De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

Paul van der Heijden.


Aan Nijmegenaar Paul van der Heijden wordt ook een apart hoofdstuk gewijd.



Het is namelijk zeer interessant wat hij zelf publiceert en waar hij zelfs enkele traditionele opvattingen ondergraaft. Ik ben hem er zeer erkentelijk voor. Zie de voorbeelden hiernaast. Echter de vanzelfsprekende conclusies tekt hij niet. Hij blijft de traditonele opvattingen verdedigen, ook al spreekt hij die zelf tegen, wat dus onbegrijpelijk is.







Klik op de afbeeldig om naar het betreffende boek te gaan.

Wat wel opvalt is dat die zogenaamde 'deskundigen' het allemaal zo goed weten. Maar blijkbaar lezen ze elkaars werken niet en, wat opvallender is, ze lezen ook niet terug wat ze zelf schreven. Als je jezelf tegenspreekt blijft er van geloofwaardigheid toch weinig over.


De kaart van de Risicogebieden hoogwater toont aan dat juist de Betuwe het meest bedreigde gebied is. Dat is niet alleen nu het geval, maar was ook zeker in de Romeinse tijd zo. En juist daar zou het omvangrijke volk van de Bataven gewoond hebben? Maar dat woonde daar niet, wat Stijn Heeren (zie daar) ook al aantoonde.

Tip voor Van der Heijden en andere twijfelaars: Bestel het boek "De Ware Kijk Op" , lees de daarin genoemde teksten en oordeel zelf!


Ulpia tekstproducties.
Paul van der Heijden heeft een eigen website 'Ulpia tekstproducties' geheten, waarop je een indruk van zijn werk krijgt. Het is een mix van geschiedenis, cultuur, archeologie, geografie en toerisme, zoals hij zelf schrijft.
Zijn publicaties zijn erg omvangrijk, met name die uit Nijmegen. Enkele hebben we op deze website opgenomen, zoals '20 eeuwen Nijmegen', 'Romeinse wegen in Nederland' en 'Romeinen langs Rijn en Noordzee' (zie afbeeldingen hiernaast).

Het 'Ulpia' in de naam van zijn website heeft betrekking op Ulpia Noviomagus, wat bij Van der Heijden Nijmegen is. Helaas geeft hij daarmee al aan de ware geschiedenis van Nijmegen niet te kennen. Het Ulpia Noviomagus is een onbewezen hypothese, voortgekomen uit veronderstelligen van enkele fabelschrijvers uit het verleden, zoals Johannes Smetius. Zie verder bij Ulpia Noviomagus.
Artikelen.....
Naast een aantal boeken heeft Van der Heijden ook meerdere artikelen geschreven, o.a. in Westerheem en in Archeobrief. Van der Heijden was een tijd ook hoofdredacteur van Westerheem. Als Nijmegenaar kan hem enig chauvinisme niet ontzegd worden. Het vertroebelt wel zijn historisch geografische neutraliteit en integriteit, wat men als publicist toch moet blijven bewaken.
In zijn boeken en artikelen gaat Van der Heijden steeds uit van enkele hypothesen, zoals dat Nijmegen het Romeinse Noviomagus zou zijn geweest en dat de Bataven in de Betuwe woonden. Het zijn beide nog nooit met feiten bewezen aannamen, die door anderen weersproken wordt.
En als je uitgangspunten fout zijn, zijn ook de deducties fout. Zo is er nog nooit ook maar één archeologisch bewijs gevonden voor een paleis van Karel de Grote. Daarmee vervalt de hele Karolingische periode voor Nijmegen en creëert samen met andere nooit gevonden zaken onmiskenbaar het gat van Nijmegen, dat door het eigen Museum Het Valkhof ook erkent wordt (zie daar).



Wat weten we precies over de opvattingen van Van der Heijden?

Was het niet Paul van der Heijden die zelf schreef dat de Romeinen pas rond 70 n.Chr. in Nijmegen kwamen? Van een stad was toen nog lang geen sprake, schrijft hij. Deze Romeinen verbleven in een tentenkamp en verdwenen weer in het jaar 104 en daarna bleef Nijmegen lange tijd verstoken van enige bewoning of bedrijvigheid door Romeinen.
Paul van der Heijden schreef in zijn boek 'Romeinen langs Rijn en Noordzee' dat Nijmegen de enige plek in Nederland is waar een Romeins legioen een tijdlang een vaste basis had. Na het vertrek van de troepen rond 16 voor Chr. bleef de legerplaats ruim tachtig jaar onbezet. (p.61-62). Van der Heijden spreekt hier over 'een tijdlang' waar het slechts om drie (3!) jaar gaat en wel van 19 tot 16 vóór Chr. Volgens andere historici is de periode tussen 19 en 10 v.Chr. slechts een aangenomen, maar nooit bewezen opvatting. Lees meer bij Nijmegen gesticht in 19, 16, 12 of pas in 10 v.Chr.?. Van dat Romeins verleden is in Nijmegen overigens niets te zien, ofwel het is onzichtbaar wat een waarheid is, dat door bovenstaande wel bevestigd is.

Met leugens schrijf je geen geschiedenis.
  • Nijmegenaar Paul van der Heijden meent de opvatting van Albert Delahaye te kunnen weerleggen met enkele leugens. Hij noemt Delahaye een pseudo-wetenschapper omdat deze (en ik citeer) het laatste deel van zijn leven zijn best heeft gedaan om de Nederlandse geschiedenis niet alleen in twijfel, maar ook in diskrediet te brengen. Van der Heijden vervolgt met: Helaas heeft Delahaye vergeten zijn theoriën te toetsen aan de archeologie. Oudheidkundig onderzoek heeft namelijk aangetoond dat Nederland in de Romeinse tijd zeer geschikt was voor bewoning en behoorlijk dicht bevolkt was. Ook zijn er meer dan twintig militaire forten opgegraven.

  • Het zijn typisch opvattingen van iemand die de boeken van Delahaye nooit gelezen heeft of in elk geval niet begrepen heeft waar het feitelijk om gaat. Hij zou daarin kunnen lezen dat Delahaye de Romeinse tijd helemaal nooit ontkend heeft. Wat die dichte bevolking (die er niet was, wat ook archeologisch is vastgesteld, ook door bijv. Stijn Heeren (zie daar) met Romeinse forten te maken heeft, is typisch een opmerking van 'horen zeggen' en niet gebaseerd op kennis van zaken.

    Waar die twintig militaire forten zijn opgegraven in Nederland blijft onbekend. In zijn eigen boek 'Romeinen langs Rijn en Noordzee' noemt Van der Heijden ze niet. Daar komt hij tot slechts tot twee of drie (2 of 3?) teruggevonden castella.

  • Ook stelt Van der Heijden dat er in Nijmegen een inscriptie gevonden is met het opschrift Noviomagus. Hier wreekt zich weer een gebrek aan kennis. Had hij de boeken van Delahaye maar gelezen dan had hij daarin kunnen lezen dat Delahaye deze 'vondst' ook vermeldt, maar tevens ontdoet van alle glans. De gevonden steen is namelijk een kopie van een in Pfünz (Zuid-Duitsland) gevonden gedenksteen. Het vormt geen enkel bewijs ten gunste van Nijmegen.

  • En dan noemt Van der Heijden ook nog de Peutingerkaart waarop een gedeelte van Nederland zou staan. Ook hier wreekt zich een gebrek aan kennis bij Van der Heijden. Op die kaart staat helemaal niets van Nederland. Dat is altijd wel aangenomen, maar nooit onweerlegbaar bewezen. Zie bij de mythen rondom de Peutingerkaart. De Peutingerkaart is een falsum, daar valt niets mee te bewijzen.

  • Om de door Delahaye aangedragen bewijzen te weerleggen hoeft Van der Heijden zich niet te beperken tot de archeologie. De geografie maakt wel duidelijk dat Nederland vanwege transgressies lange tijd onbewoonbaar was. Ook het wetenschappelijk niveau van Delahaye staat buiten kijf. Hij heeft vele teksten onderzocht waaruit overduidelijk blijkt dat de hele geschiedenis tussen de 3e en 10e eeuw zich in Noord-Frankrijk heeft voorgedaan. Nederland bezit uit die hele periode geen enkele tekst om haar geschiedenis mee te bewijzen. De honderden bewijzen die Delahaye in zijn boeken bespreekt zijn zo overtuigend dat er van de Nederlandse traditie weinig overblijft.
  • Van der Heijden claimt ooit geschiedenis te hebben gestudeerd. Met dergelijke uitspraken weet hij dat goed verborgen te houden. Had hij de geschiedenis maar eens bestudeerd. Had hij zich meer eens echt in deze materie verdiept, dan zou hij niet zo hautaine van de toren blazen, maar zich beschaamt terugtrekken onder die steen van Pfünz.

  • Bovendien zijn alle Romeinse vondsten in Nederland allerminst van een aansprekend gehalte. Er blijkt op veel plaatsen wel wat gevonden te zijn, maar overtuigend is het allemaal niet. En dan nog. Dat de Romeinen langs de Rijn en in Nijmegen geweest zijn werd ook door Delahaye nooit ontkend. Maar waren het de plaatsen die op de Peutingerkaart genoemd worden? En als er een stuk weg gevonden wordt? Was dit dan een weg die op de Peutingerkaart staat? De Romeinen legden overal wegen aan en veel van die wegen staan ook niet op de Peutingerkaart. Van geen enkele vindplaats van Romeins in Nederland is ooit bewezen dat het een plaats van de Peutingerkaart was, dan alleen juist met die kaart. Voor een sluitend bewijs is minstens een tweede bron nodig. En die ontbreken in Nederland!

  • Nijmegenaar Paul van der Heijden, ooit hoofdredacteur van Westerheem, reageert in Westerheem jaargang 2001 (p.33) op het artikel van Haalebos met: "Omdat het ondenkbaar is dat het veel kleinere Voorburg eerder stadsrechten heeft gekregen dan Nijmegen, zal de stadsverheffing van Nijmegen tot Municipium Ulpia Noviomagus Batavorum hoogstwaarschijnlijk hebben plaatsgevonden in of kort na datzelfde jaar 98. En dat is een bevestiging wat we eigenlijk al wisten: Nijmegen is de oudste stad van Nederland." (Onderstreping van mij).

  • Niet onvermeld mag blijven dat Van der Heijden geen archeoloog is, maar een plaatselijke Nijmeegse uitgever. Bij hem is duidelijk sprake van belangenverstrengeling. In dat licht moeten zijn bijdragen dan ook beoordeeld worden. Dat Nijmegen ooit stadsrechten heeft gekregen is ook weer een voorbeeld van informatie achterstand. Als, en dat is nooit bewezen, als Nijmegen ooit marktrecht gekregen zou hebben, dan is dat iets anders dan stadsrecht. Het kan niet genoeg benadrukt worden: marktrecht is geen stadsrecht! Bovendien moet dan aangetoond worden dat Traianus het marktrecht aan Nijmegen gaf en dat niet Neumagen bedoeld werd met het Noviomagus dat marktrecht kreeg. Neumagen lag in de streek waar Traianus stadhouder was, Nijmegen lag er ver buiten! Bovendien is van Trajanus niet bekend dat hij zich ooit heeft beziggehouden met het verlenen van rechten aan plaatsen. Dat heeft men afgeleid uit het 'Ulpia' dat bij Noviomagus genoemd wordt. Maar dat Ulpia kan ook een heel andere betekenis hebben gehad dan dat het de familienaam van Trajanus was. Lees meer bij Ulpia Noviomagus.

  • Wat Van der Heijden 'ondenkbaar' noemt is in de geschiedenis van Nederland juist eerder regel dan uitzondering. Staveren kreeg eerder stadsrechten dan Utrecht, Domburg eerder dan Nijmegen en Amersfoort eerder dan Amsterdam, om maar enkele voorbeelden te noemen, wat met veel andere voorbeelden aangevuld kan worden. Let ook op het 'hoogstwaarschijnlijk' ofwel men weet het in Nijmegen zelf niet eens zeker, want als Nijmegen in of kort na het jaar 98 stadsrechten kreeg, bestaat de stad dus nog geen 2000 jaar, wat wel altijd beweerd wordt. Hoe men in Nijmegen geschiedenis schrijft.

  • Dat het een bevestiging is wat men al wist is dus onjuist. Het is een bevestiging van wat men in Nijmegen aangenomen heeft, maar wat nooit met feiten bewezen is. Het staat wel vast dat het Ulpia Noviomagus waar Traianus stadhouder was, niet Nijmegen was, maar de Duitse stad Neumagen.
    Wat enkele letters verschil in een naam, -ij- voor -eu- en -e- voor -a- toch een groot verschil in geschiedenis kunnen maken. De naam Nijmegen (=nieuw 'megen') heeft niets te maken met Noviomagus en weerspreekt dan ook alle tradities!

  • Paul van Heijden schrijft over de Bataven het volgende: "Tientallen jaren onderzoek naar de oorsprong van de Bataven heeft veel nieuwe kennis opgeleverd, maar er komen ook steeds meer nieuwe vragen bij. Zo is het nog steeds vrijwel onmogelijk gebleken om de komst van de 'nieuwe Nederlanders', de Chatten, ook archeologisch aan te tonen: geen spoor van een nieuw volk met ander aardewerk en andere gewoonten. Ook geen spoor van vermoorde of verjaagde Eburonen trouwens." Hij noemt het "Het Bataafse raadsel". Onder Chatten verstaat Van der Heijden de Bataven, waar zij immers van waren afgescheiden. Zie verder bij Romeinen langs Rijn en Noordzee. Blijkbaar heeft hij de tekst van Tacitus nooit gelezen, in elk geval niet begrepen. Immers Tacitus schrijft iets heel anders over de Bataven. Ze kwamen helemaal nergsn vandaan, maar woonden al sinds heugenis in dezelfde streek. Zie bij Tacitus. Tacitus plaatst de Bataven in Gallia aan de kust van Het Kanaal.

  • Ook over de Waal is Van der Heijden onduidelijk. De Waal ontstaan pas rond het jaar 250 n.Chr. (Bron: Historisch Geografisch Tijdschrift 98.3). Dat betekent dat de Waal in de Romeinse tijd niet tot de kust stroomde, maar tot Tiel (H.Berendse) en er vanuit Keulen via de Waal geen verbinding was met de Noordzee.
    Paul van der Heijden erkent dit ook als hij schrijft: "Zeker tot In de derde eeuw vormde de Linge nog de belangrijkste benedenloop van de Waal. Ongeveer in dezelfde periode verlegde de Waal zijn loop ter hoogte van Tiel zuidwaarts. Mogelijk is die verlegging (avulsie) uitgelokt door zware overstromingen in de jaren 260-285". (Bron: Archeologie in Nederland, nr.3 sept.2020). Toch blijft Van der Heijden de namen Linge en Waal wel noemen in de Romeinse tijd, ook al bestonden ze nog niet in de 3e eeuw.

  • Volgens Paul van der Heijden in 'Romeinse wegen in Nederland' (zie daar), lag de Waal in de Romeinse tijd 3 meter lager. Dat maakt hij/men op uit het feit dat de graven tot wel 6 meter diep liggen (p.75/76). Een opmerkelijk standpunt. De Romeinen begroeven hun doden toch niet op een diepte van 3 meter? Je toont hiermee dus feilloos aan dat de transgressies dus werkelijk bestaan hebben en dat het kanaal van Corbulo in de huidige Vliet op het niveau van het huidige maaiveld een farce is. Dat kanaal moet dan ook minstens 3 meter dieper gevonden worden. Maar ja, nadenken over consequenties van eigen opvattingen is er bij de Nederlandse histroci te vaak niet bij. Elke bewering heeft uiteraard consequenties voor bepaalde traditionele opvattingen.

  • Paul van der Heijden meent dat archeologisch is aangetoond dat de Romeinse Limes wel degelijk door Nederland liep. Hij verwijst daarvoor naar de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN), die op tientallen plaatsen de (noordelijke) limesweg ook daadwerkelijk aangetoond heeft, inclusief wegdammen, greppels, castella en wachttorens, keurig op de zuidoever van de Rijn, helemaal tot aan de Noordzee bij Katwijk en dat de bewijzen (of zo je wilt, aanwijzingen) zo massaal en overduidelijk zijn, dat elk weldenkend mens tot de conclusie moet komen dat de limesweg inderdaad langs deze zuidoever heeft gelopen, volstrekt in overeenstemming met de Romeinse filosofie en de grondbeginselen van efficiënte logistiek. Slaat men de publicaties en jaargangen van Westerheem er op na dan komt men tot onthutsende bevindingen. Zie: Archeobrief, maart 2008, alsook de website van de Stichting DE LIMES (www.limes.nl), een initiatief om een gezamenlijke aanpak te ontwikkelen voor de Limes (partners: Het Rijk (OC&W), de provincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland, de gemeenten Nijmegen, Utrecht, Woerden, Arnhem, Millingen aan de Rijn, Wijk bij Duurstede, Katwijk, Leiden, Bodegraven, Houten en de Stadsregio Amhem-Nijmegen).
    Maar wat er is aangtoond vinden we bij Paul van der Heijden zelf. Zie zijn artikelen over de Romeinse wegen in Nederland in Archeobrief 1 van maart 2011. Wat er is aangetoond is vrij mager en marginaal. Er zouden 71 stukken en stukjes weg zijn gevonden, die allemaal van elkaar verschillen. Het was zeker niet één doorgaande weg. Vanaf Utrecht naar Nijmegen is al helemaal niets van een weg gevonden, net zo min iets van de zuiderlijke weg. En bekijk je wat er aan Castella en Romeins is gevonden, dan is dat nog minder. Zie het overzicht bij de Limes.

    In SEMafoor heeft Paul van der Heijden ook van zich laten horen. In SEM2 van 2011 schrijft hij het volgende:
    'Ik ben zeer verheugd dat er binnen SEM-kringen iemand is die in ieder geval enige moeite heeft gedaan om te achterhalen wat er allemaal bekend is over de limesweg. Jammer dat die speurtocht niet verder is gekomen dan de archieven van Westerheem en de site www.limes.nl. Om iedereen die is geïnteresseerd in de limesweg en de Peutinger-kaart een beetje op weg te helpen, geef ik hier een overzicht van de belangrijkste literatuur. Het zou handig zijn om dit eerst grondig te bestuderen, alvorens een mening te vormen over de limesweg en de Peutinger-kaarten en te spreken over 'zwakke onderbouwing'.

    Daarna volgt een opsomming van de traditionele literatuur van Bogaers, Haalebos, Van Es, Willems enz. Maar heeft hij al die boeken ook gelezen? Dan kom je toch tot andere conclusies? Zie verder bij Wetenschap en lees wat deze historici zelf schrijven en hoeveel twijfel ze uitspreken in hun geschrijf. Die twijfel spreekt Van der Heijden zelf overigens ook uit. Zo zijn slechts enkele Romeinse forten opgegraven, maar nergens is een bewijs gevonden dat het de forten zijn die genoemd worden op de Peutingerkaart. Overigens kun je op de Peutingerkaart niet vertrouwen. Het is een falsum die vol fouten staat. En met een foute getekende kaart kun je niets bewijzen!

    Van der Heijden beschrijft in 'de Romeinse wegen' en 'de Romeinen langs Rijn en Noordzee', enkele traditionele opvattingen die hij zelf toch weer tegenspreekt, maar, opvallend, waarmee hij ook zichzelf tegenspreekt. Van der Heijden vergelijkt de wegen en plaatsnamen van 3 Historische bronnen met elkaar: de Peutingerkaart, het Reisboek van Antoninus en de Kosmografie van Ravenna. Uit deze vergelijking had hij al kunnen opmaken dat er van zijn opvattingen niet veel klopt. Er zijn grote verschillen tussen die 3 bronnen vast te stellen, zowel in de plaatsnamen als in de tussenliggende afstanden. Zo wordt alleen op de Peutingerkaart Noviomagi genoemd en ontbreekt deze naam in de andere twee bronnen. Hetzelfde geldt voor Castra Herculis. En zowel op de Peutingerkaart als bij de Kosmograaf ontbreekt dan weer de naam Traiecto. Zo kunnen we nog meer verschillen noemen. Hoeveel zekerheid bieden al deze verschillen? Jammer voor Van der Heijden, maar met bronnen die elkaar tegenspreken bewijs je niets! Zie verder bij Archeobrief 1 van maart 2011, maar lees ook andere artikelen die hier besproken worden.

    Paul van der Heijden als columnist in Archeologie in Nederland.
    Regelmatig publiceert Van der Heijden zijn opvattingen in Colums in Archeologie in Nederland. Zo ook in de uitgave van april 2019 waaruit de volgende column komt.

    Nog meer jeuk. Column van Paul van der Heijden.
    In de decembercolums van Archeologie in Nederland (dec.2018) trakteerde mijn zeer gewaardeerde collega Evert van Ginkel de lezers op een verhandeling over jeukwoorden in het archeologische jargon. Iedereen kent het fenomeen: archeologische rapporten zijn niet alleen qua opbouw in een roestig ijzeren keurslijf gegoten, maar ook de taal lijkt een eigen Leven te leiden. Het Lijkt of studenten archeoLogie worden gedoceerd in een apart soort Nederlands met een beperkte woordenschat.
    Van GinkeL noemt onder andere het begrip 'aangetroffen', een echt jeukwoord dat vrijweL altijd fout wordt gebruikt. 'Aantreffen' heeft de betekenis 'iemand ontmoeten of iets vinden waar men dat niet verwachtte'. Een opgraving is een plek waar je juist wél iets verwacht, dunkt me, anders zou je daar toch niet opgraven? En zo heb ik er nog wel een paar.
    Een lelijke terugkerende uitdrukking is het vage 'houdt mogelijk verband met...'. En sinds een paar jaar gonst het binnen archeologenkringen van de frase 'is er sprake van .. .'. Lees hem langzaam hardop en vraag je af wat het betekent. Letterlijk: 'er wordt over gesproken'. Dus als je zegt dat 'er sprake is van een kringgreppel', zeg je feitelijk dat veel mensen over die kringgreppel praten. Iedereen die zo'n zin opschrijft, zou acuut een schrijfverbod moeten krijgen. Het is een beetje de schriftelijke variant van de mondelinge kronkelzin 'ik heb zoiets van .. .', waarvoor wat mij betreft ook hoge boetes zouden moeten worden uitgedeeld wegens ernstige schending van de taalesthetiek. Hou mij ten goede, ik ben echt geen ouderwetse taalpurist die verliefd is op het Groene Boekje en de Dikke van Dale, maar er zijn grenzen.
    Als ik dan toch bezig ben: zullen we nu met z'n allen afspreken dat we voortaan woorden zoaLs 'limes' en 'castellum' niet meer cursief schrijven? Pakweg een eeuw geleden was het inderdaad gebruikelijk om cursivering toe te passen bij buitenlandse termen en leenwoorden, maar die regel is volstrekt archaïsch geworden en doet juist afbreuk aan de leesbaarheid van de tekst. Met de toenemende aandacht voor de Romeinse Limes en publicaties hierover, word je horendol van die overbodige scheefwoorden. Cursivering wordt vooral gebruikt om iets te benadrukken. En dat moet je niet te vaak doen.
    En als ik nog dieper duik in mijn emmer vol ergernissen, wil ik een vurig pleidooi houden om de tijdsaanduiding 'voor Christus' en 'na Christus' af te schaffen. Die tijdsaanduiding is weliswaar nog altijd ingeburgerd, maar afgezet tegen de huidige ontkerkelijking, cultureLe dynamiek en globalisering is het niet meer van deze tijd om je tijdrekening te blijven vernoemen naar de naamgever van een (verouderde) godsdienst. Wat zouden we ervan vinden als een gedeelte van de internationale wetenschappers historische jaartallen aanduidt met 'voor Mohammed' en 'na Mohammed'? De Britten - van oudsher meer vertrouwd met een globaLe context - hebben dat al veel eerder begrepen en introduceerden de neutrale termen BCE (Before Common Era) en CE (Common Era). Ik kan geen enkele reden verzinnen die ons ervan weerhoudt om dat over te nemen. Zullen we als arcbeologen dan gemeenschappelijk het voortouw nemen? Dan brengen we de taal behalve roestige en kromme uitdrukkingen ook iets goeds...
    Commentaar: ben toch benieuwd wanneer Paul van der Heijden zijn eigen voorstellen eens gaat toepassen in zijn eigen boeken en artikelen. Dat hij de Christelijke Godsdienst verouderd noemt toont duidelijk aan dat hij van die godsdienst niet echt veel begrepen heeft. Hij zal het van de Islam wellicht niet durven beweren. Maar als je de termen BCE en CE gaat gebruiken, hoe vertaal je dat dan in gewoon Nederlands? Als je de term 'voor de gewone tijdrekening' of 'de gewone jaartelling' gaat gebruiken, waar ligt dan de grens tussen beide? Of wil hij het jaar 0 ook schrappen? Schrapt hij dan ook de termen AC (ante Chritus) en AD (anno Dominum)? Hoe komen we overigens aan dat jaar nul? Dat bestaat overigens wel ook al vinden sommige 'geleerden' dat je bij het jaar 1 moet beginnen met tellen? Die 'geleerden' zijn blijkbaar bij de geboorte al meteen 1 jaar en niet pas na 365 dagen! En in welk jaar leven wij dan nu volgens Van der Heijden? Toch in 2021? Het is en blijft onmiskenbaar dat de west-Europese jaartelling nu eenmaal gebaseerd is op de Christelijke jaartelling, of je dat nu leuk vindt of niet. Omdat het vastgestelde geboortejaar van Christus nog steeds het uitgangspunt is voor de tijdrekening en men er slechts een andere naam aan wil geven, doet men onnodig moeilijk. Bovendien wordt het heel arbitrair en onpraktisch als men alsnog een ander uitgangspunt wil nemen. Blijkbaar heeft Van der Heijden problemen met het uitspreken van het woord Christus. Immers hij vindt de Christelijke Godsdienst verouderd. Wil hij hiermee zijn eigennaam eer aandoen? Je zou het bijna gaan geloven!

    Tip voor Van der Heijden en andere twijfelaars: Bestel het boek "De Ware Kijk Op" , lees de daarin genoemde teksten en oordeel zelf!

  • Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.