Germanicus.
Nadat Germanicus in het jaar 14 (of 15?) het slagveld van Arminius en Varus had laten opruimen en er een grafheuvel had opgericht, marcheerde hij terug naar de Amisia. Daar beval hij zijn ruiterij om zich langs het strand van de Oceaan naar de monden van de Rhenus te begeven.
Volgens geschiedkundigen en archeologen moeten wij ons dus voorstellen dat de ruiters zich eerst de 150 kilometer vanaf het slagveld (nabij Osnabrück volgens de traditie) naar de monding van de Eems begaven en dat ze daarna, nog eens 300 kilometer langs de Groningse, Friese en Hollandse kust aflegden, dwars door wadden, venen, zee-inhammen en riviermondingen, naar de monding van de Rijn bij Katwijk.
Waren ze rechtstreeks naar de monding van de Rijn gegaan, dan zou dat maar de helft van die afstand geweest zijn, door veel toegankelijker terrein, en eventueel hadden ze een groot deel van die route per schip over de Rijn kunnen afleggen.
Ook uit dit soort ongerijmdheden mag blijken dat Tacitus het helemaal niet had over de Rijn en de Eems, maar over Rhenus (Schelde) en Amisia (Hem) in Noord-Frankrijk, waartussen hemelsbreed een afstand van enkele tientallen kilometers lag.
Overigens is in de buurt van Osnabrück van het door Germanicus (rond het jaar 15) aangelegde massagraf, dat de resten van duizenden lichamen bevat moet hebben, niets gevonden.