Het is onbegrijpelijk dat 'professionele' historici waarvan je toch mag verwachten dat ze geschiedenis hebben gestudeerd, zoveel onwaarheden bij elkaar weten te schrijven. Over zowat elke pagina in dit boek zijn meerdere opmerking te maken. Het is vergelijkbaar met de wijze waarop ze de opvattingen van Delahaye hebben beschreven: onvolledig, onjuist en in tegenspraak met de werkelijkheid.
Het Verhaal van Gelderland staat onder redactie van Dolly Verhoeven, Maarten Gubbels en Michel Melenhorst. De auteurs van de voor ons van belang zijnde hoofdstukken 4 t/m 8 in deel 1, zijn Paul van der Heijden, Joep Hendriks, Arjan den Braven, Michel Groothedde en Nico W.Willlemse.
Over de hoofdstukken 4 t/m 8 is het nodige aan te merken. Wat in dit Verhaal van Gelderland beschreven wordt raakt immers de kern van de mystificaties van de fundamentele verwarring, die zo omvangrijk is dat de correcties bijna onhaalbaar lijken. Maar dat zijn ze niet, immes alle correcties zijn te lezen in de boeken van Albert Delahaye. Dat deze boeken in de literatuurlijsten van hedendaagse publicaties en ook in dit verhaal van Gelderland ontbreken, is dan ook 'vanzelfsprekend' (voor deze auteurs), maar niet vanzelfsprekend voor de historische waarheid. Deze auteurs zullen, net als hun voorgangers, niet erkennen dat ze het altijd fout hebben gehad.
Toch zijn de auteurs regelmatig heel eerlijk en spreken ze zelf hun twijfel uit. Dat weet je door het gebruik van woorden als 'mogelijk' (iets blijkt mogelijk te zijn, 'misschien' (was het misschien zo?), 'waarschijnlijk' en 'vermoedelijk'. Ook het woord 'lijkt' komt ruim 100x voor in de teksten van hoofdstuk 4 t/m 8. Die twijfel spreekt ook uit het veelvuldig gebruik van het hulpwerkwoord 'zullen' (zal en zou). Dat komt in de hoofdstukken 4 t/m 8 meer dan 200 keer voor, zoals in zinnen als 'er zullen wel mensen gewoond hebben' en 'de ware toedracht zal ongewis blijven'. Lees je al deze zinnen achter elkaar, dan blijft er van het Verhaal van Gelderland weinig over.
Dat wordt ook beeldend weergegeven in 'De oorprong van de naam Gelre' (p.352). Het zou een drakenverhaal zijn geweest. Beter is het 'een draak van een verhaal' te noemen. Een spannend verhaal, maar zonder bewijs is het niet meer dan een nieuw ontstane mythe, schrijven de auteurs. Hetzelfde geldt voor meer verhalen in dit boek. Het zijn -zonder bewijs- inderdaad 'draken van verhalen'.
Het Verhaal van Gelderland biedt als het goed is ruimte voor debat en reflectie, schrijft Dolly Verhoeven in de introductie.
We hebben op 21 juli 2023 het verhaal van p.334 (zie hiernaast) aan alle auteurs (voor zover te vinden op internet) gestuurd, maar tot heden slechts twee reacties gehad in een 'automatic reply'.
Wanneer begint dat debat en die reflectie? Van een debat of reflectie is tot heden nog maar weinig sprake!
De rijke geschiedenis van Gelderland is uitgegeven in een compleet en prachtig geïllustreerd overzicht, schrijft de uitgever.
In vier boeken behandelt Verhaal van Gelderland (2022) alle belangrijke thema's uit het Gelderse verleden, van de vroegste tijden tot nu. Van de mysterieuze grafheuvels op de Veluwe tot de machtige hertogen van Gelre. Van ordelijke Romeinse legerkampen tot weelderige adellijke landgoederen. Van de gewelddadige verovering van Grollo tot de mislukte slag om Arnhem.
Bij die rijke geschiedenis kunnen we heel wat vraagtekens zetten. Veel is een geschiedenis die van elders komt en allerminst rijk was, juist armoedig en betreurenswaardig.
Op de voorzijde van deel 1 prijkt pontificaal een afbeelding van (een deel van) de Peutingerkaart. Zie afbeelding rechts. Maar deze kaart is al net zo fout als veel van de inhoud van dit boek. Lees meer over de Peutingerkaart ofwel de Tabula Peutingeriana, dat aantoonbaar een falsum is.

De Fundamentele verwarring bestaat uit de vraag of Noviomagus uit de klassieke teksten Nijmegen is of Noyon. Het kernpunt waar alles mee begon en waar alles om draait is deze hier genoemde fundamentele verwarring. Deze kwestie ligt aan de grondslag van talloze andere opvattingen, zoals de verwarring rond Trajectum: was het Utrecht of was het Tournehem en Dockynchirica, was dat Dokkum of Duinkerke? Immers als Nijmegen fout is, is Utrecht ook niet de bisschopszetel van Willibrord en werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en dan was de Betuwe ook niet het land van de Bataven. Dat gebeurde allemaal in Noord-Frankrijk!
|
Afbeelding van keizerin Theophanu en haar levensloop op de zijmuur van het casino (eigen foto).
Het is volledig nep.

Afbeelding van de portrerkop van Trajanus, die plots niet meer van Trajanus blijkt te zijn. Was het niet gewoon een toneelmasker, zoals er zoveel hebben bestaan?
Eindelijk wordt de geschiedenis (deels) herschreven. Nu de rest van de geschiedenis van Nijmegen nog die eveneens volledig nep is.
Afschrift van de gedenksteen van een Bataaf, gevonden in Pfünz (Beieren), waarmee Nijmegen meent haar geschiedenis te kunnen bewijzen. In Nijmegen zelf is nooit een dergelijke steen gevonden, ook de naam Noviomagis of Oppidum Batavorum is er nooit aangetroffen.
De tekst op deze steen heeft tot de grote verwarring geleid. Er staat:
[Genio castrorjVM T. Fl(avius) ROM[a]NVS VLPIANoVIOMAGIBATAVS DEC(urio) AL(ae) T FLAVIAEPR (a?)E POSITVS. . . .
Dat werd traditioneel vertaald met:
Aan de Genius van de legerplaats (wijdt) Titus Flavius Romanus, afkomstig uit Ulpia Noviomagus, een Bataaf, ritmeester van de ala I Flavia, chef van . . . (dit altaar).
De combinatie VLPIANoVIOMAGIBATAVS heeft tot onjuiste conclusies geleid. Allereerst is deze steen gevonden in Pfünz en niet in Nijmegen, al heeft men daar wel een gipsen kopie. Ten tweede zijn de letter tussen ( ) eigen aanvullingen ofwel liefst 6 interpretaties. Als derde staat hier niet op dat de Bataaf 'afkomstig is uit Ulpia Noviomagus'. Ook dat is een interpretatie. Als vierde is niet aangetoond dat die persoon Titus Flavius heette. Ook dat is een interpretatie. Liefst 8 (acht!) interpretaties over één opschrift.
Hoeveel zekerheid heb je dan nog?
En al deze onzekerheid wordt in Nijmegen als drievoudig bewijs gebruikt: 1. dat Nijmegen Ulpia Noviomagi was en 2. dat VMTFLROMNVS een Bataaf was en 3. dat deze Bataaf in Nijmegen woonde.
Het hele bewijs voor Nijmegen vervalt met deze ene steen!
Cultureel Erfgoed.
De Neder-Germaanse Limes werd in 2021 bestempeld als Cultureel Erfgoed. Dat terwijl er NIETS van te zien is in Nederland. We kunnen ons er maar niet te druk om maken, zolang ook carbidschieten op die lijst van Cultureel Erfgoed staat. De Neder-Germaanse Limes ligt blijkbaar op het zelfde niveau als carbidschieten, waar, na die doffe knal, niet veel meer overblijft.
Maar wat versta je onder Cultureel Erfgoed? Is de bezetting van ons land door de Romeinen Cultureel Erfgoed? De Romeinen waren 'de plunderaars en rovers van deze wereld' zoals Tacitus dat omschreef.
De Romeinen moorden hele volksstammen uit, handelden in slaven en verheerlijkten ellende, onderdrukking, moord en doodslag. Voor hen waren gladiatorengevochten tot de dood erop volgde, volksvermaak.
De Romeinse maatschappij was gebaseerd op slavernij. Meer dan 200 miljoen slaven hebben het Romeinse rijk opgebouwd.
Is dat Cultureel Erfgoed?
|
Romeinse vondsten uit de omgeving.
W.J.H.Verwers, p. 230 en 231 in Spiegel Historiael.
In 1967 vond men een grafveld en een akkercomplex uit de Romeinse tijd ten westen van Dorestad. De ontdekking van dit grafveld leidde er toe hier een opgraving uit te voeren, die van belang was voor de bewoningsgeschiedenis van het gebied rond Wijk bij Duurstede, maar die met Dorestad zelf in feite niets te maken had.
De datering van het akkercomplex wordt bepaald door de vondsten. Zij bestaan voornamelijk uit aardewerk (Romeinse import) dat dateert uit de periode van na het midden van de 2de tot het midden van de 3de eeuw. Militaire invloeden zijn niet aanwijsbaar, afgezien van een dakpan met stempel (EX GER INF) en een bronzen mondstuk van een blaasinstrument. Aangenomen wordt dan ook dat dit akkercomplex behoord heeft bij een burgerlijke nederzetting.
Alle crematiegraven behoren tot het type van de Brandgrubengräber. Deze komen in onze streken voor vanaf de tweede helft van de 2de eeuw tot het derde kwart van de 3de eeuw. Deze datering komt overeen met die van onze grafvondsten: midden tweede helft 2de eeuw tot midden 3de eeuw.
We kunnen uit het bovenstaande concluderen dat er een Romeinse aanwezigheid wordt aangenomen, maar dat deze dateert uit de tweede helft van de 2de eeuw tot het midden van de derde eeuw. In jaartallen is dat tussen 175 n.C. tot 250 n.C.
Of het hier om het Romeinse Levefanum gaat, is hierdoor niet bewezen.
|
In deel 1 van de vierdelige serie over het Verhaal van Gelderland wordt ook de visie van Albert Delahaye genoemd (p.334). Eindelijk, verzucht men dan, neemt men zijn opvattingen eens wat meer serieus. Maar die verzuchting verdwijnt al vlug als men leest wat er precies geschreven wordt. Op deze ene bladzijde worden helaas meerdere onjuistheden genoemd. Probeert men zo het werkelijke verhaal van Delahaye onderuit te halen? Het geheel van het op deze pagina gestelde is onvolledig, onjuist en zelfs in tegenspraak met wat Delahaye in zijn boeken geschreven heeft. Blijkbaar proberen de auteurs met valse citaten en ongenuanceerde opmerkingen de opvattingen van Albert Delahaye belachelijk te maken. Als je dan over de visie van Delahaye schrijft, begint het wel met het juist aanhalen van zijn opvattingen en moet men hem geen zaken in de mond leggen die hij nooit beweerd heeft. Uit alles blijkt dat deze auteurs de boeken van Delahaye niet eens gelezen hebben, in elk geval niet begrepen hebben.
We nemen het de redactie uiterst kwalijk dat de visie van Delahaye zo onjuist weergegeven wordt. Dat neemt niemand serieus en zo verandert er dus nooit iets aan alle onjuiste opvattingen. Immers die veranderingen moeten wel van een buitenstaander komen en kunnen niet verwacht worden van historici die in hun opleiding slechts de traditionele geschiedenis geleerd hebben. Dat Delahaye zich interesseerde voor het vroege bronnenmateriaal zoals vermeld, is geheel juist, immers zijn motto was "Ad Fontes", terug naar de klassieke bronnen. Deden meer historici dat maar eens en lieten zij zich eens niet verleiden door de fabelschrijvers uit de 17de eeuw klakkeloos na te schrijven. De klassieke bronnen dienen het uitgangspunt van de geschiedenis te zijn en niet wat historici er later van gemaakt hebben.
Het moet goed begrepen worden dat het geen historisch vraagstuk is waar Delahaye over schreef, maar een geografisch. Het heeft uiteraard wel geschiedkundige gevolgen. Met de "plaatsnaamkunde" zitten we midden in het probleem rondom de vraagstukken in de historische geografie in Nederland. De centrale vraag is of alle historische gebeurtenissen zich kunnen hebben voorgedaan op de door de traditie aangenomen locaties? Bestonden in het Nederland van het eerste millennium al meer dan 1000 plaatsen? Zie onder punt 3 hierna. Was de bevolking in het eerste millennium wel omvangrijk genoeg om die geschiedenis in al haar facetten hier te laten gebeuren? En hoe kan het dat van al die gebeurtenissen in Nederland geen snipper papier te vinden is waarop dat beschreven werd? Waarom staat 'onze' vaderlandse geschiedenis slechts in buitenlandse, met name in Franse bronnen? Het antwoord op die vraag werd in 1654 al gegeven door Jacob van Oudenhoven die schreef: "de geschriften ontbreken omdat het land niet bewoond was".
Dat Delahaye vraagtekens zette bij de traditionele opvattingen is dan ook heel terecht, als je de klassieke bronnen volgt. Hij betwijfelde of de kerstening onder Willibrord, de plunderingen van Dorestad door de Vikingen of de bezoeken van Karel de Grote aan de palts Niumaga zich daarwerkelijk in Utrecht, Wijk bij Duurstede of Nijmegen kunnen hebben voorgedaan. Hij ging die zaken onderzoeken in de oudste klassieke bronnen en kwam tot geheel andere conclusies dan de opvattingen van de historici die klaarblijkelijk slechts de fabelschrijvers uit de 15de tot 17de eeuw hadden nageschreven. Daar stelde hij aanvankelijk enkele kritische vragen over, maar kreeg er nooit acceptabele antwoorden op. Slechts de traditionele opvattingen werden als verweer steeds herhaald, of zoals prof.dr.F.Hugenholtz dat eens beargumenteerde: "Dat Karel de Grote een paleis in Nijmegen had, hoeven we toch niet te bewijzen? Dat weet toch iedereen?" Het bleek dus ook nog nooit bewezen te zijn. Maar ja, Hugenholtz was van de Utrechtse Universiteit en die stond bekend als zeer conservatief. Daar was het zelfs verboden om tot nieuwe inzichten te komen, net zoals daar de boeken van Delahaye verboden waren. Een student geschiedenis die eens naar die boeken vroeg, werd aangeraden een andere studie te gaan volgen (weten we uit correspondentie met die student). Toen dan eindelijk de 'bewijzen' op tafel kwamen in de vorm van Het Bronnenboek van Nijmegen, bleek het een complete deceptie te zijn, een desillusie.
Ook over de aanwezigheid van Willibrord in Utrecht of de plundering van Dorestad door de Noormannen (geen Vikingen!) zijn ook nooit doorslaggevende bewijzen op tafel gekomen. Uit steeds meer onderzoek, ook van archeologen, blijkt er geen bewijs gevonden te worden op plaatsen waar dat noodzakelijk zou moeten zijn. Uit archeologische bevindingen bleek dat Utrecht niet eens bestond in de tijd van Willibrord en van plunderende Vikingen in Dorestad is nooit iets gebleken, zodat men er tegenwoordig 'vreedzame handelaren' van maakt. En zo zijn er talloze voorbeelden te vinden die aantonen dat de traditionele opvattingen onjuist zijn en dat Albert Delahaye het gelijk aan zijn zijde heeft.
We bespreken hier allereerst bladzijde 334 waar heel wat op aan te merken is, vandaar de uitgebreide reactie. Ook over de hoofdstukken 4 t/m 8 waar we slechts de traditionele feitelijk nooit bewezen geschiedenis lezen, zijn meerdere opmerkingen te maken.
De auteurs van dit artikel (genoemd worden Joep Hendriks en Michel Groothedde) schrijven op deze pagina ondermeer het volgende:
- Op p.334 wordt in dit artikel beweerd dat Albert Delahaye van mening was dat "de Romeinse historie zich niet in Nederland heeft afgespeeld". Dit is pure stemmingmakerij. Hieruit blijkt duidelijk dat de auteurs van dit artikel (Hendriks en Groothedde?) de boeken van Delahaye nooit gelezen hebben. Delahaye heeft Romeins Nederland, maar ook Romeins Nijmegen NOOIT ontkend. Dat was ook geen enkel probleem. Het was zelfs een bevestiging van zijn gelijk. Immers hoe meer Romeins er gevonden werd, des te meer kreeg hij gelijk dat er dan geen Merovingisch of Karolingisch aanwezig was. Dat had er immers boven moeten zitten en niet eronder, zoals een argeloze archeoloog eens stelde toen dat maar niet gevonden werd. Vind je het dan gek dat Delahaye niet zo'n hoge pet op had van de archeologie? Over de archeologie heeft Delahaye zich ook nooit druk gemaakt, die bevestigde zijn opvattingen op alle punten. Lees meer over de visie van Delahaye over de archeologie onder punt 3 hierna.
Delahaye heeft over Romeins Nederland wel altijd meerdere vragen gesteld waarop hij nooit acceptabele antwoorden kreeg; vragen die overigens ook door anderen zijn gesteld. Zo was Delahaye van mening dat Romeins Nederland nooit veel had voorgesteld. Het was de 'Agri Decumates' die Tacitus beschreven heeft. Hierin kreeg hij gelijk van andere historici, zoals A.W.Byvanck en W.A. van Es, toch niet de minste deskundigen. Deze laatste stelde zelfs dat 'het Romeins in Nederland allerminst van internationale allure is geweest. Het heeft nauwelijks iets voorgesteld'.
Vanaf Julius Caesar zijn de klassieke teksten onjuist toegepast. Caesar zou de Eburonen hebben uitgemoord omdat ze in latere teksten niet meer genoemd worden. Ze zouden tussen renus en mosa gewoond hebben. De tussen Rijn en Maas (volgens de traditie) gevonden munten (staeters) worden dan Eburoons genoemd. Zie de muntschat van Amby. Ziet U de cirkelredeneringen? Maar hoe zit het dan met in Noord-Frankrijk gevonden staeters? En wat te denken van prof.Thoen die aangetoond heeft dat Julius Caesar nooit in België is geweest? Onlangs verklaarde ook Robert Nouwen dat er geen enkel bewijs is voor een kamp van Caesar op het plateau van Caestert. Albert Delahaye heeft over Romeins Nederland ook vastgesteld dat van geen enkele plaats waar Romeins gevonden werd de naam bekend is, ook van Romeins Nijmegen niet. Het enige 'bewijs' dat men heeft is een verwijzing naar de onbetrouwbare, zelfs valse Peutingerkaart, wat ook door Jan Verhagen en meerdere anderen vastgesteld is. Lees meer over Romeins Nederland, bij Citaten en over Julius Casaer. Lees meer over de valsheid van de Peutingerkaart.
- Ook de Bataven zaten volgens Delahaye niet aan de Rijn, maar aan een Frans riviertje met een vergelijkbare naam, stellen Hendriks en Groothedde (nogmaals de vraag of zij de auteurs van deze pagina zijn? Als zij het niet geschreven hebben verneem ik graag wie dan wel de auteur is). Hieruit blijkt nogmaals dat de auteurs van dit artikel de boeken van Delahaye nooit gelezen hebben. Bij Delahaye is de renus immers altijd de Schelde en niet een Frans riviertje. Het verkleinwoord riviertje dient slechts om zijn visie belachelijk te maken. Hebben zij ooit de Schelde gezien, maar dan wel de Schelde in de tijd van de transgressies? De renus was, zoals de klassieke schrijvers beschrijven, een grensrivier, wat op de taalgrens zeer toepasselijk is. Ligt de taalgrens langs de Rijn? De opvatting dat de renus de Rijn zou zijn stamt pas uit de tijd dat in het Nederlands de lange -ij- ontstond en dat was pas in de 16de eeuw, precies op hetzelfde moment dat de Peutingerkaart 'herondekt' werd. Maar de renus was ook niet de Rijn, maar de Rien, zoals uit pagus Rienensium blijkt, dat een landstreek aan de Schelde was! Ook hier weer de Schelde. Lees meer over de renus.
- Vervolgens wordt gesteld dat Delahaye van mening was dat de Merovingische tijd in Nederland nooit bestaan heeft en het product is van historisch fake news gecreëerd door archeologen die de periode willen opvullen aan de hand van vondsten die met drogredenen aan haar worden toegeschreven. Nu weet ik niet waar de auteurs van dit artikel dit bij Delahaye gelezen hebben, maar dit heeft Delahaye nooit beweerd. Van 'fake news' was in zijn tijd nog geen enkele sprake, wel van leugens. Lees zijn boeken er eens op na! Delahaye heeft regelmatig over de Merovingische tijd geschreven, maar kwam tot de conclusie dat die geschiedenis in Frankrijk geplaatst moet worden.
Delahaye is over de archeologie steeds zeer kritisch geweest. Hij ging uit van de schriftelijke bronnen. Een vraag is bijvoorbeeld hoe kan de archeologie tot een datering komen zonder de geschreven bronnen? Op basis waarvan is een graf Merovingisch? De geschreven bronnen moeten leidend zijn voor het vaststellen van de geschiedenis en niet de interpretaties van de archeologen. Zelfs de C14-methode kan daarvoor niet leidend zijn, die immers gebaseerd is op teveel aannamen.
Wat Delahaye wel altijd opviel was dat de archeologie in alle talen zwijgt, zowel in het Nederlands als in het Duits, op plaaten waar dat toch zeer noodzakelijk zou moeten zijn. Duits, omdat veel van de historische misvattingen voortkomen uit wat de Duitse mediëvisten ervan gemaakt hebben, met name in de samenstelling van de MGH (Monumenta Germaniae Historica). Die opvattingen klakkeloos naschrijven is soms fataal zoals bij de opvoering van een bisschop van Nijmegen, zoals Het Bronnenboek van Nijmegen laat zien. Nijmegen is nooit bisschopsstad geweest, maar dat wisten ze in Duitsland blijkbaar niet.
Ook de vraag over de continuïteit van de historische tradities van Nederland is steeds onvoldoende in beschouwing genomen. Het historisch, maar ook het archeologisch gat tussen de 3de/4de en 9de, zelfs 10de eeuw, dat overal in Nederland waarneembaar is, wordt steeds angstvallig verzwegen. Dat gat probeert men dan inderdaad op te vullen met drogredenen, cirkelredeneringen of vage niet dateerbare vondsten. Van de ruim 3000 plaatsen in de vele teksten genoemd, zouden er, als je de traditionele opvattingen volgt, toch minstens 1000 in Nederland gelegen moeten hebben. Waar liggen die plaatsen? De bronnen van Traiectum bevatten zo'n 300 plaatsnamen; die van en over Frisia ca.300; die over de Batua en Taxandria minstens 500. Het zijn dus plaatsen die voorkomen in buitenlandse (sic!) schriftelijke bronnen en rond Utrecht, in Friesland, in de Betuwe en in Noord-Brabant gelegen moeten hebben, maar op geen enkele manier door de archeologie bevestigd worden. De vraag of vóór de 10e eeuw zeker ruim duizend (1000!!) plaatsen in Nederland kunnen hebben bestaan, beantwoordt zichzelf in volstrekt negatieve zin. De bekende toponymist prof.dr.D.P.Blok probeert dan wel veel oorspronkelijke Romaanse namen van Franse plaatsen in Nederland te localiseren, maar van de bijna 2000 plaatsnamen in dit Lexicon staat bij 843 plaatsen "ligging onbekend". Het heeft Blok ook niet aan het denken gezet dat hij misschien in de verkeerde streek aan het zoeken was. Daarnaast staat bij liefst 551 plaatsen een vraagteken. Daar twijfelt men dus zelf ook aan de opgegeven locatie. Samen dus al 1394 onbekend, ik heb ze nageteld! Dan blijven er ongeveer 600 plaatsen over in zijn Lexicon waarvan het merendeel van ná het jaar 1000 is. Toch zijn ook daarvan een behoorlijk aantal locaties fout, gewoon omdat er geen enkel bewijs is dat de genoemde plaats in het genoemde jaartal al bestond (zie Utrecht onder punt 7). De visie van Delahaye kwalificeren als fake news is gewoon van stemmingmakerij en het belachelijk maken van zijn bevindingen.
Ik daag alle auteurs van het Verhaal van Gelderland (en alle andere historici) uit die ruim 1000 plaatsen eens in het Nederland van de 8ste eeuw aan te wijzen. Lukt dat niet, hou dan op over 'fake news'. Dan zijn de traditionele opvattingen 'fake news'.
- Een volgend punt dat genoemd wordt is "Dat ons land pas na het jaar 1000 ontgonnen werd en bewoond werd'. Hoewel dit juist beschreven is, vraagt het wel om een toelichting. Zoals het hier geschetst wordt heeft Delahaye het nooit gesteld. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende landstreken. Wat verstaat men over 'ons land'? Voor het zuiden en met name voor België dat men doorgaans toch tot de zuidelijke Nederlanden rekent, geldt iets geheel anders dan bijvoorbeeld voor het westen, om over Friesland nog maar niet te spreken. Lees eens wat Delahaye over de transgressies schreef. Het blijft wel opvallend dat de eerste ontginningen en de eerste dijken in Zeeland, dus in het zuiden, werden aangelegd door zuidelijk gelegen kloosters, zoals van St.Bertins in St.Omaars. Ook hier kwam alles uit het zuiden, zoals we ook zien bij de doublures van plaatsnamen (zie bij punt 3 en 9). Wist U overigens ook dat de eerste graven van Holland en Gelre uit Vlaanderen kwamen?
- Dat 'zijn standpunt over Nijmegen hem niet geliefd maakte bij collega's' is ook een onjuiste opvatting. Wie worden bedoeld met 'zijn collega's'? Op het archief was Delahaye wel degelijk zeer geliefd bij zijn collega's, echter niet bij zijn baas dr.J.A.B.M. de Jong, waarbij het niet ging om zijn standpunt over Nijmegen. De onenigheid met dr.De Jong had betrekkingen op het auteursrecht van de inventaris van het oud-archief, dat De Jong zich wilde toe eigenen. Delahaye werd zelfs geschorst door de gemeente, welke schorsing de gemeente op last van de bestuursrechter moest terugdraaien. Dat zette wel kwaad bloed bij de gemeente. In Nijmegen heeft Delahaye meer dan 150 artikelen in de Gelderlander geschreven, die in Nijmegen door iedereen zeer gewaardeerd werden.
Het eerste artikel over de vermeende aanwezigheid van Karel de Grote in Nijmegen waarin Delahaye slechts enkele vragen stelde, sloeg in als een bom. Daarop kwamen enkele professoren van de Universiteit van Nijmegen in het geweer. Ze waren furieus. Hun deskundigheid werd te grabbel gegooid, meenden zij. De ware reden van hun aversie was, dat zij het niet konden verkroppen dat Delahaye ontdekte wat zij als 'deskundigen' hadden moeten ontdekken, namelijk dat de Karolingische periode van Nijmegen vals is. En dat wisten zij als geen ander. Immers het Noviomagus waar Karel de Grote tot koning van de Franken gekroond werd was Noyon, zoals elke historicus weet of dient te weten. Ook andere teksten waarin Noviomagus genoemd werd, gingen volgens Delahaye niet over Nijmegen, maar over Noyon of andere plaatsen die in de Romeinse tijd de naam Noviomagus droegen. Het Bronnenboek van Nijmegen, dat plots verschijnen moest, toont die omissie, hoewel zeker niet zo bedoeld, feilloos aan. In het Bronnenboek laten de auteurs (de club van Nijmegen) duidelijk blijken geen verstand te hebben van bronnenonderzoek. Zij plakken allerlei vermeldingen van Noviomagus steevast op Nijmegen, ook als die over Neumagen (D), Nyon (Bourgondië), Neuville-en-Condroz (F) en Novillare (Italië) blijkt te gaan. Hoe deskundig ben je dan? Dat bronnen onderzoek kun je ook niet overlaten aan studenten, zoals gebruikelijk bleek te zijn is in Nijmegen. Wat die aversie nog versterkte was het feit dat ze geen weerwoord hadden tegen de bevindingen van Delahaye. Lees meer over de Club van Nijmegen en de studenten Het paleis van Karel de Grote in Nijmegen, dat er toch ruim 400 jaar gestaan moet hebben, bleek archeologisch volkomen onvindbaar. Tot plots W.A. van Es in 1994 verklaarde, zonder dat er gegraven was (sic!), dat het paleis van Karel de Grote in Nijmegen gevonden was. Deze flagrante leugen sprak Van Es uit voor de RVU-radio. Beluister het geluidsfragment.
Delahaye was een groot voorstander van het openen van de archieven en publiceerde daar steeds over. Dat werd door de bevolking zeer gewaardeerd (zie zijn artikelen in de Gelderlander), maar veroorzaakte bij de professionele historici de nodige huiver. Het beslotene en vooral het zwijgen van veel professionele historici was hem een gruwel. Laat zien wat je bron is van hetgeen je beweert. Historici moeten eens gaan bewijzen wat zij beweren, was zijn stelling. En dat 'gevaar van openheid' zagen de professionele historici al langer in. Zij waren zich er terdege van bewust dat veel van de traditionele opvattingen immers niet te bewijzen zijn, wat ook tijdens het debat in 1980 bleek. Zij beriepen zich voor de 'bewijzen' op eigen 'titels' en eigen 'deskundigheid', wat voor de onbevangen lezer of toehoorder toch wel acceptabel was. "Een professor die ervoor geleerd heeft, zal toch wel weten hoe het zit?" Mocht het toch anders blijken te zijn, dan hadden de historici het excuus al klaar er geen 'schuld' aan te hebben, maar konden ze verwijzen naar hun voorgangers die de fout hadden gemaakt (is werkelijk zo eens gesteld door prof.dr.D.P.Blok). Prof.dr.F.Hugenholtz verzuchtte eens: "Als Delahaye gelijk heeft, is mijn hele boek fout!" Er moest een boek gered worden. Het ging niet om de historische waarheid. Uit de vaak zeer omvangrijke literatuurlijsten bij artikelen en in boeken, blijkt het 'verschuilen' achter je voorgangers in de historische wereld gemeengoed te zijn. Er wordt van alles beweerd slechts door een verwijzingen naar een voorganger. Leest men echter wat die voorganger precies schreef, dan blijkt er soms iets heel anders te staan dan wat de navolger ervan gemaakt heeft. In die zin is geschiedenis bestuderen gewoon een kwestie van begrijpend lezen, wat veel historici blijkbaar toch onvoldoende beheersen. Ook deze uitgave van Verhaal van Gelderland bevat meer dan 25 pagina's aan 'verwijzingen'. Orosius staat er wel bij, maar hebben ze dat ook gelezen? Zie punt 7. Lees meer over de artikelen over Nijmegen en over hoe de historische wetenschap werkt.
- Zijn stroom aan publicaties kwam toen pas op gang, wordt hier beschreven alsof er iets hardnekkig verdedigd moet worden. Het is een onjuiste weergave van de werkelijkheid. Het werken werd Delahaye in Nijmegen (mede door de schorsing en het toegangsverbod tot het archief) onmogelijk gemaakt, waardoor hij vertrok en een nieuwe benoeming aanvaarde in Nassau-Brabant.
De stroom aan publicaties die hier wellicht bedoeld wordt, betrof met name de publicaties over en van de gemeenten in Nassau-Brabant waar hij werkzaam was, aanvankelijk bij 4 gemeenten, bij zijn pensionering uitgegroeid tot liefst 17 gemeenten en 4 waterschappen in West-Brabant en Zeeland. Deze stroom aan publicaties bevat meer dan honderd titels. Vanwege zijn deskundigheid als archivaris sprak men al die gemeenten met veel waardering over hem. Het leverde hem ook de Koninklijke Onderscheiding op van 'Ridder in de Orde van Oranje-Nassau' vanwege zijn grote verdienste als historicus. Dit is ook de foto van Albert Delahaye, die op deze bladzijde bij dit artikel is geplaatst. Het is een opmerkelijke paradox die hier sprekend in beeld is gebracht: belachelijk gemaakt en afgekraakt in dit artikel dat dan juist voorzien is van een foto vanwege zijn grote verdienste als historicus. Lees hier over enkele voorbeelden van publicaties van Albert Delahaye.
Zijn vertrek had ook een ander ingrijpend gevolg. Nadat hij in Zundert kwam wonen, het geboortedorp van een andere aanvankelijk ondergewaardeerde en niet begrepen inwoner, kwam hij tot de ontdekking dat ter plaatse de oudste St.Willibrord kerk in Nederland bleek te hebben bestaan. Deze kerk was gesticht vanuit Tongerlo (dus vanuit het zuiden) en niet vanuit Utrecht, zoals wellicht de verwachting was. De huidige parochiekerk in Klein-Zundert is nog steeds aan St.Willibrord toegewijd en pas na 1832 werd de pastoor voor het eerst vanuit Utrecht benoemd, daarvoor vanuit het bisdom Mechelen/Antwerpen. Hetzelfde bleek ook te gelden voor de St.Willibrordkerk in Alphen (N.Br.). Dit feit verder onderzoekend, vielen meerdere puzzelstukjes op hun plaats, puzzelstukjes die in Nederland nooit gepast hadden, maar steeds vragen hadden opgeworpen, zoals "Waarom liggen de oudste St.Willibrordkerken in Brabant en geen enkele vanouds in Utrecht of in Friesland?" Waarom bestaan er juist in Frans-Vlaanderen meerdere St.Willibrordkerken? Ook over de mythen van Karolingisch Nederland ging hij op zoek naar de bronnen en kwam bij dat onderzoek steeds in dezelfde streek terecht, namelijk in Noord-Frankrijk, waar ook St.Willibrord en al zijn voorgangers die predikten onder de Friezen te plaatsen zijn. Waarom zwijgen de Nederlandse historici over die voorgangers en noemt men Willibrord de eerste prediker onder de Friezen? Er kwam over de geschiedenis rondom Karel de Grote en Willibrord inderdaad een aantal publicaties voort, geen stroom, maar precies veertien boeken, waarvan de helft postuum uitgegeven werd door de Stichting Albert Delahaye. Welke boeken dat waren leest U bij de geschiedenis in het eerste millennium. Deze boeken zijn nog te bestellen. Misschien een idee voor enkele redactieleden om eens uit de eerste hand te lezen wat Delahaye werkelijk geschreven heeft en welke argumenten en bronnen hij daarbij noemt?
- Alle vroegmiddeleeuwse plaatsnamen werden systeemmatisch uit Nederland weggeredeneerd, waaronder ook Tiel, Elst en Deventer, schrijven de auteurs van dit artikel, die het blijkbaar niet geheel goed begrepen hebben. Zoals het hier bescheven wordt, is het ook weer een geval van pure stemmingmakerij. Niet Tiel, Elst en Deventer werden weggeredeneerd, maar het gebruik van de plaatsnamen Tiale, Daventria en Heliste-Marithaime voor die plaatsen werd 'systematisch weggeredeerd'. Het vraagt wel om een meer genuanceerde toelichting. Het betreft hier wel de kern van de zaak. Immers de plaatsnamen zijn de kapstokken van de geschiedenis en precies door het onjuist localiseren van de plaatsnamen ging de geschiedenis mee en zijn de misverstanden ontstaan.
Heeft men zich ooit afgevraagd en gerealiseerd hoe een dorp als Biddinghuizen aan zijn naam kwam, om maar een voorbeeld te noemen. Het gebruik van een klassieke naam voor een nieuw dorp geeft wel de trend aan die zich eeuwen daarvoor al heeft voorgedaan en die bij migraties gemeengoed is. Zo bestaan er over de hele wereld plaatsen met dezelfde naam als een Nederlandse plaats. In Zuid-Afrika, als voorbeeld, bestaat ook een Ermelo, een Utrecht en een Amersfoort. Ook in Nederland bestaan talloze plaatsen die eenzelfde naam hebben als in Vlaanderen, met name in Frans-Vlaanderen. Bij dat doubleren van plaatsnamen werden soms bedenkelijk fouten gemaakt, die de onjuiste toepassing ervan etaleren. Zo kreeg de stad Almere de naam van een zee-inham en kreeg Wichmond de naam van een plaats aan de monding van de Wisera, wat traditioneel de Weser zou zijn. Ligt Wichmond in Noord-Duitsland aan de kust? Toponymie gaat verder dan de overeenkomt van enkele letters in een plaatsnaam.
Blijkbaar is het historici nooit opgevallen hoe eenvoudig en systematisch Albert Delahaye van alle in de diverse buitenlandse (we kunnen het niet genoeg benadrukken) oorkonden en kronieken genoemde plaatsen een etymologisch overeenkomstige plaatsnaam in Frankrijk vond. Als je eenmaal de juiste streek gevonden hebt, is de rest een invuloefening. De vele honderden plaatsnamen die in Nederland nooit gevonden werden, vond hij wel in Frankrijk, met name in Frans-Vlaanderen. Dat Delahaye de vaderlandse geschiedenis naar Frankrijk wilde verplaatsen, zoals enkele historici (zoals Maurits Gysseling) ooit beweerden, is dan ook slechts bedoeld om hem belachelijk te maken. Deze historici bleken enige historische kennis te missen, met name over plaatsnaamkunde. Gysseling heeft in zijn Toponymisch Woordenboek bij liefst 40% van de plaatsnamen geschreven dat onbekend is waar die gelocaliseerd dienen te worden.
Delahaye kon alle plaatsen uit de geschiedenis van Willibrord eenvoudig in dat tot 1713 voormalige deel van de Nederlanden terugvinden, ook de plaatsen uit de vita van Liudger, Lebuinus en andere predikers, zoals Amandus en Plechelmus. Dat had historici toch aan het denken moeten zetten? Maar neen, met een onbeduidend percentage plaatsnamen willen de Nederlandse historici deze omvangrijke geschiedenis in het huidige Nederland plaatsen. Zo wil prof. D.P.Blok uit een totaal van 206 plaatsnamen uit de oorkonden van Werethina, met slechts 12 plaatsnamen aantonen dat de Franken in Nederland woonden. Werkten alle historici maar eens wat meer systematisch en redeneerden ze maar eens wat meer. Dan kwamen ze niet tot zulke onmogelijke en belachelijke opvattingen. Lees meer over het boek van Blok over de Franken in Nederland, die zelf al aangaf dat de schriftelijke bronnen waarop hij bouwt "wel erg schaars" zijn en dat het erom gaat deze schaarse zaken aan elkaar te praten met waarschijnlijkheden en mogelijkheden". Lees ook meer bij onvindbare plaatsen. Lees ook even terug wat er onder punt 3 geschreven is over die duizend plaatsnamen die in Nederland gelegen moeten hebben in de 8ste eeuw. Gaat iemand die uitdaging al aan? En kom dan niet aan met 'Ja maar, de traditie is toch.....'. Maak je eens los van die aangenomen traditie en begin onbevooroordeeld met het lezen van de klassieke teksten. Tip: die teksten zijn te vinden in de boeken van Albert Delahaye. Bestellen zou ik adviseren.
Vergelijkbaar is de geografie van Willibrord, die overstak naar het vasteland op de plaats waar je de overkant ziet, wat de gebruikelijke oversteekplaats was en nog steeds is. Waar ligt immers de Kanaaltunnel? Dan moet je Willibrord niet in Katwijk laten aankomen, slechts op de misvatting wat met de 'renus' bedoeld zou zijn. Willibrord kwam aan in Gravelines, wat de Echternachse traditie is en ook de Franse en Duitse historici voor juist houden. De plaatselijke parochiale kerk is aan St.Willibrord toegewijd. 'Wat doet die Nederlandse missiebisschop in Frans-Vlaanderen?' zou je jezelf kunnen afvragen. 'Daar lag zijn missiegebied', is het eenvoudige antwoord. Dan moet je van Gravelines ook niet Grevelingen in Zeeland maken, wat enkele historici dan weer doen. Ziet U het probleem van de Nederlandse opvattingen? Willibrord kwam volgens de Nederlandse historici zowel aan in Katwijk, als in Grevelingen. Een bi-locatie is zelfs voor Willibrord er één te veel, zeker toen hij nog geen heilige was. En Utrecht dan? De archeologie van Utrecht heeft inmiddels wel duidelijk gemaakt dat Utrecht in de tijd van Willibrord niet eens bestond. Er is niets gevonden uit de 7de en 8ste eeuw. Lees meer over de archeologie van Utrecht. Het alom bekende kerkje van Radbod is er evenmin gevonden, het heeft er nooit bestaan, wat nu ook erkend wordt, maar wat je nog steeds terugleest in zelfs de nieuwste historische boeken.
En als je het dan toch over plaatsnamen hebt, kun je ook de locatie van bijvoorbeeld de Bataven gaan onderzoeken. Orosius schrijft ca.400 het volgende: "Op de kust van Brittannia het dichtst bij Gallië gelegen bevindt zich de stad Rutupi-portus (Richborough) vanwaar men de Menapiërs en de Bataven ziet, niet ver van de Morini die in het zuiden wonen". Dan is toch wel duidelijk waar de Bataven woonden en wel op dezelfde plaats waar Tacitus in ca.100 na Chr. hen plaatste, namelijk op "het onbewoonde uiterste deel van Gallië" dat onmiskenbaar Frans-Vlaanderen is. Precies daar waar de Morini woonden, die hun buren waren en in teksten genoemd worden als de uiterste bewoners van Gallia. Als je dan weet dat Julius Caesar naar Brittannia overstak vanuit het land van de Bataven, dan is dat, zoals elke historicus weet, vanuit de omgeving van Boulogne-sur-Mer. Je laat Julius Caesar toch niet vanuit de Betuwe naar Engeland vertrekken? En als je dan vervolgens weet dat Bonifatius vanuit Engeland overstak op de gebruikelijke plaats en aankwam in Dorestad, dan lag Dorestad dus aan de kust van Frans-Vlaanderen en niet ergens halverwege Nederland. Het is wel duidelijk waarom de kenmerken van Dorestad genoemd in de schriftelijke bronnen, zo angstvallig verzwegen worden door de Nederlandse historici en archeologen. Dorestate (Dorestadum) was een oude stad in Gallia, was groot en belangrijk (zelfs bekend in Italië), was een versterkte stad met castrum, was een zeehaven en lag op de oever van het Almere en was de hoofdstad van de Fresones, om enkele kenmerken te noemen. Past dit op het opgegraven boeren- en vissersdorp bij Wijk bij Duurstede? De aankomst van Bonifatius halverwege Nederland in Wijk bij Duurstede plaatsen, is net zo absurd als Willibrord in Katwijk aan land laten komen. Zij waren vervolgens meteen in het missiegebied in Frisia. Dat Frisia lag in Vlaanderen en niet in Noord-Holland en al helemaal niet in Friesland, waar Willibrord, maar ook Bonifatius nooit geweest zijn. Het verhaal van die moord in Dokkum kan ook gevoeglijk geschrapt worden. Dokkum bestond niet eens in de 8ste eeuw, zoals H.Halbertsma aangetoond heeft. Zowel in Nijmegen, als in Utrecht en Dokkum geeft de archeologie Delahaye volkomen gelijk. En als deze drie pijlers in de vaderlandse geschiedenis vervallen, gaat de rest van de geschiedenis die er onlosmakelijk mee verbonden is, onherroepelijk mee in de val.
Dit is wat Delahaye bedoeld met systematisch redeneren. Voor de Nederlandse geschiedenis betekent het dan dat er heel veel weg-geredeneerd kan worden.
Blijkbaar hebben de auteurs van dit artikel het toch wel juist geformuleerd, maar er iets anders mee bedoeld. Ze hebben in elk geval weinig begrepen van het fenomeen Deplacements Historiques. Lees eens wat Delahaye daarover precies schrijft voor je stemmingmakende uitspraken doet.
- Wat er vervolgens over Dorestad vermeldt wordt is dan wel de traditionele opvatting, maar volkomen achterhaald. Lees meer over Dorestad. Lees ook wat opgraver W.A. van Es daarover zelf opgemerkt heeft. Ook archeoloog Arno Verhoeven toonde aan dat van handel in het 'Nederlandse Dorestad' nooit sprake is geweest. Een achterland ontbrak volkomen, volgens Verhoeven. Op de pagina naast deze over Albert Delahaye staat een afbeelding van de fantasietekening 'Dorestad in vogelvlucht' van Wim Euverman. Is dat bewust gedaan om te proberen het gelijk van Delahaye onderuit te halen? En moet dat lukken met deze fantasietekening die je in alle boeken over Dorestad weer tegenkomt, alsof er iets bewezen moet worden? Zowel van deze tekening als van de interpretaties van de opgegraven nederzetting bij Wijk bij Duurstede is veel onjuist. Het opgegraven gedeelte bij Wijk bij Duurstede is vele malen kleiner dan het hier afgebeelde. Ook harde bewijzen ontbreken ondanks alle grootschalige en erg dure opgravingen. Het was toch opgraver Van Es die zelf stelde dat "in Wijk bij Duurstede geen enkel archeologisch bewijs is gevonden voor de determinatie Dorestadum". Einde verhaal zou ik zeggen.
Overigens, wat heeft Wijk bij Duurstede met het Verhaal van Gelderland te maken? Wijk bij Duurstede ligt toch in Utrecht? Hetzelfde geldt ook voor Deventer dat toch in Overijssel ligt? Heeft Gelderland gegevens uit andere provincies nodig om zijn geschiedenis te bewijzen? Met de fantasietekening van Euverman bewijs je net zo weinig als met het kaartje van Buchelius uit 1643, waarmee men wil 'bewijzen' dat de Bataven in de Betuwe woonden. Lees daarover ook meer in het hoofdstuk over de Peutingerkaart.
- Uit wat er over de opgravingen in Deventer, Nijmegen, Tiel en Utrecht geschreven wordt, blijken de auteurs van dit artikel toch niet precies op de hoogte te zijn van wat er in opgravingsverslagen nu precies staat. Groothedde zou, als archeoloog van Zutphen, toch beter moeten weten. Maar ja, een archeoloog is nog geen historicus. Hier wordt de oorkonde uit 896 genoemd. Met deze oorkonde kun je toch niet bewijzen dat het over Nederland gaat? Er wordt geen enkele Nederlandse plaats in genoemd. Als je meent dat het genoemde Daventria Deventer is, moet je dat met andere bewijzen aantonen en niet met deze ene oorkonde. Dat het niet over Nederland gaat wordt al aangetoond met het hierin genoemde (Nederlandse) Dorestad dat immers in 896 niet meer bestond, tenminste volgens de traditionele opvatting. Maar ook Utrecht, Deventer en Tiel bestonden in de 9de eeuw nog niet. Men staat hier bodemkundig en stratigrafisch te ijlen. Bewijs eerst eens dat het hier genoemde Daventre en Tiale inderdaad Deventer en Tiel waren. En vergelijk dan ook gebeurtenissen over deze plaatsen uit andere oorkonden, zoals over plunderingen van de Noormannen.
Dat het volgens Delahaye Desvres en Thilques geweest zijn, wordt door de auteurs afgedaan met dat het twee gehuchten in Frans-Vlaanderen zouden zijn, waar nog nooit sporen van een Karolingische nederzetting gevonden zijn. Wat verstaan zij onder gehuchten, ofwel erg kleine dorpjes? Het wordt hier slechts gebruikt om de opvattingen van Delahaye te kleineren. Desvres en Tilques telden toen zeker weinig inwoners, maar hoe groot was Deventer in 896? Daar zijn geen gegevens over bekend. Naar het aantal inwoners van Utrecht heeft men onderzoek gedaan. Als eerste schatting wordt ca. 1300 een aantal van 5500 inwoners genoemd, wat zo'n 1000 huishoudens zou zijn (Bron: Jaarboek Oud-Utrecht 1995), Amsterdam had in 1300 slechts 1000 inwoners, maar dat zijn gegevens van 4 eeuwen later. Vergelijk daar het zuiden eens mee. Brugge had ca.1300 ruim 40.000 inwoners. Frankrijk had rond 1300 al 15 miljoen inwoners. Hoe groot was een nederzetting van enkele boerderijen in Nederland, zoals die in Merovingisch en Karolingisch Nederland gevonden worden? Waren die plaatsen dan groot en belangrijk genoeg dat ze voorkomen op documenten en in oorkonden in Frankrijk? En dat in die Franse oorkonden dan wel over Nederlandse plaatsen en gebeurtenissen geschreven zou zijn en hun eigen land onbeschreven zou zijn gebleven? Nederland was zelfs in de 14de eeuw nog een leeg land en stelde nog weinig voor. Zijn die nederzettingen van enkele boerderijen dan de 1000 plaatsen onder punt 3 genoemd, die in Nederland nog gevonden moeten worden?
Waar nog nooit sporen van een Karolingische nederzetting zijn gevonden? schrijft men hier. Kent men alle archeologische bronnen uit die streek? Hebben zij de 'Géographie Historique de la Gaule et de la France' bestudeerd? De aantoonbare geschiedenis van Desvres gaat terug tot in de Romeinse tijd, zoals van meer plaatsen in die omgeving. De continuïteit van de geschiedenis van Frans-Vlaanderen is vanaf de tijd van Julius Caesar (en daarvoor) tot heden aantoonbaar. Is er in Deventer een Karolingische nederzetting gevonden? Wellicht een Germaanse nederzetting uit de 3e of 4e eeuw (volgens eigen gegevens) en vervolgens een een houten (?) kerkje van Lebuinus uit de 8ste eeuw. Ziet U ook hier weer het 'gat' tussen de 3e/4e eeuw en de 8ste eeuw, een 'gat' dat overal in Nederland voorkomt? Het is wel zeer toevallig dat alle plaatsen in de oorkonden uit 797, 814-815, 1059 en uit andere oorkonden, in Frans-Vlaandern te vinden zijn en niet in Nederland, op een enkele gedoubleerde plaatnaam na. Maar in Nederland ontbreken de feitelijke archeologische bewijzen nog steeds. Men heeft slechts de gedoubleerde plaatsnaam als bewijs. Vage of verdwenen grondsporen worden met overstromingen van rivieren gemanipuleerd om als bewijs te dienen, terwijl men de transgressies liefst blijft ontkennen.Op p.249 wordt de Isloa genoemd, dat de IJssel was, of was het toch de Lys of Leie in Vlaanderen? Verhelderend is de zin waarin staat: "Al ten tijde van Lebuïnus, in het derde kwart van de achtste eeuw, lijkt de IJssel langs Deventer te hebben gestroomd". Hoezo lijkt? Er spreekt slechts twijfel over de aangenomen geschiedenis uit. Hier wordt in vage bewoordingen het 'lijkt' aan Lebuinuus gekoppeld. Ziet U de cirkelredenering? Lees het ware verhaal over Lebuinus ofwel Lievin, dat feilloos de weg van de doublures aangeeft: van zuid naar noord. Immers de 'nederlandse' Lebuinus is dezelfde heilige als de Franse Liévin, waarnaast nog een derde heilige blijkt te bestaan, namelijk St.Lieven in Belgisch Vlaanderen, die dezelfde persoon is. Een tri-locatie zijn er twee teveel, zelfs voor een heilige. Wie heeft dan 'de oudste papieren' en is dan de ware Liévin? Ook de geschiedenis van St.Amandus geeft die verplaatsing van zuid naar noord feilloos aan. St.Amandus predikte onder de Frisones, aan de Schelde. Was hij apostel van Duitsland, terwijl zijn kerken en verering in Frans-Vlaanderen tot op de dag van vandaag zijn blijven bestaan? St.Amandus is patroon tegen oogziekten en bijziendheid, waar veel historici 'last' van blijken te hebben. Amandus zal ons moeten leiden naar de "Ware Kijk Op" de geschiedenis van ons land.
Heeft men ooit onderzocht in de klassieke akten hoe de IJssel (met lange -ij-) aan haar naam kwam en wanneer dat gebeurde? Om alvast te verwijzen naar het volgende punt: dat de IJssel de oostelijke mond van de Renus was, die immers 3 monden had, wordt momenteel door geen enkele serieuse historicus meer voor juist aangenomen. Dat heeft men dus al laten vallen. De hele geschiedenis van Nederland in het eerste millennium blijkt aan elkaar te hangen van cirkelredeneringen, voorzien van de nodige aannamen en hypothesen, die hard aan herziening toe zijn.
Lees meer over Deventer en over Liudger, die net als Lebuinus en Amandus in Frans-Vlaanderen missioneerde. Immers daar woonden de Saksen waar zij predikten. Dat het Suabsna van St.Ludger Zuilen (of Zwesen? er is nog keus) zou zijn geweest is behalve een etymologische farce ook onmogelijk. Als Utrecht in de 8ste eeuw niet eens bestond (zie hiervoor), zou dan Zuilen wel hebben bestaan? En welk klooster was het waar St.Ludger in het niet bestaande Utrecht verbleef om in een niet bestaande St.Martinuskerk te bidden? Suabsna was Zouafques (zie de etymologische juistheid) in Frans-Vlaanderen, op loopafstand van Trajectum (dat Tournehem was) waar Ludger 's nachts ging bidden. Niet om er op zolder te slapen, zoals de Nederlandse historici 'nachtelijke gebedsstonden' vertalen. Waar lag het door Ludger gestichte klooster Werethina dat aan zee lag? Was dat Werden, zoals de traditie ons wil laten geloven? Ligt Werden aan zee? Of was het toch Frétun in Frans-Vlaanderen? Waar lag het Brema van St.Amandus? Was dat Bremen in Duitsland of Brêmes in Frans-Vlaanderen? En was Hammaburg het Duitse Hamburg of Hames-Boucres in Frans-Vlaanderen? In Hamburg is archeologisch vastgesteld dat het beslist niet ouder is dan de 10de eeuw. Het lijkt ingewikkeld, maar zo eenvoudig zitten de Deplacements Historiques toch echt in elkaar.
- Naarmate het debat verhardde, volhardde Delahaye in zijn opvattingen. Zijn ideeën stonden tegenover de naar zijn mening starre gevestigde wetenschap, schrijft men op deze bladzijde. Nu verhardde het debat niet, er slechts één echt debat geweest, maar wat zeker waar is dat Delahaye volhardde in zijn opvattingen, vanwege het toenemend aantal argumenten dat hem gelijk gaf, ten opzichte van de afnemende steun en het gebrek aan argumenten van zijn opponenten. Het is ook zeker waar dat dat de historische wereld star is en niet van veranderingen gediend is. Men bleek geen ander weerwoord te hebben op de argumenten van Delahaye, dan slechts het herhalen van de tradities. Die starheid van de historische wetenschap blijkt uit talrijke voorbeelden. Lees daarover meer bij punt 5 hierboven of bij de werkwijze van de historische wetenschap. En als men dan eens iets toegeeft en verandert, trekt men daar niet alle logische consequenties uit. Zo heet de Karolingische Kapel op Het Valkhof in Nijmegen tegenwoordig Ottoonse Kapel. De naam van Karolingische Kapel heeft men laten vallen, maar men blijft toch Nijmegen als 'Karolingisch' presenteren, ook al ontbreekt elk bewijs daarvoor. Een wijziging in standpunten is ook te zien in het Bronnenboek van Nijmegen. Teksten die men tot voor kort op Nijmegen toepastte, heeft men ook laten vallen. Zie de voorbeelden opgesomd bij Noviomagus. Lees daar meer over bij de Bisschop van Nijmegen. Als men teksten over Noviomagus niet langer meer voor Nijmegen claimt, dient men ook de betreffende geschiedenis los te laten.
- De archeologische argumenten werden door hem afgedaan als misinterpretaties, vals gedateerd en cirkelredenringen, lezen we. Hier gaat het feitelijk over het verschil tussen archeologisch vondsten en de interpretaties ervan. De archeologische vondsten heeft Delahaye nooit ontkend, wel de interpretaties ervan, wat dan wel leidde tot de genoemde misinterpretaties, valse dateringen en cirkelredeneringen, niet van hem, maar van de archeologen en historici die daarmee hun opvattingen wilden onderbouwen.
Regelmatig worden de voorheen als zeker gehanteerde interpreaties, dateringen en redeneringen ook gewijzigd, zelfs los gelaten. Lees daar meer over in de verschillende tijdschriften en boeken. Zo lang archeologische vondsten niet gebaseerd zijn op technisch onderzoek, maar op geschreven bronnen, zijn het interpretaties, vaak zelfs cirkelredeneringen. Zo wordt het gevonden aardewerk bij de opgravingen in Wijk bij Duurstede gedateerd naar de veronderstelling dat de gevonden nederzetting Dorestad was. De schriftelijke vermeldingen bepaalden vervolgens de datering van het aardewerk op de 9de eeuw. De type indeling van het aardewerk van Van Es wordt vervolgens gebruikt bij dateringen van elders gevonden vergelijkbaar aardewerk. Ziet U de (zelfs dubbele) cirkelredenering? Maar de datering van hetzelfde aardewerk in Duitsland gevonden (waar het vandaan kwam) levert zomaar een verschil op van ruim een eeuw. Hoe kan dat dan? Waarom wordt een vondst in de Betuwe steevast 'Bataafs' genoemd? Moet dan niet eerst bewezen worden dat de Bataven in de Betuwe woonden? En dat is nog steeds niet gebeurd, zoals ook Stijn Heeren en W.Willems inmiddels hebben erkend. Willems schreef over het Oppidum Batavorum zelfs: "We hebben op dit ogenblik (in 1989) zo'n 9000 m² van 'Holwerda's Oppidum Batavorum opgegraven, maar zoals eigenlijk wel te verwachten was: we hebben het niet gevonden. En als er hier al Bataven zijn geweest dan hoorden die bij het Romeinse leger ter plaatse". Lees meer over de Bataven, over de archeologie in Nederland.
- Er wordt ook weer wat meewarig geschreven over 'amateur'-historici. Het was ook het verwijt dat Albert Delahaye eens te horen kreeg: "Schoenmaker blijf bij je leest". Alsof slechts de professionele historici verstand hebben van geschiedenis. Alsof de geschiedenis van hen persoonlijk is en slechts zij mogen bepalen wat juist is. Die tijd is wel voorbij. Ook professoren moeten bewijzen wat ze beweren. Bronnenonderzoek kunnen ze ook beter overlaten aan een 'archivarisje' (nog zo'n verwijt dat hij eens kreeg), terwijl dat juist specifiek tot de competenties van een archivaris hoort, zeker als die ook nog oud-frans beheerst. Is het ook niet zo dat elke professionele historicus ooit begonnen is als amateur (=liefhebber van geschiedenis en niet in de betekenis van 'prutser' wat hier bedoeld wordt gezien de gehele tekst)? Waarom ga je geschiedenis studeren? En wat leert elke student geschiedenis anders dan de traditionele opvattingen? Immers als je buiten de geijkte paden loopt kun je de studie wel vergeten. Is het nu niet precies de bedoeling van wetenschap, ook van historische wetenschap, om eens buiten de lijntjes te kleuren? Het is juist van belang eigen onderzoek te doen, onderzoek dat tevoren nooit gedaan is, zoals Albert Delahaye dat deed. Hij vond in de oude archieven in Frankrijk teksten waarvan zelfs de historici van de Sorbonne in Parijs geen weet hadden. Wat hebben de profs, die zoveel commentaar hadden op Delahaye, ooit uit eigen onderzoek gepubliceerd? De historische wetenschap bestaat helaas voor het grootste deel (en soms zelfs nog helemaal) uit 'naschrijverij'. Publiceer eens uit eigen onderzoek! Ga op zoek naar de bronnen en lees die onbevooroordeeld. Maar neen, steeds leest men hetzelfde dat al in vorige eeuwen geschreven werd. Kijk maar eens naar de literatuurlijsten in boeken over geschiedenis. In dit deel van Verhaal van Gelderland zijn daar ruim 25 bladzijden mee gevuld. Opvallend dat hier de namen van twee profs ontbreken: dr.R.R.Post en dr.B.H.Stolte, die steeds fel op de publicaties van Delahaye reageerden, 'met goede argumenten' zoals het genoemd werd. Ook in het Bronnenboek van Nijmegen ontbreken zij. Dat roept toch op zijn minst de vraag op of hun 'goede argumenten' niet meer gelden? Blijkbaar zijn die 'goede argumenten' achterhaald. Men heeft in de historische wetenschap een bepaalde opvatting door zich slechts op een voorgaande schrijver te beroepen (zie het gestelde onder punt 5), zelfs op schrijvers die als onbetrouwbaar te boek staan, zoals Johannes de Beka, Johannes Smetius en Cornelius Aurelius, ook bekend onder hun 'Nederlandse' namen Jan van Beek, Jan Smit en Kees van Gouda. Het Bronnenboek van Nijmegen kan ook als voorbeeld dienen en lees vooral de reactie van Albert Delahaye hierop.
Het is ook beslist een onwaarheid dat Albert Delahaye alleen stond in zijn opvattingen, zoals prof.P.Leupen, de hoofdauteur van Het Bronnenboek van Nijmegen, eens beweerde. Delahaye was beslist niet de enige die bezwaar maakte tegen de traditionele opvattingen betreffende de aangenomen geschiedenis van Nederland en van Nijmegen. Op p.329 wordt geschreven over de Byzantijnse prinses Theophanu die in Nijmegen zou hebben verbleven en er in 991 ook overleden zou zijn. Met een afbeelding op de zijmuur van het casino, meent men in Nijmegen voldoende bewijs te hebben geleverd. Zie de (eigen) foto in de linker kolom. Echter uit een studie van Rudolf Janssen blijkt de historische onjuistheid van deze opvatting, die volledig gebaseerd was op de aanwezigheid van de palts van Karel de Grote in Noviomagus. Het bleek ook hier om Noyon te gaan waar deze prinses en haar hofhouding verbleven. Waar deze prinses (later keizerin) in Nijmegen gewoond zou hebben blijft een open vraag, immers er bestond geen paleis in Nijmegen, slechts 'een lek schuurtje' (volgens Paul van der Heijden in zijn boek over 20 eeuwen Nijmegen). Van een omvangrijke hofhouding en bevolking die er toen in Nijmegen geweest moet zijn, is nooit iets gebleken. De afbeelding van keizerin Theophanu staat symbool voor meer geschiedenis van Nijmegen: wel pontificaal, maar niet in het zicht, weggestopt op de zijkant van het casino. In Nijmegen is men blijkbaar altijd in voor een gokje, in dit geval met geschiedenis. In de geschiedenis van Nijmegen bestaat wel meer uit nep.
Er zijn dus wel meer historici die niet gevangen zitten in het wetenschappelijk keurslijf en door eigen onderzoek tot andere conclusies komen. Lees meer over andere opvattingen bij Citaten en in diverse tijdschriften en boeken, zoals ook in het tijdschrift 'Archeologie in Nederland'.
Er bestaan in de Nederlandse geschiedenis nog steeds een aantal onbeantwoorde vragen die toch eens opgelost moeten worden. Hoe kwam het dat de Bataven al dienst namen in het Romeinse leger, voordat er ook maar één Romein in Nederland was? Hadden ze zich vrijwillige in Rome aangemeld? En hoe kan het dat ze nog steeds dienst deden in de Romeinse legers, ondanks hun verweer zoals tijdens de opstand in 69/70 n.Chr., toen de Romeinen allang uit Nederland vertrokken waren? Waarom leverden de Friezen hun veldslagen tegen de Romeinen en later tegen de Franken, allemaal in Frankrijk? De definitieve slag tussen Karel Martel en Radboud vond in 717 plaats te Vinciacum, dat Inchy-en-Artois is (tussen Arras en Cambrai in Frans-Vlaanderen).'Speelden de Friezen alleen uitwedstrijden?'
De visie van Albert Delahaye.
Als archivaris in NIjmegen ontdekte Albert Delahaye dat de Karolingische geschiedenis van Nijmegen vals was. Deze bleek gebaseerd op aangenomen, maar nooit feitelijk bewezen opvattingen. Zowel tekstueel als archeologisch was er geen spoor te vinden van Karolingisch Nijmegen. Archeologisch bleek na Wereldoorlog 2 toen Nijmegen door het vergissingsbombardement van de gealieerden platgegooid was en omvangrijke opgravingen zijn verricht, er niets gevonden werd uit de Karolingische tijd. De zogenoemde Karolingische kapel op Het Valkhof bleek uit de 11de eeuw te dateren. Men vond niets uit de tijd van Karel de Grote, net zo min iets van zijn paleis dat er gestaan zou hebben.
De klassieke teksten die in Nijmegen gebruikt werden om het een Karolingische statuur te geven, bleken teksten van Noyon te zijn. In Noyon werd Karel de Grote in 768 tot Koning van de Franken gekroond, welke gebeurtenis plaats vond in het paleis van Noviomagus, wat door verschillende auteurs met verschillende plaatsnamen werd genoemd. Al deze plaatsnamen hadden dus betrekking op Noyon en niet op Nijmegen. Bij het bestuderen van alle teksten over Noviomagus die men in Nijmegen hanteert, bleek het dan ook steeds over Noyon te gaan. Het bleek een grote, neen, de grootste misvatting in de vaderlandse geschiedenis te zijn, welke misvatting uiteraard verstrekkende consequenties heeft voor de gehele vaderlandse geschiedenis in het eerste millennium.
Deskundig en toegankelijk.
Op deskundige en toegankelijke wijze schetsen de auteurs van Verhaal van Gelderland het eigen karakter van de Gelderse geschiedenis, lezen we in perscommuniqués. Aan het Verhaal van Gelderland werkten ruim dertig auteurs en redactieleden mee: allen kenners van hun specifieke tijdsperiode en van de regionale geschiedenis van Gelderland. Over die 'deskundigheid' kun je wel wat twijfels hebben, als je leest wat ze schrijven. De vraag is in hoeverre het ook hier weer gaat om het rondpompen van verouderde kennis.
|
|  |
Het eerste deel heeft onze speciale belangstelling.
Onze belangstelling gaat men name uit naar het eerste deel waarin de geschiedenis vanaf de Romeinse tijd beschreven wordt. De kaft van dit boek bestaat uit een afbeelding van de Peutingerkaart waarop Noviomagi afgebeeld is. Maar wat bewijs je met een kaart uit de 16de eeuw? Bovendien ligt Noviomagi aan de verkeerde kant van de Waal als het Nijmegen was. De Patabus was toch de Waal? Daarnaast heeft Jan Verhagen aangetoond dat Romeins Nijmegen Castra Herculis was en niet Noviomagi. |
|