Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
|
Het jaar 721 wordt in verschillende kroniek het volgende vermeld: Deze Chilperic... bleef niet lang aan de regering. Hij is daarna gestorven en te Noviomus begraven. Dit Noviomus was de Franse stad Noyon. ( Bronnen: Gesta regum Francorum, H dF , II, p. 572. Chronicon Moissiacense, H dF , II, p. 655. Ex Adonis Chronico, H dF , II, p. 671. Genealogia regum Francorum, HdF, II, p. 698. Annales Francorum, HdF, III, p. 699. Continuatio Fredegarii, H dF , II, p. 454. Chroniques de St. Denis, H dF , III, p. 208.) Het bericht komt in nog meer dan de hier geciteerde bronnen voor. Zij geven andere vormen van de naam zoals: Noviomagus, Neomagus, Noyon, Noion, wat aantoont dat er geen verschil van interpretatie tussen die vormen gemaakt kan worden. Uit deze bronnen blijkt duidelijk dat de Merovingen nog slechst in Noord-Frankrijk verbleven. Als er dan in hetzelfde jaar schenkingen worden gedaan door Merovingische machthebbers aan St.Willibrord, moet men toch met heel sterk bewijzen komen om dat in Noord-Brabant te willen plaatsen. En de bewijzen zijn er niet. Overigens is de informatie over Chilperik voor het overgrote deel afkomstig van Gregorius van Tours. En waar Tours ligt is wel duidelijk.
De visie van Albert Delahaye.
Wat weten we uit de klassieke teksten? 721. Schenking van Herelaef. Herelaef schenkt aan de kerk van de apostelen Petrus en Paulus en van de heilige bisschop Lambertus, die hij onlangs in de plaats Baclaos gebouwd heeft, waar nu bisschop Willibrord de beheerder is, drie hoeven met toebehoren uit zijn moederlijk erfdeel in het genoemde Baclaos; eveneens een hoeve in Fleodredum en een hoeve in Durninum. De akte is uitgegeven te Baclaos. Bron: Wampach, Quellen, nr. 30. Camps, Brab. Oork. nr. 8. Nota. Baclaos is Bailleul op 14 km oost van Hazebroek. Fleodredum is Flętre op 6 km noordwest van Bailleul. Durninum is Drouvin op 4 km zuid van Béthune, of Douvrin op 13 km zuidoost van Béthune. Op te merken valt, dat de akte niets over Taxandria bevat noch iets anders dat op Brabant wijst, zodat Camps met de determinatie van Bakel, Vlierden en Deume weer vijf eeuwen op de historische feiten in Brabant vooruitloopt. Vanzelfsprekend vliegt hij ook met open ogen in de vervalsing met betrekking tot het patronaat van St. Lambertus voor de kerk van Baclaos; op dat tijdstip was pas de eerste Lambertus-kerk in Luik gesticht. 721. Schenking van Berta. De godgewijde Berta schenkt aan de kerk van de H. Maria en de apostelen Petrus en Paulus in het klooster van Epternacum (Eperlecques) waar bisschop Willibrord abt is, haar bezittingen in Creucchovillare in de pagus Bedensis (Batua) aan de rivier Prumia. Gegeven in de plaats Sismere. Bron: Wampach, Quellen, nr. 33. Nota. Creucchovillare is Crussemercq, een leengoed onder de gemeente Tilques, op 5 km noordwest van St.-Omaars. Met de rivier Prumia zitten we aan de Albis of Aa; de vervalsers hebben gelukkig dezelfde vervalsing aangehouden. De rivier behield haar naam tot bij Watten waar zij in het Almere uitstroomde. Sismere is Simencourt op 10 km zuidwest van Atrecht. Op te merken valt dat in de streek ca. 40 plaatsnamen voorkomen, samengesteld uit of met “croix” (kruis), zodat het voor de hand ligt dat de kopiisten van Echternach fouten hebben gemaakt en het niet mogelijk zal zijn de plaatsen met dit woord in de naam met zekerheid aan te wijzen. Let op hoe de vervalsers af en toe vergeten het patronaat van de H. Maria te vervangen door dat van Echternach. In 721 ontving St. Willibrord drie hoeven land in Bacalos (Bailleul) ten gunste van de kerk aldaar, die was toegewijd aan de Twee Apostelen en St. Lambertus. Deze laatste patroon was voor Bakel onmogelijk, daar Lambertus op dat moment buiten zijn bisdom nauwelijks bekend was en pas onlangs in Luik de eerste Lambertus-kerk tot stand was gekomen. Toevallig heeft Bakel ook een St. Lambertus-kerk - ziet u ‘t vicieuze cirkeltje al liggen? - en was een nieuwe “historische zekerheid” geboren dat Baclaos Bakel was. Dat de ene plaats in Frankrijk, de andere in Brabant ligt en de namen meer dan vijf eeuwen van elkaar zonder de minste tussendocumentatie verschijnen, wat zou dat? In 1260 erkende de abt van Echternach dat Gerard, een burger van Den Bosch, de helft van de tienden van Bakel verworden had, met de rechten en plichten uitgezonderd het patronaatsrecht van de kerk, welke tienden ridder Hendrik van Bakel tot dan toe van de abdij in leen had gehad. Laten we niet te zwaar tillen aan deze eenzijdige verklaring, die niet bevestigd is door andere gegevens. Het was de gewone tactiek van Echternach ergens een recht te pretenderen, om op een geschikt moment met zo'n “bewijs” naar voren te komen. Het vervolg toont aan, dat ‘t inderdaad niet meer is geweest dan het uitwerpen van een visje. In 1267 ontstond een twist tussen kanunnik Amold van Aldeneik, die de kerk en de zielzorg van Bakel gekregen had van de aartsdiaken van Luik en in zijn rechten bedreigd werd door kanunnik Arnold van Trier, die namens de abdij van Echternach optrad. In feite werd de strijd gevoerd tussen de abdij en het bisdom Luik, die beide het begevingsrecht opeisten. De zaak is in deze zin opgelost dat het recht van Echternach tot het voorstellen van de pastoor werd erkend. Uit niets blijkt dat Echternach dit recht baseerde op de akte uit 721, doch we mogen gerust aannemen dat die haar geïnspireerd had en dat zij voor de rechtbank ermee gewapperd heeft. Eenmaal daar gevestigd, lag het voor de hand dat Echternach zijn rechten uitbreidde. In 1326 verkocht Jan III, hertog van Brabant, aan de inwoners van Bakel en Aerle alle rechten binnen bepaalde grenzen tegen een jaarcijns; die rechten behoorden voor de helft toe aan de abdij van Echternach. Uit het jaar 1358 bestaan enige oorkonden over de tienden van Bakel. De kleine tienden behoorden toe aan de pastoor, een derde deel van de grote tienden aan de abdij van Echternach. In 1399 verklaarden de zonen van Dirk van Gemert, dat zij de tienden der kerk van Bakel aan de abdij afstonden, dat zij Echternach geen verdere moeilijkheden in de weg zouden leggen, en dat zij alle oorkonden zouden afgeven die zij over de tienden in hun bezit hadden. Eindelijk, 132 jaren na de landing, heeft Echternach heel kerkelijk Bakel veroverd. Moet nog nader bewezen worden, dat de abdij rechten van derden verdrongen heeft, en dat zij links en rechts handlangers had zitten, die uit eigenbelang aan de loopgravenoorlog meededen? Bronnen: Wampach, Urkunden, nrs. 125, 126,127, 239,441,442, 445, 446, 666 en Camps, Brab. Oork. nrs. 2, 7, 8, 31, 51, 61, 134, 280, 307, 310, 696.
Baclaos is niet Bakel en/of Oss, maar Bailleul, op 14 km oost van Hazebroek. Bakel (N.-Br.) kan niet identiek zijn met Baclaos uit 721, daar de Brabantse plaats pas zes eeuwen later is gesticht. Zij heeft nimmer een Merovingische residentie gehad, en krijgt pas in 1267 een relatie met Echternach. Creucchovillare is Crussemercq, gehucht van de gemeente Tilques, op 5 km noordwest van St.-Omaars. Dangaesbroch is Dennebroucq, op 5 km zuidoost van Fauquembergues. Durninum is niet Deurne, maar Drouvin, op 4 km zuid van Béthune, of Douvrin, op 13 km zuidoost van Béthune. Deurne (N.-Br.) kan niet identiek zijn met Durninum uit 721, daar de Brabantse plaats pas vijf eeuwen later is gesticht en zij pas in 1271 in relatie komt met Echternach. Dupla, een pagus genoemd in een akte van 721, is het land van de Deule. Fleodedrum is Flętre, op 6 km noordwest van Bailleul. Vlierden (N.-Br.) kan niet identiek zijn met Fleodedrum uit 721, daar de Brabantse plaats pas zes eeuwen later is gesticht en deze identificatie door de abdij van Echternach nooit is voorgestaan. Haemni is Ham-en-Artois op 3 km zuidoost van Lens. Meginum is Maing, op 7 km zuid van Valenciennes. Millinga of Millingi is Millonfosse, op 12 km noordwest van Valenciennes. Mons Clotariensis, genoemd in akten van 697 en 721, is Montcavrel, op 6 km noordoost van Montreuil. Nitro is Nedon, op 16 km west van Béthune. Vermoedelijk moet het als Vitro gelezen worden en dan is het Vitry-en-Artois, op 14 km noordoost van Atrecht. Nutterden (D.) kan niet identiek zijn met Nitro uit 721, daar de Duitse plaats pas vijf eeuwen later is gesticht en zij pas ca. 1250 een relatie met Echternach krijgt. Rinhari of Rinera, genoemd in akten van 721 en 947, is Riencourt, op 16 km zuidoost van Atrecht. Sismere is Simencourt, op 10 km zuidwest van Atrecht. Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf! |
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |