Terug naar de lijst | Naar het overzicht in het kort. |
Vreemd dat op de vermaarde Peutingerkaart Elst niet voorkomt, zal men zeggen. Het was toch zulk een belangrijk Romeins middelpunt.(Bron: A.P. de Kleuver)
![]() De Romeinse fundamenten onder de kerk van Elst. ![]() |
![]()
De visie van Albert Delahaye. De Vita S.Werenfridi, AS, aug. IV, p. 102, beschrijft het Leven van Werenfried dat alleen bekend is uit een 14e eeuwse bron, die in Utrecht geschreven is. Toch bevat het enige elementen die naar de authentieke streek verwijzen. Opmerkelijk is dat de tekst in het meervoud spreekt over de rivieren van de Renus (=de Schelde). Voorts noemt hij de Batua “zeer bevolkt”, wat al per definitie de Betuwe uitsluit, alwaar uit deze periode -het gaat hier om de 8ste eeuw- geen archeologisch bewoningsrelict van betekenis gevonden is. Westervoert heeft in de oorspronkelijke tekst wel ongetwijfeld gedoeld op Westbecourt, thans Acquin-Westbecourt op 9 km zuid van Tournehem. Op 6 km zuid-oost hiervan lag Elste, nu Elnes, dat hier dus als begraafplaats eerder in aanmerking komt dan het door de Vita-schrijver gesuggereerde 90 km zuidelijker gelegen Helisthe van Karel Martel. Johannes de Beka, die omstreeks 1350 een geschiedenis van het bisdom Utrecht schreef, deelt mee dat bisschop Balderik (940-977) door een “mystieke openbaring” in Utrecht de relieken vond van de heiligen: Werenfried, Lebuinus, Plechelmus, Wiro, Otger, Odulphus en Radboud, waarmee hij de kerk van Utrecht verrijkte. Bron: De S.Wirone, AS, mei II, p. 312. Dit bericht van De Beka is zonder meer vals, daar geen van de heiligen ooit iets met Utrecht uitstaande heeft gehad. Het kan wel dienen om de cirkelgangen van legenden en fantasieën te demonstreren. Beka schrijft over een openbaring van vier eeuwen geleden, welke op haar beurt weer teruggaat op personen en feiten van nogmaals 2 à 3 eeuwen eerder, terwijl voor geen van beide 'overleveringen' enige documentatie wordt aangevoerd. Conclusie ten aanzien van Utrecht: tussen ca.940 en1200 verschijnt het bisdom Utrecht volledig nieuw in de bronnen. De naam van Utrecht moet verstaan worden als Uit-Rek, een strook land, vrij recentelijk uit het water te voorschijn gekomen en voorlopig nog "uit"(=buitenliggend). Waarschijnlijk was het nog eiland of waddeneiland dat alleen bij eb toegankelijk was. De weliswaar apocriefe tekst over Balderiks komst naar Utrecht suggereert dit ook. De naam Utrecht kreeg in de officiële stukken vrij vlug de latinisatie Ultraiectum/Traiectum, wat een volkomen normale zaak is, maar wat wel de aanleiding tot enorme misverstanden werd. Voor de toepassing van de naam Vetus (oud) Traiectum was derhalve niet de minste aanleiding, daar stad en bisdom kersvers waren. Geen wonder dan ook dat Balderik de eerste bisschop was die in de Utrechtse Dom begraven werd. Om hem te doen aansluiten bij Radboud, plaatste men het begin van zijn optreden in 918. Er bestaat geen enkel betrouwbaar gegeven hieromtrent. Wat niet verwonderlijk is, daar het zou betekenen dat Balderik op een jaar na zijn diamanten episcopaat in actieve dienst had kunnen vieren; iets waarvoor men toch wel een leeftijd van tegen de 100 gehad moet hebben. En ook voor zo'n uitzonderlijke ouderdom van Balderik ontbreekt elke aanwijzing. Ook dat hij van Deventer kwam, wordt door geen enkele eigentijdse bron bevestigd. Tot in de 12e eeuw is geen Utrechtse of Hollandse tekst aan te wijzen die de identiteit uitspreekt tussen Willibrords Traiectum en het Nederlandse Utrecht. De oorkonden die dat wel doen, kunnen stuk voor stuk als vervalsingen worden ontmaskerd. Eveneens kan worden aangetoond dat deze akten in de 13e eeuw gefabriceerd zijn; namelijk na het bekend worden van het Cartularium van Radboud dat, voor de kopie van Egmond uit de 12e of 13e eeuw, in Holland nog niet ter beschikking stond. De opkomst van enige nieuwe namen in Nederland, zoals Lake, Isla, Oostergo, Westergo, Hameland, Frisia, Walcheren, Betuwe, Elst, Nijmegen, Tiel en Deventer is goed te volgen; tevens wordt duidelijk dat dit volledig nieuwe namen zijn, of althans dat de ermee aangeduide plaatsen -afgezien van hun naamsovereenkomst- niet de minste samenhang hebben gehad met hun veel oudere naamgenoten in de beide Vlaanderens en het verdere Noord-Frankrijk. De Nederlandse traditie. Enkele citaten van Nederlandse historici, tegenstanders van de visie van Albert Delahaye, voorzien van commentaar (schuingedrukt). Vreemd dat op de vermaarde Peutingerkaart Elst niet voorkomt, zal men zeggen. Het was toch zulk een belangrijk Romeins middelpunt. (Bron: A.P. de Kleuver) Daarom beschouwen sommige historici de tempels van Elst ook liever als een inheems Germaans of "Bataafs" heiligdom, gebouwd naar Romeins voorbeeld en met Romeinse hulp. Immers de Germanen zouden niet in staat geweest zijn de benodigde constructies te realiseren. Niet Romeinse vestigingen hoeven dan ook niet op een Romeinse wegenkaart te staan. Het ontbreken van Elst, Utrecht, Maastricht, Aken en Tongeren op de Peutingerkaart toont eens te meer aan dat die kaart helemaal geen betrekking op Nederland heeft. De grote tempel in Elst is naar het schijnt tegen het midden van de 3de eeuw buiten gebruik geraakt. De vondsten hebben geen antwoord gegeven op de vraag aan welke, ongetwijfeld Germaanse godheid de tempels gewijd waren. Beide bouwwerken mogen beschouwd worden als een centraal en ook nationaal heiligdom van de Bataven, maar als zodanig tevens als een symbool van het uitzonderlijke verbond dat de Romeinen met dit volk hadden gesloten. (Bron: J.E.Bogaers) Omdat de vondsten geen enkel bewijs hebben opgeleverd -er is niet eens bekend aan welke godheid de tempel was toegewijd- zijn de conclusies van Bogaers volkomen speculatief. Net zo makkelijk kun je stellen dat het helemaal geen Germaanse tempel was, maar een Romeinse. De bouw bevestigt dit onmiskenbaar. Slechts de plaats van deze tempel roept vragen op die Bogaers niet kan beantwoorden en er dus maar over fantaseert dat het een Bataafse tempel was. Immers bij Bogaers woonden de Bataven in de Betuwe en de Romeinen gaan toch geen tempel bouwen in een hun vijandig gezind gebied? Zou het niet gewoon een Romeinse tempel kunnen zijn van het in Nijmegen gelegerde garnizoen? Aangezien in de Betuwe geen Bataven woonden, viel er van hen ook niets te vrezen. Continuïteit tussen de heidense (Romeinse) tempel in Elst en de op dezelfde plek in de 8e eeuw gebouwde kerk is archeologisch niet aan te tonen, al neemt Bogaers wel aan dat een angstige eerbied deze plek bleef omgeven, iets wat door de (eerder) genoemde naamsverklaring van Elst wordt gesteund. (Bron: D.P.Blok) De bedoelde kerk stamt echter uit de 10e eeuw. Dat Elst het antieke Heliste zou zijn is een gratis bewering van Bogaers, nergens bevestigd met welk bron dan ook. In Elst is geen enkel archeologisch relict gevonden van tussen de 3e eeuw en de 10e eeuw. Dat de plaats waar nu het dorpje Driel ligt, belangrijk is geweest in de Romeinse tijd, getuigen de vele vondsten uit die periode. Uit het feit dat er in EIst twee Gallo-Romeinse tempels zijn geweest, zouden we kunnen opmaken dat niet alleen de soldaten, maar ook de burgers in Elst een belangrijke cultusplaats hadden. Het is opmerkelijk dat er toen al contact was tussen de bewoners van Driel en de Romeinen. Immers, 50 n. Chr. is de beginperiode van het Romeinse rijk. Dit contact is waarschijnlijk toe te schrijven aan de goede strategische ligging van de nederzetting langs de Rijn.(Bron: H.A.Gerritsen) Dat gebruiksvoorwerpen, gemaakt in ongeveer 50 n.Chr. in het jaar 100 nog in gebruik kunnen zijn geweest, wordt te vaak als mogelijkheid buiten beschouwing gelaten. Vreemd blijft dat als Driel en Elst zo belangrijk zijn geweest, ze dan niet op de Peutingerkaart staan. De Romeinse vondsten zijn niet te ontkennen, de toepassing van de Peutingerkaart op Nederland wel. De archeologie wijst geen continuïteit aan en een betrekkelijk dichte bevolking voor de vroege middeleeuwen in het zuiden van Utrecht en in de Overbetuwe. (Bron: D.P.Blok) De archeologie bevestigt dus niet de traditionele geschiedenis van het zuiden van Utrecht, met Wijk bij Duurstede (Dorestad?) als belangrijkste plaats en Elst als belangrijkste plaats in de Overbetuwe. |