De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.

SANCTIS en XANTEN.

Het is een lange omweg die we moeten maken, doch hij kan zijn verdienste hebben om aan te tonen hoe legenden "wandelen" .
Xanten is niet voor de 11e eeuw gesticht, vermoedelijk pas ongeveer in dezelfde tijd als Nijmegen, zodat het zonneklaar is dat het in 863 niet "Sanctis" of "Ad Sanctos" kan hebben geheten.



St.Victor van Marseille, soldaat en martelaar.







Chateau de Saint Géréon.
Victor van Xanten ligt in Terwaan (Therouanne in Frans-Vlaanderen) begraven. Antimond, bisschop van Terwaan, ontdekt en verheft de heiligen Victor en Ursus (Thebaanse martelaren). Bron: Bled, Régestes des évêques de Therouanne, 5. (anno 516).

De visie van Albert Delahaye.
Hoe legenden "wandelen". Deze tekst biedt een goede illustratie van de moeilijkheden die uit de geschiedenis te wachten staan. Het veelvuldig voorkomen van de zogenoemde Thebaanse martelaren, geleid door Victor en Ursus (soms ook Cassius geheten) en -tot meerdere verwarring- nog uitgebreid met Gereon en de zijnen, kwam reeds aan de orde in de Ware Kijk op. Oorspronkelijk (begin 4e eeuw) werd deze legende gelocaliseerd in de Zwitsers-Franse Alpen, en worden Victor en Ursus vervolgens in de 6e eeuw ‘gevonden’ bij Terwaan (rijmend op Thebaan?) en pas in de 12e eeuw bij Xanten... Dit willekeurig voorbeeld laat zien hoe de historie in aanvaring kan komen met de hagiografie.
Het is een goede zaak dit verhaal zorgvuldig en nauwgezet te volgen en te controleren. Het verklaart hoe bepaalde mythen ontstonden en door de eeuwen heen zelfs van locatie veranderden en momenteel als vaststaande geschiedenis worden beschouwd.
Historici die niet teruggaan tot de oudste bronnen, maar middeleeuwse schrijvers als bewijs opvoeren, gaan hiermee dubbel in de fout. Zo 'bewijzen' mediëvisten als Blok, Leupen en Hugenholtz hun stellingen met een verwijzing uit de tweede hand naar een moderne auteur in plaats van met direkte citaten uit de bronnen te komen. Daarbij is het van belang na te gaan wat die middeleeuwse auteur precies schreef en over welke plaats of streek hij schreef. In de verwijzing naar die tegenwoordige auteur vinden zij hun gelijk, zonder na te gaan waar die geciteerde auteur zijn opvatting vandaan heeft gehaald. Het zijn evenzoveel voorbeelden van naschrijverij onder gelijk gestemden, maar daarmee bewijs je niets!


Sanctis of Xanten.
Met franse plaatsnamen, van "Sanctis" ' afgeleid, bedoel ik natuurlijk niet de paar duizend namen in Frankrijk, die Saint- als voorvoegsel hebben, doch de enkelvoudige namen, waar de franse etymologen deze afleiding voorstaan. Het zijn (het lijstje is niet volledig):
  • Sains, I lie et Villaine. Sains-Morainvillers, Oise.
  • Sains-du-Nord, Nord. Sains-Richemont, Aisne.
  • Sains-en-Amienois, Somme. Saints, Seine et Marne.
  • Sains-en-Gohelle, Pas-de-Calais. Saints, Yonne.
  • Sains-les-Fressin, Pas-de-Calais. Saintes, Charente.
  • Sains-les-Marquion, Pas-de-Calais. Saintines, Oise.
  • Sains-les-Pernez, Pas-de-Calais. Saintry, Essonne.
Dit is niet eens het belangrijkste in de Xanten-affaire, daar de traditie van Xanten vrijwel zeker niet aan een van deze plaatsen is ontleend of de naam daarvan is overgenomen.
Naschrijverij?
Omdat Xanten door de legenden zo sterk in de schijnwerpers was gezet, kon het niet uitblijven dat ook andere lijnen daar naartoe werden gesleept.
Een markant voorbeeld is een passage uit het Roelandslied, waarvan de dramatische veldslag bij Roncevalles van 15 augustus 778 als een schok door geheel Frankrijk wordt beschreven:
Se Seint Michel (del Peril) jusq'as Seinz,
Des Besengun tresqu'as (porz) de Guitsand,
Non ad recet dunt li murs ne cravent.

