Noviomagus, Op het spoor der Romeinen in Nijmegen, uitg. Museum G.M.Kam, 3e verbeterde druk 1988.
Gerard Marie Kam was een zoon van een predikant te Oud-Alblas, waar hij in 1838 geboren werd. Van zijn vader, behorend tot het oude geslacht van theologen, die veelal klassiek waren opgeleid, leerde hij Latijn, doch voor de Hogeschool werd hij niet bestemd. Hij kwam in aanraking met het vak van scheepsbouw en werd de mede-stichter van den ijzer- en staalhandel Gebr. Kam in Rotterdam. Delftshaven werd zijn woonplaats en hij beijverde zich zeer voor de uitbreiding van Rotterdam's havencomplex. Zijn plannen kwamen niet alle tot uitvoering. Niettemin bleef hij een gewaardeerd lid van den Raad, doch moest door ziekte zijner vrouw de Maasstad verlaten. Gelijktijdig trok hij zich uit zijn zaken terug, en vestigde zich in het toen landelijke Nijmegen.
Spoedig zou hij, door toeval, een nieuw arbeidsveld vinden. Op zekere dag in 1898, werden hem een paar Romeinsche urnen aangeboden, gevonden op een terrein tegenover zijn villa. Hij kocht ze, en kocht er meer, want de bodem van Nijmegen 'lag er vol mee'. De ene na de andere vondst werd hem gebracht, want al spoedig wisten de vinders dat aan den Bergendalscheweg een liefhebber van oudheden woonde, die hun moeite rijkelijk beloonde. Wat deze 'vinders' achterwege lieten was de vermelding van de vindplaats. Van veel vondsten die nu in Museum Het Valkhof getoond worden, is dus onbekend waar deze gevonden zijn of waarvan ze afkomstig waren. Ook zelf ging Kam op onderzoek uit. Hij kocht of huurde land, uitsluitend om te graven. Het werd haast een bedrijf. De Romeinse oudheid die zich in velerlei uitingen openbaarde, werd de inrichting van zijn museum.
Echter bij dat opkopen van al die Romeinse vondsten, heeft Kam nagelaten de herkomst precies vast te leggen of uit te zoeken. Het is daarom onzeker of al die vondsten wel in Nijmegen zijn gedaan.