Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Volgens de traditionele opvatting zou de LEK de in de oorkonde van 777 vermelde Lockia zijn. Daaraan lagen verschillende bezittingen van het bisdom Trajectum. Het hanteren van de naam Lockia voor de Lek stelt ons meteen voor 5 op te lossen problemen.
De Boer en Pons waren van mening dat de Lek pas na 800 is ontstaan, waarschijnlijk pas in de 10e eeuw. De Lek is een rivier die pas later is ontstaan, het precieze tijdstip is lang omstreden geweest. (Berendsen). Berendsen geeft aan dat uit de naamswijziging (Rijn-Lek) het latere ontstaan afgeleid mag worden en sluit daarmee dus feilloos aan bij de visie van Albert Delahaye. In een andere publicatie isBerendsen plots van mening dat de Lek al in 777 bestaan moet hebben en wellicht eerder. Berendsen maakt hier dus de traditionele fout door met de oorkonde uit 777 te bewijzen wat juist eerst bewezen moet worden zonder die oorkonde. Gaat deze oorkonde wel over Nederland en is de hierin genoemde Lockia wel de Lek? Zie bij de Oorkonde uit 777. Verder baseert Berendsen zijn opvatting op de Koolstof 14 methode. De ouderdom van het afgezet hout en het ontstaan van veen zou suggereren (wat hij letterlijk schrijft) dat de Lek rond het begin van de jaartelling zou zijn ontstaan. Op grond van de onzekerheden rondom de Koolstof 14 methode spreekt Berendsen slechts van suggesties. ![]() De Lek bij Nieuwegein. Het actiever worden van de Lek leidde tot een langzame dichtslibbing van de Kromme Rijn, wat pas gebeurde nadat de Rijn was afgedamd. De afdamming vond plaats in 1122, waarna de Lek de hoofdstroom van de Rijn werd. De Lek is ontstaan rond de jaartelling als een kleine zijtak van de Rijn bij Wijk bij. Duurstede; de hoofdstroom was daar 'lek'. (Bron: Het Utrechts Landschap). Als dat "lek" de naam Lek gekregen heeft, betekent het dat er bewoning in Het Kromme Rijn gebied was, die deze naam heeft overgeleverd, doorgegeven, opgeschreven? Die bewoning en bewoningcontinuïteit -die er niet was.- moet dan wel eerst aangetoond worden. Tussen 250 en 950 ontbreekt elke vorm van bewoning in Utrecht. (Bron: W.van Es, zie verder bij Citaten). |
De rivier de Lek bestond nog niet in het jaar 875 (9e eeuw). Bron: Atlas van het Holoceen, p.69. In haar boek over Dorestad noemt Annemarieke Willemsen drie vaarroutes voor de handel met Dorestad: vanuit het noorden, het westen, en het zuiden en oosten. Schepen konden vanaf de toen nog kleine Zuiderzee zuidwaarts varen, langs Medemblik, waar een haven was, in de richting van Utrecht. Als je deze route volgde, kwam je via de Kromme Rijn bij de noorderwijk van Dorestad. Deze route verbond de stad met Scandinavië. Een tweede route was die vanaf de Hollandse en Zeeuwse kust landinwaarts, dus stroomopwaarts. Er lag in ieder geval een rijke haven, Walacria, bij het huidige Domburg. Op deze manier was de stad met Groot-Brittannië en met het Noord-Franse kustgebied verbonden. De derde route was vanuit het zuiden, via het huidige Duitsland, de Rijn afzakken met de stroom mee. Deze schepen kwamen vanaf de andere kant in de stad aan. Deze waterweg vormde de hoofdroute tussen het Karolingische Rijk en het noorden. De LEK wordt in dit verhaal niet genoemd. Lees meer over Medemblik en Domburg, plaatsen die niet bestonden in de 8ste eeuw. Daarmee is dus ook duidelijk dat de Lek in 716 (aankomst Bonifatius in Frisia) en in 777 (oorkonde van Karel de Grote) nog niet bestond. Ook vóór 863 (verval van 'Dorestad') bestond de Lek niet. De bewoners hadden dan immers aan de zuidkant van Wijk bij Duurstede in de Lek de haven