Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Aan Nijmegenaar Paul van der Heijden wordt ook een apart hoofdstuk gewijd. ![]() Het is namelijk zeer interessant wat hij zelf publiceert en waar hij zelfs enkele traditionele opvattingen ondergraaft. Ik ben hem er zeer erkentelijk voor. Zie de voorbeelden hiernaast. Echter de vanzelfsprekende conclusies tekt hij niet. Hij blijft de traditonele opvattingen verdedigen, ook al spreekt hij die zelf tegen, wat dus onbegrijpelijk is. ![]() ![]() ![]() Klik op de afbeeldig om naar het betreffende boek te gaan. Wat wel opvalt is dat die zogenaamde 'deskundigen' het allemaal zo goed weten. Maar blijkbaar lezen ze elkaars werken niet en, wat opvallender is, ze lezen ook niet terug wat ze zelf schreven. Als je jezelf tegenspreekt blijft er van geloofwaardigheid toch weinig over. ![]() De kaart van de Risicogebieden hoogwater toont aan dat juist de Betuwe het meest bedreigde gebied is. Dat is niet alleen nu het geval, maar was ook zeker in de Romeinse tijd zo. En juist daar zou het omvangrijke volk van de Bataven gewoond hebben? Maar dat woonde daar niet, wat Stijn Heeren (zie daar) ook al aantoonde. Tip voor Van der Heijden en andere twijfelaars: Bestel het boek "De Ware Kijk Op" , lees de daarin genoemde teksten en oordeel zelf! |
Wat weten we precies over de opvattingen van Van der Heijden? Was het niet Paul van der Heijden die zelf schreef dat de Romeinen pas rond 70 n.Chr. in Nijmegen kwamen? Van een stad was toen nog lang geen sprake, schrijft hij. Deze Romeinen verbleven in een tentenkamp en verdwenen weer in het jaar 104 en daarna bleef Nijmegen lange tijd verstoken van enige bewoning of bedrijvigheid door Romeinen. Paul van der Heijden schreef in zijn boek 'Romeinen langs Rijn en Noordzee' dat Nijmegen de enige plek in Nederland is waar een Romeins legioen een tijdlang een vaste basis had. Na het vertrek van de troepen rond 16 voor Chr. bleef de legerplaats ruim tachtig jaar onbezet. (p.61-62). Van der Heijden spreekt hier over 'een tijdlang' waar het slechts om drie (3!) jaar gaat en wel van 19 tot 16 vóór Chr. Volgens andere historici is de periode tussen 19 en 10 v.Chr. slechts een aangenomen, maar nooit bewezen opvatting. Lees meer bij Nijmegen gesticht in 19, 16, 12 of pas in 10 v.Chr.?. Van dat Romeins verleden is in Nijmegen overigens niets te zien, ofwel het is onzichtbaar wat een waarheid is, dat door bovenstaande wel bevestigd is. Met leugens schrijf je geen geschiedenis. Waar die twintig militaire forten zijn opgegraven in Nederland blijft onbekend. In zijn eigen boek 'Romeinen langs Rijn en Noordzee' noemt Van der Heijden ze niet. Daar komt hij tot slechts tot twee of drie (2 of 3?) teruggevonden castella. Wat enkele letters verschil in een naam, -ij- voor -eu- en -e- voor -a- toch een groot verschil in geschiedenis kunnen maken. De naam Nijmegen (=nieuw 'megen') heeft niets te maken met Noviomagus en weerspreekt dan ook alle tradities! Paul van der Heijden erkent dit ook als hij schrijft: "Zeker tot In de derde eeuw vormde de Linge nog de belangrijkste benedenloop van de Waal. Ongeveer in dezelfde periode verlegde de Waal zijn loop ter hoogte van Tiel zuidwaarts. Mogelijk is die verlegging (avulsie) uitgelokt door zware overstromingen in de jaren 260-285". (Bron: Archeologie in Nederland, nr.3 sept.2020). Toch blijft Van der Heijden de namen Linge en Waal wel noemen in de Romeinse tijd, ook al bestonden ze nog niet in de 3e eeuw. Maar wat er is aangtoond vinden we bij Paul van der Heijden zelf. Zie zijn artikelen over de Romeinse wegen in Nederland in Archeobrief 1 van maart 2011. Wat er is aangetoond is vrij mager en marginaal. Er zouden 71 stukken en stukjes weg zijn gevonden, die allemaal van elkaar verschillen. Het was zeker niet één doorgaande weg. Vanaf Utrecht naar Nijmegen is al helemaal niets van een weg gevonden, net zo min iets van de zuiderlijke weg. En bekijk je wat er aan Castella en Romeins is gevonden, dan is dat nog minder. Zie het overzicht bij de Limes. In SEMafoor heeft Paul van der Heijden ook van zich laten horen. In SEM2 van 2011 schrijft hij het volgende: 'Ik ben zeer verheugd dat er binnen SEM-kringen iemand is die in ieder geval enige moeite heeft gedaan om te achterhalen wat er allemaal bekend is over de limesweg. Jammer dat die speurtocht niet verder is gekomen dan de archieven van Westerheem en de site www.limes.nl. Om iedereen die is geïnteresseerd in de limesweg en de Peutinger-kaart een beetje op weg te helpen, geef ik hier een overzicht van de belangrijkste literatuur. Het zou handig zijn om dit eerst grondig te bestuderen, alvorens een mening te vormen over de limesweg en de Peutinger-kaarten en te spreken over 'zwakke onderbouwing'. Daarna volgt een opsomming van de traditionele literatuur van Bogaers, Haalebos, Van Es, Willems enz. Maar heeft hij al die boeken ook gelezen? Dan kom je toch tot andere conclusies? Zie verder bij Wetenschap en lees wat deze historici zelf schrijven en hoeveel twijfel ze uitspreken in hun geschrijf. Die twijfel spreekt Van der Heijden zelf overigens ook uit. Zo zijn slechts enkele Romeinse forten opgegraven, maar nergens is een bewijs gevonden dat het de forten zijn die genoemd worden op de Peutingerkaart. Overigens kun je op de Peutingerkaart niet vertrouwen. Het is een falsum die vol fouten staat. En met een foute getekende kaart kun je niets bewijzen! Van der Heijden beschrijft in 'de Romeinse wegen' en 'de Romeinen langs Rijn en Noordzee', enkele traditionele opvattingen die hij zelf toch weer tegenspreekt, maar, opvallend, waarmee hij ook zichzelf tegenspreekt. Van der Heijden vergelijkt de wegen en plaatsnamen van 3 Historische bronnen met elkaar: de Peutingerkaart, het Reisboek van Antoninus en de Kosmografie van Ravenna. Uit deze vergelijking had hij al kunnen opmaken dat er van zijn opvattingen niet veel klopt. Er zijn grote verschillen tussen die 3 bronnen vast te stellen, zowel in de plaatsnamen als in de tussenliggende afstanden. Zo wordt alleen op de Peutingerkaart Noviomagi genoemd en ontbreekt deze naam in de andere twee bronnen. Hetzelfde geldt voor Castra Herculis. En zowel op de Peutingerkaart als bij de Kosmograaf ontbreekt dan weer de naam Traiecto. Zo kunnen we nog meer verschillen noemen. Hoeveel zekerheid bieden al deze verschillen? Jammer voor Van der Heijden, maar met bronnen die elkaar tegenspreken bewijs je niets! Zie verder bij Archeobrief 1 van maart 2011, maar lees ook andere artikelen die hier besproken worden. Paul van der Heijden als columnist in Archeologie in Nederland. Regelmatig publiceert Van der Heijden zijn opvattingen in Colums in Archeologie in Nederland. Zo ook in de uitgave van april 2019 waaruit de volgende column komt. Nog meer jeuk. Column van Paul van der Heijden. In de decembercolums van Archeologie in Nederland (dec.2018) trakteerde mijn zeer gewaardeerde collega Evert van Ginkel de lezers op een verhandeling over jeukwoorden in het archeologische jargon. Iedereen kent het fenomeen: archeologische rapporten zijn niet alleen qua opbouw in een roestig ijzeren keurslijf gegoten, maar ook de taal lijkt een eigen Leven te leiden. Het Lijkt of studenten archeoLogie worden gedoceerd in een apart soort Nederlands met een beperkte woordenschat. Van GinkeL noemt onder andere het begrip 'aangetroffen', een echt jeukwoord dat vrijweL altijd fout wordt gebruikt. 'Aantreffen' heeft de betekenis 'iemand ontmoeten of iets vinden waar men dat niet verwachtte'. Een opgraving is een plek waar je juist wél iets verwacht, dunkt me, anders zou je daar toch niet opgraven? En zo heb ik er nog wel een paar. Een lelijke terugkerende uitdrukking is het vage 'houdt mogelijk verband met...'. En sinds een paar jaar gonst het binnen archeologenkringen van de frase 'is er sprake van .. .'. Lees hem langzaam hardop en vraag je af wat het betekent. Letterlijk: 'er wordt over gesproken'. Dus als je zegt dat 'er sprake is van een kringgreppel', zeg je feitelijk dat veel mensen over die kringgreppel praten. Iedereen die zo'n zin opschrijft, zou acuut een schrijfverbod moeten krijgen. Het is een beetje de schriftelijke variant van de mondelinge kronkelzin 'ik heb zoiets van .. .', waarvoor wat mij betreft ook hoge boetes zouden moeten worden uitgedeeld wegens ernstige schending van de taalesthetiek. Hou mij ten goede, ik ben echt geen ouderwetse taalpurist die verliefd is op het Groene Boekje en de Dikke van Dale, maar er zijn grenzen. Als ik dan toch bezig ben: zullen we nu met z'n allen afspreken dat we voortaan woorden zoaLs 'limes' en 'castellum' niet meer cursief schrijven? Pakweg een eeuw geleden was het inderdaad gebruikelijk om cursivering toe te passen bij buitenlandse termen en leenwoorden, maar die regel is volstrekt archaïsch geworden en doet juist afbreuk aan de leesbaarheid van de tekst. Met de toenemende aandacht voor de Romeinse Limes en publicaties hierover, word je horendol van die overbodige scheefwoorden. Cursivering wordt vooral gebruikt om iets te benadrukken. En dat moet je niet te vaak doen. En als ik nog dieper duik in mijn emmer vol ergernissen, wil ik een vurig pleidooi houden om de tijdsaanduiding 'voor Christus' en 'na Christus' af te schaffen. Die tijdsaanduiding is weliswaar nog altijd ingeburgerd, maar afgezet tegen de huidige ontkerkelijking, cultureLe dynamiek en globalisering is het niet meer van deze tijd om je tijdrekening te blijven vernoemen naar de naamgever van een (verouderde) godsdienst. Wat zouden we ervan vinden als een gedeelte van de internationale wetenschappers historische jaartallen aanduidt met 'voor Mohammed' en 'na Mohammed'? De Britten - van oudsher meer vertrouwd met een globaLe context - hebben dat al veel eerder begrepen en introduceerden de neutrale termen BCE (Before Common Era) en CE (Common Era). Ik kan geen enkele reden verzinnen die ons ervan weerhoudt om dat over te nemen. Zullen we als arcbeologen dan gemeenschappelijk het voortouw nemen? Dan brengen we de taal behalve roestige en kromme uitdrukkingen ook iets goeds... Commentaar: ben toch benieuwd wanneer Paul van der Heijden zijn eigen voorstellen eens gaat toepassen in zijn eigen boeken en artikelen. Dat hij de Christelijke Godsdienst verouderd noemt toont duidelijk aan dat hij van die godsdienst niet echt veel begrepen heeft. Hij zal het van de Islam wellicht niet durven beweren. Maar als je de termen BCE en CE gaat gebruiken, hoe vertaal je dat dan in gewoon Nederlands? Als je de term 'voor de gewone tijdrekening' of 'de gewone jaartelling' gaat gebruiken, waar ligt dan de grens tussen beide? Of wil hij het jaar 0 ook schrappen? Schrapt hij dan ook de termen AC (ante Chritus) en AD (anno Dominum)? Hoe komen we overigens aan dat jaar nul? Dat bestaat overigens wel ook al vinden sommige 'geleerden' dat je bij het jaar 1 moet beginnen met tellen? Die 'geleerden' zijn blijkbaar bij de geboorte al meteen 1 jaar en niet pas na 365 dagen! En in welk jaar leven wij dan nu volgens Van der Heijden? Toch in 2021? Het is en blijft onmiskenbaar dat de west-Europese jaartelling nu eenmaal gebaseerd is op de Christelijke jaartelling, of je dat nu leuk vindt of niet. Omdat het vastgestelde geboortejaar van Christus nog steeds het uitgangspunt is voor de tijdrekening en men er slechts een andere naam aan wil geven, doet men onnodig moeilijk. Bovendien wordt het heel arbitrair en onpraktisch als men alsnog een ander uitgangspunt wil nemen. Blijkbaar heeft Van der Heijden problemen met het uitspreken van het woord Christus. Immers hij vindt de Christelijke Godsdienst verouderd. Wil hij hiermee zijn eigennaam eer aandoen? Je zou het bijna gaan geloven! Tip voor Van der Heijden en andere twijfelaars: Bestel het boek "De Ware Kijk Op" , lees de daarin genoemde teksten en oordeel zelf! |
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |