De relatie die gelegd wordt tussen Dorestad met het Deense Haithabu (nu het Duitse Schleswig) en het Zweedse Birka Birka (op het eilandje Björkö in het Mälarmeer) is wetenschappelijk nergens op gebaseerd. Archeologische vondsten in beide nederzettingen zijn niet ouder dan de 10e eeuw. De vermeende handel is slechts gebaseerd op schriftelijke bronnen. Maar als Dorestad verkeerd is gelocaliseerd in Nederland, wat wel bewezen is (zie bij Dorestad), dan zijn ook Haithabu en Birka verkeerd gelocaliseerd. In Wijk bij Duurstede is geen enkel archeologisch bewijs voor de verre handel. Integendeel, Wijk bij Duurstede was geen handelsplaats, maar een plaats van vissers, jagers en rovers. Het was het 10e eeuwse roversnest Munna.
Het Sliaswich (Haithabu) en Birka waar Dorestad handel mee dreef lagen, net als Dorestad zelf, in Noordwest Frankrijk en heten nu St.Martin-des-Sclives en Berck-sur-Mer.
Bjórkó is een Zweeds eiland dat in het midden van het Mälarmeer ten westen van Stockholm ligt. Het behoort tot de gemeente Ekeró.
Op het eiland ligt de archeologische vindplaats Birka. In de 9e en 10e eeuw was daar een "Vikingbolwerk" en handelsplaats gevestigd. Er bestaat een "groot gat" tussen wat we tegenwoordig weten over de Vikingen en het beeld dat er in de loop van de geschiedenis van gemaakt is. De tentoonstelling "What? Vikings? moet helderheid verschaffen over het verkeerde beeld van de Vikingen dat in de 19e eeuw onder invloed van nationalisme ontstond. (Bron: Swedish National Heritage Board).
Opvallend is overigens dat in Birka veel Arabische munten zijn gevonden, maar geen uit het Frankische Rijk. Er zijn ook geen roofschatten gevonden. Voor plunderende Vikingen een vreemde zaak. Uit andere vondsten (sieraden, aardewerk) blijkt dat Birka handel dreef met de Arabische wereld en niet met Dorestad en het Frankische Rijk. (Bron: Archeologie magazine 3-2006).
Bij de in het artikel genoemd 'strategische positie' kan men grote vraagtekens zetten. Birka ligt erg afgelegen en niet aan grote doorgaande reisroutes maar ver landinwaarts om in de Baltische Zee van grote invloed geweest te kunnen zijn. De hoofdstad Stockholm heeft zich niet voor niets niet op die plaats ontwikkeld, maar aan de Baltische Zee.
Ook is bekend dat Birka geen muntslag had of heeft gehad. Verder ontbreekt elk spoor van een kerk waarover in de bronnen wordt gesproken.
Opvallend blijft dat in Noorwegen, Zweden en Denemarken geen enkele contemporaire schriftelijke bron over de Vikingen en hun tochten bestaat. De vraag is dus gerechtvaardigd of de Deense en Zweedse plunderaars wel bestaan hebben.
Birka handelde vooral met de Turkse wereld en met Khazarian. 'Bir' betekent in het Turks 'gemeenschap' of 'handelsplaats'. 'Kiye' betekent 'aan de kust' of 'aan het water'. Aan beide betekenissen voldoet de plaats Birka. De handelsroute werd 'birkivitch' genoemd. De handel vanuit Birka was voornamelijk op het zuid-oosten gericht. De handelswaar bestond uit zijde, bont, huiden (leer), ijzer en vachten. Een muntschat gevonden in Birka bevatte 1500 Arabische munten. Birka werd in 970 verlaten door toedoen van de Khazars waarmee de handel ophield te bestaan. Birka werd geheel verlaten en is niet opnieuw gesticht.
Ansgar, de apostel van het noorden, is daar terecht gekomen door foutieve interpretaties van Latijnse teksten, vooral door Abraham van Bremen.
|
De Deense en Zweedse sagen zitten vol met wonderverhalen, met offerfeesten en zieners die de toekomst voorspelden tijdens die offerfeesten. Krijgsheren werden ook geacht voorspellingen te kunnen doen: ze bestudeerden de vlucht van vogels om dromen en voortekenen te interpreteren en de gevolgen van hun daden te weten te komen. Daarnaast trokken sommige bendes loten om de toekomst te voorspellen. Volgens het 9e-eeuwse "Vita van Anscharius", besloot één groep de aanval op de handelsstad Birka af te breken toen de uitkomst van de loten ongunstig was.
Op de foto hiernaast het eiland Björkö, 32 km ten westen van het hedendaagse Stockholm, dat nu voornamelijk als weiland wordt gebruikt. Ooit lag hier Birka, het bruisende handelscentrum op de oostelijke en westelijke handelsroutes van de vikingen. Een 9e-eeuwse kroniek vertelt hoe de stad voor een aanval werd behoed door het trekken van loten.
De visie van Albert Delahaye.
Het heeft geen zin als tegenwerping op de visie van Albert Delahaye te wijzen op Haithabu en Birka. In Denemarken en Zweden heeft men enkele "dodensteden" uit de 10e eeuw opgegraven waarvan de naam onbekend is, maar waar men aan de hand van de kroniek van Adam van Bremen de namen Birka en Haithabu op heeft geplakt.
De drie ter plaatse gevonden stenen met runenschrift kunnen ook niet als tegenbewijs dienen. Eén herinnert aan een krijger die bij het beleg van van de onbekende plaats was gesneuveld. Deze Skarthi-steen is uit het einde van de 10e eeuw en spreekt derhalve niets van de stellingen van Delahaye tegen. De twee andere zijn te Sigtuna gevonden. Hun opschriften vermelden een "gilde van Fresones". Deze stenen zijn uit de 11e eeuw en bewijzen dus nog minder. Integendeel: deze zeldzame en late objecten schreeuwen de vraag van de daken waarom er niets van de Dani wordt gevonden tussen de 5e en de 9e eeuw, de periode dat zij veelvuldig in de Franse kronieken worden genoemd.
In Noorwegen, Zweden en Denemarken is de archeologie uit de periode van de Noormannen volkomen blanco, geschreven bronnen zijn er al helemaal niet. Waar hebben die Vikingen gewoond in de 9e eeuw, waar kwamen zij vandaan? Er is niets van teruggevonden daar in het noorden.
Het is onbegrijpelijk dat historici blijven vasthouden aan de traditionele opvattingen van Noorse, Zweedse en Deense Noormannen, zonder dat er ooit een archeologisch of schriftelijk bewijs voor gevonden is ter plaatse. De zendeling Anscharius zou kerken gebouwd hebben in belangrijke marktplaatsen, bijvoorbeeld Birka in Zweden, en Hedeby en Riba op het Deense vasteland. Maar de bekering van Denemarken als geheel vond pas plaats na 965, toen koning Harald Blauwtand zich eindelijk liet bekeren. Naar verluidt werd hij overtuigd toen de missionaris Poppo een roodgloeiende ijzeren handschoen droeg zonder zijn hand te verbranden. Deze Poppo, was abt van Stavelot en heeft nooit iets met Denemarken te maken gehad. Er heeft ook nog een bisschop Poppo bestaan, aarstbisschop van Trier. Maar aartsbisschoppen gingen niet prediken ver van huis. Op wonderverhalen of onmogelijke opvattingen worden de tradities gebaseerd. Opvallend is ook dat de Vita S. Popponis, in Arras in de Archives départementales wordt bewaard.
Uit het vita van St.Anscharius blijkt dat hij een nieuwe kerk te Sliaswich stichtte. De inwoners noemden de plaats Sliaswich, zeggen de bronnen, doch de Dani gebruikten in hun taal de naam Haithabu. Schleswig (nu in Duitsland de naam van een stad en een landstreek) is derhalve een zuivere importnaam vanuit het noorden van Frankrijk. In 852 probeerde St. Anscharius de parochie van Birka te herstellen, waartoe na een bijeenkomst van het volk verlof werd gegeven. In 854 echter werd kerk van Sliaswich tengevolge van de intriges van de invloedrijke Noormannen gesloten. Wel kreeg de bisschop verlof om op een andere plaats, Ripa genoemd, een nieuwe kerk te stichten. Het is zeer waarschijnlijk dat dit geen plaatsnaam was (hij is trouwens als zodanig niet terug te vinden), doch dat "ripa" gewoon oever of kust betekent. Het 'ripa' wordt beschouwd als het Deense Ribe (zie daar). Haithabu is dezelfde plaats als Sliaswich wat Saint-Martin-des-Sclives is, Birka is Berck en beide plaatsen liggen in Noordwest-Frankrijk aan de kust van het Kanaal.
|
En dan in 1998 gebeurt het volgende: op een internationale conferentie in Stockholm geven 'de verdedigers van Dorestad' Wim van Es en Pim Verwers volmondig toe dat ze zich vergist hebben. Hier krijgt Delahaye dus weer eens gelijk, al is het niet breed uitgemeten geweest in de media.
Dorestad Hoogstraat from a Hedeby/Schleswig point of view.
Op de internationale conferentie "Haithabu und die frühe Stadtentwicklung im nördlichen Europa" van de Duitse Onderzoeksstichting (DFG) en het Archeologisch Staatsmuseum Schleswig in september 1998 werd een paper genaamd "Aufstieg, Blüte und Niedergang der frühmittelalterlichen Handelsmetropole Dorestad" gegeven door W. van Es en WJH Verwers. In dit artikel werden voor het eerst twijfels geuit over de tot dusverre huidige interpretatie van de kenmerken van de opgravingen van Dorestad Hoogstraat. Onlangs is het tweede en voorlopig laatste deel van de rapporten over de opgravingen in de Hoogstraat verschenen (van Es & Verwers 2009). De daarin onderstreepte interpretatieverandering blijkt al uit de verkorte titel uit "Opgravingen bij Dorestad 1. De Haven: Hoogstraat I" (van Es & Verwers 1980) naar "Opgravingen te Dorestad 3. Hoogstraat 0, II-IV" (van Es & Verwers 2009). Tegen de achtergrond van de archeologische vondsten van Hedeby en Schleswig wil dit artikel de interpretaties van de kenmerken van de Hoogstraat bekijken aan de hand van het voorbeeld van de Hoogstraat I-sleuf. Dat leidde tot die dramatische verandering en het verdwijnen van een hele haven van dat imperium dat ooit een van de belangrijkste knooppunten van de Frankische langeafstandshandel vormde.
Het blijkt dat de vondsten in Hedeby/Schleswig totaal niet overeen komen met die in Wijk bij Duurstede. Van een handelsplaats blijkt in Wijk bij Duurstede (niet Dorestad!) totaal geen sprake te zijn geweest, wat ook A.Verhoeven in zijn onderzoek over 'Middeleeuws gebruiksaardewerk' erkent. Hier krijgt Albert Delahaye dus gewoon vierkant gelijk. En nog wel van Van Es zelf! Daarmee is de hypothese Dorestad in Nederland begraven!
|
St.Anscharius was bisschop van Hammaburg, wat niet Hamburg in Duitsland was, maar Hames-Boucres in Frans-Vlaanderen, in de bronnen bekend als Hammaburg. St. Anscharius overleed omstreeks 865. Hij is nooit in het noorden van Duitsland geweest, maar daar terecht gekomen door dezelfde "deplacements historiques" en de teksten van Adam van Bremen, die gemakkelijk als tekstvervalser te ontmaskeren is. Te Hamburg, waar de oorlogsverwoestingen (1945) werden aangegrepen om grootscheepse opgravingen te doen, is niets gevonden van vóór de 10e eeuw, wat afdoende bewijst dat hier niet het Hammaburg van St. Anscharius heeft gelegen. De vervalsingen in de teksten van Adam van Bremen deden de rest.
Het Frans Berck-sur-Mer in het Germaans Birkja, boulaie, collectief de Birko, bouleau: M.Gysseling in zijn Toponymische Woordenboek. Het bos van Bouleaux (bouleau=berk) bestaat nog steeds vlak bij het dorp. Na zo'n bekentenis van Gysseling houdt toch de hele discussie op! Berck-sur-Mer was het 9de eeuwse Birka.
Het Zweedse Bjórkó heeft haar naam te danken aan de 'deplacements historiques' die ook St.Anscharius in Zweden bracht.
Zilveren munten en armbanden vormen het grootste deel van een geweldige schat die in 1872 werd gevonden op de plaats waar het handelscentrum Birka gelegen zou hebben. De munten zijn op één na afkomstig uit de Arabische wereld en laten daarmee zien hoe belangrijk Birka was als eindpunt van de oostelijke handelsroutes over de Baltische Zee.
De in 1872 gevonden 'zilverschat' waar Birka goede sier mee maakt en men de vermeende geschiedenis mee wil bewijzen. Deze schat blijkt slechts te bestaan uit 1500 Arabische munten met de naam van de heersende kalief en citaten uit de Koran erop. Van een geroofde schat uit een Frankisch klooster is in het geheel geen sprake. Hier wordt de bewonderaar van deze schat volledig misleid. De schat vormt ook geen enkel bewijs met enige handelsrelatie met Westelijk Europa wn nog minder met Dorestad.
Klik hier voor informatie over Ribe.
Het is overigens opvallend dat in de verhalen rondom Dorestad dat Wijk bij Duurstede zou zijn, met een handel naar Haithabu en Birke, de belangrijkste havenstad van de Vikingen in Denemarken, Ärhus (Aarhus), niet wordt genoemd. In het plaatselijke Moesgaard Museum is van plunderende en rovende Vikingen ook geen sprake. Het waren ontdekkingsreizigers die vooral naar Groenland, IJsland, Amerika en op Rusland voeren en daar handel dreven. Handel met West-Europa wordt slechts marginaal genoemd. Toch wordt ook hier jaarlijks een "Viking Moot" georganiseerd, waarbij als spel voor de toeristen een veldslag wordt nagespeeld. Geschiedvervalsing als toeristische trekpleister (zie afbeelding hieronder).

|