Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

W.J.H. (Willem) Willems (1950-2014).




Willem Willems (1950-2014).

Zie over hem de website www.willemwillems.com.

Willem Willems was tussen 1989 tot 1999 hoofd van de ROB in Amersfoort. Ik heb hem ooit gesproken over de visie van Albert Delahaye. Het enige argument dat hij kon noemen was 'dat Delahaye ongelijk had en zijn visie wetenschappelijk nergens wordt ondersteund'. Dat hebben we meer gehoord (o.a.bij Leupen zie daar), maar verder dan wat denigrerende opmerkingen gingen zijn argumenten niet. Dat denigrerende was typisch Willems. Hij wist allles beter, immers hij had daarvoor gestudeerd en had daar zijn titel en benoeming aan te danken.
Het is typisch de houding van de betweterige wetenschapper, de arrogantie van de macht, zoals we dat ook zagen bij Hugenholtz en Bogaers om er enkele te noemen.

Willems mag dan veel betekend hebben voor de buitenlandse archeologie, voor die in Nederland was hij problematisch. Hij had niets met de 'amateurs' in de archeologie. Daar stond hij nogal denigrerend tegenover, terwijl elke archeoloog van naam ooit ook begon als 'amateur'. Dat een 'amateur' (die het als liefhebber en met passie doet) vaak meer weet dan de professional (die er beroepsmatig voor betaald wordt) is een algemeen bekend feit. Het zijn juist de 'amateurs', de vakbekwame 'hobby-isten' die de 'wetenschappers' op het juiste spoor gezet hebben en zetten. Veranderingen in de wetenschap moeten juist van 'buitenstaanders' komen.

Dat Willems nogal overtuigd was van eigen opvattingen en eigen gelijk blijkt ook wel uit het artikel "Kapotgemaakt door de Staat" in Elseviers Weekblad van 16/23 dec. 2017.
Daarin doet amateur-archeoloog Aart Vermeulen zijn verhaal over het succes van zijn bedrijf ArcheoMedia, totdat de Rijksinspectie i.c.Willems hem gaat tegenwerken. Het werd een jarenlange strijd die Vermeulen naar de afgrond voerde. In 2011 volgde dan wel een rehabilitatie van ArcheoMedia, maar het kwaad was inmiddels geschied en het bedrijf ging failliet.
In de hele gang van zaken blijkt duidelijk de denigrerende rol van Willems als archeoloog en als hoofdinspecteur van de Rijksinspectie voor Archeologie (RIA) wat hij van 2001 tot 2006 was.
Hij zou een belastend dossier hebben aangelegd, dat bij navraag niet bleek te bestaan. Ook zou Willems in zijn colleges denigrerend hebben uitgelaten over ArcheoMedia en 'amateur'- archeologen. Het Hof bepaalde in hoger beroep dat Willems (en de Staat) wel onrechtmatig hadden gehandeld en dat ArcheoMedia een schadevergoeding moest krijgen. Tor heden (dec.2017) is die nog steeds niet uitgekeerd (weten wij uit zeer betrouwbare bron)!

In zijn eigen publicaties over de Nederlandse archeologie kwam hij ook nooit verder dan die traditie, dus wat allang 'bekend' was. Zie het artikel hiernaast. Toch week hij ook wel eens af van de tradities, waarmee hij Albert Delahaye dus gelijk gaf, maar gaf dat nooit volmondig toe of begreep dat niet. Zie de voorbeelden hiernaast.

De denigrerende houding van professor dokter Willems staat model voor de houding van meerdere beroepsmatige historici en archeologen. Of zij alleen de wijsheid in pacht hebben! Een toegewijde hobbyist weet al te vaak meer dan zij die ervoor geleerd hebben. Immers wat is 'ervoor geleerd'? Napraten wat anderen hiervoor al verteld hebben en dan een getuigschrift, een titel of een leerstoel krijgen. En die krijg je nooit als je afwijkt van het verhaal van je promotor.
Dr.W.J.H.WILLEMS, archeoloog van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, stelde ten aanzien van de opgravingen naar het Oppidum Batavorum in Nijmegen: "We hebben het niet gevonden". En ten aanzien van de Bataven dat "als er al Bataven in Nijmegen of omgeving zijn geweest, dan hoorden zij bij het Romeinse leger ter plaatse". Wij bedanken dr.Willems voor deze openhartige uitspraak. Waren er maar meer historici die zo openhartig waren en hun onjuiste inzichten toegaven. Maar nee, het is helaas zoals dr.Friedrich Gorissen eens stelden: "Als Delahaye gelijk heeft is mijn hele boek fout!" En precies dàt is het probleem: er moeten boeken gered worden en reputaties. Niet de ware geschiedenis is het belang van historici, maar hun eigen reputatie.

Willems houdt helaas toch te vaak vast aan de traditionele opvattingen van de historici die hij als archeoloog tegenspreekt. In 1986 stelde hij nog dat de Bataven door de Romeinen vanuit Duitsland naar Nederland waren gestuurd. Dat moest volgens de historici rond 37 vóór Christus zijn gebeurd. Dit stelt hij om zijn enigszins opzienbarende verhaal over Bataven in de Betuwe staande te houden. Volgens de promovendus "valt aan dit gegeven niet te tornen". (Zie artikel hiernaast: klik op het artikel voor een vergroting). Zo creëert deze archeoloog weer een nieuwe mythe, want van zijn verhaal "Inheemse kijk op Nederland in de Romeinse tijd" klopt niet veel. We hebben daarvoor de volgende argumenten:
  • De Bataven zouden gekomen zijn vanuit midden Duitsland. Ondanks dat daar nog nooit een Romein geweest was, zouden de Bataven zich daar dus hebben laten wegsturen. Een volk dat in 69 en 70 het Romeinse leger 2 jaar heeft beziggehouden met een opstand, zou zich hebben laten wegsturen? Kan het nog onnozeler?
  • Zij zouden zich dan gevestigd hebben in de Betuwe, terwijl meerdere Romeinse schrijvers vermelden, dat de Bataven al "vanouds" in hun eigen gebied, de Batua, woonden. Bovendien vergeet Willems dat Tacitus letterlijk schrijft dat de Bataven naast de Morini woonden.
  • De Betuwe zou dan voor de Romeinen als basis moeten dienen voor de verovering van het vrije Germanië. Kan het onlogischer? Als de Romeinen al in Xanten, Keulen en Bonn zitten, zouden ze vanuit de Betuwe Germanië (bij de traditionalisten is dat Duitsland) veroveren? Dat het verhaal van Willems niet klopt blijkt wel uit het feit dat de Romeinen het vrije Duitsland nooit veroverd hebben. Vanuit de Betuwe? Waar naartoe? Naar de Veluwe?
  • De Bataven dienden al lang voordat er één Romein in ons land is geweest in het Romeinse leger o.a. bij Julius Caesar in 56 vóór Christus. Hoezo vanuit de Betuwe? Hebben ze vrijwillig dienst genomen in het Romeinse leger dat toen nog niet verder geweest was dan in Noord-Frankrijk?
  • Ook toen de Romeinen al lang uit Nederland waren vertrokken, dienden er nog Bataven in het Romeinse leger. Zij woonden nog steeds in het door de Romeinen beheerste gebied aan de kanaalkust.
  • De Bataven woonden aan de kust tegenover Engeland, want Julius Caesar wilde vanuit het land van de Bataven de oversteek naar Engeland maken. Waar die oversteekplaats lag kan elk kind aanwijzen: aan de kust van het Kanaal, precies daar waar nu de Kanaaltunnel ligt.
  • En was het niet Willems zelf die in 1989 (dus 3 jaar later!) tot de conclusie kwam dat het Oppidum Batavorum niet in Nijmegen gelegen heeft? Hij heeft het toen niet gevonden en schreef er het volgende over: "Als er hier al Bataven geweest zijn hoorden die bij het Romeinse leger".

    Maar er klopt meer niet in de opvattingen van Willems.
  • "De Bataven kwamen de Rijn afzakken", zegt Willems. Aan dit gegeven valt niet te tornen stelt hij. Maar dit gegeven is nu juist de kern van alle misverstanden en van de hele daarna ontstane babylonische spraakverwarring. Dan moet eerst bewezen worden dat de klassieke Romeinse schrijvers met Renus wel de Rijn bedoelden en moet bewezen worden dat de oorspronkelijke woonplaats van de Bataven in midden Duitsland gelegen heeft. Dan zouden bijvoorbeeld archeologische vondsten uit de Betuwe overeen moeten komen met die in midden Duitsland. En dat is nooit aangetoond. Op grond waarvan wordt dan gesteld dat de Bataven in midden Duitsland woonden? Omdat zij in de buurt van Kassel woonden? Of was dit toch Cassel in Frans-Vlaanderen?
  • Ondanks het hierboven beweerde wordt aan dit gegeven allang getornd. Met grote bewijskracht zelfs, met als hoofdgetuige de heer P. C. Tacitus zelf, die in zijn 'Historiae' zo'n 80 namen vermeldt van stammen waarmee de Romeinen, mede in samenhang met de opstand onder Claudius Civilis, te doen hadden; welke namen grotendeels nog duidelijk of zelfs letterlijk herkenbaar in die van grotere en kleinere plaatsen in en nabij het huidige N.W.Frankrijk voortleven. Dáár lag dus het 'Germania' waarover Tacitus het heeft, in veIe 'stammen' verdeeld, waaronder (naast de door Willems in Hessen gelocaliseerde Chatti) de Batavi die bij de genoemde opstand het voortouw namen; en dit natuurlijk niet hadden gekund indien zij op afstand van een paar honderd kilometer naar onze Betuwe waren gemanoeuvreerd, zoals de op dit proefschrift doctor geworden heer Willems als nieuw idee naar voren brengt. Hoewel? Nieuw?
  • Willems volgt in deze echter helemaal de ca. 500 jaar jonge 'traditie' waartoe in de 15e eeuw (meer dan duizend jaar dus na het vertrek van de Romeinen) vooral het toen boven water gekomen (en misverstane) werk van Tacitus een belangrijke impuls gaf; dit te zamen met de ongeveer gelijktijdig opgedoken Peutingerkaart, waarop men Nijmegen meende te ontdekken terwijl zij bij grondige bestudering nauwelijks verder blijkt te reiken dan de huidige Frans-Belgische grens. En zo leveren juist twee van de belangrijkste documenten waarop die 'traditie' stoelt, tevens, mits zorgvuldig geanalyseerd, de sterkste argumenten om haar te ontzenuwen.
  • Dit betekent, dat niet alleen de Bataven moeten worden teruggefloten, maar uiteraard ook de overige 'volkeren' die op het bekende kaartje van de Germaanse volkeren, die over half Europa verspreid werden, zelfs tot ver in Polen en Rusland; en dat eveneens heel de geschreven historie van de avonturen welke de Romeinen met die stammen gehad hebben, moet gereduceerd worden tot het noorden van Frankrijk. Van dit ingrijpende (en inmiddels toch wel vrij algemeen bekende) tornen aan de 'traditie' schijnt de onderhavige' dissertatie geen gewag te maken.
  • Willems stelt dat hij als archeoloog met zijn onderzoek de heersende opvattingen van de historici corrigeert en aanvult. Wat er gecorrigeerd wordt blijft onbekend. De historici hebben de zaak door de bril der Romeinen bekeken, die lieten geschreven bronnen na. "Ik heb de zaak bekeken vanuit de inheemse bril en dat leidt tot andere conclusies", zegt Willems. Nu is mijn vraag door welke inheemse bril hij gekeken heeft. Ik kan er geen andere van maken dan de traditionele bril. Zonder de Romeinse geschreven bronnen zou Willems niet eens van het bestaan van Bataven geweten hebben. Hoe kan hij het nu hebben over Bataafse gewoonten (een groep zou pro-, een andere groep anti-Romeins zijn?), Bataafse nederzettingen, Bataafse vondsten, hun namen en die van de Chatten (waar ze van af zouden stammen) kennen, de vermelding van Drusus, de Rijn, de Elbe enz. kennen, zonder de geschreven bronnen? Wat zijn overigens de kenmerken van Bataafs aardewerk? Ofwel: dr.Willems gaat bevooroordeeld te werk en ontkent daarna dat hij bevooroordeeld was. Hij ontkent de geschreven bronnen waarop de (helaas foutieve) traditie gebaseerd is, maar gaat wel uit van die traditie. Hij gaat dus gewoon nog steeds uit van enkele nooit bewezen aannames. Zijn uitgangspunten zijn dus fout, dan is zijn verdere betoog dus ook fout.
  • Voor Willems als archeoloog wordt hier nog aan toegevoegd, dat bij dit 'tornen aan de traditie' de archeologische vondsten elders geenszins geloochend of ook maar miskend worden. Het gaat echter niet aan, voor enige hoe indrukwekkende vondst ook, een stuk geschreven geschiedenis op te eisen dat volgens de bronnen duidelijk in een andere streek thuishoort. Doch ook zonder Tacitus zou hij er een zwaar karwei aan hebben om in onze Betuwe zelfs maar de mogelijkheid van een zo intensieve bewoning door maar liefst 40.000 personen (Bataven of niet) archeologisch aannemelijk te maken; te meer daar sinds de vermeende aanwezigheid van de Bataven het gebied eeuwenlang diep onder water moet gestaan hebben, waardoor eventuele onroerende restanten onder een ferme kleilaag onaangeroerd zouden gebleven zijn. Hier kan met gevonden losse voorwerpen en incidentele bewoningssporen niet worden volstaan, maar zal men op z'n minst het grondplan van talrijke kleine en/of een aantal grote nederzettingen aan het licht moeten brengen.
  • Het is een raadsel hoe Willems archeologische vondsten kan toeschrijven aan de Bataven, terwijl hij niet eens kan weten dat er Bataven geweest zouden zijn als hij de geschreven bronnen niet zou volgen. De vermeende aanwezigheid van de Bataven in de Betuwe is volledig gestoeld op de (foutief) geïnterpreteerde geschreven bronnen en de verkeerde nooit bewezen aannames.
  • Wat Willems dan gevonden heeft blijft een raadsel. Zijn opgravingsverslag geeft geen verdere technische informatie daarover. Zijn de vondsten vergeleken met die in midden Duitsland? Op grond waarvan is de tijdsindicatie vastgesteld?
  • Het is natuurlijk de omgekeerde wereld om voor gevonden archeologische voorwerpen een stuk geschreven geschiedenis op te eisen dat vervolgens wordt ontkend, maar volgens de bronnen duidelijk in een andere streek thuishoort.
  • Nog afgezien van hoe Willems met die enkele vondsten en incidentele bewoningssporen een volk kan aantonen dat in staat was over vele eeuwen duizenden soldaten aan het Romeinse leger te leveren (vanaf de eerste eeuw vóór tot in de 5e eeuw ná Chr.). Het Bataafse volk was een omvangrijk volk. Dat komt verre van overeen met die 'enkele' vondsten in de Betuwe. Het blijft dus de vraag waar een bevolking van minstens 40.000 personen in de Betuwe gewoond heeft. Er is nooit iets van gebleken, noch archeologisch, noch tekstueel.
  • Dr.Willems wil de traditie feitelijk niet ontkennen, maar hij heeft er wel een andere mening over. Hij toont hiermee glashelder aan dat die traditie niet klopt en nooit geklopt heeft, waarmee hij slechts Albert Delahaye gelijk geeft.

Hiermee wordt nogmaals aangetoond dat de archeologie de traditie niet bevestigd. Ook hier krijgt Delahaye dus weer gelijk. Verder wordt maar weer eens aangetoond dat archeologen geen geschiedenis moeten schrijven, maar zich bezig moeten houden met technische onderzoek. Ook dr.W.A. van Es (zijn voorganger op de ROB.) deed hetzelfde ten aanzien van Wijk bij Duurstede, in zijn opvatting Dorestad.

In 1991 sprak Willem Willems zijn rede uit bij zijn beoeming tot hoogleraar aan de Universiteit van Leiden. In zijn rede getiteld "Oorzaak en evolg van een opgraving" doet Willems een aantal opvallende uitspraken:(Opmerking mijnerzijds in rood).
  • Tussen 1915 en 1920 leidde Holwerda een aantal opgravingen in Nijmegen en meende het oppidum Batavorum gevonden te hebben. Daarvan blijkt dus niet te kloppen. Wat Holwerda gevonden had was een zuiver Romeinse militaire versterking. Dus ook gerenomeerde historici en archeologen kunnen er dus flink naast zitten. Hier geeft Willems Albert Delahaye dus ook gelijk die dat in 1965 al stelde. Zie 'Vraagstukken..' p.56.
  • Het oudste kamp dateert van ongeveer 12 voor tot ca, 10 na. Chr. De opeenvlogende kampen betekent overigens niet dat het Kops Plateau continu een militaire bezetting heeft gehad. De bezetting is onderbroken geweest. Waarschijnlijk was het een komen en gaan van troepen. Hier zie je dus al enkele hiaten tussen 10 en 69 n.Chr. 'En als er al Bataven zijn geweest, dan hoorden die bij het Romeinse leger' stelde Willems in een ander artikel.
  • In het noorden van Gallia werd aanvankelijk volstaan met het vestigen van een aantal met Rome bevriende stammen. Zo kwamen de Bataven in de Betuwe terecht. Dat zou dan gebeurd zijn onder keizer Augustus? Maar hoorde de Betuwe bij Gallia? Zover noordelijk is Julius Caesar die hier ook genoemd wordt, nooit geweest. Lees meer over Julius Caesar.
  • Het oostelijke rivierengebied, met Nijmegen als centrum, heeft ook tijdens latere campagnes onder Drusus' broer Tiberius in de jaren 4 en 5 na Chr. en onder zijn zoon Germanicus, in 15 en 16 na Chr., een rol gespeeld als troepenverzamelgebied. Of de grote legerplaats toen opnieuw gebruikt is, is nog onzeker. Erg waarschijnlijk is het niet. Als je iets 'onzeker' noemt en 'niet erg waarschijnlijk' houdt het hele betoog geen stand.
  • Ten westen van de legerplaats ontstond rond het begin van de jaartelling een neder-etting waar hoofdzakelijk Gallo-Romeinse immigranten gewoond moeten hebben, maar die desondanks de enige plaats is die in aanmerking komt om te worden geïdentificeerd met Batavodurum, de hoofdplaats van het Bataafse stamgebied. Batavodurum en Oppidum Batavorum zijn waarschijnlijk twee namen voor dezelfde nederzetting. Ook dit betoog is gebaseerd op 'moeten hebben' en 'waarschijnlijk'. Over hoeveel zekerheid gaat het dan?
  • Wanneer de interpretatie juist is, en daar ziet het voorlopig wel naar uit, dan heeft de oudste legerplaats op het Kops Plateau dus een veel te groot praetorium gehad. Het is een fascinerende gedachte dat we met dit kamp misschien wel een hoofdkwartier van Drusus zelf en zijn generale staf hebben gevonden. Helaas zal een dergelijke interpretatie heel moeilijk te bewijzen zijn en de omstandigheid dat Drusus wel in Nijmegen geweest moét zijn is daartoe bepaald niet genoeg. Zoals Willems zelf al aangeeft is het slechts een interpretatie die moeilijk te bewijzen is. Hij concludeert zelf dat het bepaald niet genoeg is om daarmee aan te tonen dat Drusus in Nijmegen geweest zou zijn.
  • In de volgende alinea lezen we: Direct naast het kamp is een soort annex opgegraven, met moeilijk te interpreteren gebouwen en een afwijkend vondstbeeld. Gallo-Romeins aardewerk dat ter plaatse vervaardigd moet zijn De gebouwsporen die bij de annex lijken te horen... Het kan dus gaan om een stapelplaats, waar dan vermoedelijk paarden of ander vee... Het geheel is nog niet helemaal duidelijk en de analyse wordt gecompliceerd.. Hier spreekt Willems slechts twijfel uit, wat uiteraard een goede zaak is bij onbewezen aannamen.
  • Dat was al vanaf 17 na Chr., toen keizer Tiberius zijn neef Germanicus had gedwongen zijn veroveringscampagne af te breken. Het is altijd een groot raadsel geweest waarom bij een belangrijke plaats als Nijmegen-Batavodurum na die tijd geen militair steunpunt meer lag. Hier wordt door Willems ook weer getwijfeld aan het belang van Nijmegen als belangrijke plaats en militair steunpunt, iets dat men in Nijmegen niet wenst te weten. Hieruit kunnen we concluderen dat Nijmegen na het jaar 17 geen continue militaire bezetting heeft gekend.
  • Het Oppidum Batavorum, de eigen hoofdstad (van de Bataven) werd in brand hebben gestoken. Maar daar zullen ze niet echt veel moeite mee hebben gehad want die stad was veeleer een Romeinse constructie dan een inheems centrum. Ook deze opmerking van Willems is in tegenspraak met die van de 'historici' in Nijmegen die dat niet willen en nooit zullen erkennen.



    Hiernaast het betreffende artikel uit NRC Handelsblad van 30 mei 1986. (Klik op het artikel voor een vergroting).

    Willems is van mening dat de Bataven door de Romeinen naar de Betuwe werden gestuurd. Dat zou dan gebeurd zijn tussen 50 (Caesar) en 27 (Augustus) voor Chr? Dat is in tegenspraak met wat Tacitus erover schrijft dat de Germanen daar 'ingeboren zijn' wat gewoon betekent dat ze er al generaties lang woonden. Ook in Historiën IV.2.3. schrijft Tacitus erover. Lees meer over Tacitus Historiën.


  • Opstand van de Bataven in 69 en 70 n.Chr. Lees meer over de "Opstand van de Bataven".
    Betoogd werd ooit door Stolte, dat het tiende legioen, dat tegen de Bataven streed tijdens de opstand van de Bataven in 69 en 70 n.Chr., in Nijmegen gelegerd was. Dus de Bataven woonden in de Betuwe, immers daar was het tiende legioen gelegerd en daar werd de strijd geleverd.
    Daartegenover staat de mening van Bogaers, de Waele, Morren en Buchem, dat het tiende legioen pas na het jaar 70 na Chr., dus na de Bataafse opstand, in Nijmegen gelegerd werd. Daarvóór was het in Frankrijk (Norroy) gelegerd, na Nijmegen vertrok het 10e legioen in 105 n.Chr. naar Hongarije (Aquincum - Boedapest)! Over het feit dat het tiende legioen vóór haar komst naar Nijmegen in Noord-Frankrijk verbleef, zwijgt Stolte even hardnekkig als betekenisvol (Numaga, 1963, blz.16). Bogaers heeft in het verleden ook al eens gesteld dat de Waal als Renus begrepen moet worden en dat het Eiland der Bataven niet de Betuwe kan zijn. Deze laatste visie sluit aan bij die van archeoloog Van Es, die hetzelfde stelde. De teksten waarin over de Renus gesproken wordt passen gewoonweg niet op de Rijn. Men maakt er dan maar Waal van, want men wenst de geschiedenis kost wat kost in Nederland te houden. Een goed verstaander weet dan genoeg: de Renus is niet de Rijn, maar evenmin de Waal.
    Stolte onthoudt de lezer dit belangrijke gegeven, want hij weet maar al te goed, dat het zijn bewering fundamenteel tegenspreekt.
    Willems stelde ten aanzien van ditzelfde punt dat "als er al Bataven in Nijmegen of omgeving zijn geweest, dan hoorden zij bij het Romeinse leger ter plaatse". Zie bij Archeologie!
    Na het onderdrukken van de opstand der Bataven in 70 n.Chr. werden deze troepen, zoals dat bij de Romeinen gebruikelijk was vanwege rancune en wraak van de inheemse bevolking, altijd verplaatst naar een andere streek. Na het verblijf in Nijmegen vanaf 71 n.Chr. vertrok dit legioen in ±104 naar Hongarije.
    Na de opstand van de Bataven onderwierp Julius Civilis zich aan de Romeinen op de vernielde brug over de rivier Navalia. Bij Nijmegen is deze rivier nooit teruggevonden. De Navalia is de rivier de Nave bij Béthune. In Nijmegen slaat men deze tekst altijd angstvallig, maar begrijpelijk over.

    In de 17e eeuw (1645) was het Johannes Smetius die voor het eerst Nijmegen het Oppidum Batavorum van de Bataven noemde en zonder bewijsvoering de Bataven in de Betuwe plaatste. Nog steeds wordt deze Nijmeegse dominee die enig 'potjeslatijn' kende, kritiekloos nagepraat. Overigens geschiedt dat 'napraten' steeds zonder bronvermelding, want zou men Smetius als bron noemen, dan zal een serieus historicus zijn lachen niet kunnen onderdrukken, aangezien de werken van Smetius nooit getuigd hebben van een verantwoorde historische juistheid."
    W.J.H. Willems laat de Bataven in zijn proefschrift 'Romans and Batavians' (1986) allerlei kronkelwegen bereizen. Van de Betuwe laat hij ze, vanwege het ontbreken van archeologische relikten, naar Duitsland trekken, vanwaar ze "door de Romeinen weer teruggedreven worden naar de Betuwe". Leuke kronkelgedachten, maar er is geen enkele tekst die deze Bataafse volksverschuiving bevestigt. Het "terug gedreven worden" is ook in tegenspraak met alle eerdere opvattingen, zoals die van dr. W.A. van Es, zijn voorganger op de ROB., die in zijn boek "De Romeinen in Nederland" spreekt van het 'gedogen' door de Romeinen van de in hun rijk binnenvallende Bataven, die zelfs bepaalde privileges kregen. Het lijken nietszeggende details, maar bij nadere beschouwing zijn ze cruciaal.
    Zet dit verhaal eens naast dat van de Opgravingen op de Kopse Hof van Holwerda en de bevindingen van Willems daarover (zie bij Archeologie)! Willems is het blijkbaar niet met zichzelf eens!

  • Hoewel dat slechts voor enkele delen van de grens is aangetoond, mag men er toch van uitgaan dat de hele grensstreek - met uitzondering van de omgeving van Agrippina (Keulen), Traiana (Xanten) en Noviomagus (Nijmegen) - in principe militair gebied was, waarin de afzonderlijke territoria van legerkampen en castella samen een keten vormden. Deze waren, zoals uit andere provincies bekend is, door grensstenen (cippi) gemarkeerd. Daar waar ze ontbraken, zoals op Nedergermaans grondgebied, is geprobeerd om met behulp van de kartering van militaire dakpanstempels conclusies te trekken over de omvang en begrenzing van de militaire territoria; een methode die overigens ter discussie staat.(Bron: T.Bechert en W.J.H.Willems)
    Op grond van slechts op enkele plaatsen aangetoonde feiten, trekt men verregaande conclusies die men voor de hele grensstreek laat gelden. Inderdaad een methode die terecht ter discussie staat. Toch doet Willems precies wat hij hier zegt af te wijzen.

  • In het opnieuw opgebouwde kamp van Nijmegen, lag vanaf ongeveer 71 de Legio X Gemina. (Bron: De Romeinse Rijksgrens tussen Moezel en Noordzeekust)
    Zie de opmerking hierboven. Ook Bechert en Willems onderschrijven hiermee de visie van Albert Delahaye dat de Opstand van de Bataven zich NIET in de Betuwe heeft afgespeeld.

  • De vondsten die in 1971 en 1972 op de noordelijke helling van het Kops Plateau zijn gedaan, hebben geen argumenten opgeleverd om Holwerda's identificatie van de nederzetting op het plateau met Tacitus' Oppidum Batavorum te ondersteunen. (Bron: Museum Kam)
    Dr. J.H.W.Willems (voormalig directeur van de ROB. in Amersfoort) betoogde bij opgravingen op de Kopse Hof in Nijmegen: "We hebben op dit ogenblik (1989) zo'n 9000 m2 van 'Holwerda's Oppidum Batavorum (1)' opgegraven, maar zoals eigenlijk wel te verwachten was: we hebben het niet gevonden. Alles wat we tot toe hebben gevonden wijst erop dat het tussen 12 vóór en 70 n.Chr. op het Kops plateau een komen en gaan van Romeinse legeronderdelen is geweest. En als er hier al Bataven zijn geweest dan hoorden die dààrbij!" Ondanks deze bevindingen en opmerkingen van Willems blijft hij aan de oude traditie vasthouden met de Bataven in de Betuwe. Er is niets van gevonden, maar ze zijn er wel geweest! Kunt U het nog volgen?

  • De oorzaak voor het verlaten van dit deel van de Rijnoever moet gezocht worden in de toenemende wateroverlast. Aanwijzingen voor bewoning in de 4de eeuw zijn in de hele vicuszone niet gevonden. (Bron: T.Bechert en W.J.H.Willems)
    In dit citaat wordt over het Vicusgebied rondom Valkenbrug gesproken. In Nederland is Valkenburg foutief geïdentificeerd met het Praetorium Agrippinae van de Peutingerkaart, dat gezien het gebruikte symbool op deze kaart een badplaats -met bronnen- geweest moet zijn.

    Doordenken op zijn eigen opvattingen is er bij Willems (en andere historici) blijkbaar nooit bij geweest. De bedoelde wateroverlast was de reden dat de Romeinen uit Nederland vertrokken. Uiteraard gold dat ook voor de bewoners die mede daardoor eveneens vertrokken. En als er niemand meer woonde, kan er zich ook geen geschiedenis hebben voorgedaan en zeker geen geschiedenis die alleen in Franse bronnen beschreven staat.


    Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf!