alle deeltrajecten van de Peutingerkaart tussen Katwijk en Bonn de ratio's berekend. Hierbij blijkt dat er drie deelafstanden problematisch zijn: Rindern-Altkalkar, Vechten-Rijswijk en Xanten-Birten. De identificatie van Levefano met Rijswijk (Wijk bij Duurstede) is niet mogelijk. De identificatie van Caruone met Kesteren is niet houdbaar. Ook de identificatie van het castellum Meinerswijk met Castra Herculis staat op losse schroeven. Van een militaire bezetting uit die tijd (laat Romeinse tijd) zijn helemaal geen sporen teruggevonden. Nieuwe identificaties van Levefano en Caruone. Conclusie is uiteindelijk dat er een fout zit in de Peutingerkaart in het trajectdeel tussen Fletione en Levefano en de afstand tussen deze twee plaatsen. Voor zo ver dit een beeld oplevert, lijkt het erop dat de militaire en burgerlijke bewoning niet meer gescheiden voorkomen, maar bij elkaar zijn gelegen, binnen één omvattend grachtsysteem. Het Valkhof komt hierin dus - voor zover bekend - overeen met andere plaatsen uit de reeks. Een met deze nieuwe identificatie samenhangend probleem is de afstand van 8 leugae op de Peutingerkaart tussen Nouiomagi en Castra Herculis. Dit komt niet overeen met de werkelijke afstand tussen Nijmegen Waterkwartier (Ulpia Noviomagus) en Nijmegen-Valkhof/Hunerberg, die 1,5 à 2 kilometer bedraagt. Dit kan dus alleen als de 8 leugae van de Peutingerkaart een fout vormen. Vóór 1979 waren de baggervondsten de eerste mogelijke aanknopingspunten voor castell, maar het koppelen van de Romeinse namen aan huidige plaatsen was een soort blindemannetje spelen. Commentaar: wat Verhagen in dit artikel feitelijk aantoont is dat de Peutingerkaart een falsum is, dat het vele fouten bevat en niet op Nederland past. Daar kunnen we het geheel mee eens zijn. Zie bij de Peutingerkaart. Op een mistige en onnavolgbare wijze probeert Verhagen de vindplaatsen van Romeins langs de Rijn in overeenstemming te brengen met de plaatsen op de Peutingerkaart. Dat lukt blijkbaar alleen met letterlijk knip- en plakwerk. Hij moet daarbij twee keer knippen (zie de schaar op de afbeelding hierboven: door Verhagen daar geplaatst!) en vijf keer plakken door plaatsen te verschuiven (de rode lijnen). (Zie afbeelding hierboven. Klik op de afbeelding voor een vergroting). Verhagen blijkt het hier helemaal met Albert Delahaye eens te zijn die niet alleen altijd beweerd heeft dat de toepassing van de Peutingerkaart op Nederland een farce is, maar dat ook bewezen heeft. Verhagen gooit in elk geval de traditionele opvattingen aardig overhoop en is het ten aanzien van het koppelen van de Romeinse namen aan huidige plaatsen als een soort blindemannetje spelen volkomen eens met Albert Delahaye die dat ook altijd aangegeven heeft. |
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |