De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.

Nijmegen, oudste stad van Nederland? Daar is geen enkel bewijs voor!

Wie dit blijft beweren dient de geschiedenis van Nijmegen eens te gaan bestuderen, te beginnen met het eigen Bronnenboek van Nijmegen, waarin een aantal daartoe benodigde 'bewijzen' te vinden zouden zijn.
Echter, ze staan er niet in, zoals Albert Delahaye onweerlegbaar aangetoond heeft.

Nijmegen de oudste stad van Nederland? De driedelige serie van Jan Kuys en Hans Bots bewijst dat allerminst (zie afbeelding hiernaast). Klk op de afbeelding om naar de bespreking van die boeken te gaan.

De claim van oudste stad is gebaseerd op 'schoolboekjes-wijsheid' niet op verantwoorde historische wetenschap. In Nijmegen ontbreken drie essentiële zaken om zich oudste stad te kunnen noemen: continuïteit (die is er nooit geweest), het verkregen 'stadsrecht' (het zou slechts marktrecht zijn geweest) en het belangrijkste of dit Ulpia Noviomagus wel Nijmegen was. Het Ulpia Noviomagus van keizer Trajanus was Neumagen en niet Nijmegen! Ken je geschiedenis!
Michel Groothedde schrijft in 'Een vorstelijke Palts in Zutphen?' Van een stedelijke continuïteit, zoals te Keulen of Maastricht was in Nijmegen geen sprake. (p.299).


De Universiteit van Nijmegen heeft zelf het bewijs geleverd dat Maastricht de oudste stad van Nederland is met een Kerstkaart van de oudste stad. Inderdaad helemaal juist. Op de Kerstkaart stond een afbeelding van Maastricht, inderdaad de oudste stad van Nederland. Voor de universiteit een blunder van de eerste orde. Hoe deskundig is de Universiteit van Nijmegen dan op ander geschiedkundig gebied. Lees daar meer over bij Het Verhaal van Gelderland

HERBERT SARFATIJ / Digging in Dutch Towns: Twenty-Five Years of Research by the ROB.
Several Dutch towns have a Roman history. Yet, in most cases there are few connections between their Roman past and later developments. Perhaps the only exception is Maastricht in the extreme south of the country where the kind of town life dating from Roman times seems to have continued. The medieval towns where Roman traces have been found - Nijmegen, Cuyk, Utrecht, Aardenburg — are of military origin. Towns which had enjoyed a civilian habitation in Roman times did not automatically survive into the Middle Ages. Many settlements were abandoned for good, others were reoccupied but lacked continuity with previous developments.
Ook het Bronnenboek van Nijmegen toont aan dat Nijmegen geen oude stad is geweest. Tussen de Romeinse tijd en de 13de eeuw was er geen sprake van continuïteit in bewoning. Dat wordt ook bevestigd met het in Nijmeegs beheer uitgegeven boek over Het Valkhof. Daarin lezen we: "dat Nijmegen was als stad in feite ten onder gegaan aan het einde van de derde eeuw, pas in de dertiende eeuw was er weer een nederzetting van enige omvang".
Nijmegen is de zelfverklaarde oudste stad van Nederland, aldus het tijdschrift MADOC (Middeleeuwse geschiedenis, nr.3, 2005). Het is dus een'zelfverklaard' verhaal, gebaseerd op schoolboekjes zonder feitelijk bewijs of gedegen onderzoek.

W. JAPPE ALBERTS en H.P.H.JANSEN schrijven (Welvaart in wording, 1964, blz. 81): " .... van continuïteit met de Romeinse steden is in Nederland al heel weinig sprake. Maastricht is de enige mogelijke uitzondering. Daar had een Romeinse vesting gelegen, omgeven door verblijven van soldaten, veteranen en kooplieden. Waarschijnlijk is hier continuïteit in de bewoning. Utrecht en Nijmegen waren ook Romeinse vestingen geweest, maar van continuïteit is hier alleen sprake in de naam".
Het is een raadsel, hoe deze auteurs dit laatste citaat hebben kunnen neerschrijven. Waar zij toegeven, dat Utrecht en Nijmegen geen historische continuïteit bezitten tussen de Romeinse en de Middeleeuwse stad, en elders in hun studie schrijven, dat grote delen van Nederland omstreeks 300 door de overstromingen onbewoonbaar waren, nemen zij wél voetstoots aan, dat de Romeinse namen van de twee steden onafgebroken en onveranderd zouden zijn blijven bestaan. Wie heeft die namen dan vastgehouden en doorgegeven? Een bevolking was er niet; elders kunnen deze namen niet in reserve zijn gehouden, tot er weer een menselijke bewoning in Utrecht en Nijmegen terugkeerde. De auteurs snijden een hoogst belangwekkend probleem aan, dat een uitgangspunt had kunnen zijn voor een diepgaand onderzoek, doch dat zij jammer genoeg door een belachelijk postulaat op een vals spoor hebben gezet. het is overduidelijk dat de namen Noviomagus voor Nijmegen en Trajectum voor Utrecht achterafse latinisaties zijn. Nijmegen wordt pas in 1282 voor het eerst Novimagio genoemd, bij Utrecht verschijnt de naam Trajectum pas ná 1300, nadat men er St.Willibord plaatste. De naam Trajectum voor Utrecht steunt op geen enkel schriftelijk bewijs.

Nijmegen 1850 jaar stad?
Van 25 tot 30 augustus 1930 werd een feestweek gehouden onder het motto 'Nijmegen. 700 jaar stedelijke rechten'. Anderhalf jaar eerder, in februari 1929, had pater F. van Hoeck S.J. in De Gelderlander als eerste aandacht gevraagd voor het nakende 700-jarig jubileum van Nijmegen als stad, daarbij verwijzend naar de stedelijke rechten en vrijheden die Hendrik VIl in 1230 Nijmegen had verleend. Dat was niet aan dovemansoren gezegd. Het gemeentebestuur nam het initiatief op zich om de festiviteiten te organiseren, waaraan door grote delen van de bevolking werd deelgenomen.

Precies een kwarteeuw later, in 1955, werd een geheel andere verjaardag gevierd: 'Nijmegen 1850 jaar stad'. Ditmaal was het H. J. H. van Buchem, directeur van het Rijksmuseum Kam, die, in 1953, het gemeentebestuur had gewezen op de wenselijkheid van een herdenking aan de Romeinse keizer Trajanus in 1955, vanwege zijn toekenning van stadsrechten aan Nijmegen in of omstreeks 105 na Christus. Tezelfdertijd spaarde Van Buchem geen moeite om ook zijn medeburgers warm te maken voor de bijzondere betekenis van Trajanus voor Nijmegen, onder meer via het tijdschrift Numaga van de gelijknamige, in 1954 opgerichte, vereniging tot beoefening van de geschiedenis van Nijmegen en omgeving. Behalve instemming riep Van Buchem ook weerstand op. Schrijvers van ingezonden brieven in De Gelderlander wezen op de viering van 'Nijmegen. 700 jaar stedelijke rechten' in 1930, een feest dat de naam Hendrik VIl in het geheugen van Nijmegenaren zou hebben geprent, terwijl de doorsnee stadgenoot van keizer Trajanus nauwelijks weet had. Schijnbaar ging zelfs het gerucht dat Van Buchem Trajanus "min of meer bij opzettelijk toeval" had herontdekt, "ten gerieve van enkele lieden, die oprecht om een feest verlegen zaten", zoals de middenstand en de VVV. Niemand nam dit kletspraatje serieus, zeker niet nadat in juli 1955 in een wetenschappelijke zitting aan de universiteit, onderdeel van de feesten, enkele doorwrochte studies werden gepresenteerd die het gelijk van Van Buchem onderschreven. Die hier doorwrochte studies genoemde publicaties, blijken net als het Bronnenboek van Nijmegen slechts uit misvattingen te bestaan, zoals de Bataven in de Betuwe en de oorkonde uit 777 toegepast op Nijmegen en Utrecht. Van Buchem schrijft over Romeins Nijmegen, prof.Post over het paleis van Karel de Grote in Nijmegen en prof.L.Rogier schrijft over de oudste Nijmeegse straten, voorkomend op de kaarten van de 16de en 17de eeuw, waarbij de geschriften van Smetius, In de Betouw, Pontanus, Van Slichtenhorst en Arkstee worden genoemd. Voorts over het herstel van de stad na het bombardement in 1944, volgens die oude kaarten. Wat aan deze studies doorwrocht is blijft een klemmende vraag.

Het feestprogramma werd op 8 juli geopend met een galaconcert in De Vereeniging, met muziek van I.Strawinsky en G.Mahler door het Gelders Orkest. In de pauze ontstak burgemeester Hustinx in het stadscentrum feestverlichting die de belangrijkste straten en gebouwen (oud, net gerestaureerd of gloednieuw) als nooit tevoren liet stralen. De belangstelling was enorm. Alleen die avond al bewonderden 8300 mensen in speciale rondritten het verlichte centrum. Op 18 september pas, bij de sluiting van de viering 'Nijmegen 1850 jaar stad', werd de verlichting definitief gedoofd; in de tussenliggende tweeënhalve maand waren vele toeristen van heinde en verre naar 'Nijmegen Lichtstad' getogen. Het programma bood verder voor elk wat wils: tentoonstellingen over 'Kunstschatten uit Merovingische Graven' in het Gemeentemuseum, 'Keizer Trajanus en de keizerlijke familie' in Rijksmuseum Kam, 'Nijmeegse kunstenaars zien Nijmegen' en 'Hedendaagse Tapijtweefkunst in Nederland' in het waaggebouw, maar ook de producten van handenarbeid in verband met de stadshistorie gemaakt door schoolkinderen waren te zien, in het gebouw van de studentensociëteit, Oranjesingel 42. Voorts waren er onder meer voetbalfestijnen (bijvoorbeeld een Trajanus-voetbaltoernooi op het Quickterrein, met wedstrijden tussen Romeinen en Bataven in kledij uit die tijd), kerkelijke vieringen, een kermis en een amusementscentrum 'Forum Traiani' aan de Nassausingel, openluchtfilmvoorstellingen in verschillende wijken, een familiefeest met ballonvluchten, wielerwedstrijden en het lossen van duiven in het Goffertstadion en ruitersport op het landgoed Brakkestein, opvoeringen in De Vereeniging van J.Offenbachs opera 'Hoffrnans's Erzählungen' door het Stadttheater Aachen en van Abel Herzbergs 'Herodes' door Toneelgroep Theater. Een standbeeld van Trajanus werd overigens pas een jaar later geplaatst op het voormalige Keizer Lodewijkplein, dat sindsdien Trajanusplein heet.

Zo kwam dus Nijmegenaar Jan Thijssen op het idee 'Nijmegen de oudste stad' te noemen, verder droeg een misvatting van de Maastrichtse archeoloog T.Panhuysen er nog iets aan bij. Let op: beiden zijn archeoloog, dus geen historicus! En toen niemand hen tegensprak in Nijmegen (niemand bleek deskundig genoeg), werd het vervolgens voor een vaststaand feit gehouden en is het in het hele land en daarbuiten rondgebazuind.


Maar wat schrijft de Maastrichtse archeoloog Titus Panhuysen zelf in de Volkskrant van 15 okt.1983 over Maastricht? "Wat we hier hebben is een rijke schat aan gegevens over de bewoning van de vierde tot en met de tiende eeuw. Er blijkt uit dat het Romeinse Maastricht geruisloos heeft plaatsgemaakt voor een Frankische Maastricht. Er is geen breuk geweest; de bewoning is doorgegaan". Zie kopie van de tekst uit de Volkskrant hiernaast rechts.
Panhuysen geeft hier precies aan wat men in Maastricht wèl heeft, maar wat in Nijmegen ontbreekt: namelijk continuïteit.

Maastricht lijkt de enige stad in de Lage Landen te zijn met een zekere mate van bewoningscontinuïteit. En Nijmegen? Nader onderzoek moet nog uitwijzen of de bewoning rond het Valkhof het vlammetje van de continuïteit brandende hield.
(Bron: Johan Hendriks). Zo lang dat nader onderzoek geen uitsluitsel geeft, is er dus geen sprake van continuïteit in Nijmegen. Tot heden -2025- heeft dat nader onderzoek nog steeds geen uitsluitsel -bewijs- opgeleverd.

De hele opvatting van Nijmegen als oudste stad blijkt gebaseerd te zijn op een onjuist geïnterpreteerde archeologisch vondst. In de NRC van 16 juni 1984 schrijft J.E.Bogaers daar iets anders over. Zie tekst hiernaast.

Zoals elke archeoloog weet -of hoort te weten- sleepten de Romeinen met grafstenen en beelden door het hele Romeinse Rijk, wat al blijkt uit het feit dat slechts een deel van deze "goden'pijler (hiernaast) gevonden is in Nijmegen. Waar is de rest? Bovendien is de steensoort van deze pijler in Nederland sowieso al onbekend, dus afkomstig van elders. Wat overal niet bewezen kan worden met een losse vondst, vormt deze vondst ook geen enkel bewijs ten gunste van Nijmegen. Nijmegen zelf is nooit een Romeinse stad geweest. Dat is een utopie. Er was slechts een legerkamp en dat zelfs niet continu bezet is geweest. Hèt Ulpia Noviomagus was het Duitse Neumagen, waar Tiberius stadhouder was voordat hij tot keizer werd 'gekozen'.


Nota bene de vroegere stadsarcheoloog van Maastricht, Titus Panhuysen, zou aangetoond hebben dat niet Maastricht maar Nijmegen de oudste stad van Nederland is, lezen we in Archeologie Magazine (nr.3.2005). Maar is dat ook zo? Panhuysen speelt tegen wil en dank, zoals hij dat zelf benadrukt, een centrale rol in die discussie over de oudste stad van Nederland. Hij zou het 'bewijs' hebben geleverd dat alleen Nijmegen recht heeft op deze titel, iets wat in 2005 bij het 2000-jarig bestaan van de stad benadrukt werd. Het gaat dan om de interpretatie van de in 1980 opgegraven Nijmeegse 'godenpijler' van keizer Tiberius (14-37 n.Chr.) (zie eigen foto hiernaast). Die noemde Panhuysen "een van Nijmegens historische kroonjuwelen" en "een monument dat met de vroegste stichting van de stad – onder keizer Tiberius – in verband gebracht kan worden". Dit werd door de Nijmegenaren aangegrepen als het ultieme bewijs dat Nijmegen dus de oudste stad van Nederland is, notabene bewezen door de Maastrichtse stadsarcheoloog! Panhuysen zelf wenst de betekenis van zijn woorden te nuanceren op grond van de uiteenlopende definities van het begrip 'stad', waardoor het niet mogelijk is beide stadswordingen op gelijk niveau naast elkaar te stellen. Maastricht is in Nederland bijzonder door zijn ononderbroken bewoningsgeschiedenis van 2000 jaar, maar was in de Romeinse tijd niet meer dan een vicus, die in de vierde eeuw werd vervangen door een castrum, dat in de vroege middeleeuwen doorgroeide naar een pre-stedelijke kern. Zelfs in de 'donkere' eeuwen van de 4e tot 7e eeuw kende Maastricht bewoning. Nijmegen kent geen ononderbroken bewoningsgeschiedenis. Van Nijmegen is bekend dat er gaten in de bewoning zitten, schrijft Archeologie Magazine nr.4, 2005. En welk bewijs vormt die Godenpijler? Gevonden in Nijmegen, maar slechts een gedeelte ervan. Waar is de rest? Prof.dr.J.de Vries schrijft daar in Archeologie Magazine 4, 2005 het volgende over: De conclusie van Panhuysen lijkt alleszins voorbarig. De "pijler van Nijmegen" is niet in zijn geheel teruggevonden. Dat zal ongetwijfeld mede de reden ervan zijn dat Panhuysen de betekenis van het monument in de vorm van veronderstellingen verwoordt. Illustratief daarvoor is de volgende zin uit zijn publicatie: 'Het is best mogelijk dat de Nijmeegse zegepijler een standbeeld van de Romeinse oppergod Jupiter heeft gedragen, maar een keizersbeeld van de vergoddelijkte Augustus - wellicht in de gedaante van Jupiter ligt meer voor de hand. Als er echt een verband zou bestaan tussen Augustus en de stichting van Nijmegen, zou het dan niet bovendien in de lijn van de verwachtingen hebben gelegen dat de stad naar hem vernoemd zou zijn geweest, zoals Trier, Augusta Treverorum, en Autun, Augustodunum?

In Archeologie Magazine 4, 2005 lezen we op p.8 over de uitleg van de betekenis van de figuren op de sokkel: "En wanneer? Panhuysen concludeert dat dit omstreeks 17 ná Chr. moet hebben plaatsgevonden". Germanicus kreeg dat jaar zijn triomf in Rome voor het uitwissen van de schande van de Varusslag (uit 9 na Chr.). Nu men de geschiedenis van Nijmegen als oudste stad baseert op deze 'godenpijler', blijkt die pas terug te gaan tot het jaar 17 ná Chr.
De enige steden in Nederland in de 10e en 11e eeuw waren Maastricht, Utrecht, Tiel en Deventer, schrijft A.Verhoeven. Nijmegen wordt door Verhoeven niet genoemd.


  • Nijmegen 750 jaar Rijksstad (Spiegel Historiael nov.1980). Een van de belangrijkste vragen bij de oorsprong van de stad in de middeleeuwen is de vraag naar de continuïteit, eerder aan de orde gesteld: blijven stedelijke nederzettingen uit laat-Romeinse tijd voortbestaan tot ver na de Volksverhuizingen en invallen van de Noormannen? Voor Nijmegen is tot op heden deze continuïteit nog niet aangetoond. De vraag van de continuïteit van Nijmegen blijft de aandacht opeisen, vooral omdat behalve het voortbestaan van de naam Nijmegen (Noviomagus, Numaga), ook nog het Valkhof als laat-Romeinse vestigingsplaats en incidentele vondsten uit de Merovingische periode aanwijzingen zijn in de richting van een permanente bewoning. In de richting van schrijven G.Lemmens en P.Leupen. Er is dus nog enkel strikt bewijs van enige continuïteit in de geschiedenis van Nijmegen aangetoond, ook tekstueel niet zoals uit het Bronnenboek van Leupen zelf al blijkt. Bovendien heeft G.Lemmens zelf al erkend dat Nijmegen was als stad in feite ten onder gegaan aan het einde van de derde eeuw, pas in de dertiende eeuw was er weer een nederzetting van enige omvang. Dit staat dus te lezen in een eigen uitgave van de gemeente Nijmegen, en wel in: "Het Valkhof te Nijmegen" uitgegeven ter gelegenheid van de tentoonstelling "Het Valkhof en de vroegste geschiedenis van de stad Nijmegen", gehouden in het Nijmeegs Museum Commanderie van St. Jan van 11 oktober t/m 30 november 1980.
    Dus zowel Leupen in Het Bronnenboek als Lemmens in Het Valkhof zelf schrijven, weten dat er van enige continuïteit in de geschiedenis van Nijmegen geen enkele sprake is. Daarmee houdt die discussie over 'oudste stad' toch gewoon op!

    Uit 'De Gelderlander' van 23 mei 1985.

    En juist aan de Waalkade zou Noviomagus gelegen hebben?

    Dus in 1985 wist men in Nijmegen al dat Delahaye gelijk had.







    Nijmegen, oudste stad van Nederland. Uitgave Museum Het Valkhof Nijmegen, geschreven door Louis Swinkels en Annelies Koster, 2005.



    De visie van Albert Delahaye.
    Nijmegen heeft zeker een Romeins verleden gekend, maar continuïteit naar de Middeleeuwen is er beslist niet. Daarin zitten enkele 'gaten'. Dat wordt ook erkend door W.A. van Es (zie daar) en andere historici (zie daar). Maar nadat de Romeinen vertrokken heeft Nijmegen geen geschiedenis gehad tot in de 11e eeuw. De St.Nicolaaskapel op het Valkhof geeft dat als oudste bouwwerk in Nijmegen feilloos aan. En die kapel is op zijn vroegst uit 1082, immers daarvoor was St.Nicolaas als patroon van schippers volslagen onbekend.
    Dat Nijmegen geen Merovingische voorgeschiedenis heeft gehad, is tevens dodelijk voor de hele aangenomen geschiedenis tussen de 4e en 10e eeuw. Uit eigen mededelingen van het (voormalig) Nijmeegs museum Commanderie van St.Jan (nu museum Het Valkhof) blijkt dat Nijmegen (en ik citeer) "als stad ten onder is gegaan aan het eind van de derde eeuw en er pas in de 13e eeuw weer een nederzetting van enige omvang was". Wie houdt nu wie voor de gek?
    Nijmegen heeft zich sinds 1145 gesierd met de naam Noviomagus, dat echter de naam van Karolingisch Noyon (zie daar) was.

    Zie ook Neumaia.



    De zogenaamde ring van de Schoenlapper uit Noviomagus.
    Zie de tekst hiernaast en het artikel over de ring van Noviom.




    De discussie is beslecht! (Bron: InfoNu.nl).




    Hoewel bovenstaande tekst enkele storende fouten bevat, geeft het wel aan hoe Nijmegen aan haar onjuiste geschiedenis komt.


    Onderstaande afbeelding is afkomstig uit Museum Het Valkhof in Nijmegen en spreekt voor zich. Er moeten alleen twee correcties aangebracht worden (zie deX).



    De met een X doorgestreepte zaken betreffen Dorestad (is niet Nijmegen) en het vermeende verblijf van Karel de Grote schrapt, wat ook erkend is. Dan wordt het gat van Nijmegen tussen 270 en 1085 (bouw van de kapel op het Valkhof niet rond 1000 zoals hierboven is aangegeven!) zelfs 8 eeuwen. Volgens de opgave hieronder van het opgegraven aardewerk in Nijmegen wordt het gat van Nijmegen maar liefst 9 eeuwen tussen de 4e en 13e eeuw, precies zoals G.Lemmens in het boek "Het Valkhof" heeft bevestigd.

    Die acht (8!) of zelfs negen (9!) eeuwen zonder geschiedenis wordt ook bevestigd met onderstaand overzicht van gevonden aardewerk in Utrecht! Afbeeldig uit Museum Het Valkhof.

    En dan bewijzen die enkele graven die rond en in Nijmegen (zes!) gevonden werden, uiteraard NIETS over het bestaan van bewoning of van een stad! De verspreiding van die graven geeft juist aan dat het om rondtrekkende stammen ging, die hun doden begroeven op de plek waar men toevallig was. Er is geen enkele nederzetting uit die tijd aangetoond in Nijmegen, laat staan het bestaan van een stad!

    Nijmegen de oudste stad? Het is een fabel! Het is pure volksverlakkerij, puur NEP dus (zie daar).

    Welke bewijzen zijn er voor de stelling vanoudste stad?

    Heel kort samengevat: geen enkele!
    We sommen enkele onjuiste opvattingen op die blijkbaar het uitgangspunt van veel geschrijf zijn geweest.
  • Allereerst is het begin van Nijmegen in nevelen gehuld. Voor de Romeinse aanwezigheid zijn er geen bewijzen van het bestaan van een stad.
  • In Nijmegen zou al in 19? of 16? of 10? v.Chr. van Romeinse aanwezigheid sprake zijn geweest. Maar is de aanwezigheid van een Romeins kamp een bewijs dat het een stad was? Lees meer bij Nijmegen gesticht?
  • Tijdens de Romeinse aanwezigheid is er ook geen stad geweest. Die zou pas gesticht zijn in ca.105 toen de Romeinen vertrokken. Die vermeende 'stadsrechten' zou Nijmegen van Keizer Trajanus gekregen hebben, maar van die vermeende 'stadsrechten' bestaat geen enkel schriftelijk bewijs of een overeenkomst. Het is verzonnen door prof.Bogaers bij zijn aantreden op de Katholieke Universiteit in Nijmegen. Je moet toch iets doen om een baan te krijgen en je broodheer naar de mond te praten en een leuk cadeau te schenken. Lees meer bij stadsrechten.
  • In de Merovingische en Karolingische tijd vertoont Nijmegen een groot gapend gat waarbij nooit enige stedelijke bewoning is aangetoond.
  • Er heeft in Nijmegen nooit een palts van Karel de Grote gestaan.
  • Frederick Barbarossa liet er een burcht bouwen. Dat was ca.1155. Of er toen al stedelijke bewoning was is nooit vastgesteld.
  • Feit: Nijmegen kreeg in 1230 stadsrechten van de Duitse keizer, nadat men er meerdere malen zelf om gevraagd had.
  • In 1930 vierde men in Nijmegen het 700-jarig bestaan van de stad.
  • In 1955 vierde men in Nijmegen het 1850-jarig bestaan van de stad. Kan men in Nijmegen niet tellen?

    In het hiernaast genoemde boek Nijmegen, oudste stad van Nederland staan ook de nodige onjuistheden en speculaties.
  • Op de eerste bladzijde met tekst (p.5) begint het al met de onjuiste mededeling: "Van de Nederlandse steden met een Romeins oorsprong is Nijmegen de oudste en de stad is zich daarvan al eeuwenlang bewust". Van dat 'eeuwenlang' is totaal geen sprake, laat staan dat er bewijzen voor deze opvattingen zijn gegeven. Hoe kan het anders dat men in 1930 het 700 jarig bestaan van de stad vierde? Dat er een Romeinse periode is geweest, was in 1930 ook al bekend. Maar of er sprake was van een -burgerlijke- stad is nooit aangetoond. W.Willems is bij opgravingen in 1989 nog op zoek geweest naar Oppidum Batavorum, maar hij zelf al verwachtte, het niet gevonden. Er heeft slechts een legerkamp bestaan. Echter men realiseerde zich terdege dat er na die Romeinse periode nooit enige continuïteit in bewoning is geweest in Nijmegen, ook al hield men nog vast aan de Karolingisch Paleis. Pas in 1955 vierde men plots het 1800-jarig bestaan van de stad. Dat was uiteraard nadat Albert Delahaye in 1954 zijn eerste twijfel over Karolingisch Nijmegen had gepubliceerd. Vijftig jaar later werd het 1900-jarig bestaan van de stad gevierd (p.6). Rekenen is niet de sterkste kant van Nijmegen, ooit artikel 12 gemeente!

  • Dat Julius Caesar ooit Nijmegen bereikt zou hebben (p.5) is een volgende misvatting in dit boek. Ook daarvoor bestaat geen enkel bewijs.

  • In de jaren 1915-1921 concludeerde een archeoloog uit Leiden (bedoeld is J.Holwerda) dat Nijmegen inderdaad door de Bataven was gesticht en wel omstreeks 10 v.Chr. Hoewel enkele regels verder hier wel twijfel over werd uitgesproken, blijft zo'n mededeling wel bestaan en leidt het tot een volgende mythe.

  • Noviomagus zou door Trajanus formeel tot stad zijn verheven (p.6). Hier komen we bij de kern van het betoog. Let ook op het woord 'formeel' (=naar de vorm, Van Dale). Dat zou rond 105 n.Chr. gebeurd zijn. Maar is daar enig bewijs voor? Neen, dus. Slechts op de (onjuiste) toepassing van het voorvoegsel 'Ulpia' bij Noviomagus leidt men dat daarvan af. Maar daarmee is niet bewezen dat 1.dit Ulpia over Trajanus ging en 2.Noviomagus Nijmegen was. Het was Neumagen in Duitsland, waar Trajanus immers stadhouder was. Maar met het voorvoegsel 'Ulpia' bewijs je niets ten aanzien van stadsrecht. Er zijn zoveel plaatsen naar keizers of familieleden genoemd, zonder dat daaraan stadsrechten waren verbonden. Zou een keizer die juist die streek verliet daar nog speciale voorrechten hebben uitgedeeld?
    Volgens J.E.Bogaers heeft Ulpia Noviomagus, waarvan in 1985 de oudste resten zijn gevonden, bestaan tussen 70 en 270 n.Chr. Bij de aangetroffen scherven baksteen en aardewerk uit het midden van de tweede eeuw, zijn ook enkele munten gevonden, geslagen onder de keizers Philippus Arabs (244-249) en Galienus (233-268). (Bron: Dagblad De Stem, 14 sept.1985). Wat bewijs je met munten? Wat bewijs je met munten uit de derde eeuw over de eerste eeuw?
  • In de tweede helft van de tweede eeuw hebben de Romeinen de legerplaats op de Hunerberg voorgoed opgegeven (p.7). Dit is een zeer juiste mededeling, wat ook prof.dr.W.A.van Es in zijn boek over 'De Romeinen in Nederland' (1981) al stelde. Hoezo dan oudste stad nu er geen continuïteit blijkt te hebben bestaan.

  • De begin- en einddatum van de eerste legioensvesting op de Hunerberg (tussen 19 en 15/12 voor Christus) is afgeleid uit munten en aardewerk die er gevonden zijn (p.11). Maar wat bewijs je met munten en aardewerk? Een munt uit 19 v.Chr. werd ook in 50 n.Chr. nog gebruikt en kan ook in 70 n.Chr. verloren zijn gegaan. Uit andere muntvondsten blijkt dat munten over een lange periode gebruikt werden en nog waarde hadden. Waarom zou men die anders zo lang bewaren, zoals uit diverse muntschatten blijkt. Zie bij muntvondsten. Zie ook Nijmegen in de Augusteïsche tijd?.

  • De respectievelijke volgende Romeinse legerkampen bevestigen juist dat er geen sprake is geweest van enige continuïteit. Waarom zou je een nieuw kamp bouwen op een andere plaats (Kops Plateau, Valkhof) als het net verlaten kamp nog bestond en prima bruikbaar was? In andere steden met een Romeins verleden zie je niet wat je Nijmegen ziet, namelijk meerdere Romeinse kampen ver van en na elkaar.

  • Dat Nijmegen stad van de Bataven was en voorkomt op de Peutingerkaart zijn twee hypothesen ofwel aangenomen veronderstelling die nog nooit bewezen zijn. Je kunt dat natuurlijk met kaarten van alles willen bewijzen (p.48 e.v), maar met getekende kaart bewijs je niets. Zie verder bij Bataven.

  • Ook met elders gevonden grafstenen bewijs je niets ten gunste van Nijmegen. Zie daarvoor in het Bronnenboek van Nijmegen, de teksten 1 t/m 18.

  • In dit boek wordt ook de gevonden ring van de schoenlapper uit Nijmegen opgevoerd. Daarover kunnen we kort zijn: met een nep-ring bewijs je niets. Zie afbeelding hiernaast en het artikel over de ring van Noviom.

  • Er worden in dit boek meerdere 'bewijzen' voor Nijmegen opgevoerd die niet in Nijmegen zijn gevonden (Tiel, Huissen, Escharen) en (soms ver) uit het buitenland komen. Het masker van Trajanus (p.53) is gevonden in Xanten, maar waarvan slechts is aangenomen dat het Trajanus is.

  • Ook de zuil van Tiberius bewijst niets over Nijmegen als oudste stad. Waar is de rest van die zuil? Waar kwam deze zuil vandaan?

  • Opvallend is de bewering dat Niumaga een afgeleide vorm van Noviomagus is (p.51). Het is ook weer een hypothese, een nooit bewezen opvatting. In dit boek wordt ook weer vastgehouden aan de opvatting van het verblijf van Karel de Grote in Nijmegen, hoewel daar nooit enig archeologisch of tekstueel bewijs voor geleverd is. Opvallend dat de auteurs Ingelheim niet noemen, dat in dezelfde zin bij Einhard wordt genoemd. Van Ingelheim is archeologisch vastgestel dat de oudste sporen van na het jaar 900 dateren, dus zeker niet uit de tijd van Karel de Grote. Hetzelfde is het geval in Nijmegen waar de oudste sporen (op het Romeins na) uit de 11e eeuw dateren. En met een enkel graf bewijs je natuurlijk niets over een nederzetting ter plaatse, laat staan het bestaan van een stad. Dat is wel nodig wil men van continuïteit spreken en over de oudste stad!

    Zie verder bij Maastricht is de oudste stad van Nederland!

    Lees het boek "De Ware Kijk Op" voor al deze en andere teksten en oordeel zelf!

  • Terug naar de beginpagina.
    Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
    Naar het overzicht in het kort.