De Saksen
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

De Saxones.

De traditionele indeling in Nederland van Friezen, Franken en Saksen is een verouderde opvatting.


Archeologisch zijn de Franken en Saksen in Nederland niet te duiden, of zoals Annemarieke Willemse dat beschreef: "de traditionele etnische indeling in Friezen, Franken en Saksen in Nederland is archeologisch niet te bewijzen (o.a. p.12 en 138)".

De Saksen woonden aan de "Litus Saxonicum" de kust aan het Kanaal, zowel aan de Franse, als aan de Engelse kant, waar namen als Angelsaksisch, Wessex, Sussex, Essex taalrelicten zijn, die respectievelijk wijzen op Engels-Saksisch, West- Zuid- en Oost-Saksenland.




De Saksen woonden aan de Frans-Vlaamse kust in de tijd van Drusus, die in de jaren 12 en 11 vóór Chr. een veldtocht tegen de Saksen ondernam.

Door enkele historici wordt de 'Litus Saxonicum' ook wel geïnterpreteerd als verdedigingskust tegen de Saksen. Dat dit onjuist is blijkt als Karel de Grote optrekt om de Saksen te bestrijden. Volgens de traditionele opvatting gaat hij dan naar Duitsland. Waarom dan een verdediging tegen de Saksen oprichten aan de Frans-Vlaamse kust?
Neen, Karel de Grote trekt tegen de Saksen op en gaat naar de kust omdat ze daar woonden. De vele plaatsnamen op -thun of -tun geven die woonplaatsen aan.
Na de moord op 4500 gevangen genomen Saksen worden veel overige Saksen gedeporteerd buiten het Frankische Rijk en komen zo in Duitsland terecht.

Hun plaatsing in Oost-Nederland is het gevolg van ondeskundigheid van enkele 'geleerden' uit de 17e eeuw.

Karel de Grote heeft na jarenlange strijd tegen de Saksen deze bevolkingsgroep rond het jaar 800 vanuit Noord-Frankrijk gedeporteerd naar Westfalen en Noord-Duitsland.
Vanaf die tijd woonden de Saksen in Noord-Duitsland, waar nieuw land vrij kwam na de Duinkerke II transgressie.

In het Saksenland was Ansgarius ( zie daar) bisschop en verbleef in Brema en Hammabourg, wat in Duitsland Bremen en Hamburg werden. Een duidelijkere doublure bestaat er nauwelijks. In Frans-Vlaanderen waren het de plaatsen Brêmes en Hames-Boucres. Het zijn weer enkele klassieke voorbeelden van de 'deplacements historiques' ( zie daar). Het Duitse Saksen (tussen Dresden-Leipzig en Chemnitz) heeft behalve de verkeerde naam ook de verkeerde locatie gekregen.

De zogenaamde Frankische en Saksische boerderijtypen in Nederland zijn pas ontstaan na het jaar 1600. Daar kan men dus geen geschiedenis van het eerste millennium aan koppelen. (Bron: Geert Hüssteg, Zo herinner ik mij Brabant.)
In 'Zur Frühgeschichte der Stadt Schüttorf' vermeldt Heinrich Funke dat het opvallend is dat meerdere plaatsnamen in de omgeving van Schüttorf exact overeenkomen met plaatsnamen in de omgeving van Boulogne-sur-Mer, zeker wat uitspraak betreft (!). Het is eerder geconstateerd, zoals door Goslar Carstens. Ook Albert Delahaye vond in Frans-Vlaanderen alle plaatsen uit de klassieke bronnen, die men in Nederland of in Duitsland niet kon vinden in het gebied dat men traditioneel voor Saksen houdt. Op het kaartje hiernaast ziet men enkele voorbeelden (klik op het kaartje voor een vergroting). Zie het lijstje hieronder: links de Namen in Frans-Vlaanderen, rechts de plaatsen in Duitsland.

Let op de pijl op het kaartje uit dit artikel, die in de juiste richting wijst. De oudste namen vind je immers in Frans-Vlaanderen. In Duitsland is sprake van de klassieke verplaatsingen.


Met de locatie van de Saksen doet zich eenzelfde probleem voor als met de Friezen. Het Saksenland uit het eerste millennium lag aan de kust van Het Kanaal in Frans-Vlaanderen. Pas na de deportaties van grote groepen Saksen door Karel de Grote vanaf het jaar 782, kwamen ze in Noord-Duitsland terecht. Dat onderscheid wordt door historici (wegens gebrek aan kennis?) nooit gemaakt.

Het wordt in de historische literatuur wel eens vaker gezegd: 'Als je een bepaalde streek of plaats zoekt en niet kunt vinden of erover twijfelt, bekijk dan waar en met wie de 'machthebbers' trouwden en waar ze begraven werden'. Robert le Frison trouwt in 1063 met Gertrude, dochter van Bernard II, hertog van Saxe, weduwe van Florent I, graaf van Frise. Robert werd begraven in Cassel (Frans-Vlaanderen). Dat was dus midden in zijn rijk en niet in Nederlands Friesland en Saxe is hier het Saxonia in Frans-Vlaanderen en niet Saksen in Duitsland.

De Saksen woonden aan beide zijden aan de kust van Het Kanaal die in de Romeinse tijd 'Litus Saxonicum' heette. Orosius schrijft ook dat ze een nauwe band hadden met de Franken: "Oceani littora tunc Franci et Saxones infestabant". (Orosius l-VII).

"Inter Saxones, quippe et Alemannos gens eius non tam lata quam valida; apud hystoricos Germania, nunc Francia dicitur". (Bron: Gervasii Tilberiensis, Otia Imperiala, decisio 2 [10], in MGH, SS 27, p.373.
Vertaald is dat: Onder de Saksen, inderdaad, en de Alemannen, is hun natie niet zo groot als het machtig is; onder de historici wordt het Duitsland genoemd, nu Frankrijk. Let vooral op de vertaling van Germania in Duitsland volgens de traditionele opvatting. Maar Germania is geen Duitsland, maar Francia, wat ook niet overeenkomt met Frankrijk. Lees meer over Germania, maar dan dat van Tacitus. Het is opmerkelijk,maar ook betekenisvol dat Duitsland in Engeland Germany heet, maar in Frankrijk Allemagne.


Alle plaatsen die genoemd worden in verband met de Saksen zijn terug te vinden in Frans-Vlaanderen. Waar liggen die in Noord-Duitsland of in oostelijk Nederland?
Klik op de kaart voor een vergroting. Links de westelijke plaatsen, rechts de oostelijke plaatsen.


Er zijn tientallen teksten waaruit blijkt dat de Saksen in Frans-Vlaanderen rondom Bouloge-sur-Mer woonden, naast de Friezen (zie het kaartje hieronder). Zie voor deze teksten de boeken van Albert Delahaye. Plaats men de gebeurtenissen in deze teksten op Duitsland, dan blijkt daar de complete onzinnigheid uit. Deze gebeurtenissen passen daar niet. Zie ook de Annales Regni Francorum.
Uit teksten uit de jaren 287, 351 tot 470 en 530 blijkt dat de Saxones aan de Westelijke Zee, bij Cassel en Deusone woonden. Al die jaren bleven ze in dezelfde streek en streden tegen de Romeinen en de Franken tot en met de tijd van Karel de Grote. Plaatsing van de Saksen in Duitsland in die eeuwen is dezelfde onmogelijkheid als zou Duitsland het Germania van Tacitus zijn. Lees meer over Germania.


De plaatsen uit de berichten die in Duitsland altijd de grootste problemen hebben opgeleverd voor de lokalisatie van de gebeurtenissen, presenteren zich in het noorden van Frankrijk als vanzelf. Zie de kaart hiernaast van het oorspronkelijke Saksen- en Friezenland in NW-Frankrijk. (Klik op de kaart voor een vergroting).

Enkele voorbeelden (die met veel andere aan te vullen) zijn:
In de 4de eeuw woonden groepen Saksen in West-Vlaanderen, bij de Aa, langs de Schelde en in het Boonse (Boulogne), in de Bessin (Bayeux) en bij de monding van de Loire. Dit stond op het epitaaf van Rollo. (Bron: Vitalis, Histoire de Normandie, volume 26 Paris 1825).

In 911 kreeg Rollo van koning Karel de Eenvoudige met het Verdrag van Saint-Clair-sur-Epte het gebied rond de Seine-monding in leen. Rouen was er de hoofdstad van. In dat hertogdom woonde in die tijd een bevolking die grotendeels was samengesteld uit Gallo-Romeinen, Saksen en Franken.

Het verhaal van Beowulf, een Saksisch Epos, is in Engeland met de Saksen meegekomen, die vanuit Vlaanderen naar Engeland overstaken en werd daar gezien als een 'Engelse' sage.
Het is vegelijkbaar met andere literaire teksten die in Engelse bibliotheken teruggevonden werden, maar daarom niet Engels waren. Ze kwamen van het vasteland.
Hetzelfde heeft zich voorgedaan met de verhalen rondom Koning Arthur en de ridders van de Ronde Tafel. Die horen niet thuis in Groot-Brittannië, maar in (klein-)Brittannia dat Bretagne was.

Voor het Karel-de-Grote tijdperk woonden de Saksen in Westelijk Europa. Zij waren in hoofdzaak zeegeoriënteerd. Normandië heeft een flink aantal Saksische toponiemen. Guinet (Contribution à l'étude des établissements saxon en Normandie. Caen 1967) onderscheidt een drietal periodes waar Saksische toponiemen een aanwezigheid van Saksen kunnen aantonen:
De eerste periode gaat over de 'Saxones Bajocassini', Saksen in de 'Bessin' en de 'Cotentin' tijdens de 4de en 5de eeuw. Het 'Notitia Dignitatum' vermeldt 'in littore Saxonico' als kustlijn voor Noord-Frankrijk en Vlaanderen. In de Romeinse periode bewijst de naam 'Litus Saxonicum' voor de kanaal zone, de aanwezigheid van Saksen in West-Europa. De bronnen vermelden vaak de Canche en en Authie als de grens van de Saksen. De Litus Saxonicum van Calais tot Boonen (Boulogne) kent zeker 48 -thun namen zoals Offrethun, Verlincthun, Fréthun, Alincthun, Béthune. Ptolemeus is de eerste schrijver die de Saksen noemt in de streek van Normandië (Ptolemeus, Geographia).

  • In de derde eeuw wil Carausius een akkoord met de Franken en Saksen om Belgica en Armorica te beschermen [Eutropius, Histora Romana). Armorica is de kust tussen Normandië en Boulogne en bewijst dat de Saksen dáár woonden en niet in Noord-Duitsland.
  • In Vron (Somme) werd een Saksische begraafplaats gevonden uit de vierde eeuw. De artefacten stemden overeen met die van de Germaanse stammen uit het wat verdere noorden.
  • In 370 verslaat Valentinianus de Saksen aan de kusten van de Atlantische Oceaan. (Orosius, Historiae)
  • De 'Notitia Dignitarum' (einde 4de eeuw) somt een lijst op van een negental Romeinse verdedigingsforten, gelegen aan de Britse kant van de Saksische kust. In West-Vlaanderen had men in die tijd het fort van Oudenburg.
  • In de 5de eeuw staken de Saksen over naar Brittannië en stichtten ze er Sussex, Wessex en Essex, een Zuid- West- en Oostrijk. Op een bepaald moment duidden de Ieren heel Engeland aan als Sacsana.
  • De overeenkomsten tussen de 'burgs' in Vlaanderen en de 'boroughs' in het Angelsaksische Engeland is frappant.
  • In Laag-Normandië heeft men negen Saksische begraafplaatsen uit de 5de eeuw gevonden (Réville, Vierville-sur-mer, Ifs, Bénouville, Frénouville, Giverville, Hérouvillette, Sannerville, Lisieux).

    In een derde periode is sprake van een emi- en immigratie van Saksen die bestond uit kleine groepen.
  • In Normandië vinden we ze tijdens de 6de, 7de en 8ste eeuw vooral in de Seine Maritime, de Calvados en langs de Seine en de Eure. Zij woonden ook in de streek rond Boonen (Boulogne).
  • In de tijd van Karel de Grote schrijft Einhard dat hij zonder een rivier over te steken van Fresonia naar Saxonia kon reizen.
  • In Engeland spreekt men vanaf de 7de eeuw over 'Bretwaldas' (Britwalden, verkozen door de Britten, of breedwalden, ruim verkozenen) als koningen bij de Angelsaksen.
  • De Saksen, soms met de hulp van Franken, trokken rond, plunderden en bezetten de Normandische streek. Gregorius van Tours benoemde hen later ook als 'Otlinga Saxones', de oude-taal-sprekende Saksen van Ouistreham of Westerham.
  • Gregorius van Tours gaf verschillende berichten over Saksen in Noord-Frankrijk. Die Saksische aanwezigheid kan tot in de zevende eeuw aangetoond worden, waarna zij langzaam opging in de andere bevolking.
  • Guinet (Otlinga Saxonia. Etude philologique, in Annales de Normandie 1978) geeft de volgende opmerkingen over 'Otlinga Saxonia': 'Zij kunnen geen gedeporteerden zijn van Karel de Grote, want hun aanwezigheid dateert al van de 4de 5de eeuw.' Hij beschrijft een hoofdman die zich in de streek vestigde, waarschijnlijk vanuit de zee, maar niet uit Engeland, en die zijn naam gaf aan een plaats. Guinet ziet ze als onafhankelijk van de 'Saxones Bajocassini' die al bestonden. 'Otlinga Harduini' ziet hij als de naam van een hoofdman Hardwin, deel uitmakende van die Otlinga Saxonia (oude-taal-sprekende Saksen).

    Karel de Grote heeft ruim 30 jaar oorlogen gevoerd tegen de Saksen, die hij maar niet kon verslaan. Die veldtochten gereconstrueerd tussen zijn rijk in (midden) Frankrijk en Noord-Duitsland, soms meerdere in één jaar, zijn fysiek onmogelijk geweest alleen al vanwege de afstand. Daarom laten sommige historici Karel uit Nijmegen vertrekken. Nu blijkt dat hij daar nooit een palts heeft gehad is deze optie een mythe. Lees meer over die veldtochten in de Annales Regni Francorum.
    Op een van die veldtochten (in 805) vernietigde hij het land van de Saksen aan beide zijden van de Albis en ging met schepen naar Magedoburg. De traditie maakt van Albis de Elbe en van Magedoburg Maagdenburg waaruit de fabelogie van dit verhaal al blijkt. Magedoburg ligt in het noordelijk deel van de Albis, vermeldt een tekst uit 806. Dat is op Maagdenburg in het geheel niet toepasbaar. Bij Delahaye is de Albis de Aa in Frans-Vlaanderen, Magedoburg is Macquinghem bij Boulogne, midden in het gebied waar de nog steeds niet geheel verslagen Saksen woonden.


    Tot aan de etnische deportatie van de Saksen door Karel de Grote, woonden de Saksen aan de kust van Het Kanaal rond Boulogne-sur-Mer. Pas na het jaar 800 verbleven ze gedwongen in Noord-Duitsland. Alle teksten tot dat jaar hebben betrekking op hun verblijf aan de Frans-Vlaamse kust waar ze samen met en tegen de Friezen en Vilten regelmatig oorlog voerden, ook tegen de Franken en daarvoor tegen de Merovingers.

    De veldtochten van Karel de Grote tegen de Saksen (772 tot 804) zijn wel degelijk gebeurd, maar niet volgens de klassieke beschrijvingen. Het leger van Karel kon onmogelijk zulke grote afstanden maken. Heel de troep kon praktisch haalbaar net 10 km per dag afleggen. In één jaar komt men zo nooit aan 1000 km, een heel stuk minder dan de niet haalbare duizenden km per jaar, die bechreven worden. Voor meer dan 1000 km. had men zeker twee jaar nodig met een overwintering er tussen. Karel de Grote kwam na een veldslag tegen de Saksen nog voor de winter thuis. De Saksen verbleven dus niet zo ver weg van het centrum van het karolingische Rijk, dat zich beslist niet uitstrekte tot in Nederland.

    Einhard schrijft over de problemen van Karel de Grote met de heidense Saksen. Daarbij noemt hij de 'Albis', die de Duitsers (en de Fransen met hen) steevast als de Duitse Elbe (Elve, Labe) aanduiden. Maar is dat wel zo? Er zijn meerdere argumenten om aan deze traditionele opvattingen te twijfelen. Lees meer bij de Elbe. Pas na de deportatie van de saksen komen we in Duitsland de naam Elbe tegen. Brachten de Saksen deze naam met zich mee?

    Ook de Merovingische vorsten streden al tegen de Saksen. Het is een complete farce te veronderstellen dat zij vanuit midden Frankrijk naar Noord-Duitsland getrokken zouden zijn, om er te strijden tegen een volk dat het hen lastig maakte. Wat voor last zouden ze gehad kunnen hebben van een volk zo ver van hen verwijderd? Hieruit blijkt al het ongelooflijke en onmogelijke van de traditionele opvattingen.

    In 717 vond de definitieve slag plaats te Inchy-en-Artois tussen de Merovingers van Karel Martel tegen de Friezen van Radboud, waar ook de Saksen bij betrokken waren. Het is ondenkbaar dat de Friezen vanuit Noord-Nederland en de Saksen vanuit Noord-Duitsland 'even' naar Frankrijk getrokken zijn om er tegen de Merovingers te strijden. Volkomen onaanvaardbaar is dat de oorlog waarvan Utrecht (Viltaberg en Trajectum?) en Wijk-bij-Duurstede (Dorestad?) de inzet waren, in Frankrijk zijn beslissing kreeg.

    Maar ook voor de latere Fransen was de strijd nog niet gestreden. Er bleven Saksen en Vlamingen door elkaar wonen. Philips de Schone heeft het nog over: 'Charles en mêlant les Saxons et les Flamants, d'un diabie en a fait deux.'

    Dat Saksenland en Vlaanderen elkaar overlapten, kan aangetoond worden met:
  • De Saksische taal herkent men nog in het conservatieve WestVlaams. Enkele voorbeelden:
    1. De korte u, zoals in zunne, sun in het Engels, en nunne, nun in het Engels
    2. De eu i.p.v. 00, zoals deure (door) en zeune (zoon)
    3. Meervouden op -s van éénlettergrepige woorden, zoals honds kats hemds roks
    4. Het niet uitspreken van de h
    5. Dier in plaats van duur, stieren in plaats van sturen, bedieden in plaats van beduiden, vier in plaats van vuur
    6. Het Oudsaksisch heeft in de vierde naamval van het persoonlijk voornaamwoord 'hi' de gedaante 'ina', in het Frankisch 'himo, imo'. In West-Vlaanderen gebruikt men 'en:' hoort en zingen (hoor hem zingen) (dbnl83 en Devos 51) ...
    Waar de talen van de Franken en de Saksen elkaar raken, vormde zich de grens tussen het Brabants en het Vlaams. Devos (Lezing: De regenboog van de Vlaamse dialecten, Universiteit Gent 2009) schrijft: 'Het Brabants en het Limburgs zijn Frankische talen, het Vlaams is Saksisch.'

    Grey (Grey Thomason Sarah, Language Contact, Creolization, and Genetic Linquistics, University of California Press, 1991) vermeldt dat het gestandaardiseerde Oudengels rond het jaar 1000 gebaseerd was op het West-Saksisch en dat het in heel Engeland in gebruik was. Dat daarbij de 'Noorse' taal in Engeland niet standhield, kwam omdat de taal eigenlijk een broertje was van dat Saksisch en dat die taal nog niet te maken had met het latere Noors uit het noorden.

    En Robinson (Robinson Orrin W, Old English and lts Closest Relatives:A Survey of the Earliest Germanic Languages, Stanford University Press, 1992) merkt op dat Oudfrankisch in verschillende groepen gedeeld wordt maar dat dit niet overeenstemt met de werkelijkheid: Men gebruikt de klankverschuivingen om 'talen' uiteen te halen die nog niet uit elkaar gegroeid waren. Recent grafveldonderzoek toont dat Merovingische grafvelden een belangrijke bron aan informatie bieden door de aanwezigheid van typisch Germaanse of zelfs Saksische gebruiken zoals noordzuidoriëntering van graven, de toepassing van het crematieritueel, de aanwezigheid van paardengraven en de vondst van handgevormd aardewerk (Annaert, Merovingisch grafveld uit de 6de-7de eeuw te Broechem, Heemkunde Gouw Antwerpen 2005).

    Toponiemen: Sassenrode Sassenbroek Sassenheim, en in Frankrijk: Sassegnies (Saxiniaco 870).
    Familienamen: Sasson, de Sas, Sace, Sache, Sachs( e), Saks, Sax( e), Sacks, Sackx, Saes, Saez, Tsas, 't Sas, Sassen, Sassen us, Sassenbrouck.

    Vulmaer (2de helft 6de eeuw) uit Normandië ging ook prediken in Vlaanderen. Zijn volgelingen Mornmelin, Bertin en Ebertramne kochten Saksen vrij van de piraten en leidden hen in Sithiu (Sint-Omaars) op tot missionarissen. Er was geen taalprobleem. Dat taalprobleem was er ook niet bij Willibrord en Bonifatius die na hun oversteek vanuit Brittannia in hun missiegebied aankwamen en zich meteen verstaanbaar konden maken. Het was ook geen Pinksterwonder, maar zij spraken nagenoed dezelfde taal.

    Een andere Wulfmaer (Wulmer) uit Boonen (Boulogne 8ste eeuw) trok naar het noorden en installeerde zich als heremiet in de stam van een grote eik. Sedert die tijd heet de plaats 'Eecke'. Hij daagde er een heidense Saks uit en daarbij werd de boom vernield en vervangen door een kapel. Later vertrok hij weer zuidwaarts en stichtte het klooster van Samer waar onder andere de koning van Wessex, Cheadwala gedoopt werd. Zijn lichaam werd later overgebracht naar Boonen (Boulogne) en vervolgens naar de Gentse Sint-Baafsabdij. Iedere wat oudere Vlaming heeft in zijn schooljeugd nog het 'Reuzelied' meegezongen.
  • 'En als de groote klokke luyd, de reuze komt uyt. Keere weer om, de reuze de reuze Keere weer om, reuze kom.'

    Vanneufville (Vanneufville Eric, Histoire de Flandre, Ie point de vue flamand, Embanner 2009) plaatst dat lied in een historische context als een traditioneel Vlaams-Saksisch lied. Het lied was tot voor kort gekend van Limburg tot aan het Boonse. In Cassel en Duinkerke werd het nog recent gezongen met carnaval. Het verhaalt de strijd van de Saksen tegenover hun buren de 'Denen' en de 'Noren' ... In de Edda vinden we diverse passages waar Reuzen en Asen slaags geraken omdat de Reuzen land wilden veroveren van de Saksen. Uiteindelijk werden de Asen verdreven naar meer woeste gebieden en onherbergzame streken. Zo kregen ze een aversie voor alles wat met Reuzen te maken had. Voor de nakomelingen van de Asen, de Vlaamse Saksen waren die reuzen de echte vijanden en konden zij daar geen nakomeling van zijn. Ook het stichtingsverhaal van Rijsel/Vlaanderen vertelt van de overwinning van een Liederik op een reus Phinaert, de overwinning van een Saks op een vijand.

    In de 19de eeuw was Kervijn de Lettenhove helemaal overtuigd dat Vlamingen en Saksen hetzelfde volk waren: Een fragment uit zijn boek 'Geschiedenis van Vlaanderen onder zijne graven en onder het huis van Burgondië':
    Weldra vestigden zich de Saksers aen den zeekant, welken men in de laetste tyden des Romeinsehen ryks, ter hunner oorzake, de Jittus saxonicum noemde; maer in hunne tael hieten zy zich de Vlamingen, dat wil zeggen ballingen, en zy gaven den grond, dien zy tot verblyf gekozen hadden, den naem van Vlaenderland . Saksisch: Flian, jlean, - vlugten, vlieden, wyken; Fleander-Iand, land der vlug telingen : jlema, jlyma, jlyming; yslandsch, jlaeming, vlug teling, banneling, uitwykeling.

    De conclusie is dan ook dat het Saksisch, Angelsaksisch, Franco-Saksisch, Deens-Saksisch en het Diets, dialecten zijn van een zelfde taal.

    De visie van Albert Delahaye.
    Wat de historici in de loop der eeuwen wel juist hebben gezien was dat de Saksen, Friezen en Franken in elkaars buurt woonden en met elkaar verbonden zijn geweest. Plaatst men een van deze volkeren in de juist streek, dan volgen de andere twee als vanzelfsprekend. Maar wat was de juiste streek? De antwoorden vinden we bij de klassieke schrijvers.
    Reeds in de 2e eeuw worden de Saxones door Ptolemeus (maar ook door Strabo en Plinius) genoemd. Ze woonden aan de kust van het Kanaal bij Boulogne, waar in de 4e eeuw hun land verschijnt als de Litus Saxonicum. Het Duitse Saksenland (Westfalen, Nedersaksen en Sleeswijk-Holstein) is een creatie uit de 10/11e eeuw, tot stand gekomen door een massale immigratie van Saksen uit het noorden van Frankrijk, die begon met de etnische deportaties van Karel de Grote. Niet alleen namen zij hun eigen naam mee, maar ook tal van rivier- en plaatsnamen die ze naar de nieuwe streek overplantten. De Geograaf van Ravenna noemt dat ook als een zeer juist historisch gegeven.
    Karel de Grote heeft gedurende zijn gehele regeringsperiode de handen vol gehad aan de Saxones, aan de Vilti uit de omgeving van Tournehem en aan de Sclavi in naburige streken. Hun onderwerping begon pas te gelukken na het bloedbad van Werethina (Fréthun) in 792 en de daarop gevolgde massale deportaties van Saksen naar Duitsland. Die deportaties hebben tot de grote verwarring geleid, doordat de historici meenden dat ook de eerdere geschiedenis van de Saksen in Duitsland thuishoorde.


    Een mozïekje in Duitsland van Luc Vanbrabant in SEMafoor 3 van augustus 2014 is een overtuigende bevestiging van de visie van Albert Delahaye. De Saksen leefden in de 'pages Flandrensis' (Vlaanderen) aan de oever van de Leie en langs de kust van Het Kanaal, wat aangetoond wordt met tekstuele en archeologische bewijzen. De 'Duitse' Saksen is een gevolg van migratie en deportatie met name door Karel de Grote. Met de Saksen werden ook plaatsnamen getransporteerd, maar ook de herstichting van het klooster van Corvey (Corbeia nova) en het verblijf van Ansgarius, apostel van het Noorden, maar afkomstig uit Corbie in Picardië.
    Commentaar: De noten bij dit artikel wijzen allemaal in dezelfde richting. De oudste teksten over de Saksen stammen uit Vlaanderen. Voor de tiende eeuw werd in Duitse teksten niet over Saksen geschreven. Ook het klooster van Werden was een herstichting van het klooster van Werethina aan de Frans-Vlaamse kust. Met deze verplaatsing kwam ook St.Ludger (zie daar) in het oosten van Nederland en het westen van Duitsland terecht.

  • De geschiedenis van de Saksen.
    Met de Saksen heeft zich een diepgaande historische verkeerde locatie voorgedaan.
    De oorzaak van veel misvattingen zijn terug te voeren tot deze foutieve locatie van een heel volk. De verkeerde plaatsing gaf aan Nederland een onjuiste voorgeschiedenis van Friezen en naburige Saksen, en leidde konkreet tot de legenden rond Deventer, en bepaalde eveneens sterk de interpretatie van Nijmegen als het Karolingische Noviomagus.


    Het is een eeuwenoud foutief beeld, dat Nijmegen door Karel de Grote gesticht zou zijn als "burcht" om de Saksen te bedwingen. Het uitgangspunt is al fout -al werd dit niet opgemerkt- daar aan geen enkele Karolingische residentie, zelfs Aken niet, enige betekenis kan worden gehecht vanuit een strategische positie. Bij de stichting van de residenties heeft dit motief nooit gespeeld. Het denkbeeld van een burcht kan pas later gelden bij die van Frederik Barbarossa uit 1155, die qua bouw, inrichting en plaats volledig in het patroon van de 12e eeuw past, wat zijn Karolingisch karakter nog sterker tegenspreekt.

    De verplaatsing van de Saksen en alles wat daaruit voor de historische opvattingen is gevolgd, is niet in een paar woorden uit de doeken te doen; overigens is dit reeds uitvoerig in de boeken van Albert Delahaye behandeld.

  • Volgens de traditionele opvatting zou kort na 400 het oosten van Nederland door een massale invasie van Saksen overspoeld zijn. De archeologische gegevens dekken deze mening niet; veeleer wekken zij de indruk dat de vrij armelijke bewoners ter plaatse zijn gebleven.(Bron: dr.H.P.H.Jansen)
    Ook hier geeft de archeologie Albert Delahaye weer gelijk. De Saksen woonden in Frans-Vlaanderen aan de kust van het Kanaal (Litus Saxonicum-omgeving Boulogne). Pas eind 8e en begin 9e eeuw zijn de Saksen door Karel de Grote in een etnische zuivering naar Noord-Duitsland gedeporteerd.

  • Als de traditionele indeling in Nederland van Friezen, Franken en Saksen niet gebaseerd is op de archeologie, is de vraag waarop dan wel? In het onlangs verschenen boek van Annemarieke Willemsen (wetenschappelijk medewerkster van het Rijksmuseum van Oudheden) over de "Gouden Middeleeuwen" komt zij tot enkele opvallende bevindingen, die het gelijk van Albert Delahaye onweerlegbaar aantonen. Haar opvattingen over Nederland in de Merovingische tijd zijn opzienbarend en bevestigen de onjuistheid van de traditionele opvattingen. Zie verder bij het gelijk van Delahaye.

  • Het voorkomen van Saksische dialecten, Saksisch aardewerk en Saksische rechtsgewoonten in deze streken zegt natuurlijk niets, omdat deze namen arbitrair door latere geleerden aan deze verschijnselen uit Oost-Nederland zijn gehecht.(Bron: dr.H.P.H.Jansen)
    Deze bevinding van Jansen staat model voor heel veel andere zogenaamde historische "feiten". Aantoonbaar is dat de geschiedenis van Nederland in het eerste Millennium meerdere van deze verschijnselen kent, waarbij in later tijd arbitrair namen op bepaalde voorkomende verschijnselen zijn geplakt. Bekendste voorbeelden zijn de de zogenaamde Frankische begraafplaatsen en de opgravingen te Wijk bij Duurstede. Bij beide werden de archeologische vondsten (helaas foutief) naar de uit de teksten bekende feiten toegeschreven.

    De Romeinen en de Saksen.
    Men moet ver in de tijd teruggaan om de kiem of het begin ervan te vinden. Die ligt namelijk in de Romeinse periode. De veldtocht van Drusus van 12 en 11 vóór Chr. tegen de Friezen en de Saksen heeft zich natuurlijk niet voorgedaan in het noorden van Nederland en het hoge noorden van Duitsland. Deze grootste historische zotheid aller tijden staat nog steeds in een recent "Boek van de Maand" afgebeeld met een prachtige route van Drusus, die je doet huiveren van zoveel historisch onbenul, als je bedenkt dat in het bewuste gebied van Duitsland nooit één Romein geweest is.

    Twaalf jaar vóór Chr., een dikke halve eeuw vóór het Romeinse leger uit, zou Drusus (waarvandaan gekomen? Nederland was nog niet veroverd.) met 20.000 gevangen Germanen en materialen door heel Duitsland zijn opgetrokken om in het uiterste noorden van Duitsland aan de Elbe, Eems en Wezer een linie van forten aan te leggen "voor de verdediging van Gallië tegen de Germanen", zoals de schrijvers nadrukkelijk zeggen.
    Waarom daar? In de rug van de Germanen? Misschien om hen het weglopen te beletten?
    Terstond na dit bericht delen zij mee, dat Drusus zijn werken begon met het bouwen van bruggen tussen Boulogne en Le Portel (het tegenover Boulogne liggende schiereiland), waar hij een grote werkhaven met opslagplaatsen aanlegde. Dààr lag het beginpunt van zijn linie. Dààr waar ook Julius Caesar voor hem al de nodige activiteiten had verricht. Dààr waar ook de oversteek naar Engeland lag.
    De rivieren Albis, Amisia en Wisurgis, waarlangs de linie verder liep, waren even natuurlijk de Franse Aa, de Hem en de Lys.

    Aan de hand van de plaatsnamen bij deze rivieren, in de berichten van de veldtochten van de Franken tegen de Saksen genoemd, is dit afdoende bewezen. De klassieke en vroeg-middeleeuwse teksten handelen bovendien over minstens vijf rivieren, terwijl er voor de foutieve toepassing van de teksten op Duitsland maar drie beschikbaar zijn, mede omdat vanzelfsprekend een even grote spraakverwarring ontstond tussen de Wiseria (de Lys), de Wisurgis (de Wimereux), de Viseria (de Oise of de lJzer), de Isla (de Lys in Frankrijk, de Leie in Vlaanderen of de Lijzel in Frankrijk), en de lJssel in Nederland, om van kleinere stromen niet eens te spreken, die ook enkele malen in de bronnen voorkomen.

    De Litus Saxonicum lag aan de Kanaalkust.

    Op deze afbeelding van de "Saksische kusten" is het zuiden boven, het noorden onder. Engeland (Kent) ligt rechts en Frankrijk (Boulonnais) links. Let op de eilanden voor de kust van Frankrijk, die behalve de transgressies, ook de teksten (o.a. ten tijde van St.Willibrord en St.Bonifatius) bevestigen, waarin sprake is van eilanden voor de kust. Dit is ook de plaats waar zowel St.Willibrord als St.Bonifatius aan land kwamen. Hier heeft St.Bonifatius en St.Ludger ook onder de Saksen gepredikt. In deze steeek hebben ook alle veldslagen van Karel de Grote tegen de Saksen plaatsgevonden en niet hoog in Duitsland. In deze streek lagen ook de rivieren Albis (is de Aa, niet de Elbe), de Wisurgis (is de Wimereux, niet de Weser), de Amisia (is de Hem, niet in Eems), de Lippia (is de Lys, niet de Lippe). De namen van de betreffende rivieren zijn bij de deportaties van de Saksen door Karel de Grote (vanaf 792), meegenomen door de bevolking vanuit de oude woonplek naar de nieuwe in Duitsland. Behalve namen van rivieren zijn ook plaatsnamen gedoubleerd in deze "deplacements historiques", met als bekendste voorbeelden Bremen (Brema is Brêmes) en Hamburg (Hammaburg is Hames-Boucres). Deze plaatsen lagen in Frankrijk aan het Almere en kwamen in Duitsland respectievelijk aan de Weser en de Elbe te liggen.

    Toen van de ene kant de misvattingen over de Saksen begonnen, waar juist die rivieren uit de bronnen ook alles richting Noord-Duitsland drongen, en later de operatie van Drusus in gelijke zin werd opgevat, was het hek van de historische verplaatsingen pas goed van de dam. De teksten vóór 777 over de veldtochten van Karel de Grote zijn voor het ogenblik van belang, omdat deze de indruk gaven dat Karel de Grote wèl in de buurt van Nijmegen was geweest en het zelfs voor de hand lag dat hij daar een steunpunt wilde hebben .1n 772 trok de koning de eerste maal tegen hen op. Hij nam hun vestingen Aresbuch (Aremberg op 8 km noord-west van Valenciennes) en Sigiburg (Simberg op l0 km noord-oost van Boulogne) in en hun bolwerk en trots Irminsul (Zermezeele op 4 km noord-west van Cassel). Van de overzijde van de Wisera (de Lys) kwamen andere Saksen hun onderwerping aanbieden. Na de rijksvergadering van Quierzy van 774 viel Karel de Grote de Saksen opnieuw aan, die misbruik gemaakt hadden van zijn afwezigheid en weer tot rebellie gekomen waren. Hij liet de vesting Aresburg (Aremberg) door Franken bezetten. Vandaar begaf hij zich over de Wisura (de Lys) naar Brunesberg (Brunémont op 26 km oost van Atrecht of Brunembert op 7 km noord-oost van Desvres als met Wisura de Wimereux is bedoeld), waar hij op een menigte Saksen stootte. Met een deel van het leger forceerde hij een doortocht tot aan de rivier Ovacrus (Guarbecque), waarbij de Saksische burcht Hoscoburg (Isbergues) gelegen was, waar hij slag leverde met de Saksen, die hem met de Ostfalen tegemoet kwamen. Toen Karel vandaar terugkeerde, kwamen de Angrivarii (Angers op 5 km zuid-west van Lens) hem tegemoet bij de plaats Bucki (Bucquoy op 19 km zuid van Atrecht), die hij ook versloeg. Het andere deel van zijn leger, dat bij de Wisura (de Lys) gebleven was, had zijn kamp opgeslagen bij Hlidbeki (Libercourt op 14 km noord-oost van Lens) en raakte in gevecht met de Westfalen.
    In deze veldtocht onderwierp Karel de Grote de streek van Bochursti (is La Buissière op 7 km zuid-west van Béthune).

    Nog duidelijker dan de militaire operaties tonen de gegevens over de missionarissen onder de Saksen de historische verplaatsingen aan.
    De kerstening van de Saksen, die bij Karel de Grote hand in hand ging met hun bloedige onderwerping, was in eerste instantie gericht op de Saksen in het noorden en noordwesten van Frankrijk; dààr was hun bijna jaarlijkse rebellie een bedreiging voor het rijk, niet op honderden kilometers afstand in Duitsland. Hij stelde St.Willehad en St. Anscharius aan tot bisschoppen van de Saksen, mede omdat de rabauwen zich tot dan toe hadden weten te ontrekken aan de greep van de Gallische en de Germaanse kerken, waar zij tussenin zaten en die geen van beide veel ambitie had getoond voor hun bekering. St. Willehad en St. Anscharius vestigden zich te Hammaburg (Hames-Boucres ten zuiden van Calais) en te Brema (Brêmes vlak daarbij). Na het bloedbad van Werethina (zuid-west van Calais, dat later het verplaatste klooster Werden werd), waar Karel de Grote op één dag enkele duizenden Saksen liet terechtstellen, dwong hij grote groepen Saksen naar het huidige Westfalen te vertrekken, waar onbewoonde gebieden lagen, en naar het noorden van Duitsland, waar na het terugtrekken van de zee na de transgressies enorme lappen nieuwland waren ontstaan. Karel de Grote deed dit, zeggen de kronieken, om het verzet van de Saksen te breken, maar ook om hun hoeven en landerijen aan zijn vrienden te kunnen geven, voegen zij er eerlijk aan toe. Vriendjespolitiek was Karel de Grote niet vreemd.

    Werethina lag aan zee en kan dus nooit het Duitse Werden zijn geweest.(Bron: Vita Ludgeri, AS, maart III, p.654.)

    Deze Saksenmoord in Werethina toont al aan dat dit zich niet in het Duitse Werden voorgedaan heeft, dat immers ver buiten het Niedersachsen in Noord-Duitsland ligt. Gingen de Saksen zo ver buiten hun eigen gebied oorlog voeren tegen de Franken? Daar hadden ze ver in Noord-Duitsland toch geen enkele last van?
    In Frans-Vlaanderen ligt Werethina (=Frethun) midden in het gebied van de Saksen aan de Litus Saxonia. Daar is het in bezit nemen van land en hoeven van de Saksen ook aannemelijk te verklaren.

    Afbeelding: vlak voor ze vermoord werden zouden de Saksen nog gedoopt zijn. Rechts op het paard ziet Karel de Grote toe.

    De kerstening had wel een nare bijsmaak. St. Willehad is niet uit het noorden van Frankrijk weg geweest. St. Anscharius is de Saksen gevolgd en stichtte de eerste bisschopszetel van Hamburg. De gedwongen emigraties naar het noorden van Duitsland moeten op ca. 805 gesteld worden; die naar Westfalen lagen vroeger (ca.792). Dat bij grote emigraties plaatsnamen (en zelfs riviernamen) worden meegenomen uit de oorspronkelijke streek, is een normaal en honderden malen aan te tonen verschijnsel.

    Voor wie moeite heeft met deze rekonstruktie van de feiten, moet worden meegedeeld, dat men nog steeds in tal van kerken in Artois en Normandië beelden van St.Willehad en St.Anscharius aantreft, wat bewijst dat hun memorie in deze streek inheems is geweest, daar zij er niet vanuit het noorden van Duitsland kan zijn verdwaald. De merkwaardige doublures van Hamburg en Bremen hebben de historische verplaatsingen nog gecompliceerder gemaakt.

    Ongeveer hetzelfde heeft zich voorgedaan met St. Lebuinus en St. Ludger.
    St.Lebuinus, in de juiste streek bekend als St.Lieven in Vlaanderen en St.Liévin in Noord-Frankrijk, heeft in de streek ten zuiden van Arras (Atrecht) onder de Saksen gewerkt. Merck-St.-Liévin ten zuiden van St. Omaars, dat nog zijn naam draagt, is het Marklo dat in zijn leven wordt genoemd; het was derhalve niet het Nederlandse Marklo. Hij predikte in de streek van de Isla (de Lys), wat later door de even grandioze doublure van de Nederlandse lJssel ertoe leidde dat hij in Deventer werd neergezet, waar de goede man nooit is geweest. Het genoemde Daventria was Desvres in Noord-Frankrijk. Deventer bestond nog niet in de 8e eeuw! Zijn opvolger St. Ludger, geboren te Zouafques vlakbij Tournehem (en niet in Zuilen bij Utrecht), die omstreeks 793 een klooster had gesticht te Werethina bij Calais, werd ca. 800 door Karel de Grote als bisschop naar de Saksen in Westfalen gezonden, nadat hij reeds enige tijd in de omgeving van Atrecht onder hen had gewerkt. Hij vestigde zich te Munster, een geheel nieuwe stad, waar hij de eerste bisschopszetel stichtte. Zijn klooster bij Calais moest omstreeks 850 voor de Noormannen vluchten; het week uit naar het bisdom van zijn stichter (die inmiddels al lang overleden was) en onder dezelfde naam werd voortgezet, welke naam er 'verduitste' tot Werden.

    Het spreekt vanzelf dat deze reconstructie van belangrijke feiten, waarvan zoveel werd afgeleid dat nu onhoudbaar is, de traditionele historici voor een groot raadsel plaatste. De feiten zijn echter overduidelijk; even duidelijk is dat de historici met de gangbare opvattingen over de Saksen in het oosten van de Lage Landen (les Pays-Bas de historische waarheid geweld aandoen, zolang zij de bewezen doublure van St. Lebuinus in Nederland en Vlaanderen negeren. Deze reconstructie toont tevens aan dat aan Nijmegen geen enkele rol kan worden toegekend in de strijd van de Franken tegen de Saksen, daar tussen 768 en ca. 800 de massale emigraties van Saksen naar Westfalen nog niet waren voorgevallen. De tradities van St. Lebuinus en St. Ludger, waarvan de eerste voor de lJsselstreek volkomen legendarisch is, en de tweede vanaf ca. 800 voor Munster waar is, doch volslagen onwaar voor Groningen, hebben een zeer sterke invloed gehad op de historische opvattingen, die men reeds in de 11e eeuw Nederland ziet binnensluipen. Het klinkt niet prettig voor Nijmegen doch het is de pure waarheid: naast enkele andere misverstanden is zijn Karolingische traditie voor een groot deel een slap aftreksel van de andere verplaatsingen van volkeren en bisschoppen, waar het feit van de geografische verplaatsing na een tijd niet eens meer werd gememoreerd of geweten. Tengevolge van enige volle, gedeeltelijke of schijnbare doublures van streek-, rivier- en plaatsnamen kon het niet uitblijven dat een Babylonische spraakverwarring ontstond.

    Het Duits Nationalisme.
    Het Duits Nationalisme gebaseerd op de onjuiste opvattingen werd tijdens het nazisme van Hitler flink opgehemeld.De Duitsers zouden de nakomelingen van de oude Germanen geweest zijn, anderszins van de Saksen. De Varusslag werd misbruikt om eigen grootheidswaanzin te legitimeren. Hetzelfde zien we bij de geschiedenis van de Saksen die door Himmler misbuikt werd om tot de oprichting van de SS (SchutzStaffel=bescherm-afdeling) te komen. De vervalsing van de geschiedenis leidde tot gevaarlijke politieke opvattingen, zoals de wereld heeft ervaren. De omstreden passage in de Germania van Tacitus diende als legitimatie voor de rassenleer en rassenhaat. Daarin schrijft Tacitus dat de Germanen niet door huwelijken vermengd zijn geraakt met andere volkeren, maar een geheel eigen volk vormen, zuiver van ras en met niets te vergelijken zijn. We weten allemaal wat dit voor de Joden en andere bevolkingsgroepen in de Tweede Wereldoorlog heeft betekend. Deze passage in de Germania van Tacitus leidde tot de denkbeelden van Hitler en Himmler over de superioriteit van het Germaanse ras. De echte Duitser was minstens 1.80 lang, had blond haar en blauwe ogen en atletisch. Opmerkelijk dat juist alle leiders van dat nazisme (Hitler, Himmels, Goebels) er zelf niet aan voldeden. In de hele politiek van het Derde Rijk werd gerefereerd aan deze opvattingen. Allerlei gebouwen en instellingen en monumenten moesten voldoen aan deze grootheidswaanzin waarbij de geschiedenis werd misbruikt. In die tijd (1934-1936) werd ook in Sachsenhain-Halsmühlen het 4500 stenen tellend monument opgericht om de Saksenmoord bij Verden door Karel de Grote te herdenken (zie afbeelding hiernaast). Ook dit 'monument' staat net als het Hermannsdenkmal op de verkeerde plaats. Karel de Grote werd gezien als de Franse vorst die 4500 gevangen genomen Saksen (Duitsers) liet vermoorden. Toch nam Hitler dat Rijk van Karel de Grote als voorbeeld voor zijn 'Großmachtsträume', waarbij deze denkbeelden er bij het Duitse volk flink zijn ingeprent en hebben bijgedragen het Duitse volk op te jutten en klaar te stomen voor de Tweede Wereldoorlog. Ook heden hebben deze onjuiste denkbeelden nog grote invloed op de neo-nazi's en andere extreem rechtse groeperingen in Duitsland.

    Sachsenhain, panorama.



    De nuchtere logica.
    Naast deze meer staatkundige achtergronden moeten we de nuchtere logica niet vergeten. Wanneer Karel de Grote inderdaad besloten had in Nijmegen een paleis te bouwen, dan had dit een onderneming betekend gelijk aan de bouw van het Colosseum in Rome, de expeditie van de 8e eeuw, een wereldwonder. In NIjmegen was immers niets, geen natuursteen en geen baksteen, geen metselaar of timmerman, zelfs geen mens om zijn werklieden in de kost te nemen. Er lagen wèl de ruïnes van de Romeinen, die de werklieden van Frederik Barbarossa in 1155 dankbaar gebruikt hebben. De bronnen reppen er met geen woord over dat het nieuwe paleis van Noviomagus zo'n verre expeditie was, wat zij beslist vermeld zouden hebben indien het Nijmegen was geweest. Toen Karel de Grote na de dood van zijn broer Karloman Noyon koos als zijn voornaamste residentie - Aken was nog lang niet aan de orde - nam hij geen genoegen met het houten paleis van de Merovingers, waarvan trouwens de helft aan een klooster geschonken was. Hij wilde een nieuw paleis in steen, dat verrees op een heuvel naast het centrum van de stad en dat volgens Einhard een werk van buitengewone pracht was. Ook om een andere reden moet verworpen worden, dat het paleis in Nijmegen lag. De Frankische edelen zouden dit nimmer geaccepteerd hebben: de residentie van de vorst honderden kilometers buiten het rijk en dan nog wel onder dezelfde naam als het eerste en nog altijd bestaande Noviomagus, dat ook in de jaren erna de belangrijkste residentie van de Karolingers blijft, de Urbs Regalis, later zelfs van de Duitse keizers. Dit immers zou het probaatste middel zijn geweest om het bestuur van het rijk in de kortste keren in het honderd te laten lopen, want dan zou het een dagelijks terugkerende puzzel worden in welk Noviomagus de koning nu verbleef.

    Alvorens in een hoongelach uit te barsten (in deze affaire is het al meermalen gebeurd, dat men in gelach uitbarstte waar men beter had kunnen snikken) over het feit dat Nijmegen en verre omgeving niet bij het rijk van Karel de Grote uit 777 hoorde, dient men wel één oorkonde, akte of andere bestuurshandeling van hem ten noorden van Aken te voorschijn te brengen. Er bestaat er geen; derhalve kan men het lachen gevoeglijk achterwege laten.
    Zo'n conclusie -'t is treurig maar waar - kan alleen opkomen in het brein van een archivaris, die uit hoofde van zijn beroep een bijzonder oog heeft voor de neerslag van het bestuur en die besluit, wanneer er van die neerslag geen spoor te vinden is, dat dan het bestuur ook niet heeft bestaan. Het is jammer dat de historici dit onmisbaar gevoel voor een onverbrekelijk verband tussen oorzaak en gevolg niet hebben zodat zij, al is het negatief, een feit niet opmerken dat hen categorisch tegenspreekt.
    De achtergronden-specialist dr.P.Leupen ziet de meest simpele voorgronden over het hoofd. Hij past een klein aantal vermeldingen van het paleis van Noviomagus op Nijmegen toe (zie bij Het Bronnenboek), staat een groter aantal van precies dezelfde vermeldingen aan Noyon af, en schept zodoende een staatkundig doolhof door aan te nemen dat één koning twee gelijknamige residenties heeft. Dat men dit vroeger niet heeft opgemerkt, toen de confrontatie tussen Noyon en Nijmegen nog niet aan de orde was gesteld, is tot daaraan toe, doch door aan te nemen dat Karel de Grote één Noviomagus te Nijmegen heeft gehad, een tweede Noviomagus te Noyon - want tal van gelijkluidende teksten staat Leupen aan Noyon af - creëert hij niets meer en niets minder dan een complete chaos. En die chaos heeft niet bestaan.
    Er was slechts één residentie Noviomagus. En dat was Noyon!

    Op lezingen gaf Albert Delahaye wel eens het voorbeeld van de absurde veronderstelling, dat koningin Juliana twee paleizen Soestdijk zou hebben, een bij Utrecht, het andere in bijv. de Ardennen, wat natuurlijk onvoorstelbaar is en ook bij ons de rijkszaken in het honderd zou jagen. Sommigen reageren dan smalend dat onze koningin best twee residenties kan hebben; je moet nou niet denken dat wij Hollanders zó arm zijn. Zij hebben nog altijd niet door dat het niet om twee residenties gaat (Karel de Grote had er ook meerdere), maar om twee residenties met exact dezelfde naam en dezelfde geschiedenis.

    In het artikel Un Littoral trés Echancré (een zeer grillige kust) plaatsen veel historici de Saksen in Noord-Frankrijk aan de kust van het Kanaal. Zij verklaren de komst van de Saksen vanuit Engeland, waar zij na hun oversteek beide kusten van Het Kanaal/La Manche bewoonden. De verspreiding van de Saksen, aanvankelijk in Engeland, vervolgens op het vasteland, nam in de 6e eeuw verder toe en kon aangetoond worden met archeologische vondsten (zie R.Clarke, Archaeology Norwich and its region) en de namen van plaatsen. De oude plaatnamen eindigend op -thun, -pro, -ing, -stoc en -wic bevestigen deze opvatting. Ze komen aan beide zijden van Het Kanaal voor. Het toponiem -wic (of -wich) heeft de betekenis van 'haven' (port) zoals in Lundenwic, Fordwich, Sandwich en Hamwic. Maar ook in Quentovic, Audruicq en Craywick, aan de oevers van de baai ontstaan door de 'transgression flandrienne' (zie R.Derolez, Les origines de la frontiere linguistique en Belgique et la Colonisation Franque). In dit artikel wordt ook het bestaan van de 'transgression Dunkerkquinene' aangetoond, waarbij het hoogteverschil van de zee tijdens de transgressiefasen wel 5 to 8 m. kon bedragen.
    In dit gebied lag niet alleen het 'Fleterne' tussen Watten en Bourbourg en verder tot Brugge, maar ook het Helena (Elna) wat de Liane is (dat was ook de opvatting van Albert Delahaye die hier bevestigd wordt).
    Met deze immigratie van Saksen kwamen ook de Ierse en Engelse predikers naar het vasteland. Die prediking begon niet met St.Willibrord zoals de traditie ons wil doen geloven, maar met St.Wulmer, St.Bertin en St.Mommelin, St.Eloi en St.Riquier (leerling van St.Cadoc uit Wales).

    Frans-vlaamse plaatsnamen in Nordfriesland (D.).
    Toen Goslar Carstens, een duitse naamkundige, als officier in 1941 bij Calais werd ingekwartierd, zag hij daar tot zijn verbazing een groot aantal plaatsnamen, volledig identiek aan plaatsnamen uit zijn geboortestreek. Hij publiceerde daarover in het "Jahrbuch des Nordfriesischen Instituts", 1962, p. 39 - 44. Eerst geeft hij een lijst van een aantal volledig identieke namen, waar de enige afwijking is dat de franse en duitse schrijfwijzen verschillen. In toon en betekenis zijn zij geheel gelijk. Daarna somt hij een groot aantal achtervoegsels op, die in de twee streken gelijk zijn, zoals: -inghen, -thun; -dal; -feld; -beek; -brug; -berg; -bron en andere. Na deze geheel juiste constatering gaat hij echter in de fout. Carstens meende hierin een nadere bevestiging te vinden van de reeds lang gangbare theorie, dat de Friezen en Saksen in de loop van de 3e eeuw afgezakt zouden zijn uit het hoge noorden van Duitsland naar de omgeving van Boulogne en St. Omaars. Ten onrechte zegt Carstens: naar Calais en omgeving, want op dat tijdstip bestond Calais nog niet, en in historische geografie moet men zich aan de in die tijd bestaande plaatsen houden. Wel is juist, dat dit soort namen op een zeer beperkt gebied in Frans Vlaanderen voorkomt. Elders vindt men er geen met de bekende Saksische achtervoegsels.
    De schone theorie staat al volledig wankel, daar de eerste berichten over Friezen en Saksen naar het noord-westen van Frankrijk wijzen. De Frans-Vlaamse plaatsnamen hebben een aantoonbare oudere geschiedenis dan die in Noord-Duitsland. Men kon zich echter onmogelijk voorstellen dat zo ver in Frankrijk een hele serie germaanse plaatsnamen bestond; die konden alleen uit emigratie zijn ontstaan, meende men. De fatale vicieuse cirkel wordt ook hiergevormd door het misverstaan van Tacitus’ “Germania” . Hij plaatst Frisia, Germania en tientallen germaanse stammen in het noorden van Frankrijk, en hij heeft met geen woord over Friesland of het noorden van Duitsland gesproken. De richting van de migratie heeft precies andersom gelopen.
    En dat dit zo is, bewijst ons lieve Friesland met 1030 frans-vlaamse namen, volledige doublures van die in Frans-Vlaanderen. Ook de plaatsnamen van het bisdom Trajectum, van de abdij Aefternacum, van de abdij van Werethina en uit de levens van zendelingen vind je allemaal terug in Frans-Vlaanderen. Zie voor de hele lijst 'De Ware Kijk Op deel 1, p.404-476.