
Op 17 augustus 1517 rolde bij de Leidse drukker Jan Seversz. een boek van de persen met de uitvoerige titel Die Chronyk van Hollandt, Zeelandt ende Vriesland, beghinnende van Adams tyden, tot die geboerte ons Heren Jhesu, voortgaende tot den jare M CCCCC ende XVII. Met den rechten oerspronc, hoe Hollandt eerst begrepen ende bewoent is gheweest van den Troyanen. Ende is inhoudende van die hertogen van Beyeren, Henegouwen ende Bourgongen; die tijt dat si ant graefscap geweest hebben; met die cronike der biscoppen van Uutrecht, seer suverlic geextendeert ende int lange verhaelt. Die titel dekt de inhoud van het werk uitstekend: het betreft inderdaad een lange tekst (872 bladzijden druks in folioformaat), waarin voornamelijk de geschiedenis van het het graafschap Holland en het bisdom Utrecht is beschreven, van de vroegste tijden tot het jaar 1517.
De kroniek is onderverdeeld in 32 afdelingen, die divisies worden genoemd, en om die reden staat het werk bekend als de Divisiekroniek. De druk is ook opmerkelijk vanwege de vele houtsneden, die veelal zijn overgenomen uit andere boeken. Sommige zijn evenwel speciaal voor de kroniek vervaardigd; twaalf daarvan kunnen in verband worden gebracht met Lucas van Leyden of kunstenaars uit diens omgeving.
Het titelblad van de Divisiekroniek vermeldt geen auteur, maar dankzij eigentijdse vermeldingen en modern onderzoek staat vast dat het werk geschreven is door Cornelius Aurelius (Gouda ca. 1460-1531). Hij was een augustijner kanunnik (monnik, geen priester), die na studies in Deventer, Keulen, Leuven en Parijs naar Holland terugkeerde, waar hij afwisselend verbleef in de kloosters Sint-Martinus op den Donk, ten zuiden van Schoonhoven, en Sint-Hiëronymusdal (Lopsen), vlak bij Leiden.
Hij verkeerde in de Goudse kring van Hollandse humanisten, van wie Desiderius Erasmus de bekendste is; er is correspondentie tussen hem en Aurelius overgeleverd uit de jaren 1489-1498. Aurelius heeft veel geschreven: poëtische, historiografische, hagiografische, politieke en theologische werken, waarin de invloed van zowel de Moderne Devotie als het humanisme doorklinken. Een groot deel van zijn oeuvre is nog onuitgegeven.
Aurelius' hoofdwerk -zeker qua omvang- is de Divisiekroniek. In het boek, dat hij in opdracht van Jan Seversz. rond 1510 begon en in het najaar 1516 afsloot, werpt hij zich op als de geschiedschrijver van Holland, die een gewestelijk 'nationaal' besef wilde stimuleren tegenover het centrale Habsburgse gezag. In deze opzet speelde de Bataafse voorgeschiedenis van Holland een essentiële rol. Aurelius legde een rechtstreeks verband tussen de vrije en dappere Bataven, de speciale bondgenoten van de Romeinse keizers, en de Hollanders uit zijn tijd, onderdanen van keizer Karel V. Deze zogenoemde Bataafse mythe had in de zestiende eeuw een grote invloed in het politieke denken, eerst ter verdediging van de Hollandse autonome rechten, later ter legitimatie van het verzet tegen de Spaanse koning.
Aurelius' kroniek kreeg een belangrijke plaats in de nationale geschiedschrijving: in 1538 verscheen in Antwerpen een sterk verkorte versie van het werk, die vervolgens tot in de achttiende eeuw tientallen malen werd herdrukt. Deze 'Cronijcke van Hollant/Zeelant ende Vrieslant van alle gheschiedenissen int corte' vormde tijdens de Republiek en tot in de negentiende eeuw het standaard schoolboek voor de vaderlandse geschiedenis.
Aurelius betoont zich in de Divisiekroniek een historicus in de laat-middeleeuwse traditie, die uit een grote verscheidenheid van oudere geschiedwerken een eigen synthese samenstelt. Zijn boek, een combinatie van een wereldgeschiedenis en een gewestelijke Hollandse kroniek, is gebaseerd op zijn bewerking en vertaling van het Chronicon Hollandiae van de Haarlemse karmeliet Johannes à Leydis, en op de lijsten van keizers en pausen in het Liber Chronicarum van de Keulse arts en historiograaf Hartmann Schedel (gepubliceerd in Neurenberg, 1493).
Daarnaast noemt Aurelius een keur aan andere bronnen, zoals de klassieke auteurs Tacitus, Plinius de Oudere en Orosius, eigentijdse geschiedschrijvers als Robert Gaguin en Werner Roelvink, en de middeleeuwse kronieken van Holland en Utrecht van Johannes Beke, Dirk Frankenz. Pauw en de anonieme 'Clerc uten Laghen Landen'. Door hem in de tekst genoemde schrijvers als Eusebius, Bede, Sigebert van Gemblours en Vincent van Beauvais lijkt hij evenwel slechts oppervlakkig te hebben geraadpleegd, of zelfs helemaal niet.
De Fundamentele verwarring bestaat uit de vraag of Noviomagus uit de klassieke teksten Nijmegen is of Noyon. Het kernpunt waar alles mee begon en waar alles om draait is deze hier genoemde fundamentele verwarring. Deze kwestie ligt aan de grondslag van talloze andere opvattingen, zoals de verwarring rond Trajectum: was het Utrecht of was het Tournehem en Dockynchirica, was dat Dokkum of Duinkerke? Immers als Nijmegen fout is, is de Betuwe ook niet het land van de Bataven en is Utrecht ook niet de bisschopszetel van Willibrord en werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord. Dat gebeurde allemaal in Noord-Frankrijk!
|
In het artikel van C.Broer en M.de Bruijn over "Antonia, Wiltenburg, Traiectum : de kennis van het Romeinse verleden van Utrecht door de eeuwen heen" wordt Aurelius niet genoemd, terwijl hij wel over de Romeinse tijd schrijft. Ook noemt hij 'de Bataven', 'Neder-Duytschlant' en 'de mondt des Rijns' en schrijft over St.Willibrord, St.Bonifatius en het Sticht Utrecht. Wellicht heeft hij nog geen relatie gelegd met Romeins Utrecht, terwijl de eerste berichten daarover in zijn tijd al bekend waren. Lees meer in Jaarboek Oud-Utrecht 1997.
|
Veel historieschrijvers hebben er in hun geschriften feitelijk een potje van gemaakt, zoals de monnik Cornelius Aurelius ofwel Kees van Gouda. Het woord goud is Aurum in het Latijn: met wat fantasie maak je van Gouda dan Aurelius. Diezelfde fantasietjes pasten meer historie-schrijvers toe op hun eigen naam, maar ook op plaatsnamen, waardoor de grote misverstanden in de historische geografie mede zijn ontstaan. Van etymologie of naamsafleiding hadden zij nog geen weet.
In zijn grote compilatiewerk Cronycke van Hollandt Zeelandt ende Vrieslant (1517), beter bekend als de Divisiekroniek schrijft hij over de geschiedenis van deze landen. Divisie staat hier voor 'afdeling' ofwel hoofdstuk van het boek. Aurelius schrijft hierin de nodige fabels met als argumentatie 'also ic in sommige oude croniken gevonden hebbe'. Welke kronieken dat dan waren laat hij achterwege. Latere historie-schrijvers hebben zich ettelijke malen te veel of geheel op Aurelius' werk gebaseerd, niet zelden aangevuld met eigen interpretaties. Blijkbaar ging men ervan uit dat een monnik gehouden was aan het gebod 'gij zult geen valse getuigenis afleggen', dus dat het allemaal helemaal zeker de waarheid was wat Aurelius schreef. Zijn kroniek heeft nog lang een grote invloed gehad, want een verkorte versie ervan deed tot in de negentiende eeuw dienst als schoolboek voor de Vaderlandse geschiedenis. regelmatig duikt deze kroniek nog op in de literatuur als verwijzing naar een bron. Lees je dit boek met de wetenschap van nu, dan staan er de nodige fabels en fantasieën in. We maken hier gebruik van de uitgaven uit 1517 van drukker Jan Seversz uit Leiden.
De visie van Albert Delahaye.
Veel, zo niet alles, wat de historieschrijvers uit de 13de tot 17de eeuw geschreven hebben is feitelijk niet tot nauwelijks onderzocht op waarheid en mythe. Je zou toch verwacht mogen hebben dat latere historici deze werken eens grondig bestudeerd zouden hebben op waarheid en mythe. Dat is helaas niet tot nauwelijks gebeurd, waardoor we nog steeds te maken hebben met de nodige mythen in de vaderlandse geschiedenis. Veel van die opvattingen worden nog steeds gevolgd en vormen nog steeds de tradities, ook al toont de archeologie aan dat ter plaatse niets gevonden is wat in die tradities aangenomen werd.
De Divisiekroniek.
De Divisiekroniek van Aurelius is een mooi voorbeeld hoe de eerste historieschrijvers over de oudste geschiedenis van Nederland dachten. Veel is uit allerlei geschriften 'bij elkaar geplukt' zonder op logica en samenhang te letten en of het wel mogelijk geweest is. Het zij hen vergeven. Ze wisten niet beter. Maar de tegenwoordige historici hebben die fouten niet doorzien en zijn verder gegaan op die eerste historieschrijvers zonder de feiten te controleren op waarheid en mythe. |
|  |
Afbeeldingen.
Wat wel aardig is in de Divisiekroniek van Aurelius zijn de afbeeldingen (in de uitgave van Jan Seversz). Deze geven precies de beeldvorming aan die men de ongeletterde mensen voorhield. Diezelfde beeldvorming hanteerde men ook ten aanzien van teksten: simpel en zonder verdere uitleg. Er werd vaak een fantasierijke wereld weergegeven, zoals in de 19e en 20ste eeuw nog met de 'schoolplaten' van Isings, Jetses en Koekkoek gebeurde. We versieren er dit hoofdstuk mee. |
Afbeelding: de schepping van de aarde in 6 dagen, zoals Aurelius en de middeleeuwer zich dat verbeelde.
Wat lezen we zoal in die Divisiekroniek?
Er zijn talloze voorbeelden te geven van de opvattingen van Aurelius en zijn tijdgenoten, die men sindsdien heeft losgelaten. We noemen er hieronder een aantal. Waarom men van mening veranderde is niet altijd even duidelijk, immers soms zat Aurelius dichter bij de waarheid dan veel historici na hem. Toch zijn een aantal fabels en mythen sinds die tijd blijven bestaan, zoals de plaatsing van de Bataven in Nederland, aanvankelijk in Zuid-Holland, later in de Betuwe.
Om te beginnen met de uitvoerige titel lees je meteen al enkele fabels, zoals dat Holland eerst bewoond is geweest door Trojanen en in de tijd van Adam en Eva al bestaan zou hebben. "Die Chronyk van Hollandt, Zeelandt ende Vriesland, beghinnende van Adams tyden, tot die geboerte ons Heren Jhesu, voortgaende tot den jare M CCCCC ende XVII. Met den rechten oerspronc, hoe Hollandt eerst begrepen ende bewoent is gheweest van den Troyanen. Ende is inhoudende van die hertogen van Beyeren, Henegouwen ende Bourgongen; die tijt dat si ant graefscap geweest hebben; met die cronike der biscoppen van Uutrecht, seer suverlic geextendeert ende int lange verhaelt". Zie afbeelding van dat titelblad hiernaast in de linker kolom. Die titel dekt de inhoud van het werk uitstekend: het betreft inderdaad een lange tekst (872 bladzijden druks in folioformaat), waarin voornamelijk de geschiedenis van het het graafschap Holland en het bisdom Utrecht is beschreven, van de vroegste tijden tot het jaar 1517. Alsof de geschiedenis van Holland en Utrecht teruggaat tot de tijd van Adam? En zijn de eerste bewoners van Holland Trojanen geweest?
Afbeelding hiernaast: de geboorte van Eva uit een rib van Adam. Ziet U de rode appeltjes in de boom op de achtergrond?
Over de oorsprong van de Bataven schrijft Aurelius: Die Bataviers oft Hollanders nemen horen oerspronck ende ofcoemst vant volck die men hiet Hermonduren, gelegen boven dat grote bosch ende wildernisse geheten Hercinia; ende is LX dachvaerden lang. Ende boven Pannonien, dats Hongerien, bi den Schyten, ende waren gebuyren mitten volcke die men hiet Catten, Cerusen, Ligyen, omtrent Hongerien gelegen. De Bataven kwamen volgens Aurelius dus uit Hongarije. Dat lees je in geen enkel historische werk daarna nog. De Opstand van de Bataven vond plaats in Duitsland en wel in de buurt van Bonn, dat hij 'boven Coelen' (Keulen) noemt. Hij zal met 'boven' stroomopwaarts bedoeld hebben, dus niet het geografische 'ten noorden van'. Aurelius schrijft daarover: Die Hollanders, Catwijkers, Kenemers, mit hoer hulperen, senden oec een legaet ende bode uut tot Bonne, ludende aldus: Den vromen cappetein van Bonne, Herennius Gallus, salicheit! Wi Hollanders mitten onsen begeren vrijgheleij. Aurelius legt ook uit dat de Baven Hollanders zijn, een opvatting die er vanaf die tijd behoorlijk ingeprent is, al is het kerngebied verlegd naar de Betuwe, dat immers met dezelfde letter -B- begint. Het LX dachvaerden is 60 dagreizen, in die tijd toch een 300 km. (Een dagreis is reis die men in één dag (te voet) kan afleggen. Rekening houdend met moeilijk terrein en/of slecht weer kan men te voet maximaal 35 tot 40 kilometer per dag afleggen). Over de plaats en grootte van het Hercynisch Woud zijn de historici het nog steeds niet eens. Doorgaans vat men het op als het (voormalige) bosgebied ten oosten van de Rijn tot in Moravië. Aristoteles noemt het als eerste, gevolgd door Julius Caesar die een lengte van 60 dagreizen noemen, later gevolgd door Tacitus, Plinius en Vellejus Paterculus. Uit de beschrijving van Caesar blijkt heel duidelijk, dat het grootste deel, in elk geval een groot deel ervan in Germania lag, maar wel het Germania dat nadien door Tacitus omschreven is en in Frans-Vlaanderen lag. Uit alles blijkt dat Caesar dit woud niet persoonlijk heeft gezien, maar juist vermeed vanwege het 'ondoordringbare' en het 'gevaar' ervan. Caesar is dan ook nooit verder noordelijk geweest dan waar het Hercynisch Woud begon.Tacitus geeft een beschrijving van het Hercynische Woud en laat het beginnen bij de Chatti (van de Katsberg in Vlaanderen). De naam Hercynisch Woud wordt vereenzelvigd met het Ardennerwoud, dat vanaf de kust tot ver in België en Frankrijk lag en nog ligt. De Ardennen heeft nog steeds dezelfde naam, al komt het niet geheel meer overeen met de toestand in de tijd van de Romeinen. Er is sindsdien veel bos gekapt. Strabo plaats de Suevi in het Hercynisch Woud. Traditioneel laat men de Suevi in Zweden (sic!) of in Noord-, Midden of Zuid-Duitsland verblijven. Tacitus noemt de Sueben de buren van de Fresones (in Vlaanderen). St.Eligius bisschop van Noyon en Doornik predikt te Andoverpensis onder de Suevi die in de omgeving van Kortrijk woonden volgens Albert Delahaye. Lees meer over de verschillenden volkeren.
De verovering en vernietiging van Jeruzalam door de Romeinen door Titus onder keizer Vespasianus in 70 n.Chr. brengt men in 1517 zoals hiernaast afgebeeld in beeld. Alsof het een verovering zou zijn geweest, zoals die in de latere riddertijd gebeurd zou zijn. Deze afbeelding is een voorbeeld hoe men de oude opvattingen over geschiedenis naar de eigen tijd transplanteerde. Datzelfde gebeurde ook met de klassieke teksten, waardoor het Germania van Tacitus (zie daar) naar Duitsland getransplanteerd werd.
De plaatsen waar de verschillende stammen woonden beschrijft Aurelius als volgt: Aldus sijnder IIII oft V nacyen van volck in Hollant, als Bataviers, legghende onder Gorichom; Wilten, leggende onder Dordrecht, mit Suyt-Hollant; Catwijckers ende Rijnlanders, legghende onder Leyden; Kenemers, legghende onder Haerlem, mit Noort-Hollandt; Vriesen ofte Waterlanders, leggende neffens Amstelredam, die men nochtans allegader onder enen ghemenen name noemt Hollanders, ende dye provincie het Graefschap van Hollant. Nu hebdij gehoert van den oerspronck, beghinsele, descripcye, situacye ende ghelegentheyt des lants van Hollandt, van den inwoenres als Bataviers, Wilten, Catwijckers, Kenemers, Vriesen ende Waterlanders. Cimbri, dat sijn die Vlamingen; die Sicambri dat sijn Ghelreschen, Theutones, dat sijn die van Frankenvoert, Beijeren, Duringers; Ambrones, dat sijn die Zwitsers, Zavoijers, Bourbonnoijsers ende Lotrijkers, dese sijn ghesamender hant verenicht, ende hebben conspiracie ghemaect onderling, om dat Roomsche Rijck te vernijelen ende verwoesten. Nederland wordt door Aurelius steeds "Duytslant" genoemd. Opmerkelijk is dat Aurelius de Bataven rond Gorinchem of in Zuid-Holland plaats, net als de Wilten en enkele andere stammen die in de klassieke literatuur nergens genoemd worden. De Friezen plaats hij rond Amsterdam. De Cimbri plaatst hij in Vlaanderen, wat helemaal juist is, en niet in Denemarken zoals de traditionalisten doen. De Sicmabri plaats hij in Gelderland, waar de traditie hen ver ten oosten van de Rijn in Duitsland plaatst. De Teutones plaats hij in Frankfort ook in Duitsland, terwijl het de bewoners van Flandria Teutonica zijn. Lees meer over de Teutones. Alleen op dit punt van de woonplaats van verschillende stammen heeft 'de traditie Auelius alweer achterhaald', maar die 'traditie' is ook al weerlegd, o.a. door Albert Delahaye, Joël Vandemaele en meerdere andere onderzoekers. Lees daarover bij twijfel, bij Citaten en bij onnozele opmerkingen van historici. Met de Cimbri in Vlaanderen had Aurelius het opvallend geheel juist. De Cimbri, een Germaanse stam in verband met de Bataven genoemd, waren de bewoners van Simencourt, op 10 km zuid-west van Atrecht. Reeds in de tijd van Tacitus was deze stam niet verdwenen, zoals hij meende, doch geassimileerd door en opgegaan in andere stammen, zodat het als afzonderlijke stam nauwelijks meer genoemd werd. Ook noemt Aurelius de Marcomanni, Quadi, Wandali, Sarmathe en de Suevi; 'ende waren alle Duytschen'. Hier zijn 'Duytschen' plots geen Hollanders, maar Duitsers. Door deze misverstanden kwamen de verschillende stammen op de verkeerde plaats terecht. Had hij het nu maar Hollanders genoemd, dan was het juister geweest als het Hollanders uit Frans=Vlaanderen waren, waar immers ook de naam Hollant vandaan komt. Lees meer over Holland.
Over enkele Romeinse plaatsen schrijft hij: Ende om deser twe laeste reden willen deden die Romeinen timmeren ende maken dat grote slot ghenoemt Romenburch buten Leyden, ende dat huis te Britten, dat nu in die zee leyt, dat men noch sien mach alst ebbe ende laech water is. Julius Caesar wordt afgebeeld als een Rooms Keizer (zie afbeelding hiernaast). Er volgen meer vergelijkbare afbeeldingen van andere Romeinse keizers.
Over de doop van Radbod schrijft Aurelius het volgende: Hoe dat coninc Rathboldt beveynsdelick totter fonten quam om gedoopt te worden. Dese voerseyde compromissie ende loftenisse van coninc Rathboldt geschiet ende gedaen wesende, is doer Goeds gehenghenisse ende ingeven in Vrieslant gecomen die eerwaerdige biscop Wolfrannus van Zenonen in Vrancrijc, ende heeft den coninc Rathboldt van Vrieslant mit zijnre vuerige predicatie daertoe gebrocht, dat hi begeerde gedoopt te wesen na der condicien ende loftenissen die hi mit hertoge Kaerle Marteel lestwerf gemaect hadde. Ende Wolfrannus is mitten coninc gecomen tot Hoechtwoude om gedoopt te worden. Ende siet, doe hi mit zijn een voet int font staende was, vraechde hi waer tmeeste getal zijnre ouderen was: in hemelrijc oft in die helle. Doen seide die heilige biscop: 'Alle die van u ouders niet gedoopt noch in den heiligen kersten gelove gestorven zijn, die zijn in die pijn der hellen.' Rathbolt horende dattet meeste deel zijnre ouders in der hellen waren, seide hi: 'Tis oec beter dat ic volge tmeeste getal mijnre ouders ende vrienden in der hellen, dan u cleine menichte der kerstenen in den paradise'; ende heeft sonder vertreck sinen voet weder uuter fonten getogen, ende heeft dat heilige doopsel veracht ende versmaet. Aurelius plaatst deze doop dus in Hoogwoud en niet in Medemblik, overigens zijn beide opties onjuist. Lees meer over Medemblik. Enkele regels verder lees je Hoe dat coninc Rathbolt van Vrieslant van den duvel verleit wert ende haestlic starf.
Een afbeelding van St.Willibrord, waarover Aurelius onder meer schrijft: Ende als dese Clemens, die Willebroort hiete, die benedictie van den paeus ontfaen hadde, is hi wedergekeert in Duytslant. Ende hertoge Puppijn heeft Willeboort, comende van Romen sonder vertreck in Batavien tot Uutrecht gesonnen, dair hi onlanxs te voren den coninc Rathbolt der Vriesen uut verdreven hadde. Ende zijn gesamenderhant daerna tot Uutrecht getogen, ende aldaer int fondament van Sinte Thomaskerc een kerck van canonicken gefondeert ende gesticht in die ere van Sinte Martijn biscop van Tours, vaste bi dat slot Wiltenburch. Ende Sinte Willeboort heeft dese kerck mit Sinte Swigbert gewijt ende zijn cathedrael oft biscoplike stoel daer geset voer hem ende alle sine successoers ende nacomelingen. Ende dat Willibrordus biscop gewijt was tot Romen, dat was int jaer VI C ende XCVI. Ende dat si tesamen dese eerste domkercke widen, dat was int jaer VI C XCVII, want hi langer dan een jaer tot Romen ende in Vrancrijck was. Aurelius noemt regelmatig St.Swigbert als assistent van Willibrord.
Over Bonifatius lezen we: Bonifacius, die die eerste aertsbiscop van Ments was, wert na Sinte Willeboorts doot die anderde aertsbiscop van Uutrecht in deser manieren. Doe Sinte Willeboort die heylige biscop noch int leven was, quam tot hem uut Engelant een gheleert man ende priester, genoemt Winfridus, dien Sinte Willeboort mit groter reverencien ende bliscappen ontfing, ende sende hem in Neder-Vrieslant, om daer dat volc mit goeder leringe ende doechtlicke wercken int gelove te starcken, ende den ongelovigen, dier noch veel waren, totter rechter kennissen des geloves te brengen. Dat welcke hi XIII jaer lang naerstlic volbracht heefta , na Sinte Willeboorts begeerte ende bevele. Als nu die heylige priester Winfridus dese jaren voorscreven in Vrieslant den volcke dat Woort Goeds gepreect ende geleert hadde, begeerde hi oerlof an Sinte Willeboort, om tot Romen te trecken, ende visiteren die heylighe apostelen Sinte Pieter ende Sinte Pouwels. Sinte Bonifaes stichte ende fondeerde een canosye binnen Uutrecht, geheten Sinte Salvatoers ofte Oude Munster. De St.Salvator was dus niet door St.Willibrord gesticht, maar door Bonifatius. Ondertussen weten wij dat die kerk uit de 11de eeuw stamt. Dat is 3 eeuwen na Bonifatius. Lees daarover meer in Jaarboek Oud-Utrecht.
Over de moord op Bonifatius schrijft Aurelius: Ende voeren den Rijn neder, ende quamen in Frieslant, in den lande van Oestergo ende Westergo, dat men hiet Oestbergen ende Westbergen, oft nu ter tijt Oest-Frieslant ende West-Frieslant, ende sloegen hoer tenten daer op tlant, ende rusten hem een luttel tijts. Daerna ghing die heylige man voert, als een bode der wijsheit, ende began volstandelic te preken dat heylige Evangelye ende theylige gelove Goeds, als dat sommige van den Friesen gelovich werden, ende namen an dat heylige kersten gelove. Mer die oude viant die duvel, die altijt des menschen salicheit benijt, die wederstont dat, ende verwecte een bloedige partye ende strijt tegens die heylige leraers, die liever hadden te sterven, dan of te laten des duvels manier ende lere, die hoer ouders gemaect ende aftergelaten hadden. Waerom dat die heylige biscop mit sine gesellen toech op een ander plaets, daer veel Friesen vergadert waren, om aldaer mit begeerte der heyliger martelye volstandelic den ongelovigen te bekeren, of zijn bluet daervoer te storten. Datwelcke also in een stedeken geheten Dockom, gelegen op die riviere van der Lauwers, geschiet is, ende wert aldaer mit LII medehulpers verslagen ende gedoot opten V dach in junio, int jaer VII C ende LII, als hi dat bisdom van Uutrecht mit groten arbeyde eerlicken hadde berecht XVI jaer; ende bleven alle volstandich tegen dat ongelovige volck totter doot toe, ende coren die ewige benedictie voer die pinen ende martelye om den naem ons Heren Jhesu Cristi, ende voeren mitten zege der martelyen in die ewige bliscap des ewigen levens. Uit het opgravingverslag van Halbertsma uit 1960/1961 blijkt dat Dokkum in 854 niet eens bestond. Daar is geen enkel archeologisch bewijs gevonden uit de 8ste eeuw. Lees meer over dat opgravingsrapport.
Zo wordt Karel de Grote afgebeeld. Toch een leuk plaatje.
'Den groten Kaerle, van God gecroont ende vreedsamigen keyser, si altijt leven ende victori!' Ende sinen soen Puppijna noemde hi coninc van Ytalien. Dat vreedzame viel bij Karel de Grote aardig tegen. Lees meer over die wraakzucht en macht. Dese Kaerl is geboren opten Rijn tot Inghelheim in Rinckauwe, waerom die selfde plaets noch ter tijt dat keiserrijck toebehoert. Dat eerste deel is nu genoemt West-Phalen, ende is gelegen in die westside van tlant van Sassen, niet veer van den Rijn; ende die wonen an die oestside sijn genoemt Oesterlinden oft Oestphalen. Mit sijn vorsten, princen ende heren, om dat hele lant van Sassen te bevechten ende onder dat kersten gelove te brengen. Ende also Sassen hier voertijts een groot ende wijdt lant was, so ist te weten, dat Sassenlant in III delen gedeelt is. Ende dit lant wert van II rivieren gedeelt, dat is die Elbe tot an den Rijn, als men leest in der legende der tweer Ewalden; die ander rivier hiet die Wesar, ende die inwoenres sijn genoemt Westphalers, want dat deel des lants westwert leyt. Int jaer VII C ende LXXVII, beval coninc Kaerl dat men dat slot te Nymmagen, dwelck Julius Cesar hadde doen bouwen, gelegen op die Wale, weder soude repareren ende optijmmeren, ende is daer selver in persoen in die lenten gecomen, ende heeft aldaer mit sijn princen den heyligen Paeschdach gehouden. Aurelius laat Karel de Grote in Ingleheim geboren worden en in Nijmegen het Paleis van Julius Caesar herstellen. Dit neemt geen enkele historicus nog voor waar aan.
Hoe dat die coninc weder in Sassen quam, ende heeftet bina gedestrueert ende te nyete gemaect. Daerna, in den jare VII C ende LXXXIII, coninc Kaerl anmerckende dat die Sassens nimmermeer in sine gehoorsaemheit en souden bliven, hoewel dat si nochtans dicwils verwonnen waren, ende begeerde desen strijt, die lange tijt geduert hadde, eens te einden, want si noch geloef noch loftenis en hielden. Ende heeft weder een groot ontellic machtich heer van volc vergadert, ende isser mede gecomen in Sassenlant, ende began in den eersten te bevechten die West-Phalers, ende hoer lant te verwoesten, husen ende woningen te verbranden, ende dat ghehele lant ende volc te vernyelen, ende daer na thele lant van Sassen van der riviere die Weser totter plaetsen die men hiet Huculbi, ende van daer doer Duringhen comende, beroefde hi hele Sassen lant gelegen tusschen die rivieren Albia ende Sala, totter plaetsen genoemt Scamugi, ende heeft se boven maten vernedert ende te nyete gebrocht. Daerna heeft hi thele lant van Sassen doergelopen totter riviere Ambra toe, ende nam sijn logijs in een slot gheheten Swatrouburch, ende hilt daer den heyligen dach van Kersdach. Ende bleef daerna lange tijt in Heresburch, want hi in die noortside des lants niet comen en mochte, ende is wederom, onlancxs daerna, tot sinen vader gecomen.
Hierna sijn die Sassens wederom rebel geworden, dwelcke den coninc seer verdroot ende leet was om horen, waerom dat hi dede vergaderen ende bieencomen alle dat volc dat hi crigen ende verwerven mochte. Ende nam mit hem sine coninginne ende huysvrouwe Fastraert mit horen jongen sone, ende is mit al dit volc gecomen in Sassen, ende destrueerde alle hoer sloten, fortressen, blochusen, steden ende dorpen daer hi bi quam, ende bleef daer leggen die gantse somer ende winter bi sijn wijf, die hi mit horen enigen soen op een starck slot hadde geset. Ende comende int dorp Bardango, vernam hi dat int eynde des riviers van der Albe, op die frontieren des rijcs van Pannonien lach versteken die coninc Widikind van Neder-Sassen, ende Alboen, coninc van Hoech-Sassen.. Andere onderdelen van het verhaal van Aurelius over Karel de Grote waren: Hoe dat coninc Kaerl den hertoge van Beyeren overwan, ende hoe hi die Hunen uut Ytalien verdreef. En: Hoe dat die Engelschen mitten verlopen Sassens rebelleerden ende hoe die coninc tot Romen reysde ende thertoechdom van Poelgen wan. Ook streed Karel de Grote volgens Aurelius nog enen groten strijt teghen den Griecken, die hi verwan. Verder: hoe coninc Kaerl dede bouwen die kerck tot Aken.
Hoe dat die keyser ende coninck Kaerle na den reyse van Spangen oflivich gheworden is tot Aken ende daer begraven.
Als dese vrome ende alrevermaerste prince keyser ende coninck Kaerle vele striden ende victorien gehadt hadde in den landen van Sassen, dat welcke oerloge duerde XXXIII jaren eer dat hij se bedwingen ende totten kersten gelove brengen mochte, ende als hi began een oudt man te worden, stelde hi hem te rusten ende totter doot te bereyden; mer alsdoe openbaerde hem die heylige apostel Sinte Jacob die Meerder, ende doer sine vermaninge conquesteerde ende wan hi uuten handen der ongeloviger heydenen ende Saracenen dat ghehele conincrijcke van Spangen, ende brochtet onder dat heylige kersten ghelove. So verstont ic, dat Kaerle in dieselfde uure verscheyden was, ende dat hi in den hemel gevoert was by der hulpen des heyligen apostels Sinte Jacob, dien hi vele kercken ghetimmert hadde. Ende dat hi opten selven dach ende ure als ic dit visioen sach, te weten die V kalende van februario, int jaer ons Heren VIII C ende XV, van der werlt versceyden was, ende dat hi begraven was tot Aken in die ronde kercke van Onser Liever Vrouwen, die hi hadde doen timmeren ende bouwen. Voert hebbe ic vernomen dat wonderlicke teykenen voer zijn doot III jaer lang geschiet sijn: te weten, dat die zonne ende mane VII dagen lang voer sijn doot swarte plecken hadden; ende sinen name, te weten Karolus Princeps, dye in der muren van der voerseyder kercken stont, wert van selfs uutghedaen; ende dat portael, dat tusschen die kercke ende zijn pallaes stont, ten gronden toe neder gevallen was op ons Heren Hemelvaertsdach; ende die houten Brugge te Ments, die hi over VII jaeren over den Rijn hadde doen maken, verbrande van haer selven. Dit laatste laat Aurelius bisschop Tulpijn als in een droom verklaren. Maar in wonderen en dromen gelooft geen enkele historicus nog. Hoewel? Misschien nog één in Nijmegen?.
Sint Albericus komen we behalve bij Aurelius, ook tegen in de oorkonde uit 777, waarin hij Custos van de kerk van Trajectum wordt genoemd. In 776 wordt hij genoemd als bisschop van Keulen. De onderhavige vraag is uiteraard of het steeds over dezelfde Albericus gaat. Baron Sloet vermeldt in het 'Oorkondeboek van Gelre en Zutfen' onder het jaar 800 dat Albericus aan Fulda als giften Friese goederen schenkt, gelegen in de 'Maasgouw'. Friese goederen in de Maasgouw? Dit heeft o.a. Hans Kreijns op het verkeerde been gezet, om Willibrord in Maastricht te plaatsen. Maar Friese goederen in het gebied van de Mose zijn wel degelijk mogelijk, als je die Friese goederen aan de kust van Het Kanaal plaatst, waar inderdaad een Mose (Moese) was.
De afbeelding van Alberidus bij Aurelius is precies dezelfde als die voor Sint Willibrord is gebruikt. Daar hebben ze vast hetzelfde sjabloon voor gebruikt. Ook toen werd er al bezuinigd op drukkosten. Of is het een vingerwijzing dat zowel Albericus als St.Willibrord in dezelfde streek geplaatst moeten worden, namelijk in het klassieke Frisia aan de kust van Het Kanaal?
Hoe de muze Clio de historici zand in de ogen kan strooien! Clio is in de Griekse mythologie de muze van de geschiedschrijving, het heldendicht en het gezang en wordt afgebeeld met een boek, een boekrol of een kist met boeken. Het komt er wat de traditionele historici betreft op neer dat ze met hun fabelschrijverij regelmatig een valse noot spelen.
 
|