Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
![]() De 24 kerken die Echternach in Holland claimde lagen in de tijd van St.Willibrord onder water. ![]() Overstroomd Nederland tussen de 3e en 10e eeuw. (Klik op de kaart voor een vergroting). De grote falsaris Theofried van Echternach maakte van Walacrium en streek in de omgeving van Brugge en na Theoderich in de 13e eeuw trad de opvatting van het Nederlandse Walcheren wat sterker naar voren, al werd dat zeer aarzelend gesteld. Opvallend hierbij is dat zowel in het Brugse als in het Nederlandse Walcheren de plaatsen Middelburg, Vlissingen, Westkapelle als bestaan. Zouden de deplacements historiques toch enige waarheid bevatten? Er zijn vijf conclusies uit te trekken: 1. De aanwezigheid van Echternach in Zeeland is een historisch feit, dat niet ontkend kan en behoeft te worden. 2. Het is een nieuw feit uit 1156, dat Walcheren geen enkele band heeft met St. Willibrord of met vroegere rechten van Echternach. Immers Echternach claimde kerken in Holland. 3. De chronologie van de feiten is primair in deze zaken, al was 't reeds om de vervalsingen op te merken, die een ander en schijnbaar beeld van de feiten geven. 4. De abdij van Echternach zit allang in Holland te pionieren vóórdat zij een oog op het oosten van Brabant werpt. 5. Een en ander maakt duidelijk dat men de affaire Echternach in haar geheel moet onderzoeken. Pikt men daar alleen de zogenaamde Brabantse akten uit, dan blijft men met Harry Camps ronddolen in een bos van lukrake beweringen, fabels en vervalsingen, interpolaties en stomme verschrijvingen. Zo komen de "historische zekerheden" tot stand, die de monniken van Echternach niet eens hebben voorgestaan. Vooral komt dan glashelder vast te staan, dat Echternach alleen de basis heeft gelegd voor de fabels, maar dat deze tot in de finesses verder zijn uitgefabeld door historici van erbarmelijk niveau.
De valsheid van deze claim kan met een groot aantal bewijzen worden aangetoond. Gaat even recht zitten en volgt met aandacht een der grootste vervalsingen van de abdij van Echternach die overigens is mislukt en geen effect sorteerde omdat de vervalsing er al te dik op lag. 1. In de documenten van het bisdom Traiectum of in die van de abdij van Aeftemacum wordt vóór 1156 over geen enkele van deze plaatsen gerept. 2. In de Levens van St. Willibrord door Alcuinus en Theofried komt geen enkele plaatsnaam uit deze serie voor. 3. Een en ander wordt nader bewezen door Blok, die wel in de “Echternachse kerken in Holland” gelooft, maar geen kans heeft gezien ook maar één naam uit de oude documentatie van het bisdom Traiectum met één van de bovengenoemde plaatsen in verband te brengen. 4. Theofried van Echternach steunde zijn verhaal op het zogenaamde “Testament van St. Willibrord”, waarvan alle historici overtuigd zijn dat het een eigen maaksel van Theofried is. 5. De kerken of plaatsen komen niet voor in de pauselijke bullen tot bevestiging der goederen van de abdij. 6. In Nederlandse bronnen komen de plaatsen evenmin voor als kerken van St. Willibrord. 7. Indien de kerken ten tijde van Willibrord hadden bestaan en in diens bezit waren, dan had het voor de hand gelegen dat zij waren overgegaan aan het bisdom Utrecht, en niet aan de abdij van Echternach. 8. Echternach beriep zich op een oorkonde uit 1063, waarin bisschop Willem van Utrecht erkende dat de abdij van Echternach voor de helft in het bezit was van de bovengenoemde kerken, eertijds door de graven van Holland geroofd. Dit is een even pertinente vervalsing als de oorkonde uit 1156, alleen bedoeld om aan de claim een voorgeschiedenis te geven en de bisschop van Utrecht in de actie mee te krijgen. 