Dit betekent: Van Mont-Saint-Michel tot aan Sens, en voorts van Besançon tot aan de haven van Wissant bij Calais, is geen huis te bekennen of de muren zijn gebarsten.

Zelfs enkele franse historici vatten Seinz als Xanten op, omdat de vier plaatsen een kruis vormen, wat als het ultimatieve bewijs werd opgevat voor deze interpretatie, maar welk kruis hetzelfde blijft bij de opvatting Sens, die overigens door de meesten wordt voorgestaan.


Wat weten we uit de klassieke teksten?

De mediëvist Leupen "bewijst" zijn stellingen met een verwijzing uit de tweede hand naar een moderne auteur in plaats van met direkte citaten uit de bronnen. Hij verwijst naar Oediger, een verdienstelijk historicus die zich echter niet los heeft kunnen maken van de bij de Duitsers algemeen heersende tendens om alles naar Duitsland te trekken, poneerde zijn stelling dat Xanten reeds in 863 “Sanctis” of “Ad Sanctos” heette, op een tekst uit de Annales Xantenses.
Deze kroniek is teruggevonden in het handschrift van de Annalen van Egmond, en bevat berichten tussen 790 en 1205. De Annalen van Egmond zelf dateren uit de 13e eeuw. Voor de periode 790 - 874 zijn de Annales Xantenses een vrijwel slaafse kopie der kroniek van Sigebert van Gembloers (1030 - 1102), aangevuld met interpolaties (tussenvoegingen) en nieuwe teksten van een schrijver uit Xanten. In feite zijn de berichten uit de periode 1203 - 1205 de meest originele en de meest betrouwbare, daar de schrijver uit eigen kennis verhaalt, wat het meer dan waarschijnlijk maakt dat de gehele kroniek omstreeks 1205 is geschreven, en dat het werk van Sigebert van Gembloers als aanloop is gebruikt voor de eigen kroniek, een normale werkwijze in die tijd.

De desbetreffende tekst over St. Victor en “Ad Sanctos” komt bij Sigebert niet voor. Het bericht stamt derhalve niet uit 863, maar het is een toevoeging uit de 13e eeuw, toen de legende van St. Victor al wortel had geschoten te Xanten. Van de bewering van Leupen, dat Xanten reeds in 863 Xanten heette, blijft derhalve niets over.

De legende van St. Victor, een der 50 martelaren van het Thebaans Legioen, is een der zovele boeiende legenden-wandelingen uit de historie, vooral omdat zij illustreert hoe subtiel, sluipend en onopgemerkt sommige kerkelijke tradities werden ingevoerd, die op hun beurt weer een enorme invloed kregen op de profane geschiedenis en in een onjuiste retrospectieve tot zogenaamd “onbetwijfelbare zekerheden” leidden.

Men mag bijna vooropstellen, dat dit is gebeurd zonder de minste intentie tot vervalsing, wel met niet te miskennen lichtvaardigheid en onkritische lichtgelovigheid. Bijvoorbeeld: de gevallen zijn legio, waar uit de aanwezigheid van relieken of vermeende relieken van, of de devotie tot een heilige zomaar werd afgeleid, dat de heilige ter plaatse gewoond en gepredikt had. In Nederland hebben we ook een hele serie van zulke legenden. Daar kwam het misverstaan van plaatsnamen nog eens bovenop, zodat de relieken van Plechelmus te Oudezeele bij St. Omaars, die op zich al hoogst legendarisch waren, leidden tot de traditie van Oldenzaal als zetel van Plechelmus (Blok, o.c. p. 51). Het is tot daaraan toe, dat in de middeleeuwen legenden erin gingen als koek, doch het is bedroevend dat de moderne historici deze niet doorzien.

Het ligt buiten mijn bestek om de traditie van Xanten helemaal te ontrafelen. Het lijkt echter noodzakelijk om een paar markante punten aan te stippen, vooral om de algemeen aangenomen doch volstrekt onjuiste opvatting tegen te spreken, dat de legende van St. Victor rechtstreeks is voorgekomen uit Romeins Xanten. Hoe de traditie er terecht is gekomen, wordt duidelijk. Het wanneer is nog belangrijker, namelijk inde 12e eeuw, en in dit opzicht is Xanten van belang omdat het geheel parallel loopt met Nijmegen: een nieuwe stad bovenop een oude Romeinse, waarna een soortgelijk spel begon met misverstanden en het leggen van continu-lijnen, die nooit hebben bestaan.

  • De letterlijke tekst uit de Annales Xantenses luidt (MGS, II, p. 230): “ In dit jaar (863) was een hevige winter, guur en met veel regen en bijna geheel zonder vorst, zoals uit het vervolg blijkt in de kerk van St. Victor. Anno 864. Terwijl een grote overstroming aan de gang was, hebben de reeds meermalen genoemde heidenen (Noormannen) overal de kerken verwoest. Over de rivier de Renus kwamen zij naar “Ad Sanctos” en verwoestten er de prachtige plaats. Bovendien, wat voor allen die het hoorden en het hebben gezien een grote smart was, staken zij de kerk van St.Victor in brand, een werk van wondere pracht, en roofden alles wat zij binnen en buiten het heiligdom vonden” .
    Dan voIgt het verhaal dat de proost, op een nacht en te paard I de relieken van de heilige naar Keulen in veiligheid bracht. De fabulaties springen meteen in het oog. Deze berichten komen bij Sigebert van Gembloers niet voor, derhalve zijn het toevoegingen van de Xantense kopiïst, let wel uit de 13e eeuw. De Noormannen zijn nooit in Xanten geweest. In geen enkele andere tekst wordt Xanten genoemd als doelwit van de Noormannen. Wel wordt in een tekst uit 863 gesproken over een aanval van Noormannen op Neussium via de renus (= de Schelde), wat meteen ook natuurlijk onafwendbaar als het Duitse Neuss gelezen werd. Het prikken van Noormannen op Xanten zal ook wel beïnvloed zijn door de befaamde tekst uit 880 over Biorzuna, waar met hetzelfde gemak Birten bij Xanten werd geïnterpreteerd. Wel spreken sommige kronieken over Noormannen in verband met “Sanctis” , en dit zal de Noormannen-fabel van Xanten wel bevorderd hebben, doch die Franse kronieken bedoelden Saintes in de franse departement Charente.

    De oudste berichten over het Thebaans Legioen komen uit de Franse Alpen en de Provence. Dan kan men meteen afschrijven dat dit legioen ooit in de buurt van Xanten had gebivakkeerd. Een tweede schok ondervindt men wanneer blijkt, dat de bisschop van Terwaan in 516 de lichamen van St. Victor en St. Ursus ontdekte en tot de eer der altaren verhief (Bron: Bled, Regestes des eveques de Therouanne, nr 5). Zweer niet op de betrouwbaarheid van dit bericht noch op de authenticiteit van de relieken, want zonder uitputtend nader onderzoek durf ik veronderstellen, dat er ook elders relieken van St.Victor gevonden zijn. Let wel op de twee heiligen, want ook in Xanten gaat het verhaal al heel lang, dat St. Victor een onbekende metgezel had. Toen in Xanten een vermoedelijk Romeins graf werd ontdekt met twee lichamen, was de legende geen legende meer, maar werd zij tot super-betrouwbare historische waarheid en zekerheid verheven.

    St. Victor van Marseille (zie afbeelding hiernaast) wordt in de bronnen altijd met een ander genoemd, ofwel met Cassius ofwel met Ursus, zodat de legende van twee heiligen al vlug is verklaard. Wandelt men na de vondst van Terwaan wat in Frankrijk rond, dan vindt men daar niet minder dan 25 plaatsen St. Victor, overwegend in het zuiden. Van sommige wordt verondersteld dat zij vernoemd zijn naar paus Victor uit de 2e eeuw, of een bisschop van Carthago uit de 5e eeuw; de meeste echter kregen de naam van de martelaar St. Victor, die beslist niet van Xanten kan zijn geweest. Helemaal mooi wordt het wanneer St. Gereon, de Keulse tegenhanger van St. Victor, en ook martelaar van het Thebaans Legioen, in Frankrijk ook zes plaatsen St.Géréon, St.Géron, St.Gérons of St.Girons gekregen heeft. Waarmee enkel gezegd wil zijn: kerkelijke tradities zijn in historisch opzicht het minst betrouwbare materiaal, omdat zelden bekend is hoe zulke tradities ter plaatse zijn ontstaan.
    Zij zijn ook het gevaarlijkste materiaal, omdat devoties zich met de Kerk verspreid hebben en zij op nieuwe plaatsen zo gemakkelijk tot een onjuiste reconstructie leidden en tot bevestiging van veronderstelde feiten, die niet hebben bestaan maar integendeel van de legende werden afgeleid.

    In deze zaak is het merkwaardig, dat niet katholieke of a-religieuze historici niet gemakkelijk ertoe komen om een legende af te kraken, vermoedelijk uit welbewuste of intuïtieve vrees, dat zij misschien als anti-klerikaal of anti-rooms uitgekreten zouden kunnen worden. Katholieke historici hebben daar minder moeite mee, omdat zij het eigen nest wel kennen. Zij waren trouwens al vanaf de 17e eeuw op hun hoede, toen de grote franse historicus Jean Mabillon, zelf priester en Benedictijn, keihard schreef dat in de grote en brutale vervalsingen van oorkonden en historische teksten onze lieve Moederde Heilige Kerk helaas de eerste viool heeft gespeeld. Neem de abdij van Echternach (zie daar) maar als voorbeeld. Lees meer over heiligenlevens.

    Ondanks deze verwarrende feiten en gesignaleerde onzekerheden kan toch een theorie worden ontvouwd hoe Xanten aan zijn traditie kwam. Gregorius van Tours verhaalt in zijn “ Liber in gloria Martyrum” (MGS, rerum Merovingarum, I, p. 530), dat bij de stad Agripinensis een kerk bestond, waar men zei dat de 50 martelaren van het Thebaans Legioen de marteldood hadden ondergaan. Omdat die kerk rijk versierd was, werd zij “Sancti Aurei” de Gouden Heiligen genoemd. Ten tijde van bisschop Eberigisilis van Colonia leed deze eens aan hevige hoofdpijn. Een priester ging naar de kerk en vond het lichaam van de H. Mallosus. Terwijl niemand wist waar het rustte, nam hij in de plaats Bertunensis uit een put, waar men dacht dat de lichamen rustten, wat as waarmee de bisschop op slag genas. De bisschop bouwde daar een kerk. Weer zocht men vergeefs naar het corpus van de heilige, totdat een diaken Mettensis (van Metz) door een wonderdadige ingeving het graf in de apsis van de kerk terugvond. Men zegt, besluit Gregorius, dat de martelaar Victor daar ook begraven is, maar wij weten niet of zijn graf ook al gevonden is.

    Dit verhaal met zijn teveel aan wonderen maar ook teveel tegenspraken kunnen we laten voor wat het is. De plaatsnamen, die Gregorius noemt, zijn echter wel van belang. Uit dit verhaal is natuurlijk met glans, zonder enige terughoudendheid en zonder de minste kritiek gelezen, dat de traditie van het Thebaans Legioen reeds ten tijde van Gregorius (ca. 530 - 590) in het bisdom Keulen en te Xanten gangbaar was. In zijn “Historiae Francorum” spreekt Gregorius over dezelfde bisschop Eberigisilis (uitg. Latouche, II, p. 286), die in de strijd tussen koning Childebert en koning Gotran met hem Gregorius en de bisschoppen van Poitiers en Bordeaux werden aangewezen om een schandaal in een klooster van Poitiers te onderzoeken. Elders wordt dezelfde Eberigisilis genoemd als afgezant van koningin Brunehilde (ibid. II, p. 221).
    Franse historici (Payet, Kleinclausz, Pfister, Le christianisme... p. 236) noemen een Bodegisilis, tijdgenoot van Gregorius, als bisschop van Le Mans. Het is derhalve vrijwel zeker dat Gregorius met de bisschop van Colonia niet die van Keulen heeft bedoeld. Even onwaarschijnlijk is, dat hij een bisschop van Colonia Agripina -Avesnes-sur-Helpe op het oog had. Er bestaat in Frankrijk een bijna onafzienbare reeks van plaatsnamen, die van Colonia zijn afgeleid. Het blijft dus een raadsel wie deze Eberigisilis precies was, maar van Keulen was hij beslist niet.

    De diaken van Metz draagt de oplossing aan, zoals het trouwens een goede diaken betaamt. Deze immers vond voor de bisschop het corpus van St. Mallosus terug; er werd gezegd dat daar ergens ook het corpus van St. Victor moest rusten. Eerst ging hij het zoeken in de kerk die “Sancti Aurei” heette, daarna in de plaats Bertunensis. Dit was Bertring, onderdeel van Forbach, op 26 km noord-oost van Metz. Vlak daarbij ligt de plaats Saint-Avold, en aangezien er geen heilige Avold bestaat en het woord een prachtige staal van volksetymologie op de Frans-Duitse taalgrens is, zal deze wel de plaats zijn van de “Gouden Heiligen” .

    Derhalve is duidelijk dat Gregorius van Tours een verhaal uit de omgeving van Metz neerschreef en geen verhaal van Xanten. Dit leidt ook tot de conclusie dat de legende van het Thebaans Legioen voor de 7e eeuw niet in en random Keulen heeft gezweefd, waar later naast Gereon ook Cassius en Victor als plaatselijke heiligen werden aangezien. Punt een is nu te onderzoeken wanneer deze legende in Keulen opduikt. Zij kan, maar dat is lang niet zeker, uit een verkeerd lezen van Gregorius van Tours afkomstig zijn. De legende van St. Victor en zijn gezel, die dan toch weer anoniem bleef, is pas later op Xanten geprikt, overigens via de omweg Birten, wat wel van Gregorius is afgeleid. In kerkelijk opzicht was Xanten een stichting van Keulen, waardoor de kring van de legende rond is.

    't Was een lange omweg die we moesten maken, doch hij kan zijn verdienste hebben om aan te tonen hoe legenden “wandelen” . Xanten is niet voor de 11 e eeuw gesticht, vermoedelijk pas ongeveer in dezelfde tijd als Nijmegen, zodat het zonneklaar is dat het in 863 niet “Sanctis” of “Ad Sanctos” kan hebben geheten.

    Omdat Xanten door de legenden zo sterk in de schijnwerpers was gezet, kon het niet uitblijven dat ook andere lijnen daar naartoe werden gelegd. Een markant voorbeeld is een passage uit het Roelandslied, waarvan de dramatische veldslag bij Roncevalles van 15 augustus 778 als een schok door geheel Frankrijk wordt beschreven:

    Se Seint Michel (del Peril) jusq’as Seinz,
    Des Besengun tresqu’as (porz) de Guitsand,
    Non ad recet dunt li murs ne cravent.

    Dit betekent: Van Mont-Saint-Michel tot aan Sens, en voorts van Besançon tot aan de haven van Wissant bij Calais, is geen huis te bekennen of de muren zijn gebarsten.

    Zelfs franse historici vatten Seinz als Xanten op, omdat de vier plaatsen een kruis vormen, wat als het ultimatieve bewijs werd opgevat voor deze interpretatie, maar welk kruis hetzelfde blijft bij de opvatting Sens, die overigens door de meesten wordt voorgestaan.
    Dit is bovendien dwingend, omdat de tekst ook van Francia spreekt, en de plaats Xanten ten tijde van Karel de Grote nog niet bestond. De foutieve opvattingen over Xanten en zijn Victor-legende leidden vanzelfsprekend tot de even onjuiste opvatting, dat het rijk van de Merovingers en Karolingers zich reeds vanaf de 6e eeuw tot daar toe had uitgestrekt, een treffende iIlustratie van de manier waarop fatale vicieuze cirkels geboren worden. Het behoeft nauwelijks uitgelegd te worden, dat het misverstand tussen Renus - Schelde en de Rijn in deze zaak een kapitale rol heeft gespeeld, daar de teksten onophoudelijk zeggen dat het rijk van de Franken tussen de Loire en de Renus lag. Rest nog erop te wijzen dat de legende van Xanten de zoveelste illustratie is van het verschijnsel, waarop men de klok gelijk kan zetten, namelijk dat Duitsland in de 11e eeuw begint met de hele historie van westelijk Europa naar zich toe te trekken met de naam en de opvatting van het Heilig Roomse Rijk.


    Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

  • Terug naar de beginpagina.
    Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
    Naar het overzicht in het kort.