Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Lees meer over achtergronden om een goed begip te krijgen van waar de historici in de fout gingen. | ||||
![]() "Stabilitas loci" ![]() wetenschap is twijfel ![]() ongelooflijk ![]() Heiligenlevens ![]() Kletspraat |
![]()
|
In Frans-Vlaanderen en Artois zijn talloze plaatsen aan te wijzen waarvan de namen in teksten voorkomen als voormalige bezittingen van het klooster van St.Willibrord. Waar liggen al die plaatsen in Nederland? Waar liggen al die plaatsen in Luxemburg? De centrale vraag zou moeten zijn: Is het verklaarbaar dat de abdij van Echternach ruim 180 bezittingen had in Frans-Vlaanderen? Die bezittingen zijn overigens door Echternach nooit geclaimd als voormalig eigendom, wat Echternach in Noord-Brabant wel deed bij vier (slechts 4!) plaatsen. Lees meer over Noord-Brabant.
De visie van Albert Delahaye. ![]() Plaatsen van bezittingen van het klooster Aefternacum: plaatsen rond Eperlecques.
![]() Plaatsen van bezittingen van het klooster Aefternacum: plaatsen in de Canche. Wat weten we uit de klassieke teksten? In de traditionele opvattingen over de geschiedenis van Nederland heeft Willibrord zijn bisschopszetel in Utrecht, zijn abdij in het Luxemburgse Echternach. Zelfs in deze tijd zou de afstand van ruim 300 km. tussen een bisschopszetel en een abdij een absurditeit zijn, ofwel het is dus nooit zo geweest. Wat in de geschiedenis van Utrecht momenteel wel duidelijk is dat :
Wat is de relatie van Echternach met St.Willibrord? Toen ca. 858 de monniken van Aefternacum voor de Noormannen moesten vluchten, kregen zij een bestaand klooster te BERG AAN DE SURA in Luxemburg toegewezen. Na het vertrek van deze monniken heeft het klooster meer dan anderhalve eeuw leeggestaan en werd in 973 ingericht voor een gloednieuwe benedictijner-communauteit on de naam AEFTERNACUM, welke naam later evolueerde tot ECHTERNACH. En hiermee begon de alom bekende babylonische spraakverwarring rondom St.Willibrord. Lees meer over Echternach St.Willibrord, missiebisschop en aartsbisschop. St. Willibrord was bisschop in een missiebisdom, dat nog niet in de normale hiërarchie van de kerk was ingevoegd. Om hem gezag te geven tegenover de hoge heren van kerk en staat, en waarschijnlijk ook om de Friezen (lees: Vlaanderen) te tonen dat de H. Stoel diep bezorgd was om hun bekering, schonk paus Sergius aan St. Willibrord de persoonlijke titel van aartsbisschop, weliswaar zonder onderhorige bisdommen maar wel met een uitzonderlijke zelfstandigheid. Tegelijkertijd was de missionaris abt van het klooster, dat in de oudste teksten Aefternacum of Epternacum wordt genoemd. Aangenomen mag worden, dat de heilige beide funkties is blijven vervullen tot aan zijn dood toe. Het ligt besloten in zijn testament, waarin hij voor het bisdom zowel als voor het klooster beschikkingen trof. Beda zegt dat St. Willibrord, reeds tot hoge ouderdom gekomen, nog in zijn bisdom was. St. Bonifatius heeft hetzelfde getuigd. Alcuinus laat doorschemeren, al zegt hij dit niet woordelijk, dat de apostel in Aefternacum overleden is; in elk geval deelt hij mee dat hij er begraven werd. Van St. Willehad wordt verhaald, dat hij zich naar Rome begaf om aan de vervolgingen te ontkomen. Vandaar keerde hij, door paus Adrianus getroost, "naar Gallië terug bij het graf van St. Willibrord". Deze tekst wordt geheel boeiend omdat blijkt, dat St. Willehad in dezelfde streek gemissioneerd heeft als St. Willibrord. In tal van kerken in Noord-Frankrijk treft men heden ten dage nog beelden aan van St. Willehad en St. Anskarius. Enige tijd na St. Willibrord werd Beornrad, bisschop van Sens, abt van het klooster van Epternacum, in welk geval de lokalisatie van dit klooster in Luxemburg even onaanvaardbaar is. Bij de gangbare opvattingen is dit immers de grootste absurditeit geweest. Men plaatste de bisschopszetel van St. Willibrord te Utrecht, zijn abdij te Echternach, terwijl de bronnen nergens te verstaan geven, dat de bisschopszetel en abdij ver van elkaar gelegen zouden hebben. Nergens wordt bijvoorbeeld verhaald, dat de bisschop een reis ondernam naar Echternach, wat voor die tijd een kwestie van maanden was, noch van zijn afwezigheid uit zijn abdij terwille van het bisdom, ook een kwestie van maanden, om dan maar helemaal te zwijgen over zijn zogenaamde missiewerk in het land van Kleef, Thüringen, Zeeland, de Kempen en andere streken. Als St. Willibrord in werkelijkheid de eerste "vliegende apostel" was geweest, hadden zijn levensbeschrijvingen dit ongetwijfeld uitvoerig verteld. Daaruit is integendeel geen enkele aanwijzing te halen voor de toepassing van de namen uit de oorkonden op zoveel verschillende streken. Zijn Leven geeft de indruk van een grote honkvastheid, die af en toe verbroken werd door het ingrijpen van de Friezenkoning Radboud. Als antwoord op die vervolging en verbanning trok St. Willibrord zich niet terug naar zijn abdij van Echternach, wat toch voor de hand gelegen had als die daar werkelijk bestond, maar kreeg hij de steun van Karel Martel en bisschop St. Wulfram van Sens, en zelfs te Oust-Marest in Artois een kerk. Hij zal als heilige monnik eveneens veel waarde hebben gehecht aan de stabiliteit, die St. Benedictus zijn kloosterlingen als een van de voornaamste deugden had voorgehouden: het volharding tot de dood van de verbondenheid met het eenmaal gekozen klooster en dit niet te verlaten dan om zeer gewichtige redenen. De bronnen zeggen duidelijk, dat St. Willibrord het klooster zelf gesticht heeft. Het is volstrekt onmogelijk dat hij dit te Echternach zou hebben gedaan, zo ver van zijn zetel af, waar die stabiliteit bij voorbaat uitgesloten was. Verplaatsingen van kloosters. Men ontkomt dan ook niet aan de noodzaak van de vraag: Is Epternacum wel Echternach geweest? Er bestaan meer markante voorbeelden van verplaatsingen van kloosters. De abdij van Werdina, door St. Ludger gesticht, lag aanvankelijk te Weretha bij Sangatte aan de Franse kust, doch zij kwam daarna onder vrijwel dezelfde naam in Werden (Dl.) terecht. De abdij van Corbie in Picardië werd onder dezelfde naam in Duitsland hersticht, waar de naam verduitst werd tot Corvey. Deze verplaatsing wordt door eigentijdse berichten bevestigd en is trouwens door alle historici zonder bezwaar aangenomen. Voor de abdij van Suestra, het tweede klooster van St. Willibrord, kan hetzelfde worden gezegd. Het is in Souastre gesticht, in Susteren (Ned. Lb.) hersticht en voortgezet. Dit verschijnsel was en is geheel normaal in de kerk. Zelfs in onze dagen zijn kloosters en stichtingen aan te wijzen, die door omstandigheden verplaatst moesten worden en de naam van het eerste klooster meegenomen hebben. Tournehem bisschopszetel van St.Willibrord. Men mag voor zeker aannemen, dat de abdij die St. Willibrord kort na zijn aankomst op het vasteland stichtte (hij kwam immers aan met 11 monniken.) dicht bij zijn zetel stond. Hij vestigde het te Eperlecques, een dorp op enkele kilometers van Tournehem. Een tekst uit een oorkonde van het jaar 722 zegt letterlijk dat het klooster "buiten de muren van Trajectum" was gebouwd, wat een korte afstand tussen de bisschopszetel en het klooster aanduidt. Het beleid van de bisschop is zonder meer duidelijk; hij had de abdij in zijn onmiddellijke nabijheid, terwijl hij het klooster toch vrij kon houden van de beslommeringen van het bisdom. Op deze manier kwam een zinnige kombinatie tot stand tussen zijn beide funkties van bisschop en abt. Niet vergeten mag worden dat St.Willibrord een Benedictijn was. Langdurige missiereizen zijn voor Benedictijnen die de regel van de STABILITAS volgden dan ook uitgesloten. De oorkonden van Echternach. ![]() Tegen het midden van de 9e eeuw is Tournehem en omgeving definitief door de Noormannen in bezit genomen; toen was er geen plaats meer voor een klooster. Overigens delen de bronnen mee, dat reeds tevoren het bisdom van St. Willibrord in moeilijkheden was geraakt. Omstreeks 857 zijn de monniken voorgoed verjaagd; het bisdom kreeg een uitwijkpost te "Berg in de gouw van de Maas". De kloostergemeenschappen weken ver naar het achterland uit, naar Werden, Corvey, Susteren en Luxemburg, waar het klooster van St. Willibrord werd voortgezet onder zijn eigen naam, die daar uiteraard verduitst werd tot Echternach. Men doet volkomen overbodig werk, als men hiertegen de oorkonden van Echternach zou opwerpen van vóór het einde van de 9e eeuw, die de identiteit tussen Echternach en het Epternacum uit de tijd van St. Willibrord schijnen te bevestigen. Het is bekend, dat die vrijwel alle vals zijn of lang na datum werden opgemaakt. Die vervalsingen benadrukken dat men de lijfelijke aanwezigheid van St. Willibrord te Echternach niet kritisch genoeg kan bezien. Eperlecques, op korte afstand van Tournehem De stelling dat te Eperlecques, op korte afstand van Tournehem gelegen, het ware Epternacum lag, althans vóór het midden van de 9e eeuw, kan met twee gegevens nader worden geadstrueerd. Tussen Tournehem en Eperlecques bestaat nog een landweg, die beide plaatsen bijna loodrecht verbindt. Op het grondgebied van Tournehem is hij er nog; aan de overzijde van de route nationale N 43 is hij moeilijker te volgen, beter gezegd verloren gegaan in een buurtweg. Op het kadaster staat deze weg nog aangegeven als "Voyette des Moines" = het weggetje van de monniken. Uiteraard kan men er niet op zweren dat dit gegeven uit de tijd van St. Willibrord stamt of de tijd daarna toen de herinnering aan de abdij nog bestond. Het geeft wel een merkwaardige aanwijzing. Het tweede is, dat in het toen in zwang zijnde missionerings-systeem geheel normaal was, eigenlijk een opgelegde zaak, de missieposten te stichten bij een natuurlijke of kunstmatige overgang van de rivieren. Dit ligt trouwens voor de hand omdat het missiewerk geheel te voet, hoogstens te paard werd gedaan, en de missionarissen op hun reizen toch altijd naar zo'n punt toe moesten om een ander gebied te bereiken. Het was veel eenvoudiger daar dan ook een vaste post in te richten. Trajectum lag aan zo'n doorwaadbare plaats in de Hem, vanwaar men het westen van de streek kon bereiken. Eperlecques ligt op de plek, waar de zeebaai van het Almere het smalst was, waar de Aa of het Almere wel niet doorwaadbaar waren, maar waar de missionarissen de kortste oversteek over het Almere hadden om de streek van Watten, Veurne, Wulpen, Klemskerke, Poperingen en andere te bereiken, waar volgens duidelijke gegevens St. Willibrord en zijn medewerkers gemissioneerd hebben. De positie van zijn abdij te Eperlecques was funktioneel ingeschakeld bij het missiewerk. Zo'n situatie is logisch en redelijk, terwijl de kombinatie Utrecht/Echternach (ruim 300 km van elkaar) toen zeker en zelfs in de huidige tijd een absurditeit blijft. Teksten over Aefternacum! |
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |