De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Het Oorkondeboek van Harry Camps.


In 1979 verscheen het "Oorkondenboek van Noord-Brabant" van Harry Camps, waarbij hij aan de hand van de oude mythen nogmaals wilde aantonen dat St.Willibrord er zeker bezittingen heeft gehad.
Het hele 'Ooorkondeboek' bevat geen enkel bewijs dat er maar enige vorm van waarheid zou bestaan over het vanouds voorkomen van een St.Willibrordtraditie in Noord-Brabant.

Uit het complex van ruim 350 plaatsnamen meent Camps met vier (zie bij kerken in Noord-Brabant) ervan te kunnen bewijzen dat het hier wel degelijk over Noord-Brabant gaat. Het is natuurlijk een complete farce als je met 4 namen, dus slechts 1%, meent het gelijk te kunnen aantonen. Waar hebben de overige 346 plaatsen gelegen? Juist: die liggen in Frans-Vlaanderen net als die 4.

Het Oorkondeboek (deel 1) is bewerkt door H.P.H. Camps (jaar van uitgave: 1979).

Oorkonden bestrijken naar hun inhoud alle mogelijke aspecten van het maatschappelijke leven: betrekkingen tussen vorsten; pauselijke gunstverleningen; schenking, koop en verkoop, huur en pacht van onroerend goed; geldtransacties; regelgeving door allerhande overheden; rechterlijke uitspraken; bevelschriften; en nog zoveel meer. Er is vrijwel geen onderdeel van de middeleeuwse geschiedenis of het is schatplichtig aan de oorkonde als bron. Daarnaast verschaft het onderzoek van schrift, bewoordingen en bezegeling ons inzichten aangaande het ontstaan van de oorkonden en het milieu en de organisaties waarbinnen zij tot stand kwamen.

Voor de uitgave van de oorkonden tot 1312 betreffende de provincie Noord-Brabant is aangesloten bij vergelijkbare uitgaven voor de andere provincies om zo het schaarse schriftelijke bronnenmateriaal tot ca. 1300 met betrekking tot Nederland toegankelijk te maken en beschikbaar te stellen aan onderzoekers.

Het onderzoek voor de uitgave van het Oorkondenboek van Noord-Brabant is in 1960 gestart door de Rijksarchiefdienst. Het initiatief kwam van de Historische Sectie van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. In 1970 kreeg het toenmalige ING de eindverantwoordelijkheid.

De opzet is de volledige uitgave van de oorkondeteksten per regio gegroepeerd en chronologisch gerangschikt met een zo kritisch mogelijke weergave van de oorspronkelijke inhoud en de (herleide) datum. Tevens worden de teksten voorzien van basisinformatie over de uiterlijke vorm, de vindplaatsen en de overlevering van de stukken en indien nodig vergezeld van informatie over ontstaan, samenhang, echtheid en overlevering. Aan de teksten vooraf gaat een beknopte samenvatting (regest) van de inhoud, geformuleerd in modern Nederlands, waarbij van de uitvaardiger en de beoorkonde rechtshandeling of van het rechtsfeit wordt uitgegaan. Een index op de persoons- en plaatsnamen is in beide delen als verdere ingang toegevoegd.

Het Digitaal Oorkondenboek van Noord-Brabant (DONB) is een project van de Stichting Brabantse Bronnen. Het is een vervolg van het gedrukte Oorkondenboek van Noord-Brabant (ONB) tot 1312. Tot op heden zijn twee delen van het ONB gepubliceerd:

Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312. I De Meierij van ’s-Hertogenbosch (met de heerlijkheid Gemert). H.P.H. Camps ed. (’s-Gravenhage 1979).

Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312. II De heerlijkheden Breda en Bergen op Zoom. M. Dillo en G.A.M. van Synghel ed. (Den Haag 2000).

Lid van de begeleidingscommissie van het Digitale ONB is o.m. prof. dr. A.J. Bijsterveld, bij ons bekend vanwege zijn aanhoudende kritiek op het werk van Albert Delahaye, terwijl hij hem op meerdere punten gelijk moest geven. Zie bij het gelijk van Delahaye.

Klik hier voor enkele opmerkelijke uitspraken van Camps.
De visie van Albert Delahaye.
De mythe van St.Willibrord in Noord-Brabant.
Sinds lang bestaat een gefundeerde en breed verbreide twijfel aan de waarheid in de gangbare opvattingen over St. Willibrord, waarbij de tradities van Noord-Brabant min of meer de inzet waren. Voortgekomen uit dezelfde verwarring als die rondom Noviomagus, zijn historici steeds in een fel dispuut verwikkeld. De kerkelijke traditie spreekt de Brabantse traditie kategorisch tegen. Er waren in Brabant slecht vijf altaren aan St.Willibrord toegewijd. De devotie tot St.Willibrord heeft een zeer geringe verbreiding gehad. In verreweg de meeste door Echternach en latere historici aangewezen St.Willibrord-plaatsen in Noord-Brabant, heeft geen cultus van de heilige bestaan.

Daar ik beloofd heb de Brabantse mythe voorgoed uit de wereld te helpen, en om een einde te maken aan de misleiding van het publiek dat de historische finesses niet begrijpt, ga ik het 23-voudig misverstand uiteenrafelen, dat men met de toepassing van de Eperlecques-teksten over Brabant uitstrooide. Eenieder kan dan zien, hoe de ene wetenschappelijke fout op de andere wordt gestapeld. Wie de teksten heeft gevolgd, zal de meeste punten al ontdekt hebben. Het is nodig ze eens op een rij te zetten, waardoor tevens duidelijk wordt dat ik ze niet met een kaarsje bijeen heb behoeven te zoeken.


Het zijn de volgende 23 punten:
1. Er is nooit enig bewijs gegeven, dat Taxandria Brabant is. Het is een gratuite bewering, en een simpel onderzoek van enkele uren toont aan, dat zij onwaar is.
2. Er bestaat geen enkele plaatselijke bron of tekst die de naam Taxandria in de streek bevestigt. Hij staat alleen in Romeinse en Franse bronnen. Met andere woorden: vóór de 13e eeuw, toen de naam allang niet meer in gebuik was, heeft nooit een Brabander geweten dat hij in Taxandria woonde. Waar halen die van de 20e eeuw dan deze wetenschap vandaan?
3. Als gevolg daarvan weet niemand waar het landschap lag, wat het omvatte en hoever het zich uitstrekte. Dit primaire gegeven kan men niet zomaar negeren.
4. Bij het overgrote deel van de plaatsnamen, die men voor Brabant claimt, staat niet eens vast dat zij in Taxandria liggen. Er wordt op grote schaal vervalsing gepleegd door een essentieel gegeven toe te voegen dat niet in de teksten staat.
5. De meeste plaatsen, die de teksten aan de Dutmala noemen, liggen in Brabant niet aan de Dommel.
6. De koning van Frankrijk een residentie geven in het Brabantse Bakel, dat pas eeuwen later is gesticht, is zowel een geografische als een staatkundige aberratie.
7. Het aanvoeren van één naam uit de bezittingen van Lorsch in Taxandria is een onvergeeflijke kortzichtigheid, wanneer in de bronnen van Lorsch dat complex, verbonden met de St. Nazarius-kerk van Ablain-Saint-Nazaire, beschreven wordt met ca. 100 plaatsnamen in Frankrijk.
8. Het situeren van een St. Landelinus-kerk van de abdij van Crespin bij Valenciennes op dezelfde plaats in Brabant als de vorige, is dat dubbel-op, bovendien een kersverse onmogelijkheid omdat in Brabant nog nooit iemand van St. Landelinus had gehoord.
9. Koning Clovis in de 7e eeuw in Brabant laten optreden, en gelijktijdig verkondigen dat de Ottonen niet in Noyon kunnen zijn geweest, is een nog ergere denkfout die zelfs naar kwaadaardigheid riekt.
10. Uit het complex van meer dan 350 Franse plaatsnamen uit de oorkonden van Eperlecques legt Camps er vier in Brabant neer, waaruit blijkt dat hij niet de minste notie heeft van historische geografie, waarvan de eerste grondregel luidt dat de plaatsnamen van een complex samen bekeken en onderzocht moeten worden, omdat het onttrekken van plaatsen uit hun geografische samenhang nog veel erger is dan het uit hun verband halen van teksten.
11. Vier namen en vier plaatsen in Brabant heeft Echternach geclaimd. Over de andere twintig heeft de abdij nooit gesproken, zelfs niet gesuggereerd dat die in Brabant zouden liggen. Waarop baseren de Brabantse historici hun correcties van de abdij van Echternach?
12. Aefternacum betekent vóór 973 Eperlecques en niet Echternach. Camps presenteert dus niet alleen zo'n 100 maal de verkeerde naam, maar schendt evenzoveel malen het herkomstbeginsel, de eerste gouden regel van de archivarissen en historici. Zelfs een leek begrijpt dat al zijn interpretaties onjuist moeten zijn, omdat hij een verkeerde abdij als uitgangspunt neemt, meer dan 300 km van de échte verwijderd.
13. De zogenaamde Brabantse plaatsnamen komen eenmaal in een bron van de 8e eeuw voor. Dan verdwijnen zij vijf of zes eeuwen en duiken dan plotseling weer in de 13e eeuw op! Dit historisch en naamkundig mirakel wordt gepresenteerd zonder één woord commentaar. Waar zijn die 25 plaatsen uit de 8e eeuw gebleven? Zijn zij voor vijf eeuwen in de ijskast gestopt, om in de 13e eeuw weer ontdooid te worden?
14. Camps vergeet in zijn "Brabants Oorkondenboek" een bewijs te zoeken en te geven voor het bestaan in de 8e eeuw van de 25 plaatsen in Brabant, waarmee hij toch had moeten beginnen. Dientengevolge zijn de door hem gegeven identificaties en lokalisaties evenzovele (25) gratuite beweringen.
15. Vijfentwintig plaatsen houden evenzoveel gemeenten, schepenbanken, parochies enz. in. Waarom vraagt de archivaris Cam ps zich niet af, waar de documentaties zijn van de 25 plaatsen, en trouwens die van de gehele streek en van de verre omgeving, die er evemin zijn.
16. Het zou kunnen - maar dan moet er wel een geraffineerde duivel aan het werk zijn geweest - dat alle stukken van al die plaatsen verloren zijn gegaan, maar hoe komt het dan dat die plaatsen ook nergens staan in de documenten van de koningen, landsheren en bisdommen, waarvan de archieven niet verloren zijn gegaan. Er wordt een historische en naamkundige continuïteit verkondigd, waarvoor geen letter bewijs kan worden aangedragen.
17. Die 25 niet-bestaande plaatsen lagen in een wél bestaand landschap. Wie bestuurde het, waarvan leefden de mensen, wie waren hun buren, wie was hun heer, wie was hun bisschop, wat is het geografisch, historisch en bestuurlijk kader van deze bevolkingsgroepen? Het zijn allemaal vragen, waarop een antwoord gegeven dient te worden indien men 25 plaatsen ergens lokaliseert.
18. Laten we niet overdrijven, en die 25 gemeenschappen van mensen op een paar honderd schatten, wat in die tijd voldoende was om een gemeente of parochie te vormen. Maar alles bij elkaar krijgen we er toch enige duizenden, en over vijf eeuwen gerekend enige tienduizenden. En dan komt het grootste wonder aller tijden. Zij moeten allen zonder uitzondering bij hun dood met ziel en lichaam in de hemel zijn opgenomen, want archeologisch hebben zij geen enkel spoor nagelaten.
19. Romaanse plaatsnamen in Brabant aannemen is een taalkundige uitglijder.
20. Die tot Brabantse laten evolueren over een afgrond heen van vier tot zes eeuwen is zowel een taalkundig als een historisch mirakel en dit aan het publiek verkopen is boerenbedrog.
21. Het uitpikken van een paar teksten uit een overweldigende documentatie van één en dezelfde abdij noem ik "fragmenten-happerij", wat kort en krachtig uitdrukt dat zulke methode van wetenschappelijk onderzoek per definitie en ten principale verworpen moet worden. Men kan pas zinnig en verantwoord praten over de goederen van een klooster, wanneer men het hele complex heeft bestudeerd.
22. Bij zulke "fragmenten-happerij" komt men er vanzelfsprekend niet achter, welke teksten of delen van teksten betrouwbaar dan wel vals zijn. Interpolaties, het tussenvoegen van woorden of zinnen in akten en teksten, de nachtmerries van alle serieuze historici, worden niet opgemerkt, kunnen zelfs niet meer worden opgemerkt omdat men zich dit door de "fragmenten-happerij" onmogelijk heeft gemaakt.
23. Het allerergste is, dat Camps klare feiten negeert en dit met een trucje tracht te verbergen. Theoderich schrijft in 1192 dat Echtemach niets heeft in Taxandria en Peelland. Camps maakt ervan dat Theoderich de goederen van Echternach in Taxandria en Peelland "opsomt". Van Dale zegt bij opsommen: achtereenvolgens noemen. Camps behoeft niet aan te komen met welke uitvlucht dan ook; ditmaal staat hij voorgoed als falsificateur gesignaleerd. Eigenlijk spreekt het vanzelf dat dit zou gebeuren, precies zoals in Nijmegen, waar men ook de meest cruciale tekst moet vervalsen in de laatste wanhopige poging om z'n gezicht te redden.

Lees alles over het Dievenboekje van Echternach met de vervalsingen in De Ware Kijk Op deel 2 (p.441, 442, 461 en 572) en in Ontspoorde Historie (p.108 e.v. tekst 75).
Dr. H. Camps, auteur van het “Oorkondenboek van Brabant”, heeft het even bont gemaakt. Aan de hand van de mythe van Taxandria in oostelijk Noord-Brabant, in het leven geroepen door de inhalige en op grote schaal falsificerende abdij van Echternach, laat hij Clovis III, koning van de Franken, ca. 690 in Brabant een schenking doen aan de abdij van St. Crespin bij Valenciennes. Kort daarna, tussen 690 en ca. 726, situeert hij 25 dorpen en kerken van St. Willibrord in datzelfde oostelijk Noord-Brabant, nog kort tevoren door de Ravennas als een woestijn beschreven. Camps, zo moet men wel concluderen, heeft “Germania” van Tacitus nauwelijks gelezen, nog minder Plinius die precies vertelt waar Taxandria moet worden gesitueerd. En wanneer men die schrijvers niet raadpleegt, heeft het inderdaad geen zin meer om het wèl met de Ravennas te doen. Het dramatische gevolg is dan dat een serie Franse bronnen, die een 40-tal Franse plaatsnamen bevatten, die nergens in een Hollandse bron worden genoemd, klakkeloos op Brabantse plaatsen worden geplakt. Deze Brabantse plaatsen zijn pas vele eeuwen later gesticht. Het resultaat van een en ander is, dat het Brabants Oorkondenboek 60 Franse bladzijden bevat.
Camps had dit met gemak kunnen vermijden, wanneer hij bij de Ravennas te rade was gegaan om zich het juiste beeld te vormen van de historische geografie van westelijk Europa. Nu legt hij een omvangrijk en belangrijk complex van plaatsen en goederen, met alle draden aan het noorden van Frankrijk verbonden, neer in een streek die op dat tijdstip geen bewoning van betekenis had en die pas eeuwen later aarzelend en broksgewijs in de historische bronnen begint te verschijnen.

Het Oorkondenboek van Noord-Brabant van Dr.H.P.H.Camps.

In Noord-Brabant zijn 21 plaatsen met St. Willibrord in verband gebracht, omdat zij aangewezen werden als de oude plaatsnamen uit de oorkonden van Echternach. Slechts 8 van die 21 plaatsen staan ook werkelijk in het testament van St.Willibrord. Waarschijnlijk heeft de abdij van Echternach slechts bij 4 plaatsen de oude akten gehanteerd om het bezit te verwerven. Pas in de 13e eeuw heeft men het inzicht verworven, dat St.Willibrord op zijn talloze reizen tussen Utrecht en Echternach, door het oosten van Brabant moet zijn gereisd, dus er bezittingen kon hebben. Bij het leggen van de determinaties in Brabant heeft men dwingende regels van historische geografie en tekstkritiek met voeten getreden. Van geen enkele plaats is vastgesteld door een lokale bron of de plaats in de 7e eeuw wel bestaan heeft. Bovendien worden de plaatsen in geen enkele andere bron genoemd tussen de 7e (de tijd van St.Willibrord) en 12e eeuw (toen Echternach begon met claims te leggen).

Over de onjuiste denkwijze van Camps (en Smulders, van wie Camps veel letterlijk heeft overgenomen! -naschrijverij!) wordt door Gijs van Udenhout uit Waalre (zie SEMafoor 1.2, p. 24 e.v.) aldus verwoord: Interessant is waar nu precies het verschil in visie zit tussen Camps en Delahaye. Waarom geloofde Camps wel en Delahaye niet in de betrouwbaarheid van Echternachse oorkonden? Camps steunde daarbij onder meer op de historicus Ferdinand Smulders van wie hij zeg t: “Niemand heeft ooit de Noord-Brabantse geschiedenis zo uitgebreid en zo grondig gekend als hij”. Smulders liet zich bij het bepalen van locaties sterk leiden door latere documenten, vooral bijvoorbeeld door de lijst van de cijnsgoederen van de abdij van Echtemach, een lijst die in het eerste kwart van de dertiende eeuw is opgesteld, aldus Camps. In die lijst staan enige tientallen plaatsen in Noord-Brabant waar de abdij in de dertiende eeuw goederen beheerde, en daar zitten ook veronderstelde Willibrordus-locaties bij. De redenering van Smulders en Camps was dus: omdat de abdij 4 of 5 eeuwen later op een bepaalde plaats goederen blijkt te hebben (Eersel, Hapert, Waalre bijvoorbeeld), daarom is aangetoond dat het afschrift van een oorkonde het bestaan van een plaats aldaar rond 700-800 bewijst.
En juist deze denkwijze stelde Delahaye aan de kaak. Met bezittingen in de 13e eeuw bewijs je niets over bezittingen in de 8e eeuw. Daar zit een hiaat tussen van 5 eeuwen. Dat zal eerste opgevuld moeten worden voordat men een continuïteit kan spreken. Ook andere 'historici' maken zich aan deze denkwijze schuldig zoals C.Broer en M.de Bruijn (zie daar).

Laten we 21 namen eens de revue passeren: zie ook 'Kerken in Brabant'
Betekenis van de gekleurde velden:
Blauw: de plaatsen die Camps localiseert in Brabant, maar die niet genoemd worden in de oorkonden van Echternach en nooit door Echternach zijn geclaimd.
Geel: plaatsen waarvan geen nadere locatie wordt aangegeven.
Rood: plaatsen waarvan de locatie ter discussie staat of zelfs onaanvaardbaar is.

Antieke plaatsWat Camps ervan maakt!Wat ligt de plaats volgens Delahaye?
AlpheimAlphenHalluin
BaclaosBakel?Bailleul
BirniBern(e)?Bierne of Berna
DatmundaGemondeWithmundi
TadiaTeedeTatinghem
Diosne, DissenaDiessen?Thiennes
DurninumDeurne?Drouvin
Eresloch/Henesloth?EerselEscoeuilles
Henesloth?Henneveux.
FleodredumVlierdenFlêtres
HaeslaosAalstArleux-en-Gohelle
Husloth?Husselot
HeoprodumHapert?Haubourdin
HoccascauteBasschot of Hoxent??Hocques of Hocquinghen
HulislaumHulsel?Hulluch
HeziaHeeze, Hees?Yeuse
LevetlausLuisselLavislecour
MeginumMegenMégen
ReploReppel of Poppel??Bethlo?
RumelachaRuisselRemilly-Wirquin
Rumleos?Rumilly
WaderloWaarleWattrelos
Waedritlaeum?Vaudringhem
?Milheeze.
?Oss.

Conclusie: nergens wordt een overtuigend bewijs gegeven van het gelijk van Camps!
Hoewel deze goederen in oorkonden genoemd, aan de kerk van Trajectum werden geschonken, heeft Utrecht er nooit aanspraak op gemaakt. De claims kwamen allen vanuit Echternach, van waaruit men in de 13 eeuw met vervalste aktes in het bezit van kerken en vruchtbare gronden wilde komen, alleen voor het geldelijk gewin. Echternach dacht in het bezit te komen van "voormalig bezit" van St.Willibrord, maar was niet op de hoogte, dat dit in Frans en Belgisch Vlaanderen gezocht moest worden.

Opvallend is dat in dit rijtje de St.Willibrordkerk van Klein-Zundert ontbreekt, terwijl het aantoonbaar de oudste kerk in Nederland is met het patronaat van St.Willibrord. De kerk is niet gesticht vanuit Utrecht of Echternach, maar rond 1157 vanuit de abdij van Tongerlo, dus vanuit het zuiden. Zowel Echternach als Utrecht hebben nooit aanspraken gemaakt op deze kerk. Zelfs tot 1832 werd de pastoor van deze kerk benoemd vanuit Tongelo, dus door de bisschop van Luik, later die van Antwerpen. Ook de kerk van Alphen uit het rijtje hierboven is gesticht vanuit dezelfde abdij van Tongerlo.

  • Camps localiseert Pladella Villa nog steeds in Bladel hoewel daar geen enkel bewijs voor is. Dr.C.R.Hermans gaf in 1865 in zijn boek over 'Noord-Brabantse Oudheden' al aan dat "we daarover meer nauwkeurige berichten tegemoet moeten zien", ofwel er geen enkel bewijs voor is. Huijdencoper localiseerde toen Pladella Villa als Bladoldivilla in het land van Beauvais. En daar zat hij in de goede streek. Delahaye houdt het op een verschrijving van Bladoldi Villa, maar verklaart dat de oorkonde waarin deze naam voorkomt een falsum is. Karel de Eenvoudige koning van West-Francië zou in 922 de kerk van Egmond met daaraan verbonden goederen geschonken hebben aan Diederik (Dirk) graaf van Holland. Dit is gezien de tijdsindicatie een onmogelijkheid aangezien de kerk (en de abdij) van Egmond toen nog niet bestonden. De abdij werd pas gesticht vanuit Gent na 950 of zelfs nog later! Overigens stammen de oudste schriftelijke gegevens over de abdij van Egmond uit 1130. De Annales Egmundenses komen uit Frankrijk en zijn vrijwel geheel gekopieerd uit het werk van Sigebert van Gembloux. Ze stammen uit de late 12e en vroege 13e eeuw. Het is ook een onbewezen aanname of Karel de Eenvoudige zeggenschap zou hebben gehad over Egmond en Noord-Holland. De oorkonden zijn aantoonbaar later vervalst.
    Kijk ook bij St.Adelbert, waarvan zijn aanwezigheid in Kennemerland eveneens legendarisch is.
  • Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf.