Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
![]() Hoewel vrij onbekend heeft men zelfs afbeeldingen en beelden van Koning Dagobert. Deze zijn net zo verzonnen als zijn vermeende geschiedenis (in Nederland?).
![]() Fulda. Het missiegebied van Bonifatius dat nog omvangrijker was dan dat van Willibrord. Het kwam slechts tot stand door onjuiste plaatsnamen in dat missiegebied op te nemen, zoals Dokkum, Utrecht, Dorestad, Fulda en Echternach. Het missiegebied van Bonifatius en Willibrord beperkte zich tot Frans-Vlaanderen, waar Tournehem, Duinkerke, Audruicq en Epternacum lagen. Over Fulda kunnen we slechts meedelen dat het ten tijd van Bonifatius geen klooster bevatte en zeker geen tradities rond om Bonifatius. Volgens de traditie stichtte Bonifatius in 744 de Benedictijnerabdij in Fulda. Vreemd blijft het dan dat hij als abt of bisschop in de lijsten van abten of bisschoppen in Fulda ontbreekt. Fulda wordt pas in 1150 voor het eerst vermeld door monnik Eberhard. In het jaar 1150 heeft die Eberhard in het -toen daar bestaande- klooster documenten verzameld om het verleden en de juridische rechten van het klooster vast te leggen. Van deze Annalen van Fulda is aangetoond dat het vervalsingen zijn uit 12e eeuw, opgesteld ten faveure van het bisdom. Ze zijn net zo vals als de Koorkap van Bonifatius die in het Catharijne-Convent in Utrecht bewaard wordt en die uit de 12de eeuw stamt. |
Een van de meest integrerende personen uit de vroegste geschiedenis (van Nederland?) is koning Dagobert geweest. Maar welke Koning Dagobert? Daarmee worden nog steeds de meest gebruikelijke fouten gemaakt, aangezien weinig bekend is over de verschillende 'Dagoberten'. Dagobert zou in Utrecht een kerkje gebouwd hebben dat, na vervallen te zijn, door Willibrord herbouwd zou zijn geworden. De meeste historici lijken te accepteren dat de schenking aan Keulen was gedaan door koning Dagobert I (623-638/639), dus ongeveer zestig jaar voordat Willibrord aankwam op het continent. Die datering is echter minder zeker dan tot nog toe aangenomen, en wel om twee samenhangende redenen. Ten eerste is het goed mogelijk dat in Bonifatius' tijd al niet meer bekend was welke koning de kerk had geschonken, en ten tweede lijkt uit de beschikbare gegevens Dagobert Il (676-679) minstens zo'n goede kandidaat te zijn als schenker. Dat het Dagobert III (ca.699-715/716?) ten slotte geweest zou zijn, lijkt uitgesloten. Overigens is van dat kerkje van Dagobert bij opgravingen op het Domplein in Utrecht NIETS gevonden. Lees meer over Oud-Utrecht.
De visie van Albert Delahaye.
Het spijt me voor de Grote Winkler Prins, maar het gangbare verhaal over de Friezen, Franken en Saksen is van A tot Z een fabel wat betreft de plaatsing van de oude Friezen “van Cadzand tot de Weser”. Inhoudelijk klopt het een beetje, al zal de aandachtige lezer zelf wel de onzekerheden en de tegenspraken bemerken met betrekking tot dit “schuivend” volk. Tacitus, die het eerst over de Friezen bericht, plaatst hen met duidelijke woorden in Vlaanderen. De Wisurgis van de klassieken was niet de Weser, maar de Wimereuz in Frans-Vlaanderen. Er bestaat geen enkele tekst over enig verband of contact tussen Friezen en Juten. Dit is een van de vele uit de duim gezogen beweringen. Dagobert, die nooit enige bemoeienis met Nederland heeft gehad, wordt er met de haren bijgesleept om toch een link te kunnen leggen over enige volledig lege eeuwen. Wat weten we uit de klassieke teksten? In rood de plaatsen volgens de visie van Albert Delahaye. In die dagen vormden de opstandige Saxones een groot leger... tegen koning Dagobert of Chlotarius. Dagobert (Dagobert I, zoon van Chlotarius II, uit het huis van de Merovingers, was koning van de Franken tussen 623 en 639) verzamelde een sterke krijgsmacht, trok de Renus (Schelde) over en aarzelde niet de strijd tegen de Saxones aan te binden... (Daar hij het alleen niet kon klaren, riep hij zijn vader te hulp). Die snelde spoedig toe en drong het Ardenner Woud binnen, nadat hij de Renus was overgestoken. Daar kwam Chlotarius ook heen met een machtig leger... Toen zij aldus verenigd waren en blij in de handen klapten, trokken zij naar de rivier de Wisera (niet de Weser maar de Wimereux), waar zij hun tenten opsloegen. Hij (koning Dagobert) ging terstond op weg, stak de Renus (Schelde) over, en door het Ardenner Woud, waar koning Chlotarius zich toen ophield, kwam hij tot bij Langolarium. Bronnem: Gesta Dagoberti, HdF, II, p. 583. Chroniques de St. Denis, HdF, Hl, p.282. Langolarium is Longueville, Longfossé of Longuerecque, alle op ca. 15 km zuidoost van Boulogne. In Frankrijk bestaat een overdaad van mogelijkheden om deze plaats te lokaliseren. In de buurt van de Duitse Weser is de naam niet terug te vinden. Koning Dagobert geeft aan de abdij van St. Denis te Parijs het recht van een markt in te stellen, en bepaalt wat de onderscheiden plaatsen, vanwaar de handelaren komen, moeten betalen. Genoemd worden de handelaars van : Rouaan, Wicus Portus (Quentovicus), de Saxones, de Ungarii, de Longobardi). Bron: Diplomata Chlotarii, HdF, IV, p. 627. De herkomst van deze Saxones staat niet vermeld. Daar zij al op verschillende plaatsen in Frankrijk waren gevestigd, kan natuurlijk niet aan Duitse Saksen worden gedacht. De Ungarii waren de bewoners van Unchair, op 21 km west van Reims. Bij deze markt in Parijs met een toestroom van regionale handelaars kan bij de naam van Longobardi natuurlijk niet aan het noorden van Italië worden gedacht. Het waren de Langobardi van Lompret. Koning Dagobert streed tegen Bertold, de aanvoerder van de Saxones. Hij raakte met hem slaags toen hij de Renus was overgestoken. Zijn vader was op jacht te Langolaria. Hij snelde Dagobert te hulp; aan de rivier de Wisera (Wimereux) zette hij zijn tenten neer. Bronnen: Aimoini gesta Francorum, HdF, III, p. 126. Gesta Dagoberti, HdF, II, p. 580; MGS, II, p. 404. Fredegarii chronicon, MGS, ü, p. 158. Hist. regum Francorum S. Dionisii, MGS, IX, p. 397. De tekst lijkt veel op de vorige uit 622 en de volgende uit 630, zodat het waarschijnlijk is dat het op hetzelfde feit betrekking heeft, door de schrijvers op verschillende jaren geplaatst. Koning Dagobert viel de Saxones door een oorlog aan. Zijn vader Chlotarius snelde hem te hulp. Nadat Bertoldus, de aanvoerder van de Saxones, was gedood, behaalde hij (Dagobert) de overwinning. Hij trok het hele land door en liet geen enkele Saks in leven die groter was dan zijn zwaard. Bron: Sigeberti Gemblacensis chronica, MGS, VI, p. 323. In die tijd werden Frankische handelaars, die het land van de Slavi binnentrokken, door de Slavi beroofd en vermoord... Koning Dagobert zond troepen... om het volk van de Winidi te bestrijden... De Franken van Austrasië belegerden de Winidi, die in de burcht van Vogastes waren gevlucht... maar deze braken uit en namen de vlucht.... hierdoor nog stoutmoediger geworden, vielen zij Thoringia (land van Doornik) en het nabijgelegen land van de Franken aan, zodat hun koning... die over de Slavi heerste, zich in wanhoop naar andere Slavi begaf. Bron: Aimoinus, De gestis Francorum, HdF, IH, p. 129. Plotseling komen nieuwe namen te voorschijn, hetgeen vanzelfsprekend niet betekent dat er inmiddels een invasie of migratie van een Slavisch volk uit het oosten zou hebben plaatsgehad, maar dat een oude of nieuwe naam opeens naar voren springt die voorheen nog niet in de geschreven bronnen was vastgelegd. De Slavi, meestal Sclavi genoemd, moeten gelocaliseerd worden bij de “Sliviacas Oras” (de Slavische kust) ten zuidwesten van Calais. Een relict van de naam was bewaard gebleven in de plaatsnaam Saint-Martin-des-Sclives, een oud dorp bij Sangatte, dat tijdens de bezetting van de streek in de 16e eeuw is verwoest. De naam Sliviacas heeft dezelfde migratie-tocht gemaakt van de meer dan duizend andere plaats-, streek- en riviernamen vanuit Frans-Vlaanderen naar Friesland en het naburige Duitsland. Hij is namelijk de voorloper van Schleswig. De dubbelnaam Holstein is een doublure van het Frans-Vlaamse Houtland. De Winidi waren de bewoners van Winnezeele, op 7 km noordwest van Cassel. De plaatsnaam Wingles, op 8 km noordwest van Lens, heeft vermoedelijk dezelfde afleiding. Austrasië was het oostelijk deel van het Frankische Rijk. Vogastes is Woesten (B.), op 8 km noordwest van leper. Blijkens de tekst is de koning van de Winidi bedoeld. Hij regeerde ook over de Slavi of een deel ervan. Hij was het niet eens met de aanval van de Winidi op het land van Doornik. “Andere Slavi” : jammer genoeg geeft de schrijver geen nadere plaatsbepaling. In het derde jaar der regering van Dagobert werd hem bericht, dat een leger van de Winidi (Winnezeele) Toringia (Doornik) was binnengevallen. Hij vertrok met zijn leger van de stad Mettis (Metz?) in het rijk van de Austrasii, stak de Ardenna over, en toen hij bij de stad Magancia was gekomen, wilde hij de Renus (Schelde) oversteken... De Saxones zonden gezanten naar Dagobert... zij beloofden hem de Winidi te weerstaan en de grenzen van de Franken aan die kant te zullen bewaken. Bron: Fredegarii chronicon, MGS, II, p. 158; HdF, II, p.588. Bedoeld is hier het Ardenner Woud, ofschoon men ook kan denken dat de schrijver meer nadruk legt op het gebergte. Magancia is Maing, op 7 km zuid van Valenciennes aan de oostzijde en vlakbij de Schelde gelegen, hetgeen weer een bewijs vormt dat Renus als Schelde moet worden opgevat. Uit de gehele tekst blijkt trouwens duidelijk dat koning Dagobert vanuit Metz in noordwestelijke richting trok, en dat het niet aan de huidige Rijn was waar de Saksen hem tegemoetkwamen. Dit gebeuren is ook niet in Noord-Duitsland te plaatsen. Zouden de Saksen uit Noord-Duitsland 'even' naar Doornik getrokken zijn om er een potje te vechten? Ook als men van Toringia Thüringen maakt, wat enkele traditionalisten wel eens opperen, blijft het een onmogelijk verhaal. Dagobert werd door de Saxones tegen de Winidi geholpen, en legde hen (Winidi) een jaarlijkse schatting van 500 koeien op. Bron: Sigeberti Gemblacensis chronica, MGS, VI, p.324. De Winidi vormden een agrarische gemeenschap, wat met praktisch alle Germaanse stammen het geval was. Tacitus verhaalt van sommige stammen, dat zij principieel wars waren van handel. Aan de voortdurende conflicten en oorlogen tussen de verschillende stammen onderling en hun invallen in Francia hebben hoogstwaarschijnlijk ook sociaal-economische problemen ten grondslag gelegen. Enkele in de teksten genoemde plaatsen en details waaruit duidelijk blijkt dat Dagobert in Frankrijk thuis hoort en niet in Nederland: De munten van Niomaso uit de tijd van koning Dagobert zijn lang voor Nijmegen aangevoerd, enerzijds om staande te houden dat Nijmegen al residentie was onder de Merovingers, anderzijds om met deze munten enige duistere punten van Utrecht recht te praten. Het Bronnenboek van Nijmegen heeft de Niomagomunten als een baksteen laten vallen, sinds aangetoond is dat op de achterzijde de naam van lligo - Eloy staat, bisschop van Noyon en muntmeester van koning Dagobert, Het verdonkeremaant derhalve weer een bewijs, dat de Nederlandse historici zich grandioos en fundamenteel vergist hebben bij het lokaliseren van de Karolingische en zelfs de Merovingische residentie Noviomagus te Nijmegen, en wil desondanks staande houden dat er geen sprake is van verwarring tussen de twee steden. Het durft nog de drogreden aan te voeren voor deze overslag dat er nog te weinig over deze munten is gepubliceerd, om zo voor het publiek verborgen te houden dat de munten ten onrechte voor Nijmegen werden aangevoerd. We moeten het Bronnenboek met gelijke munt betalen en derhalve beschuldigen van wetenschappelijk bedrog. Hiema drongen zij (de jonge Martel en de nog jongere Dagobert) per schip door in de gebieden van de Fresones (Vlaanderen) zoals hen gevraagd was door de eerbiedwaardige bisschop Willibrord. Ze kwamen aan op de plaats Dorestacus (Audruicq), waar zij in ere door Willibrord ontvangen werden. Ze dreven de koning Radboud, die in de wreedheid volhardde, buiten de gebieden van de Fresones (Vlaanderen) naar Denemarca (=Normandië, de mark van de Danii). Uit deze tekst blijkt onmiskenbaar dat Radboud 'koning' van de Fresones was die in Vlaanderen woonden en niet in Nederlands Friesland. Hier worden de klooster van Aefternacum en Suestra genoemd in relatie met de pagus Mosariorum (de streek van de Moeze, niet de Maas). Waren dit Echternach en Susteren? |
Bonifatius verdedigt de zetel van Willibrord: 752-753 Ruim 10 jaar na Willibrords verscheiden werd diens bisdom bedreigd door de pretenties van een bisdom ‘Colonia’, hetzij dat van Colonia Agrippina (Avesnes-sur-Helpe), nog uit de Romeinse tijd daterend; hetzij dat van Keulen, gesticht tegen het eind van de 7e eeuw. Van de laatste zijde pretendeerde men, reeds ca.630 -dus wel voor het ontstaan van het Keulse bisdom zelf!- de streek van Traiectum (Tournehem) als missiegebied te hebben toegewezen gekregen. In rood de plaatsen in de visie van Albert Delahaye. Hierover richtte de toen 80-jarige Bonifatius de volgende brief aan paus Stephanus II, 752-757]: Ten tijde van paus Sergius kwam een priester van bewonderenswaardige onthechting en heiligheid, uit het geslacht van de Saksen, Willibrordus genaamd, naar de plaats van de heilige apostelen (Rome). Hij werd met een andere naam Clemens genoemd. De voornoemde paus wijdde hem tot bisschop en zond hem uit om aan het heidens volk van de Fresones (Vlaanderen) op de kust van de (Atlantische) Oceaan het geloof te verkondigen. Deze predikte er gedurende 50 jaren en bekeerde het genoemde volk voor het grootste deel tot het geloof in Christus. Hij brak er de afgodsbeelden af, bouwde er kerken en vestigde er zijn bisschoppelijke zetel en een kerk ter ere van de Salvator op de plaats van de burcht die Traiectum (Tournehem) heet. Op deze zetel en in de Salvator-kerk (tweede patroon Martinus) die hij gebouwd had, verbleef en predikte hij tot op hoge ouderdom, terwijl hij een hulpbisschop had aangesteld om hem in het ministerie bij te staan. Na een lang leven voleindde hij daar zijn dagen en overleed hij er in de vrede van de Heer. Karloman, de vorst van de Franken, beval mij die zetel aan om er een bisschop aan te stellen en te wijden, wat ik gedaan heb. Maar nu heeft de bisschop van Colonia deze zetel van de voornoemde bisschop Clemens... aan zich getrokken met de bewering dat die hem toebehoort, omdat er nog de fundamenten lagen van een kerkje, door de heidenen verwoest en tot de grond toe afgebroken, dat Willibrord in de burcht van Traiectum (Tournehem) aantrof, en op welke fundamenten hij met eigen handen een nieuwe kerk optrok, die hij ter ere van St.Martinus consacreerde. Men voert aan dat reeds lang voorheen Dagobert, de koning van de Franken (623-639), de burcht van Traiectum (Tournehem) met de verwoeste kerk aan het bisdom van Colonia gegeven had onder de voorwaarde dat de bisschop van Colonia het volk van de Fresones (Vlaanderen) tot het geloof bekeren moest en zijn prediker zou zijn, wat deze echter niet heeft gedaan. Hij heeft er niet gepredikt; hij heeft de Fresones niet tot het geloof in Christus bekeerd, maar het volk van de Fresones is heidens gebleven totdat de eerbiedwaardige paus Sergius van de Stoel van Rome de voornoemde dienaar Gods bisschop Willibrord naar dit genoemde volk zond, die dit volk dan ook, zoals ik gezegd heb, tot het geloof in Christus bekeerde. Nu wil de bisschop van Colonia de zetel van de prediker Willibrord aan zich trekken, met de bedoeling dat het geen zetel is, staande onder de paus en met de opdracht te prediken onder het volk van de Fresones (Vlaanderen). Bron: Tangl, S.Bonifatii et Lulli epistolae, 1955, nr 109. Omtrent eis en eiser in dit geschil rijzen ettelijke vragen. Zoals zal blijken, is de identiteit van het huidige Keulen met het (Colonia-) Agrippina uit de Romeinse geschreven bronnen onmogelijk langer vol te houden. Wat dan eveneens geldt voor het gelijknamige nog uit de Romeinse tijd stammende bisdom. Beide zijn te lokaliseren te Avesnes-sur-Helpe. Voor de Romeinse nederzetting aan de Rhein daarentegen ligt de discontinuïteit -dankzij o.a. dikke kleilagen tussen Romeins en Romaans- zelfs archeologisch vast, ook al is daar de onderbreking aanmerkelijk korter geweest dan bij de stroomafwaarts volgende vestigingen. En zo die Romeinse stad al Colonia geheten mag hebben, het epitheton ‘Agrippina’ kwam en komt haar beslist niet toe. Het aloude bisdom te Avesnes echter schijnt nog in de 7e en zelfs 8e eeuw een kwijnend voortbestaan geleid te hebben, terwijl tegelijkertijd Keulen (voor het eerst) een bisdom kreeg. Tegen deze achtergrond -en tevens in aanmerking genomen dat Avesnes 150 km en Keulen 350 km van Traiectum (Tournehem) verwijderd is- lijkt de meest acceptabele optie deze:
| ![]()
| ![]() Maar wat niet voor de hand had mogen liggen, is: dat andere historici hem blindelings in dit bedenksel zijn gevolgd. Het tweede punt is Bonifatius’ mededeling dat Willibrord twee kerken in zijn zetelstad bouwde, een toegewijd aan de Salvator, de andere toegewijd aan St.Martinus. Blijkens de vele akten die het bisdom altijd in verband met de Martinus-kerk noemen, moet aangenomen worden dat dit de bisschopskerk is geweest. En blijkens akte van 1 jan. 722 werd Eperlecques soms, - onder de naam Nifterlake- ook tot het gebied van het ‘castrum’ Traiectum (Tournehem) gerekend. De abdijkerk aldaar had als (tweede) patronaat de H. Maagd Maria. In latere teksten wordt de abdijkerk als een Drievuldigheidskerk beschreven, doch dan moeten we opletten! Want dit is een influistering vanuit Echternach, dat inderdaad het kerkpatronaat van de H.Drievuldigheid al gekozen had voordat ook maar iemand nog aan een identiteit met Willibrords eigen abdij dacht. Maar toen het zover was, ging men niet alleen schenkingsakten vervalsen, maar ook andere historische documenten verdraaien om aan die identiteits-pretentie een schijn van waarheid te geven. Wanneer we dan ook in enige oorkonde over de authentieke abdij een Drievuldigheids- kerk of Drievuldigheids-altaar tegenkomen, staat voor ons vast dat het document door Echternachse handen ging! Opgemerkt dient hier nog, dat destijds vaak de Salvator (Christus zelf) als eerste patroon werd gekozen voor een kerk die men echter naar een (tweede) patroonheilige ging noemen. Zo wordt in tekst -bij uitzondering- de kerk waar de jonge Ludger nachten in gebed doorbracht en die ontegenzeglijk de bisschoppelijke Martinuskerk was, als Salvator-kerk aangeduid; terwijl omgekeerd -volgens de regel- de abdijkerk waar bisschop Frederik geïnstalleerd werd en bij het graf van Bonifatius bad, naar haar tweede patronaat (de H.Maagd) wordt genoemd. Voorts zou uit de volgorde waarin Bonifatius de bisschopskerk het laatst noemt, nog kunnen worden afgeleid dat de abdijkerk (als onmiddellijk benodigd) het eerst -n.l. kort na de aankomst van Willibrord en gezellen- tot stand is gekomen en de bisschopskerk pas later. Dit zou het feitelijk ontstaan van de abdij niet leggen bij de officiële schenkingen (ca.717) laat staan bij de schriftelijke vastlegging daarvan (anno 722), doch reeds bij het begin van de missionering zelf. Het derde punt is, dat Bonifatius -als langdurige en naaste medewerker- in deze aan de paus gerichte laudatio voor Willibrord niet rept van diens ‘roemruchte’ expedities: geen woord over de zwervende en dolende missionaris waartoe Willibrord gemaakt is door de gangbare geschiedschrijving, die hem rondsleepte over noord-westelijk Europa, van Vlaanderen tot Helgoland, van Thuringen tot Zeeland, van Luxemburg tot Friesland. Dat beeld is volslagen onjuist. Bonifatius zegt in klare woorden dat Willibrord altijd op de plaats van zijn zetel geresideerd heeft. Of moeten we met Wampach: naast Beda en Alcuin, nu ook Bonifatius bij de ‘overslag-plegers’ indelen die alleen maar vermelden wat hen te pas kwam?! Toch houden we ons aan Bonifatius, die zoveel met Willibrord te doen had en diens karakter het best kon onderkennen omdat dit nogal van het zijne verschilde. Hiernaast een versimpelde afbeelding van het oneindige missiegebied van St.Willibrord, die onder de prediking onder de Friezen er één was uit een lange rij, zowel tevoren als erna. In de linker kolom hierboven een afbeelding van het missiegebied van Bonifatius, dat nog groter was dan dat van Willibrord. ![]() Opvallend bij dit citaat is dat Albert Delahaye later gelijk kreeg van prof.dr.R.Post, een van de felste opponenten van Delahaye. Post verklaarde: "Op één punt moet ik Delahaye onmiddellijk gelijk geven. Sint Willibrord is geen aartsbisschop van Utrecht geweest." |
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |