Luit van der Tuuk mag beschouwd worden als beschermheer en verdediger van de traditionele opvatting dat Wijk bij Duurstede het vermaarde Dorestad geweest zou zijn.
Uiteraard doet hij dat, Museum Dorestad is zijn broodheer. Bij het volgen van de opvattingen van Albert Delahaye zou hij werkloos worden.
Hij heeft een mooie website (zie www.dorestadonthuld.nl) gemaakt over zijn opvattingen die indrukwekkend oogt. Maar laat U hier niet door misleiden. Ga eens op zoek naar bewijzen waarop hij zijn mening baseert. U zult ze niet vinden. Je kunt namelijk van alles beweren en dan naar een latijnse tekst verwijzen of deze zelfs geven, maar een juiste vertaling is niet te vinden.
Het zijn overigens dezelfde teksten die Albert Delahaye gebruikt, maar waarvan hij wel een vertaling geeft en ook in logica en samenhang met andere teksten, precies wat anders stelt.
In geen enkele tekst vind je een verwijzing naar Nederland, laat staan naar Wijk bij Duurstede.
In Latijnse teksten staan nu eenmaal geen Nederlandse namen.
Opvallend detail blijft dat veel van deze teksten uit Frankrijk komen, geen enkele uit Nederland. En dat met Frisia in een Franse tekst uit de 7e en 8e eeuw het dan nog lang niet bestaande Friesland in Nederland wordt bedoeld, moet Van der Tuuk allereerst bewijzen. Blijkbaar kent hij het oude Frisia niet. In hoeverre ben je dan deskundig? Zie bij Frisia.
Volgens de redenatie van Van der Tuuk ligt Wijk bij Duurstede in Friesland, aan de kust (het was een zeehaven) en aan het IJsselmeer (Almere). Veel belachelijker moet het niet worden! Met dit ene bewijs wordt al meteen aangetoond dat Van der Tuuk (en consorten) er faliekant naast zitten met hun opvattingen.
In elk artikel of een door hem geschreven boek verdedigt hij zijn opvatting, al komt hij nooit met onweerlegbare argumenten, slechts met meningen en aannamen. Het zijn dus hypothesen ofwel een als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstelling (volgens Van Dale).
Op zijn website huldigt hij dan ook de tradities en toont met eigen 'bewijzen' zijn gelijk aan. Dat hij met teksten uit de 15e eeuw en later niets kan bewijzen uit de 8e of 9e eeuw, is bij hem blijkbaar nog niet bekend.
Enkele archeologische en historische feiten omzeilt hij steeds. Dat is natuurlijk veelzeggend en erg opvallend.
Zo is er in Wijk bij Duurstede niets gebleken van plunderingen door de Noormannen, zijn er geen kerken gevonden, noch een castrum en zijn ook bij de opgravingen uit 1965-1975 geen overtuigende gegevens gevonden voor de determinatie Dorestad, precies zoals opgraver Van Es erkende.
De huidige historici zoals Leupen, Bijsterveld, Groothedde en Van der Tuuk zijn nog opgeleid door de oude garde die als eersten tegen de visie van Delahaye ageerden. Ook zij moeten eerst van het toneel verdwenen zijn, wil men onbevangen en onbevooroordeeld de Nederlandse geschiedenis kunnen herschrijven. Ondertussen staan hun opvattingen in allerlei boeken die vanwege de naschrijverij nog decennia lang als bron gebruikt zullen worden, waarmee de mythen nog vele tientallen jaren zullen voortgaan.
|
Het is onvoorstelbaar dat iemand zoals Van der Tuuk, die zoveel meent te weten, blijft vasthouden aan het sprookje Dorestad. Sprookje? Inderdaad, immers de opgegraven nederzetting in Wijk bij Duurstede voldoet aan geen van de kenmerken in de schriftelijke bronnen genoemd. Het is een mythe! Lees meer over die kenmerken.
Wanneer de Noormannen nooit in Nederland zijn geweest, hangt het Nederlandse Dorestad volledig in de lucht. Het betekent het einde van dit verhaal!
De visie van Albert Delahaye.
Wijk bij Duurstede was niet het alom bekende en vermaarde Dorestad,maar het roversnest Munna dat in 1018 op last van de Duitse keizer met de grond gelijk is gemaakt. Deze opvatting wordt niet alleen bevestigd in geschreven bronnen, maar ook door verschillende historici gedeeld. Zie bij Citaten. Lees meer over Dorestad.
Boeken en artikelen van Luit van der Tuuk. (Klik op het boek voor een recentie).
In zijn boeken en artikelen komt Van der Tuuk steeds met een beeldend en schijnbaar overtuigend verhaal. Maar veel van wat hij schrijft kan gekwalificeerd worden als legenden, mythen en fabels. Dat weet hij zelf ook, want zijn conclusie is te vaak in tegenspraak met hetgeen hij in het verhaal beweert.
Zijn opvatting lijkt vooral te bestaan uit naschrijverij van de vele niet echt bewijsbare veronderstellingen, maar daarin wijkt hij niet af van eerdere historici die zich met deze materie hebben beziggehouden. Op een enkele uitzondering na legt hij geen verband met de archeologie,
die met betrekking tot die periode en dat gebied toch wel heel weinig ondersteuning biedt voor de gehanteerde schriftelijke bronnen. In zijn conclusies stelt hij toch dat de rol van de Noormannen minder prominent is geweest dan algemeen wordt aangenomen, een opmerkelijke opvatting.
We geven enkele voorbeelden uit zijn boeken:
- Als eerste wijzen we op zijn boek over de Noormannen. Zie daarvoor De Noormannen in de Lage Landen. Het is werkelijk een prachtig uitgegeven boek, maar helaas is de inhoud weinig betrouwbaar. Er wordt veel verhaald over de Noormannen, maar nergens een bewijs gegeven dat ze ook in de Lage Landen zijn geweest. Tenminste als je de Lage Landen opvat als Nederland, wat de onafhankelijke lezer toch zal doen. Les Pays Bas is immers Nederland, maar daar kun je de kust van (Frans-)Vlaanderen eigenlijk wel bij rekenen. Dat is ook laag land. En dan kom je in de buurt van de juiste locatie van de Noormannen.
- In Westerheem 4 van augustus 2016 komt Van der Tuuk met een prachtig verhaal getiteld: "Een zeldzame gouden Vikingring uit Wijk bij Duurstede".
De betreffende ring is gevonden door een amateur in de uiterwaarden van de Lek ergens (?) in de buurt van Wijk bij Duurstede, dus niet IN Wijk bij Duurstede. In de alinea waarin hij tot Conclusies komt begint met "Dorestad of toch niet?" Wat blijkt (en ik citeer): "Toch is het aannemelijk dat deze ring op zijn vroegst in de late 9e eeuw kan worden gedateerd, in een tijd dat Dorestad als handelscentrum had afgedaan". "We zullen in het duister blijven tasten over de omstandigheden waaronder deze prachtige ring zo'n tien eeuwen geleden in e bodem terecht is gekomen". Ofwel: helemaal geen ring uit Dorestad en ook niet van de Vikingen. In de late 9e eeuw bestond namelijk het Nederlandse Dorestad niet meer. Dat was in 865 ten onder gegaan. En van Vikingen kan ook geen sprake zijn, want die kwamen 10 eeuwen geleden (dat is na 1016) al niet meer voor. Overigens is in Wijk bij Duurstede er nooit ook maar één spoortje van gevonden. Dat de ring 'zeldzaam' wordt genoemd betekent niets meer of niets minder dat je er niets mee te bewijzen valt. De kop van het artikel is dus erg suggestief, maar geheel bezijden de waarheid. Het betreft dus geen Vikingring en die is ook niet gevonden in Wijk bij Duurstede. Valt nog mee dat hij Wijk bij Duurstede schrijft in de kop van het artikel en niet 'Dorestad'.
Interessant wordt het hele verhaal, waarvoor vooral naar buitenlandse (met name Engelse) literatuur verwezen wordt, dat Van der Tuuk vermeldt dat "dezelfde ring ook figureert in het Nibelungenlied". En laat het Nibelungenlied nu afkomstig zijn uit Frans-Vlaanderen. Zie bij Diets. Daar komt het hele verhaal van Noormannen, Dorestad en Nibelungen bij elkaar en daar past het ook precies in samenhang.
- Van der Tuuk heeft ook enkele keren een artikel geschreven voor SEM (Studiekring Eerste Millenium). Zo sportief is hij wel dat hij dat aandurft. In de uitgave "Karolingers en Ottonen" (2014) leverde hij een bijdrage in Hoofdstuk 3 over de 'Machtstrijd en regionalisering in de vroege tiende eeuw'. Het zal niemand verbazen dat hij hierin ook de traditionele opvatting volgt en het geheel naar Nederland wil verplaatsen, terwijl het hele verhaal duidelijk over West-Francië gaat. En bij West-Francië heeft geen enkel deel van Nederland ooit behoord.
Bij het lezen van het hoofdstuk kreeg ik al snel het idee: dit ken ik! En ja, het is gewoon een hoofdstuk uit 'Koningen en krijgsheren' (p. 215-226) dat nauwelijks aangepast is overgenomen. Zonder bronverwijzing. Gemakkelijker kan het niet. Hij had er best bij kunnen vermelden dat het uit zijn boek afkomstig was. Dat was net zo verhelderend geweest, want dan had men geweten dat er niets nieuws in stond.
- Ook heeft Van der Tuuk eens een artikel geschreven over Torhout in de SEMafoor (jaargang 8 nr.3 augustus 2007).
Het is alleen jammer dat hij blijkbaar zijn eigen artikel niet bestudeerd heeft, want dan had hij vast de tegenstrijdigheden erin ontdekt.
Hij merkt hierin op dat het toch vreemd is dat St.Anskarius (zie daar) als bisschop van Hamburg-Bremen zoveel bezittingen had in Vlaanderen. We kunnen slechts gissen waarom de kerk van Hamburg-Bremen belangrijke bezittingen in het verre Vlaanderen had, schrijft Van der Tuuk, maar vreemd blijft het wel. Ook verbaast hij zich erover dat St.Anskarius jongens uit zijn missiegebied in het hoge noorden helemaal naar Torhout stuurt. Eerder is aan te nemen dat die jongens uit Brugge afkomstig waren. Hij merkt dan wel op dat de oorspronkelijke Vita Anskarii geschreven is door een monnik van Torhout (Rimbert) in opdracht van bisschop Ebo van Reims. Over de kroniekschrijver Adam van Bremen merkt hij terecht op dat die er een gewoonte van maakte de zaken ten gunste van de kerk van Hamburg-Bremen te verdraaien. Ook vindt hij het opmerkelijk dat de bezittingen van Torhout later niet in bezit van het bisdom Hamburg-Bremen zijn gekomen.
Had hij nu maar de opvattingen van Albert Delahaye gelezen, dan waren zijn vragen meteen beantwoord. Delahaye plaats St.Anskarius in het bisdom Hames-Boucres en Brêmes in Frans-Vlaanderen en niet in het noorden van Duitsland. Dan zijn bezittingen in Vlaanderen heel vanzelfsprekend en verklaarbaar. Plaats je St.Anskarius en het oude bisdom Hames-Boucres in Vlaanderen, dan zijn alle vragen van Van der Tuuk opgelost. Hoewel Van der Tuuk kroniekschrijver Adam van Bremen net als Delahaye onbetrouwbaar noemt, dus daarover zijn beiden het eens, trekt hij daaruit geen verdere conclusies. Had hij dat nu maar wel gedaan en had hij daarover eens gelezen wat Delahaye schrijft, dan waren zijn vragen meteen opgelost.
Het is wel duidelijk dat Van der Tuuk de Saksen in Noord-Duitsland plaatst en niet langs de kust van Het Kanaal. Dat ze pas na 792 door Karel de Grote gedeporteerd werden naar het hoge noorden, is bij hem blijkbaar niet bekend.
Het is ook hetzelfde probleem in de rest van zijn werk. Van 'deplacements historiques' heeft Van der Tuuk blijkbaar nog nooit gehoord. Het is een volgend bewijs dat hij de boeken van Delahaye nooit gelezen heeft. Die ontbreken dan ook steevast in zijn literatuuropgaven. Dan is het gemakkelijk scoren als je overslaat wat je niet welgevallig is.

- Bovenstaande afbeelding is afkomstig van de Vereniging Oud-Utrecht van een excursie in Wijk bij Duurstede op 6 juni 2015 waarop duidelijk de functie van de paalkoppen wordt getoond. Het waren de palen waarop de vissershuisjes stonden, precies zoals door Delahaye altijd al was aangegeven. Het in Wijk bij Duurstede gevonden dorp was een dorp van jagers en vissers, dat door de afgezonderde ligging een toevluchtsoord werd van dieven en rovers. In 1018 is het op last van de Duitse Keizer met de grond gelijk gemaakt en verdween het uit de geschiedenis.
Op last van de uitgever en Van der Tuuk (hopelijk heeft hij de hele pagina gelezen, wat hij niet wilde bevestigen) is mij het gebruik van de oorspronkelijke tekening verboden en is deze vervangen door een daarvan overgetrokken krijttekening, een leuk voorbeeld van 'natekenarij' in plaats van het alom bekende 'naschrijverij'. Juist met deze afbeelding werd het ongelijk aangetoond van de opvatting dat Wijk bij Duurstede het vermaarde Dorestad geweest zou kunnen zijn, vandaar dat het gebruik verboden werd.
De afbeelding is overigens gewoon te bekijken op www.dorestad onthuld, de haven, de website van Luit van der Tuuk.
Op die afbeelding is duidelijk te zien dat het in Wijk bij Duurstede over paalwoningen gaat, die er gevonden zijn. De bevolking had hun huizen op palen gebouwd vanwege de vele overstromingen. Het is tevens een bewijs dat deze bewoners vissers waren en geen handelaren, wat de grote hoeveelheid gevonden graten al bewijst. De plankiers waren uiteraard bedoeld om te kunnen vissen. Handel drijven in zo'n natte omgeving was niet aan de orde. Dan waren ze wel verhuisd naar een drogere bodem.
Zie bij Wijk bij Duurstede.
- Als het over Dorestad gaat hebben Luit van der Tuuk en Annemariek Willemse een opvatting die lijnrecht staat tegenover die van Albert Delahaye en volgelingen. Echter zij kunnen hun opvatting niet onderbouwen met kenmerken van Doretad zoals in de teksten beschreven zijn. Wat ze in elk geval duidelijk wel doen is het verwerpen van de verhalen die men rond het
archeologisch onderzoek heeft verzonnen. Van die verhalen spreken ze de gelijkstelling Dorestadum = Wijk bij Duurstede nog altijd tegen. Etymologisch geven ze daar echter geen afdoende verklaring voor. Dorestadum betekent iets heel anders dan Duurstede. Het eerste begrip stamt uit de 7e-9e eeuw, het tweede uit de 13e eeuw. Het eerste was een woonplaats of landstreek, het
tweede een kasteel. De componenten dore en stadum zijn duidelijk verschillend van duur en stede: dore=poort of haven, stadum=aanlegplaats of oever, duur=dierbaar of aangenaam, stede=stad of plaats. Etymologisch klopt er niet veel van de opvatting van Van der Tuuk.
- Hoe zeker is het nu dat Dorestadum bij Wijk bij Duurstede lag?
Een belangrijk deel van de teksten is in ieder geval niet in overeenstemming te brengen met de vondsten aan de Kromme Rijn. Dat is waarschijnlijk de reden dat de teksten in "Dorestad onthuld" uitsluitend in het Latijn zijn gegeven. Blijkbaar is dat nog steeds een goed middel om het volk te verbluffen. Menig argeloze burger zal denken dat al deze teksten de gelijkstelling Dorestadum - Wijk bij Duurstede ondersteunen. Zelfs de teksten waarvan al duidelijk aangegeven staat dat ze onecht zijn (13e en 49e) en die waarin Dorestadum in het geheel niet voorkomt (1e , 2e en 5e). Ook teksten die geen bijdrage aan de identificatie van Dorestadum kunnen leveren, zoals die met de serie Dorestato, Quentovico, Clusas. Ze zijn alleen maar opgenomen om aan de lijst met bronnen extra gewicht te verlenen. Omdat er ook uit de oudheidkundige hoek zelf twijfel aan de gelijkstelling Dorestadum - Wijk bij Duurstede is geweest heeft men bij het dorp aan de Kromme Rijn nog een zuidelijk stadsdeel aan de Lek gefantaseerd. Maar daardoor is de twijfel natuurlijk niet minder geworden. Aldus Ruud van Veen in SEMafoor 2016-1. Zie verder bij Dorestad.
- Een 'schitterend ijzersterk' opgezet werkje van conventionele geschiedschrijving is Ferrum paganorum incanduit- Het ijzer van de heidenen schitterde, van Luit van der Tuuk. Doch wat daarin over Denemarken en Harald enz. verteld wordt is soms onwaarachtig verschreven en geografisch niet te plaatsen. Het hele werkje zit vol veronderstellingen en geografische tegenstrijdigheden. Voorbeeld op p. 40. De annalist van Fulda vermeldt dat Harald is vermoord door 'principibus Borealium partium et custodibus Danici limitis', geografisch verkeerd vertaald als vorsten uit de 'noordelijke'streken en bewakers van de 'Deense' grenzen. Harald werd in het Frankenland gedoopt, en de streek van vader Boreas ligt bij die van zijn zoon Calais, op het einde van de Dani en Frisones, die toen afzonderlijk of samen vochten tegen de Franken, en de westerse kuststreken van de Oceaan beheersten. Dit was dus niet in Friesland of in Denemarken!
Nog sterker wordt de uitleg als Luit van der Tuuk een plaats Jever over de Weser wil gelijkstellen met Givers uit het Gudrunslied en bard Horand in Denemarken plaatst, Horand der Däne gen Givers an den Strand. Tot driemaal toe is de verklaring: het zou kunnen zijn dat...misschien is het. ..wellicht...
Welnu, volgens de bewerking van het Gudrun-epos (Joël Vandemaele, 1997) is de tekst: Horand van de Dani gaat naar Givers (=Guïnes) aan het strand. Dat klopt in realiteit zonder 'zouden' en 'kunnen' en 'misschien', en is de streek die ook door gerenommeerde letterkundigen zoals Van Mierlo en Jungandreas (Geschiedenis van de Oud- en Middeleeuwse Letterkunde, 1928) werd aangewezen voor dit epos, omdat er zoveel verbindingen liggen met de geografische realiteit in Frans-Vlaanderen. Daar bestond een Fries-Saksische cultuur met een eigen letterkunde. Het is in unieke westerse handschriften aangewezen, zoals Gudrun en Beowulf, en gedurende 10 jaar kan niemand tegen die geografische beelden iets inbrengen dat rationeel steek houdt.
- In een artikel in SEMafoor 8.3 (2007) over Torhout merkt Luit van der Tuuk enkele eigenaardigheden op die hem echter niet aan het denken hebben gezet. De oplossing is te vinden in de boeken van Albert Delahaye, maar ja, als je die niet leest! Torhout was een klooster dat in bezit was van Karel de Kale, koning van West-Francië. In dat klooster werd door Rimbert het Vita Anskarii geschreven dat hij 'Turholtensis Monasterii noemt. Enkele voor Van der Tuuk opvallende zaken zijn:
- We vragen ons af hoe Anskar aan goederen is gekomen op zo'n grote afstand van zijn Saksische standplaats.
- Het klooster Torhout en alle toebehoren liggen in het rijk van de Westfrankische koning Karel de Kale.
- Het lijkt toch wat vreemd dat Anskar jongens uit zijn missiegebied in het hoge noorden helemaal naar Torhout zou sturen. Eerder is aan te nemen dat die jongens uit Brugge afkomstig waren.
- Bij dit alles blijft het echter onverklaarbaar hoe Karel de Kale kon beschikken over het klooster in Torhout. We kunnen slechts gissen waarom de kerk van Hamburg-Bremen belangrijke bezittingen in het verre Vlaanderen had, maar vreemd blijft het wel.
- 'Ook bij het door Adam van Bremen genoemde privilege van de paus kunnen wij onze vraagtekens zetten. Adam maakte er een gewoonte van om in zijn kroniek zaken ten gunste van de kerk van Hamburg-Bremen te verdraaien.
En hier begin Van der Tuuk de ware toedracht te zien. Als hij nu eens doordenkt op zijn vragen, zou hij de oplossing al bijna gevonden hebben.
En zoals hij verder ook al terecht opmerkt:
- Het klooster Torhout en de bijbehorende bezittingen zijn, zoals te verwachten, niet meer in handen van de bisschop van Hamburg-Bremen gekomen.
- Latere auteurs, zoals Adam van Bremen, hebben dan ook geen aandacht meer besteed aan Torhout. Het is niet bekend wat Karel de Kale nadien met het klooster heeft gedaan. Van het klooster Torhout wordt vervolgens niets meer vernomen'.
De waarheid is dat Torhout nooit bezit geweest is van Bremen/Hamburg, maar van Brêmes en Hammes-Boucres, in Frans-Vlaanderen. En daar was het bezit van Karel de Kale die het (gedwongen) afstond aan de Noormannen die daar aan het plunderen waren. En uit diezelfde streek kwamen de leerlingen van Anskarius die ook precies in die streek missioneerde en niet in Noord-Duitsland. Zie verder bij St.Ansgarius.
|