De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.

St.Plechelmus en Oldenzaal. Aldenselen is niet Oldenzaal, maar Oudezeele bij St. Omaars.


St.Plechelmus


Plechelmus ging met Wiro naar Rome, waar beiden tot bisschop gewijd werden... Daarna gingen zijn naar de gebieden van Francia, waar Pepijn (II), de vorst van de Franken, hen een plaats gaf om te verblijven, die in de volksmond de “Berg van Petrus” wordt genoemd. Waar past dit in de traditie van Odiliënberg? Het klooster ‘Berg van Petrus’ of ‘Berg aan de Sura’ heeft met het minstens 4 eeuwen jongere ‘Odiliënberg’ geen ander raakpunt dan de kopieerfout van Rura i.p.v. Sura. Dat in 973 -dus altijd nog zo’n 1½ eeuw voor het ontstaan van Odiliënberg- de locatie van Berg, wellicht voor het toen gestichte Echternach werd ingericht, zou de aanwezigheid te Odiliënberg van Plechelmus (die was toen al 2½ eeuw overleden) een nog groter anachronisme betekenen.

Lexicon van Kunzel en Blok.
De oudste attestatie is een kopie uit 1222: 893 cop. 1222: sunt in Aldenselen mansa IIII (PrümerUrbar c. 99, p. 243) 11 (893) (1222): de Aldenselen (ibid.). Daarna worden nog enkele oorkonden genoemd uit 2de helft 12de eeuw: loco Aldensele nominato in pago Tuente, (DHIII 242; OBUtr I), maar nergens wordt door Kunzel/Blok een relatie met Plechelmus genoemd.
Als betekenis wordt gegeven: sele, nevenvorm van sale "gebouw bestaand uit één vertrek" (hier zeker een belangrijk gebouw) met onl. ald=old=oud.

Toponymist M.Gysseling begint ook in 1222, met een bron uit 893. Verder noemt hij o.m.:
  • Aldenselon • 1145 kop. midden 12e • UB 43,49,
  • Altensele • (1159-69) •Keulen, UB412,
  • Aldensela • 1181 • DKp6,
  • Oldenzele • 1188 kop.eind 13e •UB2,134.

    Gysseling geeft als betekenis: Germ. Aldan, dat.bij alda- "oud" + sali "uit één ruimte bestaand huis". Ook Gysseling legt geen enkele relatie met Plechelmus of een tekst uit de vita 'de S.Plechelmo'. Geen van deze toponymisten hebben het ergens over doublures en deplacements historiques, dat hebben ze volkomen gemist.
  • De plaatsing van St.Plechelmus in Oldenzaal is een van de merkwaardigste doublures, met grote gevolgen voor de mythen rondom St.Odiliënberg. Plechelmus was aantoonbaar werkzaam in Francia en wel in Aldenseele in (Frans-)Vlaanderen. Niet alleen is de plaatsnaam Aldenseele letterljk gedoubleerd in Oldenzaal, maar ook enkele tradities rond Plechelmus. De 'Berg' van Petrus, zoals dat in de teksten voorkomt, heeft niets te maken met St.Odiliënberg, maar is Berg aan de Sura.

    De visie van Albert Delahaye.
    St.Odiliënberg, waar de legende terechtkwam van de HH. Plechelmus, Wiro en Otger, vermoedelijk alleen berustend op het feit dat de abdijkerk eens relieken van deze heiligen kreeg, heeft een totaal valse geschiedenis aangemeten gekregen. De drie heiligen hebben in het missiegebied van St.Willibrord in Frans-Vlaanderen vertoefd. St.Odiliënberg was evenmin de plaats die bisschop Hunger in 858 als toevluchtsoord kreeg.
    Oldenzaal, waar men St. Plechelmus als zendeling laat optreden, is een van de meest amusante fabels tussen de Nederlandse mythen. Volgens een tekst uit 1640, die waarschijnlijk berust op een legende uit de 14e eeuw, liet bisschop Balderik van Utrecht (10e eeuw !) een groot deel van het lichaam van St. Plechelmus, waaronder diens hoofd, vanuit St.Odiliënberg naar Oldenzaal overbrengen. Deze legende is een mythe en berust op een totale verkeerde interpretatie van de plaats Aldenselen.
    De waarheid is dat een van de abdijen van Gent echte of onechte relieken, waarschijnlijk het laatste, van de heilige aantrof te Oudezeele (op 4,5 km noordoost van Cassel) en deze uitgaf voor echte relieken. Het is een typisch voorbeeld, hoe ware of vermeende relieken tot historische aberraties hebben geleid.


    Wat weten we uit de klassieke teksten?
    De oudste teksten over Aldensele stammen uit de 12e en 13e eeuw. Dat het hier over Oldenzaal gaat is een nooit bewezen aanname.
    De oudste tekst over St.Plechelmus in Oldenzaal stamt uit 1640 ofwel uit de 17e eeuw. Het was juist de periode tegen het einde van de 80-jarige oorlog, waarbij de katholieken tegen de verdrukking van het protestantisme in, hun zelfvertrouwen hervinden, dat in de loop van de Tachtigjarige Oorlog teloor was gegaan. In het zuiden had het katholicisme stand weten te houden. En juist in deze periode werden in het noorden allerlei heiligen en legenden vanuit het zuiden geïmporteerd, om het herwonnen zelfvertrouwen een opleving en een bevestiging te geven.

    Andere teksten uit kalenders en missalen, overigens evenmin van hoge ouderdom, spreken over Oudezeele, op 33 km oost van Tournehem gelegen en waar Plechelmus begraven zou zijn, die dan in dezelfde buurt ook wel gemissioneerd zal hebben, zodat Oldenzaal als doublure door de mand valt en Plechelmus terecht bij de “naast Willibrord arbeidenden” blijkt ingedeeld, zij het ook bij de senioren. Op zijn oude dag kon Plechelmus niet terecht in het verre Odiliënberg (150 km, wachttijd 4 eeuwen) doch werd hij door Pepijn II ondergebracht in het 75 km nabije Suestra, alwaar hij in 713 stierf, net op tijd plaats makend voor Willibrord, die in 714 voor Radbouds agressie moest uitwijken en toen door dezelfde Pepijn in hetzelfde Suestra werd ondergebracht.

    Deze toedracht van zaken heeft veruit de grootste kans de werkelijke te zijn. Laten we, ondanks de magerte van de bronnen, proberen ook de overige legenden tot hun ware proporties terug te brengen.
  • Om te beginnen dient men, ongeacht de drie opgedrongen patroonheiligen, de geschiedenis van St.-Odiliënberg na te gaan; en dan is men vlug klaar want er is niets van bekend. De kerk van St. Odiliënberg was aan de HH. Wiro, Plechelmus en Otger toegewijd welk patronaat een bewijs temeer is dat deze niet in de akte over Berg bedoeld kan zijn.
  • Een feit is evenwel -en dat wordt door geen enkele mythe weggewassen- dat het klooster onder het patronaat stond van de heilige Odilia, dochter van de hertog van de Elzas, stichteres van de kloosters Niedermunster en Odiliënberg, beide gelegen in de Elzas. Zij overleed omstreeks 720. In het zuiden van Duitsland werd zij veel vereerd en bijzonder tegen oogziekten aangeroepen.
  • Uit niets blijkt dat het Limburgse klooster uit haar tijd of van kort daarna stamt. Integendeel heeft het zich -zover bekend- in de oude bronnen nooit aangemeld; en als we, afgaande op de algemene situatie in Limburg en het Rijnland, het ontstaan van dit klooster zoeken in de 12e eeuw, zijn we m.i. nog aan de vroege kant.

    Bij de stichting van nieuwe kloosters was het gewoon dat een naam, een devotie alsook relieken werden meegenomen of nadien werden overgebracht die later al te gemakkelijk en te ondoordacht werden beschouwd als ‘bewijzen’ dat de vereerde heiligen ook ter plaatse hadden geleefd en gewerkt. Zie de relieken van St.Willibrord die pas in de 14de eeuw in Utrecht arriveerden. Nuchtere en kritische benadering leidt tot de conclusie dat het klooster bij Roermond ca.4 eeuwen na Odilia’s dood gesticht is onder haar patronaat en dat het later misschien relieken gekregen heeft van heiligen, die in een geheel andere streek geleefd hadden, maar die door de ‘ver-Utrechtsing’ van Traiectum veranderden in Limburgse missionarissen en tenslotte, via de ‘ver-Oldenzalering’ van Oudezeele, tot Twentse zendelingen werden gepromoveerd. Overigens is het vrijwel zeker dat, zoals gezegd, de legenden van St.-Odiliënberg voor het grootste deel bevorderd zijn door de misvatting als zou dit de plek zijn die bisschop Hunger in 858 als uitwijkplaats gekregen had, een opvatting van prof.Blok (o.c., p. 51, 90) en enkele anderen. Hadden zij de teksten over Plechelmus eens wat beter bekeken en Odilia aangeroepen tegen bijziendheid, dan zouden zij hun “Oldenzaal” meteen ingeslikt hebben.

    Wat lezen we in Westerheem 5 van oktober 2014: De opgraving van het Agnesklooster (Oldenzaal).
    De oudste vermelding dateert uit circa 700 na Chr. De eerste vermelding van dat Gasthuis dateert uit 1351. Het bouwhistorisch onderzoek wijst uit dat dit gebouw in de tweede helft van de 14e eeuw moet zijn gebouwd. Bij het graven van proefsleuven vonden we geen aanwijzingen voor een klooster, wel kwam er een tweetal scherven van Baderf of Hunneschansaardewerk tevoorschijn. Deze scherven uit het Duitse Rijnland vormen de eerste archeologische aanwijzing dat Oldenzaal in de 9e of 10e eeuw bewoond moet zijn geweest. In noot 10 lezen we: Hunneschansaardewerk wordt algemeen gezien als een tussenvorm van badorf- en pingsdorfkeramiek en wordt gedateerd in de eerste helft van de 10e eeuw.

    Opmerkingen: Ziet U het gat tussen 700 en de 11de eeuw (eventueel 1351)? Hoeveel zekerheid geeft de datering van dat Hunneschansaardewerk? De eerste vermelding uit 700 betreft overigens niet Oldenzaal, maar Audezeele in Frans-Vlaanderen waar Plechelmus als heilige vereerd werd. De eerste tekst van het verhaal over Plechelmus in Oldenzaal (ziet U de toponymische overeenkomst met Audezeele?) stamt overigens uit 1640, precies uit de tijd van de opleving van het katholicisme.
    Oldenzaal, waar Blok (zie daar) Plechelmus als zendeling laat optreden, berust op een tekst uit 1640. Bisschop Balderik van Utrecht (10e eeuw !) liet een groot deel van het lichaam van St. Plechelmus, waaronder diens hoofd, naar Oldenzaal overbrengen. Oudezeele, in Vlaanderen, op 5 km noordwest van Cassel, is volgens sommige teksten uit kalenders en missalen, overigens ook niet van hoge ouderdom, de plaats waar St. Plechelmus begraven werd. In de 17e eeuw werd voor het eerst beweerd dat bisschop Balderik van Utrecht een deel der relieken van St. Plechelmus vanuit St.-Odiliënberg naar Oldenzaal overbracht. St.-Odiliënberg, waar de legende terecht kwam van de HH. Plechelmus, Wiro en Otger, vermoedelijk alleen berustend op het feit dat de abdijkerk eens relieken van deze heiligen kreeg, heeft een totaal valse geschiedenis aangemeten gekregen. De drie heiligen hebben in het missiegebied van St.Willibrord vertoefd. St.-Odiliënberg was evenmin de plaats die bisschop Hunger in 858 als toevluchtsoord kreeg.

    Deze legenden berusten op een verkeerde interpretatie van Audezeele. Blok (zie daar) noemt overigens als oudste tekst een kopie uit het jaar 1222 van een tekst uit 893: 'in Aldenselen mansa' 'huis in Aldenselen'. Het is een vergelijkbaar verhaal als van St.Willibrord in Trajectum dat niet Utrecht was, maar Tournehem.
    Het geheel past wel in de algehele spraakverwarring die begon met Liudger. Toen St.Willibrord in Utrecht geplaatst werd, dienden ook alle medewerkers van hem naar Nederland te verhuizen. En laten daar nu door de deplacements historiques plaatsen ontstaan met gelijkluidende en soms letterlijk dezelfde namen als in Frans-Vlaanderen bestonden. Daarmee leek de zaak beslecht, ware het niet dat archivaris Albert Delahaye alle oude klassieke teksten eens ging nazoeken en lezen, wat overigens het werk van een archivaris is, en tot geheel andere conclusies kwam.

    Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

  • Terug naar de beginpagina.
    Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
    Naar het overzicht in het kort.