De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.

Het klooster van Corbie (F) werd hersticht als Corvey (D).




De Abdij van Corbie (1677).



De Fundamentele verwarring bestaat uit de vraag of Noviomagus uit de klassieke teksten Nijmegen is of Noyon. Het kernpunt waar alles mee begon en waar alles om draait is deze hier genoemde fundamentele verwarring. Deze kwestie ligt aan de grondslag van talloze andere opvattingen, zoals de verwarring rond Trajectum: was het Utrecht of was het Tournehem en Dockynchirica, was dat Dokkum of Duinkerke? Immers als Nijmegen fout is, is Utrecht ook niet de bisschopszetel van Willibrord en werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en dan was de Betuwe ook niet het land van de Bataven. Dat gebeurde allemaal in Noord-Frankrijk!

De visie van Albert Delahaye.
De abdij van Corbie in Picardië (aan de Somme op 15 km oost van Amiens) werd onder dezelfde naam in Duitsland hersticht, waar de naam verduitst werd tot Corvey. Dit is duidelijker door de bronnen gezegd en werd derhalve door de historici algemeen aanvaard, temeer omdat de Franse abdij te Corbie na de terugkeer van de rust weer hersteld werd zodat het bestaan van dit tweelingklooster manifest was. Men mag gerust van tweeling spreken, omdat lang sterke banden zijn blijven bestaan tussen de twee kloosters, en hun kerken waarschijnlijk zelfs dezelfde architecten hebben gehad.
Een voor de hand liggend voorbeeld is de St. Paulusabdij van Wisques bij Sint-Omaars, die in 1901 naar Nederland moest uitwijken, in Oosterhout (N.B.) onder haar eigen naam werd voortgezet en uiteindelijk in 1918 weer te Wisques werd hersteld, vanzelfsprekend onder de titel van St. Paulus. Het tijdelijke klooster van Oosterhout had inmiddels ook Nederlandse monniken, zodat dit in stand bleef, wat leidde tot de stichting van de nieuwe St. Paulus-abdij van Oosterhout. Het is een tot in alle details uitgewerkte herhaling van de doublure Corbie/Corvey, want ook in Oosterhout en Wisques zijn de kloosters door dezelfde architect gebouwd, Dom Bellot, monnik van beide kloosters.


Herstichtingen 1.
Als kloosters geplunderd werden en kloosterlingen vervolgd tijdens godsdienstrellen, werd hun klooster met meenemen van alle kostbaarheden hersticht op een veilige plaats. Van die herstichtingen bestaan meerdere voorbeelden, waarbij ook de naam werd hergebruikt en/of het patronaat werd behouden, zoals de kloosters van Corbie-Corvey, Werethina-Werden, Souastre-Susteren en Eperleques-Echternach.
Herstichtingen 2.
Deze herstichtingen blijken bij veel historici onbekend te zijn. Dat heeft vooral voor het klooster Echternach verregaande gevolgen gehad. Men meende en meent dat nog steeds, dat Echternach het klooster van St.Willibrord was waar hij gestorven en begraven zou zijn. Terwijl Echternach het herstichtte klooster van Epternacum was. In werkelijkheid was het Eperleques dat in de bronnen Epternacum heette.


In de klassieke teksten staan meerdere voorbeelden dat het klooster van Corbie in Frankrijk lag. We geven hier enkele voorbeelden uit de boeken 'De Ware Kijk Op'. Voor meer teksten verwijzen we naar deze boeken.

Op de rijksvergadering van Noyon in 830 verscheen abt Hilduinus van St. Denis bij Parijs met een afdeling militairen, ofschoon de keizer bevolen had alleen of met een klein gezelschap te komen. De keizer gebood hem onmiddellijk het Paleis te verlaten en met zeer weinig mannen in een bivak bij Patrisbrunna te overwinteren. Dat was niet Paderborn, wat Leupen ervan maakt, doch Pierrefonds op korte afstand van Noyon, om de doodeenvoudige reden dat de keizer een der kopstukken van de rebellie nooit naar Paderborn gestuurd zou hebben, maar hem in de nabijheid huisarrest oplegde om hem onder controle te kunnen houden. De abt van Corbie werd naar zijn klooster teruggestuurd om daar de regel in acht te nemen; deze werd uitgeschakeld door een terechtwijzing voor zijn mislukking als abt. De keizer dwong de bisschoppen ook om Jesse, de bisschop van Amiens van zijn zetel te stoten omdat hij keizerin Judith de kloostersluier had opgelegd en naar Poitiers verbannen had. Lotharius haastte zich tot een verzoening met zijn vader.

Opmerking: Er is geen enkele reden om deze gebeurtenissen in Nijmegen te plaatsen. Integendeel! Wanneer de keizer naar Nijmegen ’’gevlucht” was, wat de Nederlandse historici ervan gemaakt hebben, zou hij ten eerste zijn zaak en zijn troon verloren hebben, daar zijn tegenstanders te Compiegne, Amiens en Parijs dan de handen vrij hadden gehad, die zich ten tweede nooit naar Nijmegen hadden laten ontbieden om rekenschap af te leggen. Hij is in Noyon gebleven, de enige plaats waar hij blijkens de teksten en de afloop van het verhaal de zaken geheel in de hand kon houden.

Nova Corbeia is niet Korvey, doch Corbie: 822 en 836.
(Laten we eerst de naam van Nova Corbeia vaststellen, die algemeen als Korvey wordt opgevat omdat men meende dat juist het Nova in deze naam de stichting van het Duitse klooster aanduidde. Eerst wordt verhaald dat het klooster van Corbie vrij vlug na de eerste stichting te niet ging en dat kort daarna -in 822- een tweede stichting ondernomen werd die wel slaagde). In het jaar Onzes Heren 836 heeft abt Warinus van het klooster Rasbacis(Rabais, Seine-et-Marne) bijgenaamd Jeruzalem, maar die tevens abt was van Nova Corbeia(Corbie, Somme), 14 jaren na de stichting van dit klooster... aan de abt Hilduinus van St.-Denis (bij Parijs) relieken van heilige martelaren gevraagd. Op dit verzoek beschikte abt Hilduinus goedgunstig, na bekomen verlof van keizer Lodewijk en van de bisschop van Parijs... hij gaf hem (Warinus) het corpus van St.Vitus en dat van de martelaar Lucanus... die onder het bestuur van Pepijn (III) destijds door een godvruchtig man van Italië naar Frankrijk waren gebracht... Het corpus van Vitus... was met grote eer en godsvrucht in de kerk van St.-Denis bewaard. Abt Warinus ontving het corpus van Vitus en bracht het eerst naar het klooster van Rabais. (Daarna werden de relieken in een plechtige processie overgebracht, die de volgende plaatsen aandeed): vanuit het klooster van Rabais naar de stad Meldis (Meaux)... Dan in rechte lijn richting Saxonia... oponthoud in het klooster van Celia Gislefridi (onbekend)... dan in de plaats Alnidus (Annet-Sur-Mame)... zij staken de Marne over... daarna in de plaats Septem Salices(Sept-Saulx, Marne)... dan in de plaats Summa Harna(Sommereux, Oise)... daarna aan de Aisne op de plaats Sanctum Marulum(lees: Sanctum Medardum = Soissons)... dan het Paleis van Aken (dit moet zijn: Noyon)... na enkele dagen traden zij het rijk van de Saxones binnen en kwamen bij de plaats Sosat(Suzanne, Somme), op de plaats Brechal(Bray-sur-Somme) en het einde van de reis was Nova Corbeia(Corbie, Somme).
Bron: De translatione S.Viti, HdF, VI, p. 293.

Opmerking: De Duitse hand, die in deze tekst Noyon verving door Aken op 250 km van Soissons (Aken - Korvey is 230 km) en de andere namen liet staan, heeft overbodig werk gedaan, daar de namen van de overgestoken rivieren (Marne, Aisne, Oise en Somme) bewijzen dat het Franse Corbie het einddoel van de processie was. Ten onrechte derhalve heeft men aangenomen dat Nova Corbeia het Duitse Korvey was. Eveneens ten onrechte is gesteld dat Anscharius monnik is geweest van het Duitse Korvey, zodat diens zogenaamde bisschopszetel van Hamburg dan alreeds in het verschiet begint te komen en Albert Delahaye een voor een roomse toch onplezierige taak wacht, om weer een bisschopszetel onderuit te halen (naast die van Willibrord in Utrecht en die van Harduinus in Nijmegen).

Vervolgverhaal over de relieken van Reims: ca.845
Reeds lang bestond er een grote vriendschap tussen Anscharius en Ebo (Ebbo), die door een geschenk van Ebo uit de kerk van Reims bezegeld werd, namelijk de relieken van de heilige bisschoppen Sixtus en Sinnicus. Hij bracht die over naar Hammaburgum, en daarna, toen hij door de Noormannen verdreven werd, nam hij ze weer mee naar de overzijde van de Albis en bracht hij ze in de plaats Ramsola. Deze is gelegen in het bisdom Verdensis maar wordt wegens de herinnering aan de zalige Anscharius die er lang verbleef, ook bij het bisdom Bremen gerekend. Daar zijn de relieken tot op vandaag bewaard gebleven.
Bron: Krantzius, Metropoli, I, XXX. (16e eeuw), originele bron onbekend.

Opmerking: Bij de opgesomde namen dacht Krantzius wel aan: Hamburg, Deense Noormannen, de Elbe, het Oldenburgse Ramsloh (?!), Verden en Bremen. Als het niet zo droevig en dramatisch was, zou men ervan onder de indruk kunnen komen, hoe radicaal en rücksichtlos Duitse historici de geschiedenis verduitst hebben. ’t Waren niet altijd afzonderlijke vervalsingen; de meeste zijn ‘slechts’ voortgekomen uit de globale overtuiging dat de gehele geschiedenis van westelijk Europa om Duitsland draaide. Waar het verduitsen, zoals in dit geval, het omwisselen betekent van de Albis tegen de Elbe die in een veel groter gebied een veel langere en andere route volgt, kan het niet uitblijven dat men voor onoplosbare puzzels komt te staan bij de ‘reconstructie’ van een tekst die originaliter de feiten en niet de mythe betrof. Ramsola is in feite Ramecourt, 2 km zuid-west van St.Pol-sur- Ternoise. Anscharius vluchtte allicht in de richting van zijn abdij te Corbie. Ramecourt ligt nagenoeg op de helft van de rechte lijn tussen Hames-Boucres en Corbie; en de Noordduitse doublure Ramsola gelijkt zo frappant, omdat zij pas eeuwen later uit de oude documenten werd geplagieerd. Zoiets als “Verdensis” (wellicht stond er Vermandois) was te verwachten nadat men, in het spoor van Adam van Bremen, het historische vacuüm van Noord- Duitsland had opgevuld met feiten en namen uit Noord-Frankrijk. Ditmaal gaat het waarschijnlijk om een tweede doublure van Werethina(Frethun), nl. niet het Werden in het Ruhrgebied maar het Verden aan de Aller (op 30 km van Bremen) waar men niet de abdij van Ludger, doch het (op dezelfde Franse bodem gepleegde) “Sachsen-Blutbad” van Karel de Grote (ca.782) heeft gelocaliseerd. Maar Verden was er nog niet en zelfs het 240 km meer zuidelijke Werden moest nog komen; zodat we Anscharius gerust vanaf Ramecourt zijn weg naar Corbie laten vervolgen, waarbij wellicht - naar de oorspronkelijke tekst- het nabije Vermandois (6e-eeuws bisdom St.-Quentin op 28 km oost van Corbie) vernoemd zo niet bezocht werd: zie nader de Nota bij tekst 213.

In 808 was de koning van de Northumbiers, Eardulf genaamd, die uit zijn rijk en vaderland gestoten was, vanaf het eiland van Engeland bij de keizer aangekomen die nog in Niumaga (Noyon) verbleef. Hij maakte de reden van zijn komst bekend en vertrok toen naar Rome. Van Rome teruggekeerd, werd hij door de gezanten van de paus van Rome en van de keizer naar zijn rijk teruggebracht. De legaat van de paus was Adulphus, diaken van Engeland, een Saks van geboorte. Met hem werden door de keizer twee abten mee gezonden, de notaris Rotfridus (abt van Corbie) en Nantherius van St. Omaars.
Bronnen: Regiononis Chronicon, MGS, I, p. 564. en Annales Francorum, HdF, V, p. 57.

Opmerking: Noyon ligt aan de oude weg van Milaan naar Engeland, de weg die door verschillende schrijvers de eerste weg van het rijk wordt genoemd, de weg van de vorsten, de legers, de handelaars en de reizigers. Het is uitgesloten dat koning Eardulf tweemaal de omweg over Nijmegen genomen zou hebben, waar trouwens geen weg was en uit die tijd geen enkel bericht over enig verkeer bekend is. De abten van Corbie en St. Omaars, met de koning mee gezonden, tonen ten overvloede aan dat de terugreis naar Engeland in Noyon begon.

Het is duidelijk, waarom het Bronnenboek deze tekst overslaat, en nog wel ondanks dat het Germaanse Niumaga erin staat.




Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.