9. De akte van 1063 is nog om een andere reden vals. Was zij authentiek geweest, dan had de abdij van Echternach geen eeuw voorbij laten gaan alvorens haar aanspraken in Holland te stellen. 10. In een ongedagtekende oorkonde, die ook ca. 1063 moet worden gedateerd, schonk de abdij van Echternach de helft van de kerken in Holland aan de bisschop van Utrecht. Lees meer over de kerken van Holland. 11. Wat wilde de abdij van Echternach dan nog in 1156 beweren? nu zij zelf in 1063 had geschreven dat zij ook de andere helft der kerken in Holland aan hertog Godfried van Neder-Lotharingen had overgedragen tegen een cijns van 60 pond per jaar. Ze had dus geen enkel recht meer op de kerken in Holland, daar zij de beide helften had afgestaan. Leugenaars vallen toch uiteindelijk altijd door de mand. 12. Tot dan toe hadden de kerken in Holland in geen enkele pauselijke bevestigings-bulle gestaan. Dan staat er opeens in een bulle van paus Eugenius III uit 1148 het hele rijtje Hollandse kerken als bezit van Echternach opgesomd. Een vervalsing, gepleegd na 1156. 13. De kapelaan van de graaf van Holland en de abt van Egmond reisden naar Echternach om de eis van de abdij beleefd maar onverzettelijk af te wijzen. Als doekje voor het bloeden boden zij de abdij enig grondbezit aan op Schouwen-Duiveland in Zeeland, dat toen in bedijking was. Daartegenover deed de abdij afstand van haar aanspraken, die zij feitelijk niet eens meer bezat (zie punt 11). 14. In het licht van de transgressies moeten we stellen dat de 24 bewuste parochies en kerken in Noord-Holland en Zuid-Holland diep tot zeer diep beneden het huidige zeeniveau liggen. In de tijd van St. Willibrord derhalve nog enkele meters dieper onder het water van de transgressie. Derhalve is het onmogelijk dat ze ten tijde van St. Willibrord hebben bestaan toen de transgressie op een van haar hoogtepunten was. Het blijkt ook dat de abdij van Echternach nooit enig document van het bisdom Traiectum onder ogen had gehad. Zij beschikte alleen over akten van de abdij Aefternacum. De abdij van Egmond had die documentatie van Traiectum in huis in de vorm van het Cartularium van Radboud. Hierin staat geen letter over de 24 Hollandse kerken. 15. Zoals al eerder is vermeld is met betrekking tot de Echternachse kerken in Holland een merkwaardig document bewaard gebleven in het Sacramentarium van Echternach, dat zich bevindt in de Nationale Bibliotheek te Parijs. Voorin deze Codex is een dubbelgevouwen blad perkament toegevoegd, dat vier bladzijden vormt. Op p. 3. staan “gebeden voor de broeders die terugkeren”, tevens “gebeden voor de maaltijd der broeders bij het vertrek en de maaltijd der broeders bij de terugkeer”. Daartussen staan drie enigszins van elkaar afwijkende lijsten der 24 kerken in Holland. De bedoeling ervan is duidelijk. De abdij van Echternach kon zich natuurlijk niet veroorloven wat gefingeerde plaatsnamen in haar lijst van claims te zetten, maar moest voor de dag komen met bestaande plaatsen en bestaande kerken, anders vielen zij meteen door de mand. Daarom zond zij een delegatie naar Holland om kerken bij elkaar te zoeken waarop zij aanspraak zou kunnen maken. In zulke gevallen schreef de kloosterregel voor dat er drie monniken samen op reis gingen, mede om te voorkomen dat een of twee onderweg een scheve schaats zouden rijden. Er blijkt ook uit dat de abdij van Echternach bij het beramen van de overval op Holland over geen enkele plaatsnaam beschikte, en dat zij die eerst ter plekke moesten gaan zoeken. Ik noem dit document het “Dievenboekje van Echternach”, daar alles erop wijst dat de abdij haar misdrijf zorgvuldig heeft voorbereid en wetens en willens valsheid in geschrifte pleegde om aan de zaak een schijn van rechtmatigheid te geven. 16. Omdat de historici de 24 kerken van Holland als bezit van Echternach serieus hebben genomen en zij deze vervalsing zonder weerga niet doorzagen, bleven ook andere consequenties niet uit. De voornaamste is, dat in de documentatie van Traiectum en Aeftemacum sprake is van de naam Kinheim of Kinnehim, die enkele malen voorkomt en zonder de minste reserve op Kennemerland werd toegepast, al liggen er verschillende eeuwen tussen de twee namen en is de Hollandse naam zeer jong. Deze opvatting leidde natuurlijk vanzelf tot een volgende vicieuze cirkel, die weer steun verleende aan de zogenaamde Echternachse kerken in Holland. Het is vrijwel zeker, dat de naam Kinheim of Kinneheirn in Frans-Vlaanderen drie onderscheiden plaatsen aanduidde. Derhalve berust alles, wat van ver of van dichtbij daarvan is afgeleid, op een vervalsing en dient men het eens en voorgoed te vergeten. 17. Ondanks de gevoelige tik op de neus, die Echternach in Holland had gekregen, ging de abdij toch door op de weg van onrechtmatigheid en vervalsing. In de 13e eeuw zette zij een campagne op in het oosten van de provincie Noord-Brabant waar zij door een spel van vervalsingen, intimidatie en het verdringen van wettige eigenaren inderdaad in vier plaatsen bezittingen verwierf. Zij had in de oude stukken vier plaatsen in Taxandria ontdekt, en omdat sommige geschriften Taxandria naast de Batua noemen, richtte zij haar hebzuchtige ogen op oostelijk Noord-brabant. Weer doorzagen de historici de vervalsingen niet, ofschoon die er zo dik opliggen dat een amateur-historicus ze kan ontdekken. Lees meer over de kerken in Brabant |
Lees meer over de oorkonde van 1063, Egmond, St.Adelbert, Echternach, Utrecht en St.Willibrord.![]() De oorspronkelijke akte is verloren gegaan. Er zijn wel drie afschriften van de akte bewaard gebleven. Van het exemplaar van Echternach ligt één afschrift (uit de 12e eeuw) in de Bibliothèque Nationale in Parijs. Een tweede exemplaar (uit de 13e eeuw) bevindt zich in de Thüringische Landesbibliothek in het Duitse Gotha. Een afschrift van het Utrechtse exemplaar (uit de 12e eeuw) ligt in het Rijksarchief in Utrecht. Hiernaast een foto van het exemplaar van de Bibliothèque Nationale in Parijs. (Klik op de afbeelding voor een vergroting). In deze oorkonde worden vierentwintig plaatsen genoemd waar St.Willibrord een kerk gesticht zou hebben of landerijen in bezit zou hebben gehad, waarover steeds de nodige discussie heeft bestaan. Men stuit daarbij steeds op twee problemen: 1. Worden die plaatsen ook in andere bronnen genoemd? En 2. Is archeologisch aan te tonen dat die plaatsen al bestonden in de 7e eeuw of is er een kerk gevonden uit de 7e eeuw? Opvallend is natuurlijk dat alle 'afschriften' (zogenaamde kopieën) pas uit de 12e eeuw stammen, precies uit de tijd dat de abdij van Echternach claims in Holland aan het stellen was. Waren het wel afschriften? En waarvan? Of waren het inderhaast opgestelde 'originelen'? Wat opvalt is dat de oorkonde in vergelijking met andere officiële oorkonden, slordig is opgesteld, het handschrift te wensen overlaat en de vier genoemde zegels ontbreken. Het was zeker een haastklus. Klik hier ter vergelijking van die slordigheid met de stadsrechten-oorkonde van Utrecht uit 1122, eveneens uit de 12e eeuw. En hierop is de geschiedenis van de kerken in Holland gebaseerd. Klik hier voor de tekst van de oorkonden uit 1063 en uit 1148. Opvallend in de hele geschiedenis van de kerken van St.Willibrord en de claims van Echternach is dat kerken in Utrecht, Friesland en het oosten van Nederland in de documentatie volledig ontbreken. Zou de 'apostel van Friesland' geen enkele kerk of bezit hebben gehad in Friesland of in zijn eigen bisdom Utrecht? Alleen dit al zou de historici ernstig argwanend moeten maken. Na 1156 werden door Echternach, na de mislukte pogingen in Holland, vervolgens een viertal kerken in Brabant geclaimd. De latere historici hebben er veertien kerken of bezittingen aan toegevoegd. Lees meer over het dievenboekje van Echternach en over St.Willibrord en Utrecht
De visie van Albert Delahaye. De 24 kerken in Holland genoemd in de oorkonde uit 1063, december 28, van bisschop Willem van Utrecht. Bisschop Willem van Utrecht erkent tegenover de abt van Echternach, dat de abdij voor de helft de kerken in Holland bezit, eertijds door Karel Martel en anderen geschonken, die de graven Dirk (III) van Holland, Dirk IV en Floris onrechtmatig in bezit genomen hadden. Het waren de hoofdkerken: Flardinge, Kiericwerve, Velsereburc, Heligelo, Pethem, met de onderkerken of kapellen: Harago, Sche, Rinesburc, Warmunde, Letthemuthon, Rinsaterwalt, Asclekerewalt, Agathenkiricha, Hemetonkyricha, Ascmannedelf, Spimerawalt, Sloten, Ekmunde, Alcmere, Skimere, Misnen, Woggungen, Aldendohorp en Vronlo. In 1156 stelde de abdij van Echternach aan de Graaf van Holland en de abdij van Egmond de eis, dat 24 kerken in Holland, die vroeger van St. Willibrord waren geweest, moesten worden teruggegeven aan de abdij. Het waren de volgende kerken/plaatsen: (zie de lijst in kader hiernaast en de bovenste afbeelding in de linker kolom). Voor de werkelijke locatie van de plaatsen: zie het groene kader in de linker kolom.
Betekenis van de X en de getallen in het kader hiernaast. De hier genoemde plaatsen komen niet allemaal voor in het boek over de "Annalen van Egmond". Plaatsen met een X worden niet genoemd. Het getal geeft aan op welke bladzijde en het jaartal tussen ( ) geeft aan uit welk jaar de betreffende tekst is. De vermelding van Egmond is uit 694, Alkmaar en Vronlo uit 878, de overige plaatsen worden pas in of zelf ver ná de tiende eeuw voor het eerste genoemd. Het komt dus verre van overeen met de opsomming uit 1063. Opvallend bij deze claim van Echternach dat die kerken niet aan de abdij, maar aan het bisdom hadden toebehoord. Volgens Echternach bleek uit het Testament van St.Willibrord dat de abdij deze kerken toekwam. Maar in het Testament van St.Willibrord worden slechts genoemd: Haeslos, grondbezit in Alpheimpso (1175), Durninum (in 1271), Dissena (1234-1287), een villa in Henesloth (1242-1269), een moederlijk erfdeel in Hoccascaute, Hulislaum, een hoeve te Replo en een villa te Warelo (in 1268). De onderstreepte plaatsen zijn nooit door Echternach geclaimd. De jaartallen geven de periode van bezit aan, wat dus niet overeenkomt met de claims uit 1156. Er wordt bij deze plaatsen alleen bij Dissena en Replo specifiek een kerk genoemd. Opmerkingen: Theofried van Echternach had links en rechts wat plaatsnamen opgepikt en kwam zodoende tot een getal van 24, waarvan hij gemakshalve 25 kerken maakte. Waar hij de namen en dit getal vandaan haalde, is een raadsel, daar hij onmogelijk alle oude akten heeft gezien, anders had hij het astronomische getal van bijna 400 kerken kunnen halen. De kerken kunnen we meteen afschrijven, daar in de meeste akten sprake is van een grondbezit of andere rechten doch slechts zelden over het bezit van de kerk. Zijn bewering leidde er wel toe, dat Echternach in 1157 (en niet in 1063!) een claim in Holland ging stellen. Dit wijst dan ook nauwkeurig de tijd aan dat deze vervalsing in elkaar werd gestoken. Want dat het een vervalsing is, wordt met de volgende tekst zonneklaar. 1069, mei 6. Bulle van paus Alexander. Paus Alexander II bevestigt de bezittingen van het klooster van Aeftemacum (is Eperlecques en niet Echternach), namelijk de moederkerken en kapellen in de pagus Muslacensis in Putilinge en Bethinberche en de kerk van Crovia; Rinerum met de kerken en zijn onderhorigheden: Kennele, Millinga, Tremethe, Reple; Waderlo met de kerk en zijn onderhorigheden: Dissena, Dume, Os, Bachlo met de kerken en toebehoren; Muomendorf, Berge, Munderdinga met de kerk en de onderhorigheden; Ezich, Rodemakere, Wilre, Gicherlinga, Gemtinga, Geina en Bollendorf. (Bron: Wampach, Quellen, nr. 195). Opmerkingen: Deze pauselijke bulle is een complete vervalsing. Men zou bladzijden nodig hebben om alle punten van vervalsing aan te wijzen. Mogelijk is dat paus Alexander een akte aan de abdij verleend heeft, die evenwel onmogelijk deze inhoud kan hebben gehad. Eenieder merkt op dat wat namen uit de oude akten bij elkaar zijn geraapt en dat die volkomen foutief gegroepeerd zijn. In geen enkele oude akte staat dat die vier kerken aan Rinerum ondergeschikt waren, te minder omdat die akten niet eens over kerken spreken. Hetzelfde geldt voor Waderlo met zijn vier onderhorige kerken; in de teksten van Taxandria is evenmin sprake van kerken. Welgeteld drie plaatsen in Luxemburg worden aan het einde opgesomd, waar Echternach in werkelijkheid bezit had. Vanzelfsprekend dateert deze vervalsing niet van 1069 maar uit het begin van de 13e eeuw. De akte, zelfs al is zij een vervalsing, toont dan ook afdoende aan dat de vorige over de 25 kerken van Holland ook vals is, want als dat bezit waar was geweest, had Echternach het toch zeker door de paus laten bevestigen? Wat blijkt feitelijk? In Holland krijgt Echternach geen voet aan de grond en 'ruilt' zogenaamd haar rechten tegen schapenweiden op Schouwe-Duiveland. Toch blijven historici deze plaatsen gebruiken in hun opvattingen van bezit van Echternach. In Brabant heeft Echternach slechts vier kerken geclaimd: Baclaos, Durninum, Dissena en Waderlo. Niet Echternach heeft hier voor vervalsingen gezorgd, maar de latere historici (o.a. Harry Camps) die het beter meenden te weten dan Echternach. En Schouwe-Duiveland past dan weer mooi bij de opvatting dat Willibrord aankwam in Grevelingen in Zeeland en predikte in Antwerpen. De muze Clio heeft de historici wel aan het werk gezet, al hebben ze die opdracht nooit opgepakt of begrepen.
De abdij van Egmond en Alkmaar. Alkmaar was weinig meer dan een pad in de moerassige gronden die aan de Voormeer grensde. De naam Alkmaar wordt voor het eerst vermeld in een 10e eeuwse aantekening, waarin sprake is van een schenking van twee hoeven land door graaf Dirk I aan de pas opgerichte abdij van Egmond. Deze schenking dateert van vóór 939, het sterfjaar van de graaf. Alkmaar viel toen onder de parochie Heiloo. In een oorkonde van 1063 wordt de kerk van Heiloo de moederkerk van de kapel van Alkmaar genoemd. Door de schenking van het schoutambt van Alkmaar aan de abt van Egmond kreeg Alkmaar in 1083 een eigen rechtsgebied. In 1254 kreeg Alkmaar van graaf Willem II stadsrechten. De hier genoemde oorkonden betreffen allemaal latere kopieën. Volgens dr. A.F.C. Koch is de oorkonde uit 1063 een vervalst document. Er bestaan alleen Utrechtse en Echternachse afschriften. (Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299 : Deel I : Eind van de 7e eeuw tot 1222 / door Dr. A.F.C. Koch. – ’s-Gravenhage : Nijhoff, 1970. – xxi, 633 p. – p. 156-16). Cordfunke beweert, dat Alkmaar niet ver vóór 939 zal zijn ontstaan en voorts zou de eerste kerkstichting uit het begin van de 11e eeuw dateren. Waarop hij een en ander baseert is onduidelijk. In alle geval is het zo, dat de ouderdom van een kapel 'die al dan niet later kerk werd' weinig zegt omtrent de ouderdom van de nederzetting. Echternach zet Holland op het valse spoor. In 1063 sloten bisschop Willem van Utrecht en de abt van Echternach een overeenkomst over de 24 kerken van Holland. De bisschop claimde de rechtmatige bezitter te zijn van deze kerken, die immers geschonken waren aan St.Willibrord de bisschop van Utrecht. Deze oorkonde is opgemaakt in 1156 en net zo vals als het corpus van St.Willibrord in Echternach (zie daar). Tussen 1071 en 1076 stond de abdij van Echternach haar zogenaamde recht op deze kerken af aan Godfried, hertog van Lotharingen, tegen een jaarcijns van 60 pond. Ook hier blijkt weer dat het Echternach slechts ging om de inkomsten en helemaal niet om geloofs- of kerkelijke zaken. In 1156 sluit de abdij van Echternach een overeenkomst met de graaf van Holland, waarin zij haar rechten op de Hollandse kerken (die ze niet bezat maar wel claimde) ruilt tegen grondbezit op Schouwen, wat uiteraard vreemd is, aangezien Echternach erkende geen kerken meer te bezitten zoals in de (valse) oorkonde van 1063 geschreven staat. Na 1156 begint abt Theofried van Echternach met oude (niet meer begrepen) akten, opnieuw opgesteld door Echternach, bezittingen te claimen in Holland, waar de graaf van Holland niet intrapte. De latere historici zijn hier dus wel ingetuind: met open ogen, ondanks de waarschuwing van de graaf van Holland. Echternach wilde daarna de mislukte claims op de 24 kerken in Holland, dan wel ruilen met de graaf tegen grondbezit op Schouwen. Dat geschiedde. In deze (valse) akte komt voor het eerste keer de vermelding voor dat St.Willibrord bisschop van Utrecht was. Utrecht had intussen door de latinisatie ook de Latijnse naam Trajectum aangenomen. Deze eerste vermelding is een vergissing, neergeschreven in een valse oorkonde. In 1157 wordt de eerste kerk in Nederland genoemd met het patronaat van St.Willibrord. Deze kerk stond te Klein-Zundert en was gesticht vanuit Tongerlo (B) en niet vanuit Utrecht. Vanuit Tongerlo werd in 1175 de St.Willibrorduskerk in Alphen gesticht. Ook deze kerk werd weer niet gesticht vanuit Utrecht, waar de St.Willibrord-devotie nog niet bestond. De abdij van Echternach was er als de kippen bij om hier pretenties te stellen op grond van een akte uit 709 waarin goederen in Alfeim in Taxandrië aan St.Willibrord geschonken waren. Ook deze claim is niet gelukt, gezien de tekst uit 1191. Latere historici hebben ook deze valse claim niet doorzien en meenden dat het wel degelijk om Alphen ging waar immers een St.Willibrordkerk bestond en waardoor ook de opvattingen ontstond dat Noord-Brabant het klassieke Taxandrië was. Zo doorzichtig zitten de mythen soms in elkaar. In 1191 schrijft deken Theoderich van Echternach aan de keizer dat de abdij geen enkel bezit meer heeft in Holland of Brabant, waar men gezien de oude acten wel recht op meende te hebben. De claim uit 1175 blijkt hiermee dus niet geslaagd te zijn. In de bronnen van Echternach vindt men geen vermelding van de kerken uit 1063. Ook in het cartularium van Egmond en het Liber Donatium van Utrecht vindt men evenmin enige vermelding van dit uitgebreide bezit van St.Willibrord. In Egmond heeft men de oorkonde uit 1063 wel gekend, maar heeft beseft dat deze vals was en nooit claims uit deze oorkonde gedaan heeft. Het Dievenboekje van Echternach. De monniken van Echternach verzamelden in de twaalfde eeuw bestaande documentatie van het klooster Aefternacum, waarvan ze beweerden de rechtmatige voortzetting te zijn, wat op zich wel juist was. Op de vlucht voor de Noormannen was de abdij met medenemen van de oude acten hersticht in Luxemburg, aanvankelijk in Berg, na 973 in Echternach. Op zoek naar de vroegere goederen van dat klooster gaan ze eerst naar de juiste streek ten zuiden van Duinkerke. Daar lukte het hen niet om aanspraak te maken op de goederen omdat de rechten allang verbeurd waren verklaard. Wel houdt men sindsdien vast aan Gravelines als aankomstplaats van Willibrord. Theofried van Echternach (abt van 1093 tot 1110) vermeldde allerlei voormalig bezit van St.Willibrord in diens Vita. Proost Theoderic van Echternach die zo'n eeuw later (eind twaalfde eeuw) leefde, verzamelt van her en der 175 stukken die hij samenvat in het Liber Aureus (geschreven tussen 1190 en 1222) niet te verwarren met de Codex Aureus van Lorsch dat de 4 evangeliën bevat. De monniken van Echternach gaan in Holland met het Liber Aureus in de hand op zoek naar de 25 vermeende en verloren kerken van St.Willibrord. Waarom in Holland? Omdat ondertussen de gedachte had postgevat dat Utrecht het Trajectum van St.Willibrord geweest was. Dit onder invloed van het klooster van Egmond, waar men het Cartularium van Egmond is gaan toepassen op Noord-Holland. Ook de mythe van Adelbert van Egmond heeft aan die verwarring bijgedragen, tevens de locatie van de Friezen in Holland (niet in Friesland!), waardoor de monniken en de latere historici op het verkeerde been zijn gezet. De moniken van Echternach vinden echter maar 24 kerken en goederen, die op 4 lijstjes beschreven zijn. Prof.dr.D.P.Blok interpreteert de plaatsnamen op deze lijstjes als plaatsen in Holland, maar is het oneens met prof.dr.R.Post waarvan hij zegt dat we "evenmin iets opschieten met de manier waarop Post deze lijstjes benaderde". Post constateerde de vele onderlinge verschillen in deze 4 lijstjes en de discrepanties met de oorkonde van 1063 en leidde daaruit af dat de samenstellers van de lijstjes een aantal kerken vergeten waren. Post ging er bij dit oordeel blijkbaar van uit, dat het doel van de lijstjes geweest was om de rechten van Echternach op Hollandse kerken volledig vast te leggen. Blok meende dat de abdij van Echternach veel kerken niet noemt, omdat 'de abdij een volledige opsomming niet nastreefde'. Vraag is hoe Blok dit weet? Beiden opties zijn onjuist omdat de geleerde heren niet in de gaten hadden dat dit Liber Aureus (het 'Gouden' boek), inderdaad goud waard was voor de noodlijdende abdij en een volkomen vervalsing was. Ze gaan aan twee cruciale feiten voorbij. 1. Als de bedoelde kerken aan St.Willibrord geschonken waren, behoorden ze toe aan het bisdom en de kerk van Utrecht en niet aan de abdij die er ruim 300 km vandaan ligt. De claim van de abdij was dus niet rechtsgeldig en dus een ververvalsing. 2. Bovendien blijkt dat de abdij van Echternach bij haar zoektocht naar oud bezit, de kerken van Dorestad, Daventre en Tilia (in Nederland Wijk bij Duurstede, Deventer en Tiel) overslaat. Waarom claimde Echternach deze belangrijke drie dan niet? Omdat ze allemaal (incl.de 25 in Holland) in het zogenoemde "Testament van St.Willibrord" ontbreken. Hadden Blok en Post dit gezien, dan hadden ook zij begrepen dat het om vervalste documenten ging in het Liber Aureus. We moeten het Liber Aureus dan ook niet het gouden boek noemen, maar het Dievenboekje van Echternach. De in dit Liber Aureus opgenomen kerken van St.Willibrord lagen in Noord-Frankrijk, waar abt Theofried ze allemaal wel gevonden had, maar er geen rechten meer kon claimen omdat deze verbeurd verklaard waren. Een eeuw later probeert abt Theoderic het met dezelfde plaatsen nog eens in Holland, waar in de nieuwe ontginningsgebieden met de komst van de uit het zuiden (Vlaanderen) afkomstige landontginners net een nieuwe St.Willibrord cultus aan het ontstaan was, een St.Willibrordcultus die afkomstig was (met de landontginners) uit het zuiden en niet uit Utrecht. Zo eenvoudig zit de mythe van St.Willibrord in Nederland in elkaar. Voor de juiste plaatsen van de 25 kerken van St.Willibrord in Vlaanderen verwijzen we naar 'de Ware Kijk Op'.
|
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |