De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.

Dr.J.M.G.M. (Jan) Brinkhoff (1920-1986).

Lees meer over achtergronden om een goed begrip te krijgen over de werkwijze in de historische wetenschap.

Citaten van Historici


wetenschap is twijfel


ongelooflijk


onnozelheid


Heiligenlevens


Kletspraat




Het archief van Nijmegen heeft een Plaatsingslijst van de collectie van historicus J.M.G.M. Brinkhoff (1920 - 1986) over de geschiedenis van Nijmegen en over historische vereniging Numaga. Het betreft 362 archeifstukken. Zijn opvallendste werkstuk is "NIJMEGEN vroeger en nu", uitgave Fibula Van Dishoeck, Bussum 1971, onder Fibula Heemschutreeks 9.

In de Plaatsingslijst zijn daarover twee stukken opgenoemen en wel nr.337 en 340: 337 Aantekeningen voor het boek ''Nijmegen vroeger en nu '' (ca. 1970) 340 Aantekeningen voor een voorgenomen vermeerdere herdruk van het boek ''Nijmegen vroeger en nu'' (1971 - 1979).




De Fundamentele verwarring bestaat uit de vraag of Noviomagus uit de klassieke teksten Nijmegen is of Noyon. Het kernpunt waar alles mee begon en waar alles om draait is deze hier genoemde fundamentele verwarring. Deze kwestie ligt aan de grondslag van talloze andere opvattingen, zoals de verwarring rond Trajectum: was het Utrecht of was het Tournehem. En Dockynchirica, was dat Dokkum of Duinkerke? Immers als Nijmegen fout is, is Utrecht ook niet de bisschopszetel van Willibrord en werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en dan was de Betuwe ook niet het land van de Bataven. Dat gebeurde allemaal in Noord-Frankrijk!

De geschiedenis van de oudste stad van Nederland reikt tot de prehistorische nederzettingen op de heuvelrug aan de Waal. Als 'Niviomagus' kan Nijmegen bogen op een rijk Romeins verleden; als 'Nutnaga' de meest noordelijke residentie van Karel de Grote heeft de stad zich vanaf de vroege middeleeuwen, bevoordeeld door de gunstige ligging aan de Waal, ontwikkeld tot een belangrijk handels- en verkeerscentrum; als vestingstad van grote strategische waarde bleef Nijmegen tot het laatste kwart van de 19de eeuw opgesloten binnen overbodige vestingmuren. Na de ontmanteling beleefde de stad een krachtige opleving en een aanzienlijke uitbreiding doch kwam als een der zwaarst getroffen steden uit de tweede wereldoorlog. De riante woon- en tuinstad van weleer wist door industrialisering op grote schaal zich te herstellen en verder uit te groeien. Zijn in de loop der eeuwen tot vandaag toe vele historische monumenten verloren gegaan, toch bezit Nijmegen nog een beperkt aantal waardevolle en zelfs unieke bouwwerken, die zorgvuldig gerestaureerd getuigen van zijn rijk historisch verleden.

De visie van Albert Delahaye.
Het probleem bij de opvattingen van Jan Brinkhoff (en anderen) is dat hij uitgaat van een paleis van Karel de Grote in Nijmegen, welke opvatting nog steeds niet bewezen is. Dat Paleis is archeologisch nog nooit aangetoond, maar ook tekstueel niet wat het Bronnenboek van Nijmegen onmiskenbaar aantoont. Bij de boekbespreking van "Het Valkhof te Nijmegen" (Numaga, 1 febr.1981) vermeldt |Brinkhoff "dat G.Th.M.Lemmens een majesteitelijk boekwerk heeft samengesteld. Brinkhoff noemt Lemmens verstandig dat Lemmens in een voetnoot terloops opmerkt, dat de theorieën van A.Delahaye hier natuurlijk niet aan de orde komen". Let op dat "natuurlijk niet". Stel je eens voor dat het in het boek over Het Valkhof in Nijmegen zou gaan om de kern van de zaak en wel of Karel de Grote er nu wel of geen Paleis heeft gehad. Het boekwerk zou er iets minder majesteitelijk door geworden zijn.