aangelegd en niet aan de oostkant waar de aanlegsteigers vanwege de stroming in de Rijn steeds verlengd moesten worden. Opmerking: "Volgens de historische Atlas van Nederland betekende het dichtslibben van de Oude Rijn het einde van de handelsactiviteiten in Dorestad. De haven werd vrijwel onbereikbaar." Commentaar: Lees in plaats van Dorestad maar Wijk bij Duurstede. Dat de haven vrijwel onbereikbaar werd en de handelsactiviteiten dus stopten en de stad ten onder ging, betekent dat de Lek nog niet bestond. Anders had men ongetwijfeld de handelsactiviteiten daarlangs voortgezet. Het gebruik van het woordje 'vrijwel' is een laatste poging de naam Dorestad voor Wijk bij Duurstede te redden. Het 'vrijwel' betekende in de praktijk gewoon 'volledig'. Zouden er nog schepen de stad hebben kunnen bereiken, dan was de handelactiviteit niet abrupt gestopt. Er was dus maar één toegangsvaarweg naar Wijk bij Duurstede: de Oude Rijn. Toen die dichtslibde was het gedaan met de handel, wat ook de reden was van de handelaars in Utrecht om in 1122 tegen de afdamming van de Rijn te zijn. Tot die tijd was Utrecht dus nog een handelsplaats. De reden dat de handel in Dorestad/Wijk bij Duurstede ten onder ging was dan ook een andere, namelijk dat de plaats op last van de Duitse Keizer in 1018 vernietigd werd, de bewoners verdreven, vermoord of als slaven werden weggevoerd. Die plaats was niet Dorestad, maar Munna. Het 'Lekprobleem'. "De Lek moet in een of andere vorm ook reeds aanwezig zijn geweest, getuige het voorkomen van zijn naam -in de Latijnse vorm Lokkia- in een document uit het jaar 777, maar zal toen nog niet, zoals thans, een overheersende belang gehad hebben." Let vooral op het woordje 'moet' en het 'in ieder geval' in ze volgende zin. "In 777 na Chr. bestaat er in ieder geval een Lek. Het is echter zeer onzeker of de directe verbinding met de Noordzee, die nu bestaat, toen al in volle omvang gevormd was. Wij mogen niet te lang bij het 'Lekprobleem' blijven stil staan. De vele vragen, die in verband ermee rijzen, kunnen toch pas beantwoord worden als wij meer gegevens tot onze beschikking hebben. Wij kunnen er echter ook weer niet aan voorbij gaan, omdat het in zeer nauw verband staat met de kwestie van de vaarroutes naar en van Dorestad. Het is zeer goed mogelijk dat men, om van de Noordzee (Engeland) naar Dorestad te komen, in (een) bepaalde periode(s) niet over Utrecht kon varen. Als Bonifatius omstreeks 715 na Chr. van Engeland via het rivierengebied naar Friesland reist, komt hij eerst in Dorestad aan en pas daarna in Utrecht. Zou hij de 'Oude Rijn'-tak hebben kunnen volgen, dan was de volgorde ongetwijfeld andersom geweest. Hij had Dorestad in dat geval zelfs helemaal niet hoeven aandoen, maar had vanaf Utrecht langs de Vecht direct naar het Noorden kunnen varen. Wij laten deze fascinerende hypothesen nu evenwel echt rusten." (Bron: Spiegel Historiael). Dit schrijft dr.W.A. van Es in het opgravingsverslag van Wijk bij Duurstede. Hij constateert dat er een probleem is, maar wil daar feitelijk "niet te lang bij stilstaan" ofwel "daar hebben we het verder maar even niet over". Van Es beweert dus dat de lek in 777 reeds bestond, want de rivier wordt in een oorkonde genoemd. Dat die oorkonde over Nederland gaat en dus de Lek noemt, moet overigens nod steeds eens bewezen worden. Dat de Lek in 777 bestond is dus een hypothese, gebaseerd op een foutief toegepast tekst. Met de tekst uit 777 wordt "bewezen" wat feitelijk eerst bewezen moet worden zonder die tekst, namelijk dat de Lokkia de Lek is. Op deze wijze wordt door de Nederlandse historici op grond van wenselijkheden aan elkaar gepraat waar teksten niet overeenkomen met de geografie. De teksten worden dan gemakshalve wel eens voor onjuist of onzorgvuldig verklaard, maar uit diezelfde onjuiste teksten haalt men wel wat men nodig heeft voor de Nederlandse opvattingen. Zo schrijft men geschiedenis, want hoewel nooit bewezen is dat Dorestad bij Wijk bij Duurstede bestaan heeft, blijft men toch steeds uitgaan van de hypothese dat het er wèl lag. De visie van Albert Delahaye. De Lokkia of Locchia (Loccham) was de Loquin, een riviertje bij Tournehem, zijrivier van de Hem of Hrem (c.q. Rhem=Renus). In 777 bestond de naam Lek niet in Nederland. (Het is zelfs de vraag of de rivier die men nu Lek noemt al bestond.) De naam Leckia voor de aftakking van de Rijn komt voor het eerst voor in een oorkonde uit 1106. Daarin heet de rivier de Lecca. In 1108 Leckia. Naamkundig is Lek (een duidelijk Germaans woord) niet uit Lockia (Romaans/Keltisch) te herleiden zonder tussenvorm, die tot heden niet gegeven wordt en dus onbekend is. De naamsverandering van Rijn in Lek en daarna in Noord en Nieuwe Maas, Scheur en Nieuwe Waterweg is het beste bewijs om de fasen van verlanding na de transgressies aan te tonen. De volgende argumenten spreken tegen dat de Lek in de 7e eeuw (of eerder) al bestaan zou hebben. We kunnen dus concluderen dat de Lek pas ontstaan is na de afdamming van de Rijn, wat in het begin van de 12e eeuw gebeurde. Dat sluit ook precies aan bij de eerste vermelding van de Lek, ook in het begin 12e eeuw. Dat de genoemde Lockia uit de oorkonden van 777 op de Lek betrekking had, kunnen we hiermee uitsluiten. Het eventuele bestaan van een kleine aftakking van de Rijn ter breedte van een sloot, laat het bovenstaande onverlet. De etymologie van het woord "Lek" geeft al die beperktheid aan. Een 'lek' van de Rijn, waarbij een beetje water bij hoog water ter plaatse wegstroomde, "weglekte". Een soort overlaat van de Rijn dus. Bovendien geven de andere genoemde plaatsen en rivieren in de oorkonde uit het jaar 777 genoeg aanknopingspunten dat het in deze oorkonde niet over Nederland gaat. Zie verder bij de oorkonde van 777 en bij Dorestadum. Het ontstaan van de Lek (Bron: KNOBerichten 1949, p.92). Tegen de macht van de Utrechtse bisschop ageerden de graven van Holland. Tal van malen hebben zij aanslagen op het westelijk deel van het Sticht gedaan; het huidige verloop van de provincie-grenzen getuigt nog duidelijk van de resultaten van de Hollandse expansiepolitiek. De ernstigste bedreiging vormde een expeditie uit Amstelland. Het Sticht was vooral tot bloei gekomen door de Rijnvaart, die midden door het gewest ging. De schepen die uit Duitsland kwamen, voeren de hoofdstroom af tot de stad Utrecht, om daar, bij de splitsing van de twee monden, die thans de namen Oude Rijn en Vecht dragen, de keus te krijgen tussen de vaart naar het westen, naar Holland en eventueel verder naar Engeland, of koers te zetten naar het noorden, naar Friesland. Het verzanden van de Rijnmond bij Katwijk, in de negende eeuw, en het ontstaan van de Lek als belangrijke riviermond, hadden aanvankelijk de vaart via Utrecht nog niet geheel doen ophouden. De bisschopsstad bleef tot ver in de middeleeuwen een belangrijke rivierhaven en hoezeer zij op het behoud van het winstgevende scheepvaartbedrijf gesteld was, blijkt o.a. uit het feit dat de burgers in de dertiende eeuw nog de Vaart of Vaartse Rijn — een voor die tijd uiterst kostbare onderneming — lieten graven, toen de Kromme Rijn allengs minder bruikbaar voor bevaring werd. |