Jan Brinkhoff.
J. M. G. M. Brinkhoff, geboren te Nijmegen in 1906, studeerde oude talen aan de Katholieke Universiteit en promoveerde in 1935 op 'Woordspeling bij Plautus'. Is sedert 1931 werkzaam bij het middelbaar onderwijs. Hij verdiepte zich al in zijn studententijd in de geschiedenis van Nijmegen en heeft verschillende publikaties hierover op zijn naam staan waarvan het in opdracht geschreven werk "Het Testament van Styn Buys" (Nijmegen 1963) de meeste bekendheid verwierf. Brinkhoff was voorzitter van de Nijmeegse historische vereniging Numaga, in welk orgaan regelmatig bijdragen van zijn hand verschenen zijn.
Kritiek op Delahaye.
J.BRINKHOFF is van mening dat in de catalogus van Het Valkhof van alle kanten grondig onderzocht is, wat de bijlage van het bronnenboek van Nijmegen bewijst, zijnde een inventarisatie van uitgegeven bronnen van burcht en stad tot aan de verpanding in 1247 en samengesteld door P. Leupen en B. Thissen. Blijkbaar heeft Brinkhoff deze bijlage nog niet gelezen. Dan waren hem zeker de vele blunders en fouten moeten opvallen, zeker als hij zich een kundig historicus wil blijven noemen.


Wat weten we uit de gelezen publicaties?
  1. In 1949 publiceerde de Volkskrant, die toen nog een duidelijk rooms-katholieke signatuur had, in twee artikelen plannen voor de 'herbouw van de burcht van Karel de Grote op het Valkhof te Nijmegen, als waardig en geschikt gebouw voor de Katholieke Universiteit'. Jan Brinkhoff, kenner van de Nijmeegse geschiedenis, jubelde over 'het visioen van een herbouwde Carolusburcht als zetel van de Alma Mater Carolina [ ... op deze Nijmeegse Acropolis, waar zich eens aan de drempel der middeleeuwen een gekerstend Carolingisch Parthenon als Zetel der Wijsheid verhief. Hoewel de meeste universiteitsgebouwen in de binnenstad waren verwoest of beschadigd (door oorlogsgeweld, met name in 1944), is het de vraag of de universiteit ooit serieus herbouw van de Valkhofburcht heeft overwogen. (p.203).
    De door Jan Brinkhoff bejubelde 'Zetel van Wijsheid' bleek bij hem toch te ontbreken. Het was Jan Brinkhoff die jubelde over "Het Valkhof te Nijmegen" (Numaga, 1 febr.1981) dat G.Th.M.Lemmens een majesteitelijk boekwerk heeft samengesteld. Het boekwerk zou iets minder majesteitelijk geworden zijn als Brinkhoff het Bronnenboek van Nijmegen van alle kanten grondig onderzocht zou hebben en niet van uitgegaan zou zijn dat het door P. Leupen en B. Thissen al gedaan zou zijn. Blijkbaar heeft Brinkhoff het Bronnenboek zelf niet grondig gelezen. Dan waren hem, als kenner van de Nijmeegse geschiedenis, de vele blunders en fouten toch wel opgevallen. Opvallend is overigens dat Brinkhoff als kenner van de Nijmeegse geschiedenis geen bijdrage heeft geleverd aan dat Bronnenboek. Of is hij, om welke reden dan ook, niet gevraagd vanwege toch zijn bestaande kritiek over die traditionele geschiedenis van Nijmegen? Brinkhoff noemde in zijn boekje 'Nijmegen vroeger en nu' het verhaal over Bato en het slot 'Magus' een aantrekkelijke veronderstelling, dus toch onzin? Hij schrijft ook zeer terecht: Wetenschappelijke vorsers die zich niet beperken tot het gebied binnen de Nederlandse rijksgrenzen maar een onderzoekende blik daaroverheen wierpen op talrijk namen van plaatsen in het buitenland die alle op Romeinse nederzettingen teruggaan, herkenden in Noviomagus het Franse Noyon en het Duitse Neumagen. Brinkhoff wist in 1971 al wat Leupen in 1980 gemist heeft, hoewel Brinkhoff toch strak aan de traditionele opvattingen vasthield. Het boekje van Brinkhoff is in die zin interessant aangezien prachtig omschreven wordt op welke wijze de mythen van Nijmegen ingevoerd zijn en belangrijker, waarop deze mythen gebaseerd zijn, ook al noemt hij het op goede gronden van ernstig onderzoek. Brinkhoff wijst er in elk geval op dat je ook over de grens moet kijken om een verklaring van plaatsnamen te vinden. En dat is precies wat Albert Delahaye deed en hij tot zijn conclusies kwam met betrekking tot de Deplacements Historiques.

  2. De kloeke uitgave uit 1980 "Het Valkhof te Nijmegen", uitgave van de Commanderie van Sint-Jan (214 pagina's), blijkt weinig nieuws aan de geschiedenis van Nijmegen toegevoegd te hebben. De 'wetenschap' is blijkbaar niet verder gekomen dan wat men in de 19de en begin 20ste eeuw al wist. Daar zijn de auteurs van de verschillende hoofdstukken wel openhartig over en spreken toch regelmatig hun twijfel uit over traditionele opvattingen, zoals over de stichting van Nijmegen door Julius Caesar en vooral waarop dat gebaseerd is geweest.
    In de Boekbespreking van dit boek uit 1980 merkt recensent J.Brinkhoff nog op dat "G.Lemmens (de auteur) zo verstandig is geweest in een voetnoot terloops op te merken, dat de theorieën van A.Delahaye hier natuurlijk niet aan de orde komen". Brinkhoff noemt het verstandig dat Lemmens in een voetnoot terloops opmerkt, dat de theorieën van A.Delahaye hier natuurlijk niet aan de orde komen. Let vooral op dat "natuurlijk niet". Stel je eens voor dat het in het boek over Het Valkhof zou gaan over de kern van de zaak en wel of Karel de Grote nu wel of juist geen Paleis in Nijmegen heeft gehad. Het zou het mooie verhaaltje kunnen verstoren. Maar daar heb je A.Delahaye niet voor nodig, dat kunnen de auteurs zelf veel beter zoals uit het Bronnenboek van Nijmegen wel blijkt. Brinkhoff noemt dat Bronnenboek zelfs toch nog een grondige studie. Maar hij heeft er niet aan bijgedragen en zou hij alle fouten toch wel gezien hebben?

  3. Het is belangrijk te wijzen op het feit, dat Nijmegen, ofschoon heilig overtuigd van zijn Karolingische legende, toch maar een halve mythe heeft. De historici zetten er vier eeuwen een Karolingisch Paleis neer, maar zij zijn een kerk vergeten, wat toch een onontbeerlijk bestanddeel van een palts en van een Karolingische stad was. Volgens de fabeltjes heeft die stad voor 1125 ook al vier eeuwen bestaan, maar dan wel zonder kerk, zonder priester, zonder enig teken van christelijk geloof of christelijke cultuur. Het Bronnenboek van Nijmegen laat in 1024 wel een bisschop per parachute in Nijmegen neerkomen, doch die man is dezelfde dag weer naar zijn zetel te Noyon vertrokken, omdat er in Nijmegen geen kerk was waar hij kon pontificeren of zelfs maar een stille Mis kon opdragen.
    In het hele Bronnenboek is geen spoor te vinden van een kerk, parochie of zelfs maar de minste band met een bisdom. Nijmegen bluft al eeuwen lang met een halve mythe, waaraan het belangrijkste deel ontbrak. Het spreekt vanzelf dat dit kapitaal gebrek inmiddels ook werd opgevuld. Leupen, eerste auteur van het Bronnenboek. Zo komt men plots met een Ste.Gertrudiskapel of kerk opzetten, een uit de duim gezogen bewering van Willem van Berchen in c.1460. Deze uit de duim gezogen bewering, waarover geen letter in de bronnen te vinden is, begint al een nieuwe mythe te vormen, die mede door Dr. J. Brinkhoff aan de man werd gebracht. Daarnaast moet vooral niet vergeten worden dat van het Paleis van Karel de Grote te Nijmegen archeologisch niets, nog geen steen of scherf gevonden is. Het heeft er niet bestaan, ondanks wat Brinkhoff beweert.
    In 1983 erkent dr.Jan Brinkhoff in "Stichting Oude Gelderse Kerken" dat 'recent onderzoek heeft uitgewezen dat ook de kerk buiten de wallen aan St.Steven was toegewijd en niet aan de H.Gertrudis van Nijvel, zoals een schriftelijke bron uit de 15e eeuw vermeld'. Die 'schriftelijke bron' was die van Willem van Berchen, de uitvinder van Karolingisch Nijmegen.

  4. In Het verhaal van Gelderland: hoofdstuk 6: Germanisering en samenleving (p.212-239), blijkt dat, ondanks dat er nog te weinig archeologisch onderzoek is gedaan om zinvolle uitspraken te doen, trekt Van der Heijden al de kaart van de continuïteit. Zeker is wel dat de Franken zich vestigden aan de overkant van de Waal, stelt hij. Dus dat ze zich in Nijmegen zelf vestigden is dan nog niet zeker? In noot 59 wordt verwezen naar Hendriks e.a. 'Een noordelijk steunpunt. Vroegmiddeleeuws Nijmegen vanuit archeologisch perspectief', in: H. Peterse e.a. (red.), Het Valkhof. 2000 jaar ,geschiedenis (Nijmegen 2014) 42-71. Lees er meer over in Het Valkhof 2000 jaar, met name pagina's 47-52. Het gaat niet over Frankische, maar over een Merovingische elite in Lent. Op p. 52-53 lezen we: Hoe was in deze tijd de situatie op het Valkhof? Daar zijn geen directe sporen van bewoning of begravingen uit de zesde eeuw bekend. Nijmegen-kenner Jan Brinkhoff schrijft (p.18) dat na een schimmige periode van bijna 3 eeuwen, treedt Nijmegen tegen het einde van de 8ste eeuw in het licht van de historie. Tussen de 3de/4de eeuw en de 8ste eeuw zit overigens een gapend gat in de continuïteit van minstens 4 eeuwen.

    Kaart van de stad Nijmegen, ten behoeve van een historische rondgang door Nijmegen. Klik op de kaart voor een vergroting.
    Het is duidelijk dat van de toelichtingen op deze kaart (zie hieronder van de nrs. 14, 20, 24 en 52) weinig historische bewezen is.

    STANDBEELD VAN TRAIANUS (14)
    Oostwaarts van het Hunnerpark op het verkeersplein bij de Waalbrug staat het bronzen pantserbeeld van Marcus Ulpius Traianus, Romeins keizer van 98 tot 117, die omstreeks 105 aan de nederzetting Noviomagus stadsrechten schonk en zijn familienaam toevoegde. Het beeld in de traditionele vorm van Romeinse keizerstandbeelden werd vervaardigd door de beeldhouwers Hammes en Van Teesseling en bij de herdenking van het 1850-jarig bestaan der stad in 1955 onthuld. Op het hoge voetstuk staat in bronzen letters de dedicatie van Ulpia Noviomagus" aan "Marcus Ulpius Traianus". Nijmegen heeft nooit stadrecht gehad van deze keizer. Lees er meer over bij kreeg Nijmegen wel stadsrecht?.
    GEERTRUIDSKAPEL (20)
    Aan de voet van het viaduct is aan de zijde van het Kelfkensbosch nog een restant zichtbaar van een in 1460 gebouwde en aan de H. Geertruid van Nijvel gewijde kapel, die bij de versterking van de walmuur in 1579 gedeeltelijk werd afgebroken. Bij sloping van de muur in 1880 werd een gedeelte van de koorsluiting blootgelegd. Lees meer onder punt 2 hierboven.
    KAROLINGISCHE KAPEL (24)
    Een tweede uniek overblijfsel, gespaard uit de sloop van het einde der 18de en stammend uit het begin van de 11de eeuw, is de zogenaamde Karolingische kapel, eens toegewijd aan Sint Nicolaas en gebouwd in de noordwesthoek van het huidige park: een vroeg-Romaanse centraalbouw met achthoekige kern, omgeven door een zestienzijdige omgang met bovengalerij. In de gotische periode werd de tufstenen buitenmuur gedeeltelijk in baksteen hersteld. Het gewelfd portaal aan de westzijde behoort tot de oudste bouwperiode. Aan de noordzijde van de kapel op de rand van het plateau wordt een schitterend uitzicht geboden op de Waal, de verkeersbrug, Betuwe en Ooypolder. Hier zou volgens de Latijnse versregels van Constantijn Huygens, aangebracht op de balustrade, de opstandige Julius Civilis "knarsetandend" de wrekende Romeinse adelaars hebben zien naderen. Het is juist dat er staat 'zogenaamde'. De kapel heet momenteel officieel Ottoonse kapel.
    STANDBEELD KEIZER KAREL (52)
    Wij eindigen onze rondgang bij het standbeeld van Nijmegens befaamdste inwoner Karel de Grote. Dit ruiterstandbeeld staat opgesteld in een klein park midden op het drukke verkeersplein, zodat het slechts op eerbiedige afstand kan bekeken worden. Het dynamisch beeld van de vorst op zijn steigerend ros werd vervaardigd door de beeldhouwer Albert Termote en op 18 juli 1962 onthuld. Die onthulling vond plaats dank zij Albert Delahaye.

  5. In een Gedenknummer, uitgegeven door de vereniging Numaga, zijn de redevoeringen gepubliceerd, waaraan zijn toegevoegd een bespreking door Brunsting van de vraag, in hoeverre Nijmegen in de Romeinse tijd en vroegste Middeleeuwen continu bewoond is geweest; een verhandeling van Asselbergs over het boek "C. C. Plinius Secundus" van Mr Maurits Cornelis van Hall (1809), een levensbeschrijving van Plinius de Jongere, waarin echter de "goede en wijze Trajaan", hoewel bedenkelijk, niet minder nadrukkelijk geplaatst wordt tegenover Napoleon; een opstel van Kekke, waarin hij de oorsprong tracht op te sporen van de mythe volgens welke Nijmegen reeds door de dictator Iulius Caesar zou zijn gesticht; en een beschrijving door schrijver dezes van hetgeen van de stad Ulpia Noviomagus en hare bewoners nog bekend is. Nijmegen is trots op dit Gedenknummer, ook door de Gemeente als luxe-uitgave verspreid onder de door Brinkhoff bedachte, treffende titel: Sub Aquila.
    Op de kernvraag of Nijmegen vanaf de Romeinse tijd to in de Middeleeuwen continu bewoond is geweest, wordt in genoemde publicaties geen enkel bewijs geleverd. Steeds blijkt het 'gat van Nijmegen' te bestaan, ofwel een periode van meerdere eeuwen waarover de bronnen zwijgen en er ook geen archeologisch vondsten zijn te melden.




Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.