De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina.
Het Bronnenboek van Nijmegen weerlegt de Karolingische geschiedenis van Nederland.
Naar het overzicht in het kort.

Het oude Nijmegen heette Neumaia en niet Noviomagus of Numaga.
Dat was de Franse stad Noyon, waar Karel de Grote in 768 gekroond werd tot Koning van de Franken.
Nijmegen heeft geen enkel eigen document dat haar Karolingische geschiedenis bewijst.

Het Keiharde (sic!) bewijs van de valsheid van de oudste stad is de gedenksteen van Frederik Barbarossa.

Zwijgen is momenteel de enige 'reactie' van historisch Nijmegen nu de stad beroofd wordt van haar kroonjuweel.
Vooral de 'mooie verhaaltjes' niet verstoren met de ware geschiedenis is de boodschap!

Nijmegen kent een aantal mythen waarop haar geschiedenis nog steeds is gebaseerd, zoals:

Karel de Grote in Nijmegen?
Gesticht in 19 v.Chr.?
Stadsrechten van Traianus?
De naam Ulpia Noviomagus?
De Opstand der Bataven?
Het gat van Nijmegen?
De annalen, kronieken en andere vroege bronnen die over Karolingisch Numaga gaan, bevatten geen enkel bewijs dat dit Nijmegen was. De bezwaren die tegen de visie van Albert Delahaye werden ingebracht kunnen van tafel, nu gebleken is dat een keizerlijk paleis in Nijmegen ook archeologisch nooit is aangetoond.

In "Kijk op Nijmegen" lezen we dat Nijmegen geen enkel feitelijk bewijs heeft om haar Karolingische geschiedenis aan te tonen. Zie de tekst hiernaast. Klik op de tekst voor een vergroting. De hier bedoelde 'betweter' is Albert Delahaye, die in Nijmegen natuurlijk niet genoemd mag worden. Maar dat Delahaye het toch beter wist dan de historici, blijkt uit zijn studie. Graag zouden we van de auteur van deze tekst (Wim Broos) toch eens vernemen welke goede gronden hier bedoeld worden, waarop moet worden aangenomen (sic!) dat het Karolingisch Paleis op het Valkhof stond. In de tekst over het zogenaamde Karolingisch Nijmegen (nog geen tweederde pagina van de 88 pagina's in dit boek) lezen we er totaal niets over. Het is dus slechts een aangenomen geschiedenis!
Maar wie is hier de werkelijke betweter? Was het Albert Delahaye wiens wetenschappelijke integriteit niet betwijfeld kan worden, toen hij de geschiedenis van de stad in wier dienst hij was, in twijfel trok. Of was het Piet Leupen die als professor aan de Radboud Universiteit als een 'Historische Paus' Nijmegen een bisschopszetel schonk? De historische bok van de eeuw met een gewei zo groot als de Waalbrug!

In de drie boeken "Nijmegen, geschiedenis van de oudste stad van Nederland" (zie afbeelding hierboven links) lezen we die goede gronden ook al niet, net zo min als in het boek over Het Valkhof 2000 jaar geschiedenis, maar ook niet in Het Verhaal van Gelderland over 'Gelderland voor het Gelderland werd'.
Met de opvatting 'zo nauw keken toen niet' laat Broos al blijken weinig deskundig te zijn. De verschillende schrijfwijzen van de plaatsnaam Numaga, Neomaga en Niumaga had alles te maken met waar deze teksten geschreven werd. Of zijn Lüttich, Liège en Luik of zijn Aachen, Aix-la-Chapelle en Aken ook het gevolg van 'niet zo nauw kijken' van schrijvers?

Opmerkelijk blijft dat de Nederlandse historici precies dezelfde teksten van dezelfde schrijvers met dezelfde feiten uit dezelfde jaren op Nijmegen toepassen, terwijl de Franse historici precies dezelfde teksten op Noyon toepassen. Deze teksten staan ook niet allemaal in het Bronnenboek van Nijmegen, maar staan zeker in de boeken van Albert Delahaye, zoals de Bisschop van Nijmegen en de Ware Kijk Op de geschiedenis van Nederland. Deze teksten worden zonder toelichting dus afgestaan aan Noyon.

In Nijmegen zou Karel de Grote een 'in pracht en praal' nieuw paleis hebben gebouwd, zoals Einhard dat beschrijft. Nieuw paleis? Dan was er dus een oud paleis! Waar stond dat in Nijmegen? Maar zowel van dat oude paleis, als van dat nieuwe paleis is archeologisch NIETS teruggevonden, terwijl het er zo'n 3 eeuwen gestaan zou hebben.

In 'Verborgen steden' stadsarcheologie in Nederland' (redactie H.Sarfatij) lezen we over Nijmegen: De archeologische gegevens voor deze vroege geschiedenis zijn uiterst summier. Van een vestiging op de Valkhofheuvel zelf, in de Romeinse tijd en later, is nauwelijks iets bekend. De vondst van niet-Romeinse scherven is van groot belang: zij wijzen op een doorlopend -dan wel hernieuwd- gebruik van het vestigingsterrein in de Merovingische tijd.

Met niet-Romeinse scherven meent men in Nijmegen een Merovingische periode aan te kunnen tonen. Wat zijn niet-Romeinse scherven? Hoeveel scherven zijn er gevonden? Verder nazoeken leert dat er ook Pingsdorf-scherven tussen zaten. Pingsdorf aardewerk werd gemaakt vanaf 900 tot in de 13de eeuw. Hoezo Merovingisch?
Als bronnen voor dit verhaal over Nijmegen wordt naast 'Voorlopige opgravingsverslagen", verwezen naar de Stede-atlas van F.Gorissen en Het Bronnenboek van P.Leupen.
In de verwijzing naar "Medieval Archaeology in the Netherlands" over de periode tussen 400 en 700 AD lezen we slechts het traditionele verhaal o.a. over Flethetti rond Leusden, Dorestad en de plaatsing van volkeren in de Romeinse tijd in Nederland. De Chamavi, Salii en Tuihanti woonden niet in Nederland. Het zijn nooit bewezen, slechts aangenomen, dus achterhaalde opvattingen.
Nijmegen mist te veel en 'de stedemaagd moet een boeketje missen'.
Onder bovenstaande titel publiceerde Albert Delahaye zijn eerste bevindingen in De Gelderlander in october en november 1955. Zie kader hieronder. De reacties daarop waren niet van de lucht. Opvallend, zoals lezer G.v.M. schreef op 19 nov., gingen de opponenten niet in op de argumenten van Delahaye, maar maakten zijn verhaal belachelijk en bleven slechts de traditionele opvattingen herhalen.

De schriftelijke bronnen van middeleeuws Nijmegen zijn schaars, zelfs zó schaars, dat alleen hierom al een reeks vraagtekens te plaatsen zijn. Niet alleen in het eigen archief van Nijmegen heeft men niets uit de periode vóór de 12de eeuw, maar ook in andere archieven in omliggende plaatsen vindt men niets over Nijmegen vóór de 12de eeuw. Wat in de periode tussen de Romeinse tijd en de 12e eeuw over Nijmegen is aangenomen, mist in meerdere opzichten een historische zekerheid.

Nu is vastgesteld dat de Karolingische Kapel het oudste bouwwerk op het Valkhof is en helemaal niet uit de Karolingische tijd stamt, blijft van de altijd aangenomen mythen niets over. Het is onverklaarbaar dat deze Kapel wel bewaard is gebleven, maar uit de hele Karolingische periode daarvoor helemaal niets. En dit, terwijl uit de Romense periode van ver daarvoor, wel diverse voorwerpen zijn gevonden. Het Karolingische had toch eerder gevonden moeten worden, want dat zou, gezien de datering, toch boven het Romeins hebben moeten zitten en niet eronder (sic!).
Nu kan men opwerpen -wat ook steeds gedaan wordt- dat met de sloop van de burcht van Frederik Barbarossa alles grondig en systematisch zou zijn verwijderd en opgeruimd, dan zou er toch iets zijn achtergebleven van een cultuur die er ruim 4 eeuwen zou hebben bestaan. Helaas NIETS daarvan.

Nijmegen mist niet alleen een Karolingisch paleis, maar mist behalve een Merovingische voorganger, ook relicten van een Frankische cultuur in de stad of zelfs in de verr omgeving. De voorwerpen die gedetermineerd worden te behoren tot de tijd na de Romeinen en vóór de middeleeuwen zijn zó gering in aantal en zó onzeker van interpretatie, dat daarop geen Karolingisch paleis gebouwd kan worden.

Daarnaast mist Nijmegen in haar geschiedenis vanouds een kerk en een bisschop (die het ware Noviomagus van Karel de Grote dus wel bezat), een omvangrijke bestuurslaag (door wie en waar werden al die oorkonden getekend?), een omvangrijk Karolingische gevolg (waar verbleven zij?), maar bovenal tussen de 3e en 13de eeuw bewijzen van een omvangrijke bewoning (en niet alleen enkele niet-Romeinse scherven: zie kader hiernaast). Het spoorloos verdwijnen van een cultuur kan niet aangenomen worden, zelfs waar een vijandelijke macht is opgetreden (de Noormannen?) met het doel een cultuur volledig weg te vagen. Dat is nimmer gelukt. Sporen in de grond zijn onbereikbaar voor opzet of noodlottige gebeurtenis en nimmer weg te vagen. De Romeinse periode heeft in Nijmegen toch een drie eeuwen bestaan en heeft een massaal getal aan sporen nagelaten; de Karolingische periode die dichter bij ons ligt, zou er zelfs vier eeuwen hebben bestaan, maar heeft geen enkel spoor nagelaten (op wat scherven na?).

Heren en dames historici: WIE GAAT DE UITDAGING AAN? Weerleg van elk hieronder genoemd punt dat Albert Delahaye ongelijk heeft. Zo niet? Dat zal Nijmegen de hele Karolingische periode moeten schrappen, maar tevens de opvatting dat het de OUDSTE STAD van Nederland is. En dan begint de geschiedenis van Nijmegen na de Romeinse tijd pas weer in de 13de eeuw, precies zoals in Het Valkhof door G.Lemmens werd gesteld: "Tussen de 3e en 13e eeuw is in Nijmegen geen bewoning aantoonbaar".

▶ Ook een eenmaal gevestigde opvatting die dan wel als onwrikbaar wordt beschouwd, moet kritiek kunnen verdragen. De reacties die Albert Delahaye op zijn vragen -ik stelde aanvankelijk slechts een aantal vragen- kreeg van de 'gevestigde historici' gingen buiten de normen van fatsoenlijke wetenschappelijke discussie om. Een historisch gegeven heeft recht op een uitspraak die berust op een wettig en overtuigend bewijs, of dit nu positief of negatief uitvalt. Wat er in het verleden allemaal over gesschreven is, kan niet als overtuigend beschouwd worden. Er blijven teveel vragen bestaan.

▶ Dat wettig en overtuigend bewijs wordt alleeerst gevonden in de teksten. Als men die niet volgt, stopt elke historische discussie, zelfs de dateringen van archeologische vondsten. Tientallen teksten zoals in de 'Gesta Abbatum Fontanellensium' en 'Annales Gandenses' vermelden gebeurtenissen over Niviomo, Noviomagenses of Numaga, die duidelijk in Noord-Frankrijk en ook ten zuiden van de taalgrens geplaatst moeten worden. Daarmee is aangetoond zoals met 'Transmarus Noviomagensis episcopi' dat de stad Noyon bestond en Nijmegen uitsluit.

▶ Zou Karel de Grote zijn paleis hebben gesticht in een vrijwel ongecultiveerd gebied, dat Nederland was vóór de 8ste eeuw, dan zou vanuit dit paleis toch iets moeten zijn uitgegaan van een nadrukkelijke zorg voor onderwijs, van wetenschap en bouwkunst. Maar ook in namen van personen en adelijke geslachten, stromingen en gebouwen moet dan toch iets aan te wijzen zijn. Hiervan is in Nijmegen NIETS bekend. Men kan zelfs stellen dat daar in heel Nederland niets van gebleken is. Het Karolingisch Paleis in Nijmegen is een totaal alleenstaand gegeven en voor andere plaatsen in Nederland onbekend en onbetekenend gebleken.

▶ Het is ook duidelijk dat het ontstaan, de groei en ontwikkeling van Nijmegen niet beantwoord aan de verwachtingen die vanuit een Karolingische residentie verwacht mogen worden. Bovendien hadden de Karolingen meerdere residenties en villa's langs de Oise, zoals Quierzy (10 km van Noyon) waar verschillende (Franse) auteurs ook zijn wieg plaatsen.

▶ Er is ook niets bekend van verworvenheden die de stad als Keizerlijke residentie zeker gehad moet hebben, zeker omdat er talloze oorkonden en decreten zouden zijn uitgegeven.

▶ Niet alleen het paleis, maar ook de stad waar het stond had een bestuurlijke betekenis voor het hele rijk. De belangen van de hofhouding, de vaste bewoners van het paleis, als de minsterialen die de keizer op zijn reizen vergezelde, daarover is in de hele geschiedenis van Nijmegen NIETS te vinden.

▶ Zo'n stad trok ook handel en bewoners aan, een economie, arbeidslieden en allerlei andere activiteiten. Ook daarvan is in Nijmegen NIETS te vinden.

▶ De ministrialen en de adel die nauw met het bestuur verbonden waren, zochten hun beloning allereerst in het verkrijgen van rechten op een grondgebied, dat zij in leen of in bezit nastreefden. In de feodale tijd was het adel vooral te doen om het verkrijgen van invloed en rijkdom. Een keizerlijke burcht brengt de aanwezigheid van invloedrijke personen mee, die op de voorgrond traden en zeker in de geschiedeniss bekend zouden zijn gebleven. Van feodale erfenissen of invloedrijke personen is in Nijmegen geen spoor te vinden.

▶ De vorming van vorstendommen in de brede omgeving van Nijmegen is uitgegaan van geslachten die zich vestigden in Kleef en Gelre, maar hun oorsprong dankten aan geslachten die vanuit Vlaanderen en Noord-Frankrijk hun expansie uitvoerden. Hun rechten of vermeende rechten stonden volledig los van Nijmegen.

▶ Karel de Grote is tot Koning van de Franken gekroond in Noyon. Daarover bestaat geen enkel misverstand. Die stad werd door de kroniekschrijvers niet alleen Noviomagus genoemd, maar ook Numaga en Niumaga. De historici kunnen dus niet stellen dat Numaga altijd en alleen op Nijmegen betrekking kan hebben gehad, wat overigens wel -en nog steeds- gebeurd. Tevoren had Karel de Grote zich al in Noyon gevestigd en zijn broer Carloman in Soissons waar hij op dezelfde dag het hetzelfde uur ook gekroond werd. Dat omdat dan geen van beiden kon zeggen 'de eerste Koning' te zijn geweest. Ala Karel de Grote na enige tijd van zijn Koningschap en nieuw paleis laat bouwen, moeten er al gewichtige redenen bestaan hebben, dat het nieuwe paleis niet in zijn Kroningsstad werd gebouwd, maar in het verre Nijmegen, dat buiten zijn rijk lag als we de Annales Regni Francorum volgen.

▶ Het is absurd te veronderstellen dat zowel Noyon als Nijmegen een Karolingisch paleis gehad zouden hebben, met dezelfde naam: Noviomagus, waar hij in Nijmegen dat paleis overigens slechts drie keer bezocht en wel in 804, 806 en 808.

▶ Noviomagus was overigens ook geen unieke naam. In de Romeinse tijd hadden verschillende plaatsen de Keltische naam Noviomagus. Met de verwarring tussen plaatsen Noviomagus heeft Het Bronnenboek van Nijmegen ook enkele flinke blunders begaan. Daarbij dient opgemerkt te worden dat Noviomagus slechts als plaatsnaam slecht ten zuiden van de taalgrens voorkomt, te weten: Noyon, Lisieux, Juniville, Pompierre, Nijon, Neumagen en Speyer (?onzeker) en maar één keer erboven dat Nijmegen zou zijn.

▶ Nu kunnen er zeker meer dan één plaats de naam Numaga gehad hebben, echter twee Karolingische residenties met dezelfde naam zou tot distincties geleid hebben. Daarover is in de bronnen niets bekend. Wel wordt dan wel eens aangegeven dat Einhard de toevoeging dat het aan de Waal lag en bij het Eiland van de Bataven, maar deze toevoeging -die slechts éénmaal voorkomt, is een falsum, zoals is vastgesteld. Zie bij Einhard. In alle oorkonden wordt nergens dat onderscheid gemaakt.

▶ In veel oorkonden ontbreken gegevens over de exacte ligging van Numaga of Noviomagus. Andere plaatsen, zoals Arras, Amiens, Abbeville in diezelfde oorkonden genoemd, kunnen onmogelijk op Nijmegen betrekking hebben, maar wel op Noyon.

▶ Naast de gegevens over de naam, ontbreken ook andere feiten bij Nijmegen, die in Noyon wel geplaatst kunnen worden, zoals de centrale ligging in het Karolingisch Rijk (Nijmegen lag in een uithoek, zeker nu ook Aken ter discussie staat) en de acties aan Het Kanaal. Noyon ligt centraal op de 'geboortegrond' van Francia en het Karolingisch Rijk, daar vond de zalving van Karel de Grote plaats, Noyon had en heeft een bisschopszetel, nu gecombineerd met Amiens, toen met Doornik en werden kerkvergaderingen gehouden (o.a. door Bonifatius als hoofd van de Frankische bisschoppen). De bisschopszetel en de kerkelijke bisdommen zijn ontstaan vanuit de indeling van de Civitates uit de Romeinse tijd, voortgezet in de Merovingische tijd. Noyon was een Romeinse Civitas, Nijmegen niet. In Noyon hadden de Merovingische koningen vanaf het midden van de 7de eeuw een paleis, wat bewezen wordt met een tekst van St.Eloy, minister van koning Dagobert. Dit paleis bestond nog in de tijd van Pepijn en was voor de helft ingebruik gegeven aan een klooster. Dat is ook de meest verklaarbare reden dat Karel de Grote een nieuw paleis voor zichzelf, zijn kinderen en familie en zijn hofhouding liet bouwen. Karel wilde zijn paleis niet delen met een kerkelijke instantie. Zo Christelijk was hij dus blijkbaar ook weer niet.

▶ De mysificatie tussen Noyon en Nijmegen is ontstaan toen het Duitse Rijk belangrijker werd (in de tijd van Frederik Barbarossa?) en Nijmegen een belangrijke geschiedenis ten deel viel, juist toen de betekenis van Noyon afnam. De oorsprong van de mystificatie van Numaga ligt in de Annales Fuldenses, die een zeker gezag en reputatie had. De Annales Fuldenses is de eerste oude bron die het paleis Noviomagus van Karel de Grote in Nijmegen plaatst. Het is daarbij aannemelijk dat de Duitse kroniekschrijver van de Annales Fuldenses Noyon niet meer kende en de teksten over Numaga klakkeloos op Nijmegen plaatste, zeker sinds daar in 1155 een machtige burcht van Frederik Barbarossa stond. Zo'n misvatting hoeft ook maar één keer te geschieden om vervolgens vanwege de klakkeloze naschrijverij op korte tijd in onuitroeibare veelvoud verspreid te worden. Het is ook niet uitgesloten dat de Annales Fuldenses ook andere (Romeinse) bronnen heeft gesmet en de toeschrijvingen zijn geschied en gevolgtrekkeingen zijn gedaan op onzuivere premissen.
De Annales Fuldenses zijn Frankische annalen over de periode 840 tot 901 aangetroffen in de abdij van Fulda. Maar ze zijn onmiskenbaar geschreven in Frankrijk. De vindplaats is ook hier niet de herkomstplaats. Vergelijk daarmee de Beowulf die in een bibliotheek in Cambridge werd gevonden, maar duidelijk een Frankisch-Saksische oorsprong heeft. De Annales Fuldenses zijn samengesteld door meerdere schrijvers. Deze annalen vormen een voortzetting van de Annales Regni Francorum over het Frankische rijk. Net als andere annalen uit deze tijd vormen ze een belangrijke historische bron, die echter niet objectief is, aangezien ze werden geschreven vanuit het standpunt van de heersende vorsten ofwel de samenstellers. Het is nog steeds een onbewezen aanname, dat ze ook in die tijd geschreven zijn. De bekendste gedrukte uitgaven zijn van G.H.Pertz (1826), R.Rau (1960) en T.Reuter (1992).

▶ Met de plaatsing van het Germania van Tacitus naar Duitsland, ging ook dit deel van de Franse geschiedenis mee. Het Bronnenboek van Nijmegen is in deze mystificatie getrapt door met een Bisschop van Nijmegen op de proppen te komen, terwijl het bisschop Harduinus van Noyon was (dat wist Delahaye in 1955 nog niet, maar weten we nu wel).

▶ Het feit dat het middeleeuwse Numaga niet Nijmegen was, noopt tot de opvatting dat het Romeinse Noviomagus dan ook nooit Nijmegen was. Het Romeins dat in Nijmegen gevonden is, zegt niets over de naam van de stad. Die werd slechts afgeleid van de Peutingerkaart die -zoals wij nu weten- een volkomen falsum is vanwege de vele fouten, misvattingen en onmogelijkheden op die 'kaart'.

▶ De continuïteit tussen de Romeinse stad en het Middeleeuse Numage is in Noyon een duidelijkheid. Voor Nijmegen is dat een onbewezen opvatting. Het eerste werkelijke gegeven over Nijmegen stamt uit 1155 met de totstand koming van de burcht van Frederik Barbarossa. De oudste eigen archiefstukken in Nijmegen stammen uit 1166/1196.

▶ Vanaf de 4de tot 12e eeuw is er over Nijmegen niets bekend in oorkonden, wat ook het bronnenboek bevestigt. Tussen 3de eeuw en het jaar 777 noemt het slecht één oorkonde uit 700-725, die over 'het vaderland van de Franken' (civitas Francorum' gaat en waarin Nijmegen niet genoemd wordt.

▶ Een volgende deceptie is dat Karel de Grote na het jaar 777 nog slechts 3x (drie keer!) in Nijmegen op een doorreis zou zijn geweest. Dit wordt erkend in eigen publicaties van Nijmegen. Hij woonde er dus niet. Maar waar verbleef zijn gevolg? Ook in dat houten boerderijtje van Hugenholtz? (zie onder dit kader)

▶ Het komt er gewoon op neer dat Nijmegen tussen de 4de en 12de eeuw niet eens bestond en zeker GEEN stad was, ook al zullen er zeker plukjes rondtrekkende mensen verbleven hebben! Nijmegen heeft zich ten onrechte de geschiedenis van Noyon toegeëigend, of beter gezegd, de Duitse historici hebben Nijmegen onjuist de geschiedenis van Noyon opgeplakt, te beginnen met de van Aken afkomstige dominee Johannes Smetius.

▶ In het jaar 880 plunderden de Noormannen in Gallië en ontvolkten zij Biorzuna dat zij in brand staken. Vandaar keerden zij terug naar Noviomagus. De (met name Duitse) onderzoekers plaatsen dit in Birten bij Xanten, waarschijnlijk doordat zij Noviomagus nog als Nijmegen beschouwden. Nu komt Biorzuna in geen andere oorkonde voor en opmerkelijk in de Annales Xantenses, een bron die bij uitstek geïnformeerd is over plaatselijke gebeurtenissen, wordt deze tocht van de Noormannen in het geheel niet genoemd en komt ook de naam Biorzuna niet voor. Nader onderzoek leerde Delahaye dat Biorzuna gelijk gesteld kan worden met Bihucourt, op 18 km zuid van Atrecht, of met een van de meerdere Boursies of Boursins. Het moet in elk geval een plaats in Gallië zijn waar de Noormannen in 880 en 881 aan het plunderen waren. 880/81. Leupen vermeldt in het Bronnenboek uitvoerig een aanval van de Noormannen op Noviomagus dat bij hem Nijmegen is, maar slaat alle parallel-teksten over, die hetzelfde feit vermelden en het dan de volgende plaatsen noemen: Doornik, de Schelde, Reims, Noyon, Atrecht, Kamerijk, Peronne, Kortrijk, Terwaan, Gent, Thun, Boulogne, Cassel en duidelijk maken waar de feiten van deze twee jaren zich hebben voorgedaan.

▶ De 'Sigiberti Chronica Mon Germ. vermeldt dat de Noormannen in het jaar 882 door Francia en Lotharingen zwierven en te vuur en zwaard alle vernielden te Ambianis, Atrebates, Corbeiam, Cameracum, Tarvennam, de gebieden van de Morini en Menapiërs en de Brachatensen en het hele gebied rond e Schelde, de klosters van St.Walrik en St.Richard. Vandaar gingen zij scheep op de "Wal Fluvium" en staken het de hele Batua en het paleis te Neomagus in brand. Het "Wal Fluvium" en de Batua lijken precies op Nederland en Nijmegen te passen, maar de Franse historici plaatsen deze gebeurtenissen zonder enige twijfel in Frankrijk.

▶ Een tekst uit de Annales Vedastini bericht dat de Noormannen in 890 vanaf de Seine en Oise Noviomagus bereikten en zich daar een winterverblijf inrichtten. De rivieren Seine en Oise waarlangs de Noormannen Noviomagus bereikten, wijzen onbetwist op Noyon.

▶ Frodoardus vermeldt in het jaar 925 dat "de Noormannen uit Rouen en Péronne eerst Beauvais en dan Amiens en Arras plunderden. Daarna verschenen ze voor Noviomagum, maar werden door de 'Castellani', de kasteel bewoners en de 'suburbani' de bewoners van de benedenstad (of voorstad), werden verdreven". Hiermee wordt duidelijk aangetoond dat dit Noviomagus een kasteel had en tevens een benedenstad. Deze tekst werd door de Nederlandse historici altijd op Nijmegen toegepast, de Franse historici passen dezelfde tekst toe op Noyon. Bijzonder frappant is, dat van deze gebeurtenis slechts de ene tekst bij Frodoardus bestaat, zodat het in dit geval onomstotelijk vaststaat, dat één en dezelfde gebeurtenis aan beide steden wordt toegeschreven. Dat er én in Nijmegen én in Noyon in hetzelfde jaar een tot in details volledig identieke gebeurtenis zou hebben plaats gehad, mag zonder meer als uitgesloten worden beschouwd. Het feit uit het jaar 925 kan slechts op één plaats zijn geschied, derhalve in een der twee steden Noviomagus. De tekst van Frodoardus mag in zekere zin als een "kruispunt met voorrang" worden beschouwd. Is bewezen, dat Frodoardus Noyon bedoelde, dan staat vast dat dáár het Karolingisch paleis gelegen heeft, maar tevens, dat er inderdaad een verwarring tussen Noyon en Nijmegen bestaat, een verwarring die in Nijmegen steeds ontkend werd zodat de historici de tekst voor beide steden hanteerden. In de teksten tot 925 over de Noormannen staan zoveel details van Frankrijk, die aantonen dat de Noormannen daar en niet in Nederland aan het plunderen waren. Dat was ook de reden dat het Bronnenboek van Nijmegen deze tekst momenteel overslaat, het gaat niet over Nijmegen. Hoewel deze in het verledeen wel op Nijmegen werd toegepast, waar men ook een bendenstad heeft, slaat men deze tekst zonder verdere toelichting momenteel over. Bovendien blijkt dat in Nijmegen in de 9e en 10de eeuw geen aantoonbare bewoning was. Wat viel er dan te plunderen? Van plunderingen door de Noormannen is in Nijmegen ook archeologisch nooit enig spoor gevonden.

Het is vreemd dat deze teksten uit 881, 882, 890 en 925 in het Bronnenboek van Nijmegen ontbreken, terwijl er toch regelmatig sprake is van Noviomagus. Feitelijk is het niet vreemd, want in Nijmegen is eindelijk doorgedrongen dat Albert Delahaye helemaal gelijk had en dat deze teksten duidelijk over Noyon gaan. Alleen zullen de gevestigde historici dat eens volmondig moeten erkennen en Albert Delahaye moeten rehabiliteren.

▶ De verwarring tussen Nijmegen en Noyon is geen nieuw probleem dat Albert Delahaye 'uitgevonden' zou hebben. Het is een oud probleem, dat ook al door Johannes Smetius in zijn Chronijk (46) en Johannes In de Betouw in de Annalen (31) werd aangestipt. Zij hebben dit echter niet verder uitgezocht, er vanuit gaande dat het Karolingisch Paleis in Nijmegen "een onwrikbaar historisch feit was en brandveilig gebleken is", zoals Friedrich Gorissen dat in De Gelderlander van 5 november 1955 verwoorde.

▶ Het is voor het Numaga-probleem zeer interessant, leerzaam en betekenisvol, dat verschillende feiten die ongetwijfeld thuis horen in Noyon, in het verleden zonder enige reserve naar Nijmegen toe zijn geredeneerd, maar nu worden losgelaten. Daarvoor zijn meerdere redenen aan te wijzen, zoals ① de burcht van Frederik Barbarossa die sinds 1155 bestond en die men aanzag voor een voortzetting van de palts van de Karolingen. ② Het gebrek aan kennis over authentieke oorkonden en de juiste kijk op geschiedenis, immers "waar die ontbreken neemt de fantasie toe". ③ De eenmaal gemaakte vergissing werd vanwege de klakkeloze naschrijverij door iedereen overgenomen en zo kwam Willem van Berchen aan zijn opvatting dat het Karolingisch Paleis Noviomagus in Nijmegen. Dat had hij immers gelezen bij Gregorius van Tours, zodat het kwasi wetenschappelijk en overtuigend geschreven werd. Maar hiermee viel Willem door de mand, immers Gregorius van Tours kan nooit over Karel de Grote geschreven hebben, die immers 200 jaar na hem leefde. Stond zoiets wel in een handschrift dat Willem raadpleegde, dan zou hieruit blijken -zoals wij nu weten- dat handschriften wel eens aangepast werden aan de opvattingen van de tijd. Dan treft Willem persoonlijk geen blaam, maar is hem wel te verwijten dat hij geen echte onderzoek naar de bron heeft gedaan, iets dat het Bronnenboek en Piet Leupen en de Club van Nijmegen ook te verwijten valt.


Het zijn juist deze onderwerpen die Albert Delahaye in zijn artikelen in de Gelderland in oktober en november 1955 uitvoerig beschreef. Tevoren werden al enkele mythen doorgeprikt (in de hier bedoelde lijst de nrs. 207, 211, 234, 237en 240). Daarop kwam het nodige commentaar, maar op de genoemde onderwerpen gingen de opponenten niet in. Zij bleven slechts enkele traditionele maar nooit bewezen opvattingen herhalen, waarbij prof.F.Hugenholtz als ultimo stelde: "Dat Karel de Grote een palts had in Nijmegen hoeven we toch niet te bewijzen? Dat weet toch iedereen?" Dat laatste is zeker waar, het staat immers in alle schoolboekjes. Maar het bleek nog nooit met feiten bewezen te zijn.

Het gemis van een in pracht en praal gebouwd paleis bracht prof.F.Hugenholtz op het lumineuze idee dat het paleis van Karel de Grote slechts 'een houten boerderijtje' geweest zou zijn (sic)! Zo maakt Hugenholtz van Karel de Grote een Gelderse boer, zoals Albert Delahaye dat eens kwalificeerde. Maar ook hout laat sporen na, maar die zijn er evenmin gevonden. Hugenholtz erkent hiermee overduidelijk dat van een 'in pracht en praal' in steen gebouwd paleis van Karel de Grote in Nijmegen geen sporen gevonden zijn.

Als Nijmegen niet het Karolingisch Noviomagus was, was het ook niet Romeins Noviomagus, wat volgens de historici dezelfde plaats was. Dan is de Romeinse naam van Nijmegen onbekend. Of was het dan toch Castra Herculis zoals Jan Verhagen stelde?

Nijmegen de oudste stad van Nederland? De driedelige serie van Jan Kuys en Hans Bots (zie afbeelding hierboven links) bewijst allerminst dat Nijmegen de oudste stad was. Dat was ongetwijfeld Maastricht. Klk op de afbeelding om naar de bespreking van die boeken te gaan.

Karel de Grote kan nooit in Nijmegen zijn geweest. In zijn tijd bestond Nijmegen niet eens. Wie dat blijft beweren moet eens met aannemelijke bewijzen komen en niet slechts met het napraten van 'geschiedvorsers' uit de voorbije eeuwen. In de recent verschenen boeken het Verhaal van Gelderland en Het Valkhof 2000 jaar, wordt geen enkel bewijs van zijn aanwezigheid in Nijmegen gegeven.

Het Bronnenboek van Nijmegen bewijst, hoewel zeker niet zo bedoeld, het gelijk van Albert Delahaye. Het Bronnenboek mist meer dan 250 bronnen tot het jaar 1047 waarin Noviomagus genoemd wordt, maar waar het duidelijk over Noyon gaat. Pas eind 11de eeuw ontstaat Nijmegen en heet dan Neumaia. Het oudste archiefstuk is uit de 12de eeuw (1166/1196). Volgens Albert Delahaye getuigt het Bronnenboek van Nijmegen van wetenschappelijk geblunder, bevat ontelbare fouten en manipulaties, waarmee heel bewust fraude en wetenschappelijk bedrog is gepleegd. Immers de geleerde heren historici weten als geen ander dat Delahaye volkomen gelijk heeft. Dat blijkt wel uit het feit dat men geen enkel argument of bewijs van zijn ongelijk kan opvoeren, of zoals prof.dr.F.Hugenholtz dat verklaarde: "Ik kan van de theorieën van Delahaye niet bewijzen dat hij ongelijk heeft".


Nijmegen laat zich niet zonder protest zijn Kareltje afpakken.

Lees hier de WARE geschiedenis van Nijmegen. Bestel en lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf.


Je moet je volgens de Nijmeegse historici dus voorstellen dat Karel de Grote in 777 in Nijmegen een 'in pracht en praal' paleis liet bouwen, om er daarna tot 804 bijna 30 jaar niet meer geweest te zijn. Alle teksten over Noviomagus tussen 777 en 804 staan ook niet in het Bronnenboek van Nijmegen, want die blijken bij nadere bestudering toch over Noyon te gaan. Dat erkent het Bronnenboek ook, door ze niet voor Nijmegen te claimen.

Noviomagus was Noyon.
Er is uit de periode van 770 tot in de 11e eeuw, geen enkel archeologisch bewijs gevonden voor wat in de bronnen over Nijmegen wordt beweerd. Het in de bronnen genoemde Noviomagus was Noyon, wat met het Bronnenboek van Nijmegen, hoewel niet de bedoeling, overduidelijk aangetoond werd. Sarfatij schrijft (in Verleden land) over Nijmegen het volgende: "Het archeologische beeld van de vroege Middeleeuwen is in vergelijking met het historische even schimmig" en: "Voor de Karolingische tijd is men dus altijd uitgegaan van de palts. Toch is van het burchtterrein [ ... ] archeologisch niets van deze eerste palts, uit de Karolingische tijd bekend. En nog minder is dit het geval met de villa en de vroege Stevenskerk". "De eerste post-Romeinse archeologische sporen van een echt stedelijke bewoning dateren uit de 12e eeuw". In een lezing voor de Vereniging Gelre in 1987 vertelt Sarfatij het volgende: "Karolingische sporen zijn er nauwelijks . De meeste vondsten komen uit een duidelijk jongere context".

"Einhard beschreef in zijn biografie van Karel de Grote dat deze was begonnen met de bouw van schitterende paleizen te Ingelheim en te Nijmegen. Bouwonderzoek te Ingelheim heeft een goed beeld gegeven van zo'n Paleis, terwijl de gegevens betreffende Nijmegen hoofdzakelijk ontleend moeten worden aan schaarse vermeldingen in historische bronnen". (Bron: Johan Hendriks).

Geen enkel bewijs voor Karolingisch Nijmegen.
Archeologisch is van een Paleis van Karel de Grote in Nijmegen helemaal NIETS gevonden en dat weten de historici in Nijmegen ook! Ik heb meerdere historici om de bewijzen van het bestaan van Karolingisch Nijmegen gevraagd, maar zoals wel te verwachten, nooit iets ontvangen.
Het enige "bewijs" dat men noemt zijn enkele sporen van rode mortel in de Barbarossa Ruïne op hergebruikt Romeins bouwmateriaal. Die restjes rode mortel worden nu gebruikt om dat Karolingisch Paleis aan te tonen dat er bijna 300 jaar gestaan zou hebben. Verder heeft men NIETS.
Lees ook het betoog van mevrouw Dolly Verhoeven, professor doktor in geschiedenis aan de Universiteit van Nijmegen.


Reeds in 1980 erkende prof.F.Hugenholtz al dat er geen spoor van een Karolingische Paleis gevonden is op Het Valkhof. Hij meende dat Karel de Grote er slechts een houten boerderijtje had, waarmee hij van Karel de Grote een 'Gelderse boer' maakte, zoals Albert Delahaye deze infantiele uitvlucht kwalificeerde. Maar ook houten boerderijtjes laten sporen na en die zijn op het Valkhof ook nooit gevonden.

In 1923 wist men in de nieuw op te richten Katholieke Universiteit van Nijmegen al dat de Karolingische traditie vals was. Men durfde het toen niet aan om de Universiteit naar Karel de Grote te vernoemen, hoewel dat wel voorgesteld was. Wel werd de lijfspreuk van Karel de Grote "In dei Nomine Feliciter" gehandhaafd.
Opvallend blijft ook dat men in 1962 het nieuwe ruiterstandbeeld van Karel de Grote niet op Het Valkhof plaatste. De commotie daarover spreekt boekdelen. Lees meer over dit standbeeld van Karel de Grote, dat als een 'waarschuwende vingerwijzing', zeker moet blijven staan in Nijmegen, ook al geeft deze grimmig kijkende ruiter treffend aan dat hij in de verkeerde stad staat.

De gemeente Nijmegen is niet alleen nonchalant, maar ook onwetend over de eigen en ware geschiedenis. In deel 1 van de in 2022 verschenen vierdelige serie over het Verhaal van Gelderland wordt dan wel de visie van Albert Delahaye genoemd (p.334), maar geheel onjuist. Op deze ene pagina proberen de auteurs van deze tekst met valse citaten en leugens zijn visie belachelijk te maken! Daarover gereclameerd, wenst de redactie geen verdere discussie te voeren. Volgens prof.dr. Dolly Verhoeven van de Radboud Universiteit in Nijmegen, komt in deze tekst de visie van Delahaye afdoende tot uiting komt! Afdoende tot uiting? Met valse citaten en leugens? Geen verdere discussie? Die discussie was niet eens begonnen! Is dat universitaire historische wetenschap?

In Nijmegen ken men de eigen geschiedenis heus wel, maar blijft men toch vasthouden aan de 'mooie verhaaltjes', zoals die in de schoolboekjes staan. De archeologie van Nijmegen spreekt toch duidelijke taal, zoals uit het boek "Graven met beleid" van Harry van Enckevort en Jan Thijssen blijkt. Zij weten dus als geen ander dat Albert Delahaye gelijk heeft! In dit boek blijkt dat er tussen de Romeinse tijd en de 12de/13de eeuw een gapend gat met ruim 9 eeuwen met NIETS*) zit. Dat blijkt duidelijk uit het overzicht van de opgravingen en waarnemingen tussen 1989 en 1995. Uit dit overzicht blijkt dat van de 58 archeologische locaties er bij 31 sprake is van Romeinse graven of resten. Slechts in één geval (Canisiussingel) is sprake van iets (?) 'Frankisch', waarover vermeldt wordt dat "voor het eerst werd in Nijmegen restanten van Frankische bewoning aangetroffen, een zogenaamde hutkom. Scherven en munten dateren de bewoning in het tweede kwart van de 4de eeuw. De ontdekking kan van belang zijn voor de interpretatie van de laat-Romeinse grafvelden in Nijmegen".
Lees dit citaat nog eens! Het staat er echt: "voor het eerst restanten van Frankische bewoning!" Maar wat bewijst een hutkom uit de 4de eeuw voor Frankische bewoning?
*) NIETS: daaronder verstaan we dat er veel Romeins is gevonden, maar NIETS aansprekends uit de Merovingisch of Karolingisch tijd. Dat had toch boven het Romeins gezeten moeten hebben en had men dus eerder moeten vinden. Maar gewoon NIETS, terwijl de Merovingisch-Karolingische periode ruim 4 eeuwen geduurd heeft en de Romeinse periode nauwelijks 2 eeuwen (met meerdere hiaten). Uit al die 4 eeuwen Merovingisch-Karolingisch vindt men sporen van één hutkom! De eerst volgende vermeldingen in dit overzicht na het Romeins betreffen allemaal vondsten uit de 13de eeuw en later. Is het nu nog niet duidelijk in Nijmegen? Er bestaat een gapend gat van 9 eeuwen 'NIETS' tussen de 4de en 13de eeuw. Het wordt in dit boek dus eerlijk en onweerlegbaar erkend.


Geen enkel bewijs voor een paleis van Karel de Grote.
Dat men in Nijmegen de ware geschiedenis niet wil kennen laat men steeds weten, zoals ook blijkt ook uit het knipsel rechts. Daarin wordt vermeld dat de St.Nicolaaskapel en de Barbarossaruïne resten van het Paleis van Karel de Grote zouden zijn. Terwijl men in 1956 al wist dat Karel de Grote nooit een palts op Het Valkhof heeft gehad en de Barbarossa-ruïne uit 1155 dateert, dus vele eeuwen ná Karel de Grote. Zie wat prof.dr.F.J. de Waele er zelf over schreef (Knipsel rechts) Het zijn leugens: de St.Nicolaaskapel stamt uit 1085, de burcht van Barbarossa uit 1155! Dat is respectievelijk 3 en 4 eeuwen ná Karel de Grote, van wiens Paleis nooit iets is teruggevonden. Zo schrijft men in Nijmegen geschiedenis.

Prof.de Waele meende -zonder daarvoor bewijs te leveren- dat de palts van Karel de Grote op de 'akropolis' van de Stevenshoogte heeft gestaan, wat in tegenspraak is met de schriftelijke overlevering dat de Stevenskerk gebouwd werd op 'ongeroerde' bodem. Hiernaast een afbeelding van een standbeeld van Karel de Grote, zoals prof.de Waele 'het voor de geest stond'. Het werd uiteindelijk een ruiterstandbeeld van Albert Termote (1962), in navolging van het ruiterstandbeeld van St.Willibrord in Utrecht, verstopt en schier onbereikbaar op de drukke rotonde van het Keizer Karelplein (in het midden latend welke keizer Karel (Karel V?) bedoeld werd). Er volgde -na oproep van prof.de Waele in april 1962 voor een openbaar 'forum'- een discussie onder de bevolking met veel reacties. Prof.de Waeel meende toen toch dat de discussie hierover geheel afgesloten was, vooral voor hen die ooit gedacht hebben dat een schrijver aan het goochelen met kartografische gegevens en wilde hypothesen, het verblijf van Karel de Grote te Nijmegen probeerde te loochenen. Sedert prof.Post in zijn artikel in Numaga III, 1956, een nieuw 'palatium' van historische kritiek optrok, is sprake van een 'causa finita' (de zaak is beslist). Vreemd is het dan dat prof.Post, of zijn artikel in Numaga, in het Bronnenboek van Nijmegen niet meer genoemd wordt.Toch erkende prof.de Waele dat "waar angstvalig gezocht werd naar een bewijs dat de oude stelling van de Karolingische palts op het Valkhof enige schijn van geloofwaardigheid zou verkrijgen, was het getuigenis van de grond volkomen negatief". Dat is toch duidelijke taal! De schrijver die aan het goochelen was met kartografische gegevens en wilde hypothesen, (de naam van Albert Delahaye wordt niet genoemd) krijgt hier dus volkomen gelijk.

Het is een interessant betoog van prof.de Waele (De Gelderlander-pers, Dagblad voor Nijmegen, 7 april 1962) hoe hij Karel de Grote voor Nijmegen trachtte te behouden, al erkent hij dat voor de St.Nicolaaskapel de naam Karolingische Kapel volkomen onjuist is. Bepaald vreemd doet het aan, dat de Waele een belangrijk, tot op zekere hoogte zelfs essentieel deel van de traditie prijs geeft, maar tóch aan de hoofdzaak wil blijven vasthouden, wier lokale fundament vervallen is. Als immers door wetenschappelijk onderzoek bewezen is, dat het paleis van Karel de Grote niet op het Valkhof stond, dat de Karolingische kapel niet Karolingisch is, dat Frederik Barbarossa niet het paleis van Karel de Grote herbouwde, dat op het Valkhof (of elders in Nijmegen) geen enkel relikt van een Karolingisch paleis gevonden is (tot hiertoe citeren we de Waele!), moet dan niet de principiële vraag gesteld worden, of Nijmegen wel een paleis van Karel de Grote heeft gehad? De noodzaak van deze vraag mag niet verdoezeld worden achter de volslagen onwetenschappelijke bewering, dat de resten van het paleis elders in Nijmegen nog ergens in de grond moeten zitten. Onaanvaardbaar is deze veronderstelling, dat juist de vroeg-Middeleeuwse cultuurlaag van de bodem verdwenen zou zijn, terwijl de Romeinse laag wel bewaard bleef. Het ontbreken van Karolingische en vroeg-Middeleeuwse relikten bevestigt de breuk in de historische continuïteit, die reeds in de schrifteljke bronnen vast te stellen is. Als zowel de geschreven historie als de archeologie beide in negatieve zin spreken, berusten de opvattingen, die de lacune met veronderstellingen vullen, slechts op fantasie.


Aan de hand van St.Willibrord in Utrecht (zie het standbeeld) en keizer Trajanus in Nijmegen (lees meer over Trajanus), waarvoor De Waele ook al een ontwerp-standbeeld had bedacht, wil hij de Karolingische traditie voor Nijmegen redden. Een van die reacties op de oproep van een 'forum' lees je hieronder rechts. Een journalist schreef zelfs: "Anderen hebben zelfs niet geschroomd om op papier nogal profanerend om te springen met Carolus Magus wiens historische banden met Nijmegen door een andere -eenzame- scribent botweg naar het rijk der Karolingische fabelen wordt verwezen. Een stelling waarmee hij hoopt binnenkort de rij der vaderlandse historici om de illustere oren te slaan. Het is niet onmogelijk, dat deze vrucht van een gedurfde -volgens hooggeleerde heren 'eigengereide'- studie zal noodzaken tot een niet ongevaarlijke "keizersnede" in de mediaevistische schoot der historie van Trajanus'stad, die in de 8ste eeuw op raadselachtige wijze als een Karolingisch Numaga weer in de geschriften te voorschijn is gekomen. Mocht de "roepende in de Nijmeegse woestijn" gelijk krijgen. dan zit de oude stad, en zij niet alleen, min of meer met de grote Karel in haar (cultuur-historische) maag". (De Gelderlanderpers 19 jan.1957).

In 768 wordt Karel de Grote in Noviomagus tot Koning van de Franken gekroond. In 771 als zijn broer Carloman onder verdachte omstandigheden overlijdt, wordt hij alleenheerser en vestigt zich in Noviomagus in het oude Paleis van zijn broer, dat hij te klein vindt. De helft van dat Paleis was door Carloman in gebruik gegeven aan een klooster. Dit Noviomagus is onmiskenbaar de Franse stad Noyon. Karel de Grote geeft opdracht om 'in pracht en praal' (zoals het later omschreven wordt) een nieuw Paleis te bouwen. Zou dat Paleis dan in Nijmegen, aan de rand van zijn rijk gebouwd zijn of in zijn Kroningsstad in het centrum van het van zijn voorouders geërfde rijk? Stond dit nieuwe Paleis in Nijmegen of in Noyon? Dat is de centrale vraag in de hele Noviomagus-discussie! En als er in Nijmegen geen spoor van gevonden is en in Noyon de resten van dat Paleis nog steeds aan te wijzen zijn, moet de conclusie voor iedereen toch duidelijk zijn.

Over Nijmegen lees je momenteel op WIKIPEDIA het volgende:
In de in Frankische tijd wordt gezegd dat Karel de Grote rond 770 op het Valkhof een palts liet bouwen en hier meerdere malen het Paasfeest heeft gevierd, onder andere in 777, maar ook in 804 en 808. Er wordt gezegd dat.... Het bestaan van een palts van Karel de Grote in Nijmegen wordt al langzaam losgelaten?
Tussen 777 en 804 zit een 'gat' van 27 jaar met niets, geen enkele vermelding. Zie het gat van Nijmegen dat wel degelijk bestaan heeft, ook al wordt het in Nijmegen steeds ontkend. Nu is vastgesteld dat die palts in Nijmegen nooit bestaan heeft, kan Karel de Grote er ook nooit het Paasfeest hebben gevierd. Dan wordt het gat van Nijmegen nog groter, zelfs zo groot als in Museum Het Valkhof feilloos wordt aangetoond. Het hele Paleis verdwijnt in dat grote gat, dat zo groot is als de Waalbrug.



Nijmegen noemt zich graag de oudste stad van Nederland, maar is volgens De Gelderlander (8-6-2023) slechts 'het grootste dorp van Nederland'.


Vergeet Amsterdam, vergeet Rotterdam, vergeet Delft: Nijmegen is de belangrijkste stad uit de Nederlandse geschiedenis. Dat zegt geschiedschrijver Bart Van Loo in De Ongelooflijke Podcast.
Het is inderdaad ongelooflijk wat Van Loo hier beweert. Waarschijnlijk kent hij de geschiedenis van Nederland niet. Zo was Dordrecht lange tijd veel belangrijker dan Amsterdam, Rotterdam of Delft, maar ook belangrijker dan Nijmegen. In Nijmegen is namelijk veel sprake van NEP-geschiedenis.

Van Loo, de schrijver van het populaire boek 'De Bourgondiërs', houdt zich bezig met de middeleeuwen, een tijd waar we volgens Van Loo op school nauwelijks iets over leren. De Nederlandse geschiedenis lijkt te beginnen met Willem van Oranje, maar daarvoor gebeurde er al heel veel. "Neem Gelre (een hertogdom wat in het huidige Gelderland en Limburg lag, red.), dat bijna niet voorkomt in de Nederlandse geschiedschrijving. Aan het einde van de middeleeuwen was dit hertogdom belangrijker dan het graafschap Holland", vertelt hij.
"In de lage landen is Amsterdam momenteel verreweg de grootste stad, maar heel lang was dat helemaal niet zo. Sterker nog: Belgische steden waren veel groter. Als je het hebt over de 13e eeuw, dan zat je in Ieper met 30.000 inwoners, in Brugge 45.000, Gent 70.000 – dat was het Manhatten van de Lage Landen-. Op dat moment wonen er in Amsterdam 1.000 mensen… De klepel (om de klok te horen luiden, red.) hangt in Vlaanderen", vertelt Van Loo.

Wat Van Loo hier schets is zeker zo geweest, maar in zijn boek over de Bourgondiërs betreft het de 15de eeuw en later en helemaal niet de 13de eeuw. Pas in de 15de eeuw wisten de hertogen van Bourgondië hun gebied uit te breiden naar de Lage Landen. De afbeelding bij deze promo is misleiding, immers die kapel op Het Valkhof stamt uit eind 11de eeuw: dus NEP.

Niet de Noormannen hebben de Palts van Karel de Grote in Nijmegen gesloopt, maar Albert Delahaye heeft die luchtballon doorgeprikt.
Nog een misvatting: Men denkt dat beide namen, Batavodurum of Oppidum Batavorum, op dezelfde nederzetting slaan die bij de Bataafse Opstand van 69-70 werd verwoest.
(Bron: Scarabee 9, april 1994). Men denkt... blijkbaar ontbreekt elk bewijs. Zouden de Bataven hun eigen woonplaats verwoest hebben? Overigens heeft archeoloog W.Willems Oppidum Batavorum nooit gevonden: "als er al Bataven hier geweest zijn, dan hoorden ze bij het Romeinse leger" schrijft hij.

De geschiedenis van Karolingisch en Romeins Nijmegen is nog steeds gebaseerd op de fabelschrijvers Willem van Berchem en Johannes Smetius. Het is onvoorstelbaar dat tegenwoordige historici deze fabels nog steeds voor ware geschiedenis houden. Opvallend is wel dat de geschriften van Van Berchen en Smetius in de tegenwoordige literatuurlijsten niet meer genoemd worden. Heeft men hun fabellogie nu toch ontdekt? Dan dient men wel aan te geven waarom zij niet meer geciteerd worden en dient men de geschiedenis van Nijmegen nog wel even aan te passen!

Volgens prof.R.Post zal 'de Nijmeegse Karolingische traditie een fantoom blijken' als Noviomagus toch Noyon was. En dat het een fantoom is, werd met het eigen Bronnenboek van Nijmegen overduidelijk aangetoond.


Lees hier meer over de oude geschiedenis van Nijmegen.

Lees ook het verhaal van Jona Lendering, die Nijmegen weer met beide voeten op de grond zet.
Lees meer over het Het Valkhof 2000 jaar geschiedenis, over het Valkhof en de Valkhofburcht.

Als je leest wat de 'eigen' historici over Nijmegen schrijven, is de hele mythe in een slag opgelost. Slechts enkele hardliners blijven volhouden dat er toch ooit een Paleis van Karel de Grote in Nijmegen stond. Dat het nooit gevonden is en er ook geen teksten over bestaan, maakt hen blijkbaar niet uit. Het heeft er bestaan, want Willem van Berchen heeft daar toch over geschreven? En Willem had dat toch 'bijeengegaard uit de kroniek van Gregorius van Tours' zoals hij dat zelf schreef. Hiermee betrappen we Willem dat hij een fantast is, want wat hij schreef is onmogelijk. Gregorius van Tours leefde ruim twee eeuwen eerder dan Karel de Grote en kan dus nooit over hem geschreven hebben. Maar dat weten die betweters van historici blijkbaar niet. Zij weten ook niet hoe de mythen in Nijmegen terecht zijn gekomen. Het is vergelijkbaar met hoe de moord van Bonifatius in Dokkum terecht kwam: vanwege onkunde.

De Noviomagus plaatsen in Frankrijk.
Romeins Nijmegen dat beurtelings wordt verkocht als Oppidum Batavorum (maar dat was Béthune) en als Noviomagus (maar dat was Noyon), heeft natuurlijk een naam gehad, die op grond van taalkunde, naamkunde en historische namen-geografie niet Noviomagus geweest kan zijn. Noviomagus is een van oorsprong Keltische naam, veelvuldig voorkomend in het centrum van Gallia (Celtica). Nijmegen verschijnt in 1125 voor het eerst in de geschreven bronnen en heet dan Neumaia, welke naam later, om precies te zijn in 1145, door de koninklijk kanselarij 'vertaald' werd met Noviomagus, naar analogie van andere vertaalde plaats- en eigennamen. Aan de Keltische naam Noviomagus voor Nijmegen is al eerder getwijfeld, echter deze twijfel werd nooit onderzocht, maar onder het vloerkleed geveegd. Een Keltische naam voor Nijmegen betekent een 'afwijking' van ruim 200 km. Andere Keltische namen komen in Nederland ook niet voor! Zie de kaart hierboven. Klik op de kaart voor een vergroting.



"Nijmegen dat met zijn onvoorstelbare rijke historische erfenis onverantwoordelijk omspringt alsof het een last is in plaats van een voorrecht, alsof het tastbare verleden hinderlijke rommel is waar je maar beter zo snel mogelijk van af kunt zijn", schrijft Theo Holleman in Scarabee nr.5 1993 en plaatst er de foto hiernaast bij waarop een Romeinse dakpan ingemetseld is in de kapel op het Valkhof. Echter, die onvoorstelbare rijke historie wordt altijd schromelijk overdreven. Van Romeins Nijmegen is niets te zien, evenmin van Karolingisch Nijmegen (dat er nooit bestaan heeft). De geschiedenis van Nijmegen begint, na een kort verblijf van een Romeins legioen (tussen 71 en 104), pas in de 11de eeuw. Het oudste 'monument' is ongetwijfeld de kapel op het Valkhof en die stamt uit de 11de eeuw.

De Nijmeegse geschiedenis bestaat uit veel onbewezen aannamen, zoals de aanwezigheid van Bataven, van Trajanus en niet het minst van Karel de Grote en keizerin Theophanu. Ze zijn er allemaal NOOIT geweest. Wie anders beweert moet dat eens bewijzen en dan niet met geschrijf uit de 15de eeuw of later, maar met klassieke Romeinse teksten of archeologische vondsten.
Uit “De Volkskrant van 6 december 2005”
Het Valkhof is niet Karolingisch!
Anno 2005 is de tekst op de uitleg van het monument “Het Valkhof” in Nijmegen aangepast. Geen beter voorbeeld van het gelijk van Albert Delahaye. Er staat nu: (ga het zelf zien): “Het oudste nog bewaard gebleven Burchtonderdeel is de Sint-Nicolaaskapel, meestal foutief Karolingische kapel genoemd. Deze is omstreeks 1000 naar het voorbeeld van Karel de Grote’s hofkapel te Aken gebouwd…….”

In 1950 beweerde men nog bij hoog en laag dat het een Karolingische Kapel was. Op basis van zijn eerste artikel in 1954: “Heeft de burcht van Karel de Grote op Valkhof of in Rijkswoud gestaan?” en enkele publicaties daarna, is Albert Delahaye verketterd in Nijmegen. Zijn werk en het leven werden hem zo zuur gemaakt op het gemeentearchief en daarbuiten (o.a. door enkele -niet alle!- profs van de universiteit) dat hij vertrok. Koolstof onderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat de kapel op het Valkhof zeker niet Karolingisch was. Dus schoof men twee eeuwen op naar het jaar 1000. Het patronaat van Sint Nicolaas toont aan dat de bouw niet eerder dan 1080 geweest kan zijn, immers voor die tijd was Sint Nicolaas in Nederland volkomen onbekend. Niet Amsterdam, maar Nijmegen kan zich met recht de oudste Sint Nicolaassstad noemen, maar ook dit historisch feit heeft men in Nijmegen verwaarloosd. Momenteel wordt deze kapel 'Ottoons' genoemd. Langzaam schuift de geschiedenis van Nijmegen op naar de juiste tijd. In het Dagblad voor Nijmegen d.d. 7 april 1962 werd deze ingeroeste onjuistheid dan eindelijk rechtgetrokken (zie het krantenknipsel hiernaast rechts), maar 'in de volksmond' spreekt men nog steeds van 'Karolingische kapel'.

In het Bronnenboek van Nijmegen (zie daar) ontbreken Willem van Berchen en Johannes Smetius in de bibliografie, terwijl Nijmegen juist aan hen haar vermeende geschiedenis te 'danken' heeft. Men weet maar al te goed dat als je Van Berchen of Smetius als bron opgeeft, je als historicus hebt afgedaan. Men ontkent dus hun geschrijf, maar blijft nog steeds datzelfde geschrijf wel als uitgangspunt hanteren.
Nijmegen mag Albert Delahaye wel dankbaar zijn. Dankzij Delahaye kreeg de stad volop belangstelling van de ROB (Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek) en hoefde geen eigen stadsarcheoloog aan te stellen.


Citaten van prof.dr.F.J.de Waele.
Dagblad voor Nijmegen d.d. 7 april 1962.
Sinds 1962 wist men dus al dat Albert Delahaye volkomen gelijk had.

Keizerlijk Nijmegen is slechts ijdele bluf...
Dagblad voor Noord-Limburg. 8 dec.1980. Of zoals prof.de Waele het beschreef:
"...de getuigenis van de grond is volkomen negatief!"

"Nijmegen wordt wel de oudste stad van Nederland genoemd. Of de aanspraak op die titel terecht is, blijft evenwel onzeker". ('Geschiedenis van Nijmegen', Dr.G.Pikkemaat).

Lees meer over Nijmegen de oudste stad van Nederland?

"We hoeven toch niet te bewijzen dat Karel de Grote een Paleis in Nijmegen had? Dat is toch zo, dat weet toch iedereen?" Het was ooit de gevleugelde grootspraak van F.Hugenholtz, die daarmee meende dat de zaak was afgedaan. Uit onderzoek van Albert Delahaye bleek echter dat die opvatting altijd wel was aangenomen, maar nog nooit met heldere feiten was bewezen.

Precies hetzelfde geldt voor de naam Noviomagus voor Nijmegen. Dat is ook nog nooit met feiten aangetoond. Het enige 'bewijsstuk' dat daarvoor ooit is gepresenteerd is de Peutingerkaart, maar daarvan is vastgesteld dat het een vervalsing is. Een getekende kaart vol fouten, kan immers niet als 'bewijsstuk' dienen.

Is het allemaal waarheid wat er zoal in Nijmegen beweerd wordt? Helaas blijkt er veel nep in de geschiedenis van Nijmegen.

Maar, het tij is aan het keren, al gaat het langzaam! Men gaat steeds meer inzien dat veel van de Nijmeegse geschiedenis inderdaad gebaseerd is geweest op aannamen en veronderstellingen uit een ver verleden. Wijzigingen in de geschiedenis moeten blijkbaar toch van 'buitenstaanders' komen en niet van hen die er voor geleerd hebben. Die leren immers alleen wat ooit in algemene consensus is aanvaard en in de 'schoolboekjes' terecht is gekomen.
Echter, correcties in die eenmaal aangenomen geschiedenis blijken niet aanvaard te worden door de 'gevestigde' historici en archeologen. Waarom ook zouden zij hun fouten erkennen? Daarmee geven ze toch slechts hun eigen ondeskundigheid aan? Eigen prestige blijkt belangrijker dan de ware geschiedenis. Hun motto is: Beter een gouden leugen dan de rotsvaste waarheid!

Bij het bezoek van 'de Van Rossems' in Nijmegen werd Karel de Grote door hen terecht NIET genoemd, ook al stonden ze op Het Valkhof en brachten ze een bezoek aan Museum Het Valkhof. Dat Nijmegen de oudste stad zou zijn, vond Maarten complete onzin, net als de plannen de Valkhofburcht te herbouwen (wat ook niet is doorgegaan). "Ze moeten eens ophouden met die megalomane onzin", vond hij.
Dat de St.Nicolaaskapel op het Valkhof onderdeel van de burcht van Frederik Barbarossa was, is onjuist in hun verhaal. De kapel stond los van de burcht en stond in het oorspronkelijke plan 'ernstig in de weg'. Wel maakte de Barbarossa Ruïne er onderdeel van uit. Waar Maarten ook de fout in ging was met zijn mededeling dat er al in 19 v.Chr. een Romeinse legerplaats geweest zou zijn. Dat is een onbewezen opvatting, opgehangen aan het verblijf van Drusus ter plaatse (die er ook nooit geweest is). Lees hier meer over...
In de Kampioen van de ANWB (sept.2020) wordt in een special over Nijmegen het Paleis van Karel de Grote niet genoemd. Dat is opvallend aangezien het Valkhof toch een toeristische trekpleister is.
In het verhaal wordt geschreven over Romeins Nijmegen (met nog enkele onjuiste veronderstellingen: klik hier) en vervolgens over de St.Nicolaaskapel uit de 11e eeuw en de Barbarossa-ruïne uit de 13e eeuw. Ziet U ook hier het gat tussen Romeinse tijd en 11e eeuw? Ook in andere recente publicaties is het opvallend dat steeds meer bepaalde details ontbreken, die men tot voor kort nog voor Nijmegen opvoerde.
In de Kampeerauto van februari 2020 (uitgave van de NKC) wordt Nijmegen genoemd in het artikel 'Land van Oorlog en Vrede. Over zeven heuvelen'. We lezen er: De Romeinen stichtten op de Valkhof een legerplaats vanwege het uitzicht - niet om te genieten, maar om de vijand aan te zien komen. Daarna volgt de Middeleeuwen! Ook hier geen woord over Karel de Grote, al wordt het Keizer Karelplein wel genoemd. Maar ja, daar kan ook keizer Karel V mee bedoeld worden. Op het hek van het Valkhof staat een door iedereen onbegrepen mysterieuze Latijnse tekst: HIC STETIT HIC FRENDENS AQUILAS HIC LUMINE TORVO CLAUDIUS ULTRICES VIDIT ADESSE MANUS. (Zie foto: klik op de foto voor een vergroting).


Op het hek op het Valkhof, uitkijkend over de Waal en de Waalbrug, staan de versregels van Constantijn Huygens, een dichter uit de 17e eeuw. De vertaling luidt: "Hier stond hij, hier zag hij knarsentandend de adelaars, hier zag Claudius met grimmige blik de wrekende legers naderen!" Dat de Romeinen op de Valkhof een legerplaats gesticht zouden hebben, is onjuist. Niet de Romeinen stonden hier, maar Claudius Civilis stond hier te knarsentanden volgens Huygens. Dat die vijand, dat waren dus de Romeinen, niet uit het noorden kwam, maar uit het zuiden, is blijkbaar bij de Nijmeegse historici nog steeds niet bekend. Maar ja, zo ontstaan de Nijmeegse mythen door een 17e eeuwse fabeldichter die meende ook wel enig verstand van geschiedenis te hebben, wat al blijkt dat niet Claudius hier stond te knarsentanden, maar Julius Civilis.

Klik op de foto voor de tekst op het beruchte hek om het Valkhof.

Volgens de opvattingen van de historici moeten we ons dus voorstellen dat de Romeinen bij hun vertrek in 104 n.Chr. voor de Bataven een nieuwe stad bouwden die ze Ulpia Noviomagus noemden en nog even stads- of marktrechten gaven. Deze stad (waar men op slag Noviomagus van maakte) werd pas in 1992 aan de Waalkade ontdekt, maar was in feite de oude stad. Tot die tijd zocht men die stad elders, maar werd nergens gevonden. Deze oudste stad bleek van zeer beperkte omvang en was veel te klein om er het machtige volk van de Bataven te huisvesten. En dan blijft de vraag: "Maar woonden de Bataven dan niet in de Betuwe?" Blijkbaar niet, als ze in Nijmegen woonden.



In het AD/AC van 25 maart stond het bericht dat hiernaast wordt getoond.
Mijn reactie daarop in ingezonden brieven was als volgt:

Dat Nijmegen de oudste stad van ons land zou zijn (AD/AC van 25 mrt.) is een mythe. Nijmegen heeft na de Romeinse tijd geen enkele continuïteit in haar bestaan gehad en mist minstens 8 eeuwen in haar geschiedenis. De zogenaamde 'stadsrechten' die Nijmegen van keizer Traianus in het jaar 104 gekregen zou hebben zijn een farce. Daarvoor ontbreekt ook elk bewijs. Van keizer Traianus is bekend dat hij nooit stadsrechten uitdeelde en al helemaal niet aan een Romeins legerkamp, wat Nijmegen in het jaar 104 was toen de Romeinen er vertrokken. Daarna verdween Nijmegen als legerkamp uit de geschiedenis. Ik heb historici van de Radboud Universiteit in Nijmegen wel eens om het bewijs van die 'stadsrechten' gevraagd, maar tot heden heb ik het nooit ontvangen. Maastricht is onmiskenbaar de oudste stad van Nederland met een historisch aangetoonde continuïteit.

Deze ingezonden brief werd echter niet geplaatst. Blijkbaar niet belangrijk genoeg.

Hoe krijgen we deze mythe nu uit de Nijmeegse geschiedenis?

Nijmegen de oudste stad?
Wat is de definitie van 'stad'? Vanaf het moment dat een plaats 'stadsrechten' kreeg? In Nijmegen gelden blijkbaar andere criteria, immers van verlening van 'stadrechten' is in de Romeinse tijd geen enkele sprake geweest. Stadsrechten kreeg Nijmegen pas in 1230. En dient er niet van continuïteit sprake te zijn, wil men het predicaat 'oudste' voeren? Van continuïteit is in de geschiedenis van Nijmegen pas sprake sinds de elfde eeuw.
Dat Nijmegen de oudste stad was werd bedacht door Nijmegenaar Jan Thijssen. En toen niemand in Nijmegen hem tegensprak, werd het vervolgens voor een vaststaand feit gehouden en in het hele land en daarbuiten rondgebazuind. Maar bewijzen voor die stelling zijn nooit gevonden. Het is slechts gebaseerd op aangenomen veronderstellingen.


'Thijssen wijdde zijn hele leven aan het bewijzen daarvan' Zijn hele leven....!! Blijkbaar was het erg moeilijk om bewijzen te vinden! De 'bewijzen' die hij dan gevonden heeft blijken NEP en leugens te zijn, passend verbeeld met de NEP-zuil hiernaast!



De plastic NEP-zuil, gemaakt in de Filippijnen.

In Archeobrief nr.4, december 2015. in het artikel over Nijmegen vóór Karel de Grote leest men toch eindelijk ook een ander en kritischer betoog.

In Kanttekeningen bij de bewoningscontinuïteit van de oudste stad schrijven Joep Hendriks en Arjan den Braven het volgende:.
'Bij de interpretatie van historische bronnen wordt soms te lang vastgehouden aan oude aannames'. 'Veel aannames uit het verleden zijn gedaan op basis van eerste inzichten na afloop van het veldwerk, maar doordat definitieve publicaties uitbleven zijn deze aannames voor derden nauwelijks controleerbaar'. 'Er zijn weinig aanwijzingen voor het veronderstelde Merovingische machtscentrum op het Valkhof in de zesde en zevende eeuw' Voorlopig is het nog onduidelijk waar in Lent zich de bijbehorende nederzetting bevond.

Klik op de tekst voor een vergroting.

Het FUNDAMENT van alle verwarring is het Karolingisch Paleis van Karel de Grote in Nijmegen. Dat paleis blijkt gebouwd op los zand, op nooit bewezen losse beweringen. Op dat losse zand zijn alle volgende mythen gebouwd. Immers als Nijmegen fout is, was de Betuwe ook niet het land van de Bataven; was Utrecht niet de bisschopszetel van Willibrord fout, werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en hebben de Noormannen nooit in Nederland geplunderd.
Dan stort het hele kaartenhuis van de Nederlandse mythen in elkaar.


Bonifatius, Willibrord, Karel de Grote en de Noormannen zijn voor Nederland volkomen legendarisch.
Opmerking: In dit artikel worden terechte vragen gesteld over Nijmegen als oudste stad. De citaten hierboven geven precies het probleem van de geschiedenis van Nijmegen aan. De auteurs tonen aan dat er een groot gat bestaat in bewoning tussen de vijfde en achtste eeuw, dat slechts opgevuld werd met veel aannames en een weinig kritische houding van de historici. De 'weinige aanwijzingen' die genoemd worden, blijken te bestaan uit de historische aanname van een voortzetting van de laat-Romeinse castellum-structuren en verwijzingen naar een grafveld in Wijchen en in Lent. Toen Albert Delahaye deze aannames eens ging onderzoeken, bleef er niets van over. Nijmegen schermt met een aangenomen en nooit met feiten bewezen Merovingische en Karolingische geschiedenis, want ook de graven in Wijchen en Lent bewijzen niets voor Nijmegen. Wat krijgt Albert Delahaye hier weer eens gelijk.


Nijmegen heeft geen Merovingische voorgeschiedenis gehad, wat dodelijk is voor de hele aangenomen geschiedenis tussen de 4e en 10e eeuw.
Archeobrief nr.4, december 2015. Nijmegen vóór Karel de Grote. Kanttekeningen bij de bewoningscontinuïteit van de oudste stad (door Joep Hendriks en Arjan den Braven).
'Bij de interpretatie van historische bronnen wordt soms te lang vastgehouden aan oude aannames' schrijven zij. 'Veel aannames uit het verleden zijn gedaan op basis van eerste inzichten na afloop van het veldwerk, maar doordat definitieve publicaties uitbleven zijn deze aannames voor derden nauwelijks controleerbaar'. 'Er zijn weinig aanwijzingen voor het veronderstelde Merovingische machtscentrum op het Valkhof in de zesde en zevende eeuw'.

Commentaar: In dit artikel worden terechte vragen gesteld over de continuïteit van Nijmegen als oudste stad. De citaten hierboven geven precies het probleem van de geschiedenis van Nijmegen aan. De auteurs tonen aan dat er een groot gat bestaat in bewoning tussen de vijfde en achtste eeuw, dat slechts opgevuld werd met veel aannames en een weinig kritische houding van de historici. De 'weinige aanwijzingen' die genoemd worden, blijken te bestaan uit de historische aanname van een voortzetting van de laat-Romeinse castellum-structuren en verwijzingen naar een grafveld in Wijchen en in Lent. Toen Albert Delahaye deze aannames eens ging onderzoeken, bleef er niets van over. Nijmegen schermt met een aangenomen en nooit met feiten bewezen Merovingische en Karolingische geschiedenis, want ook Wijchen en Lent bewijzen niets voor Nijmegen.

Iedereen die Nijmegen als oudste stad beschouwd moet toch echt dit artikel eens lezen.
Wat krijgt Albert Delahaye hier weer eens vierkant gelijk. Maar er is meer....lees hierna....!!

Nijmegen heeft zich sinds 1145 gesierd met de naam Noviomagus, dat echter de naam van Karolingisch Noyon (zie daar) was.

Archeologie in Nederland (nr. 4, okt.2019) bevestigt de mythe van 2000 jaar bewoning in Nijmegen.


De discussie is beslecht! Niet Nijmegen maar Maastricht is de oudste stad van Nederland.(Bron: InfoNu.nl).
Dat wordt nog eens bevestigd in 'Geschiedenis is van iedereen' (Mathijs 2001) waar we op p.38 lezen:
Maastricht is de enige Nederlandse stad die kan bogen op een bewezen permanente bewoning vanaf de Romeinse tijd tot nu toe.
In Nijmegen kan wegens gebrek aan bewijs niet worden gesproken over continue bewoning vanaf de Romeinse tijd (p.39).

Bij de bevrijding van Nederland in W.O.2 werd Maastricht als eerste stad bevrijd op 13 en 14 sept. 1944 en werd het onze oudste stad genoemd.

De claim van Nijmegen als de oudste stad kent 4 problemen.
1. Heeft Nijmegen ooit stadsrechten gekregen van keizer Traianus? Lees meer...
2. Heeft Nijmegen ooit de naam Ulpia Noviomagus gehad? Lees meer...
3. Heeft Nijmegen een continuïteit in de geschiedenis? Lees meer...
4. Was er in Nijmegen al een Romeinse aanwezigheid in 19 v.Chr? Lees meer...

Deze vragen moeten alle ontkennend beantwoord worden. Er is geen enkel bewijs voor te vinden of ooit gevonden. Het is zelfs zo dat binnen de eigen historici van Nijmegen deze zaken ook ter discussie staan en zelfs erkend wordt dat de bewijzen er niet zijn.

Het antwoord op vraag 1 krijgen we van de grote 'Nijmegen deskundige' J.E.Bogaers: "Deze plaats kan van de betreffende keizer stadsrecht ontvangen hebben, dus colonia of municipium zijn geworden, maar het is ook mogelijk dat de keizerlijke bijnaam enkel gefungeerd heeft als erenaam van een peregrine (is buitenlandse) nederzetting".
Daar gaat het stadsrecht van Nijmegen! Het 'Ulpia' was slechts een erenaam volgens Bogaers (Bron: Civitas en stad van de Bataven en Cananefaten, in ROB-berichten 1960-1961, p.263).

En dan blijft nog het antwoord op vraag 2 of Ulpia Noviomagus wel betrekking had op Nijmegen of was het Neumagen waar Traianus immers stadhouder was of was het toch Noyon een van de 12 civitates in Gallia?
Het antwoord op vraag 3 wordt gegeven door W.A. van Es: "Van een werkelijke continuïteit van Nijmegen als stad vanuit de Romeinse tijd tot in de vroege middeleeuwen is geen sprake". (Bron: De Romeinen in Nederland, 1981, p. 156).
Ook uit de eigen Nijmeegse geschiedenis blijkt er een groot gat te bestaan, wat bevestigd wordt in Museum Het Valkhof en Het Bronnenboek van Nijmegen.

Het antwoord op vraag 4 is dat duidelijk blijkt dat de oudste geschiedenis van Romeins Nijmegen op losse schroeven staat. Nijmegen heeft geen enkel bewijs voor de aanwezigheid van de Romeinen in de periode vóór de jaartelling. De stichting in het jaar 19 of 16 v.Chr. is een nooit bewezen veronderstelling op grond van vage sporen en veel vooringenomenheid. Leest men de eigen Nijmeegse literatuur erop na, dan is er slechts sprake van "wishful thinking".


Het lijkt er steeds meer op dat de mythe van 'Noviomagus' is aangelegd door de Nijmeegse plantsoenendienst.

Duidelijk in dit bloemperk is ook de dubbele Duitse Adelaar te zien. Nijmegen heeft meer van de Duitse geschiedenis dan het zelf meent.


Uit De Brug' (Nijmeegs Weekblad) van 8 mei 1985.
Wie met deze antwoorden nog niet genoeg overtuigd is, moet zeker de rest van dit hoofdstuk nog even doorlezen.
Als je de geschiedenis van Nijmegen wilt kennen, kun je het beste lezen wat de Nijmeegse historici als Bogaers, Leupen, Haalebos, Van Buchem, Brunsting, Post, Stolte en redacteuren als Louis Swinkels en Paul van der Heijden daar zelf over schrijven of geschreven hebben.

Dr.R.R.Post schrijft daarover in Numaga 1955-2 (p.38) het volgende: "Desondanks zijn er in de vergadering van de Nijmeegse historische vereniging Numaga, gehouden in de herfst van 1955, enige twijfels geuit over de identiteit van Numaga — Noviomagus — Nijmegen. De oude namen zouden veel eerder identiek zijn met het in Frankrijk liggende Noyon. Daar was immers ook een Karolingische palts. Indien deze twijfel gegrond zou zijn, zou de naam van de vereniging en van haar orgaan onjuist zijn, ja belachelijk schijnen en de Nijmeegse Karolingische traditie een fantoom blijken."

Wat een ware woorden van Post. De Karolingische traditie van Nijmegen bleek inderdaad een fantoom! De woorden ook een uit de zin hierboven dienen vervangen te worden door de enige. Dat Karel de Grote twee residenties met de naam Noviomagus gehad zou hebben -wat wel eens gesteld werd- is uiteraard een farce. De residentie Noviomagus heeft slechts in enkelvoud bestaan en was uniek.
De opvatting dat Nijmegen het Noviomagus van Karel de Grote zou zijn geweest is gebaseerd op één zin van Einhard uit zijn 'Vita Karoli Magni'. Over deze tekst van Einhard leest U hier meer.

Dan is het zeer leerzaam en verhelderend te lezen wat men in Nijmegen bijvoorbeeld in het eigen tijdschrift Numaga er zoal over schreef. Dan worden een aantal mythen al faliekant doorgeprikt. Alleen op grond van de eigen Nijmeegse publicaties bleken de vragen van Albert Delahaye zeer terecht. Het is wel duidelijk dat in deze artikelen naar een bepaalde opvatting toe wordt gepraat. Maar rechtstreekse bewijzen ten gunste van Nijmegen worden niet geleverd. Gedenkstenen waarop een Bataaf uit Noviomagus wordt genoemd, bewijzen niets ten gunste van Nijmegen, zeker niet als die gedenkstenen elders in het Romeinse Rijk werden gevonden. In Nijmegen zelf is nog nooit een gedenksteen van een Bataaf gevonden.
Dat Nijmegen ooit Noviomagus geheten zou hebben wordt slechts afgeleid van de Peutingerkaart, wat een falsum is (zie daar) en de Cosmographia van Ravenna (zie daar), die volledig verkeerd begrepen is.


Het is wel duidelijk dat de stadsrechten van Nijmegen niet zo eenvoudig zijn aan te tonen, dan slechts met enkel uitweidingen en langs een omweg. De stadsrechten van Nijmegen blijken dus gebaseerd te zijn op bewoording als 'schijnt', 'waarschijnlijkheid', 'wellicht', 'misschien', 'denkbeeld geopperd', 'trachten', 'gewoonlijk', meent te mogen afleiden', 'vermoedelijk', 'mag men aannemen'.
Ook prof.dr.A.W. Byvanck (zie hieronder) moet nogal veel moeite doen om 'het te begrijpen' en men mag het dan maar aannemen van hem.


Prof. Dr L.J. ROGIER, voorzitter van de vereniging "Numaga", schreef in Numaga 1955/5 in de inleiding het volgende: "De stabiliteit van de naam der stad, klankwettig identiek in zijn achtereenvolgende vormen — het Noviomagus van Traianus, het Numaga van Karel de Grote, het Nijmegen en Nimwegen van de latere middeleeuwen en de moderne tijd — is op zich zelf reeds een blijk van haar hoge ouderdom".

In deze ene zin zitten dus vier onbewezen veronderstellingen: 1. klankwettig identiek, 2. het Noviomagus van Traianus, 3. het Numaga van Karel de Grote en 4. de blijk van hoge ouderdom.
'Klankwettig identiek' is een bewering van Rogier die niet opgaat. De eerste letter mag dan overeenkomen, maar zonder tussenvormen kun je van het Latijnse Novio- niet Nu- of Nim- maken. Hetzelfde geldt voor het tweede deel -magus (=huis), wat iets heel anders is dan -wegen (=weg), ook al is de eerste letter hetzelfde. En dan zal ook aangetoond moeten worden dat Traianus ooit Nijmegen Noviomagus heeft genoemd en dat met het Numaga van Karel de Grote wel Nijmegen is bedoeld. Zijn Paleis met die naam stond in elk geval niet in Nijmegen, maar in Noyon.
Dat laatste weet men in Nijmegen ook, immers in Numaga 1972 p.108 leest men: "De ons vertrouwde schrijfwijze Numaga - een eenvoudige variant overigens van het wel vermelde Niumaga, - ontbreekt, althans als aanduiding voor Nijmegen.
Bovendien is nooit aangetoond dat Traianus iets met Nijmegen te maken heeft gehad (zie hieronder) en is er van continuïteit tussen Romeins en Middeleeuws Nijmegen geen enkele sprake. Zie het gat van Nijmegen hierna.

Prof.Rogier vervolgt zijn verhaal met "Nijmegen dit jaar zijn verheffing tot stad door de Romeinse keizer Traianus in of omstreeks het jaar 105, d.i. 1850 jaar geleden. Dit feit maakt Nijmegen tot de oudste stad van ons huidig vaderland. De burgerij is zich dat terdege bewust". Nou, die burgerij wist van niks, het liet ze zelfs volkomen Siberisch, blijkt uit reacties van diezelfde burgerij op de bevindingen van Albert Delahaye. Zie bij ongelooflijk, opmerkingen uit de Volksmond.
Dat laatste erkent prof.Rogier ook als hij schrijft: "Nochtans zou het vermetel zijn aan te nemen, dat het besef van Nijmegens Romeinse oorsprong alle generaties van zijn bevolking ononderbroken is bijgebleven".

Traianusplein en Keizer Karelplein.

Nijmegen heeft twee drukke verkeersrotondes genoemd naar keizers die er nooit geweest zijn: Traianus en Keizer Karel de Grote. Deze pleinen staan symbolisch voor de Nijmeegse historici die steeds in rondjes draaien en de weg kwijt zijn met hun achterhaalde opvattingen, net als het verkeer dat steeds in rondjes draait alsof het de weg kwijt is.


Numaga Exit: Carolus Magnus sneuvelt op het toernooi in Noyon (zie tekening hieronder rechts).


In Nijmegen vierde men in 1930 nog het 700-jarig bestaan van de stad. Pas nadat Albert Delahaye in 1954 zijn eerste bedenkingen publiceerde over hoe Karolingisch Nijmegen eigenlijk was, werd als verweer daarop in 1955 plots het 1800 jarig bestaan van de stad gevierd. Nog datzelfde jaar werd dat 'aangepast' aan het 1850-jarig bestaan. Hoeveel onzekerheid over de "bewijzen" die men meent te hebben, spreekt hieruit?

Het is wel duidelijk uit welke koker deze 'jubilea' kwamen. Het zou betekend hebben dat Nijmegen in het jaar 105 n.Chr. stadsrecht kreeg van keizer Traianus. Maar die verbleef toen in Dacië en niet in Nijmegen, waar hij overigens ook nooit geweest is! Lees meer over
keizer Trajanus.

Wat schreef prof.dr.A.W.Byvanck in Numaga 1955/5 (p.57 e.v.) in het artikel "Nijmegen en keizer Traianus"? "Het gaat om de stichting van Ulpia Noviomagus te Nijmegen en van Colonia Traiana te Xanten. Het is merkwaardigerwijze niet bekend, dat Traianus zich met het vestigen van municipia of coloniae heeft bezig gehouden." Dat is toch duidelijke taal? Nijmegen kan het Ulpia Noviomagus en dus de zogenaamde stadsrechten uit 105 gevoeglijk vergeten. Lees nog even wat Bogaers hierboven erover schreef. Het is nergens op gebaseerd!
Byvanck vraagt zich dan ook af: "Wat heeft Traianus met Nijmegen te maken gehad? Wat leert de verbinding van de twee onderdelen van den naam over de oudste geschiedenis van Nijmegen?"

  • De uitleg van Byvanck waar de hele geschiedenis van Nijmegen als stad op gebaseerd is, omschrijft hij als volgt: "Nijmegen en keizer Traianus staan zonder enige twijfel met elkander in verband (dit zonder enige twijfel is dus al een onbewezen aanname, red.) Het is evenwel niet zo eenvoudig duidelijk te maken, hoe het met dit verband staat en wat wij door de bestudering van dit verband over de geschiedenis van Nijmegen kunnen leren. Er zullen daarvoor enkele uitweidingen nodig zijn, die ons eerst langs een omweg naar het onderwerp terugbrengen.". Verder schrijft hij: "Van de benaming Ulpia Noviomagus stelt het tweede bestanddeel (Noviomagus) de minste problemen (...de minste..? toch ook problemen? red.). Meer moeilijkheden levert de interpretatie van het eerste deel van de naam, die moet verklaren wat met Ulpia wordt bedoeld. Naar alle waarschijnlijkheid staat de stichting van Colonia Traiana en van Ulpia Noviomagus met die reorganisatie van het leger in verband. Men heeft het denkbeeld geopperd, dat het werk in de steengroeven van den Eiffel is ondernomen ten behoeve van den bouw van Colonia Traiana. Wellicht mag men daarbij ook aan Ulpia Noviomagus denken, mede in verband met het feit, dat een van de inscripties over de werkzaamheid in de steengroeven van den Eiffel te Nijmegen wordt bewaard en daar misschien ook is gevonden. Wij moeten thans nog nader trachten te bepalen, wanneer Legio X Nijmegen heeft verlaten. Het vertrek van dit corps maakte een maatregel noodzakelijk (zie noot), waardoor het bestuur van het door den legioenscommandant beheerde territorium nieuw werd geregeld. De stichting van de stad Ulpia Noviomagus moet dus in een onmiddellijk verband staan met de overplaatsing van Legio X Gemina van Nijmegen naar Pannonia. Deze overplaatsing kan, gelijk gezegd, op zijn vroegst in 101 hebben plaats gehad. Gewoonlijk noemt men als het laatst mogelijke jaar 106 of 107. Uit het feit, dat Legio X Gemina naar Pannonia, dat wil zeggen naar Hongarije, is vertrokken, meen ik te mogen afleiden, dat de overplaatsing van dit legioen in verband staat met de voorbereiding voor den tweede oorlog van Traianus tegen de Daciërs, die in 106 is uitgebroken. Is dit juist, dan moet Legio X uit Nijmegen zijn vertrokken in 105. Dan moet ook het jaar 105 gelden als het stichtingsjaar van Nijmegen als een Romeinse stad."

  • Noot: de genoemde maatregel heeft niet bestaan! Byvanck schrijft daarover: Wij moeten thans, in verband met deze ondernemingen van Traianus, een poging doen om te begrijpen, wat hij in Germania Inferior heeft verricht. Als steeds bij deze keizer is het ook in dit geval een groot bezwaar, dat wij zo slecht over de gebeurtenissen van zijn tijd zijn ingelicht. In de Historia Augusta, het werk waarin de levens van de keizers worden beschreven als een vervolg op de biographieën van Suetonius, ontbreekt zijn biographie, daar het begin van het handschrift, waarin het werk is overgeleverd, niet is bewaard. Het vangt aan in het midden van het leven van Hadrianus. Traianus stichtte Colonia Traiana met de civitas van de Traianenses en Ulpia Noviomagus met de civitas van de Batavi (althans volgens de traditie. Red). Men mag aannemen, dat door deze stichtingen de gehele provincie Germania Inferior in civitates met beperkt zelfbestuur was georganiseerd. Deze gehele reorganisatie moet tegelijkertijd hebben plaats gehad. Naar alle waarschijnlijkheid staat de stichting van Colonia Traiana en van Ulpia Noviomagus met die reorganisatie in verband. Vermoedelijk werd er op gerekend, dat de inwoners van deze steden als een soort van landstorm zouden dienst doen en op die wijze zouden medewerken aan de verdediging van Germania Inferior.

  • De vraag of Traianus ooit in Nijmegen is geweest (wat men er voor waar aanneemt) wordt door Byvanck in dit artikel ook beantwoord. Traianus was keizer van 98 tot 117 n.Chr. "Traianus was te Keulen toen hij het bericht ontving van zijn troonsbestijging. Naar men moet aannemen, was het de bedoeling van Tacitus de vreedzame politiek van Traianus tegenover de Germanen te steunen. Van de Rijn is Traianus naar de Donau gegaan. In het begin van 99 is Traianus aangekomen te Rome, waar hij de jaren 99 en 100 heeft doorgebracht. De eerste oorlog tegen de Daciërs is gevoerd in de jaren 101 en 102, de tweede, die met de volledige ondergang van Decebalus eindigde, in 106 en 107". Er wordt nergens vermeldt dat Traianus in Nijmegen is geweest en al zeker niet in het jaar 105. Hij was toen beslist in Dacië.

  • Het zou een traditie zijn die al sinds Johannes Smetius bestaat. Maar Smetius schrijft daar zelf over: "In het Jaar 115 heeft Keizer TRAJANUS de Stad Colonia Trajana, daar nu Sancten legt, gesticht, en schijnt van die Stad af, herwaarts aan tot Nijmegen toe, den weg met mijlsteenen afgeteekend te hebben". Geen woord over de stichting van Nijmegen als stad of de verlening van 'stadsrechten'. Nijmegen zou dan pas in 115 door Traianus bezocht zijn, immers toen lag er pas een weg. Maar dat kan niet want toen was hij in Dacië. Het jaar 115 komt ook niet overeen met de aangenomen stadsstichting in 105 n.Chr.

  • De verheffing van Ulpia Noviomagus (Nijmegen) tot stad van alure of municipium heeft volgens J.E.Bogaers op zijn vroegst in de tweede helft van de 2e eeuw (onder Marcus Aurelius of Septimus Severus), mogelijk ook pas na 212 plaats gevonden. (Bron: Westerheem 1961, p.29). Is Bogaers nadien bekeerd om er toch maar het jaar 105 van te maken?

    Het Ulpia Noviomagus Batavorum is er door de historici zo ingedramd dat bijna iedereen het als een zekerheid is gaan beschouwen, terwijl het niet meer is dan een aangenomen hypothese en net zo zeker is dat de laatste woorden van Willem van Oranje waren "Mijn God, mijn God, heb medelijden met mij en met dit arme volk". Indachtig deze woorden kunnen we slechts medelijden hebben met de arme drommels die het Ulpia Noviomagus Batavorum als Nijmegen beschouwen.

    Ieder weldenkend mens weet dat men op zoveel voorbehoudens geen geschiedenis kan bouwen: dat is bouwen op drijfzand en dat is precies wat in Nijmegen is gebeurd.

    "De Valkhofkapel is niet Karolingisch, maar van latere datum". (Bron: Valkhofgids, herziene uitgave 1993 van de Valkhofvereniging, p.7). Daarmee vervalt eveneens de hele aangenomen Karolingische geschiedenis.

    Het Nijmeegse stadhuis (afbeelding links) is een bijna exacte kopie van dat van Aken. Zelfs hiermee pleegt Nijmegen 'plagiaat', zoals met meer onderdelen van de geschiedenis, zoals met de onterechte titel Rijksstad en een Karels-prijs.

    Nijmegen heeft gedurende zeer lange perioden tussen ca. 250 en 1230 absoluut geen stedelijke status gehad. De huidige stad is pas 775 jaar oud.
    Het is te hopen dat de historici zich eens gaan verdiepen in de plaatselijke geschiedenis van Nijmegen, zoals die in diverse artikelen en boeken beschreven staat. Dan zou men eindelijk tot de conclusie komen dat er absoluut geen continuïteit bestaat in de geschiedenis van Nijmegen.

    Er is heel wat mis in de geschiedenis van Nijmegen. De blunders van Nijmegen bestaat uit het volgende elftal:

    1. Nijmegen is niet de oudste stad in Nederland, dat is onmiskenbaar Maastricht; zie bij Maastricht.
    2. Nijmegen heeft geen doorlopende geschiedenis gehad; zie bij Nijmegen 1850 jaar stad?
      Pas sinds juli 1955 hanteert men die 1850 jaar! In 1930 vierde men nog het 700 jarig bestaan van de stad.
    3. het het gat van Nijmegen tussen de 4e en 11e eeuw bestaat wel degelijk; zie bij het Bronnenboek.
      Ook tussen 105 en de 4e eeuw vertoont die geschiedenis meerdere gaten, die gedicht werden met onbewezen aannamen!
    4. dat Nijmegen gesticht zou zijn door Julius Caesar is een mythe; zie Romeins Nijmegen.
    5. Romeins en Karolingisch Nijmegen heeft nooit de naam Noviomagus gedragen: dat was Noyon;
      Pas in 1145 werd voor het eerst de naam Noviomagus op Nijmegen toegepast!
    6. dat Nijmegen ooit het Oppidum van de Bataven was, is fictie; zie bij De Bataven.
    7. dat de Bataven in de Betuwe woonden is volkomen legendarisch; zie bij De Bataven.
    8. Karel de Grote heeft nooit een palts in Nijmegen gehad; zie bij Karel de Grote.
    9. dat Nijmegen ooit door de Noormannen geplunderd zou zijn is een farce; zie bij de Noormannen.
    10. Nijmegen is nooit Rijksstad van het Duitse Rijk geweest, ook al voert het de dubbele Duitse adelaar in het gemeentewapen; zie bij Rijksstad, NEP in Nijmegen.
    11. er wordt valse voorlichting gegeven over de geschiedenis van Nijmegen. Zie bij Museum Het Valkhof.
    Afbeelding hiernaast: de kapel op het Valkhof, het oudste gebouw in Nijmegen dat stamt uit de 11e eeuw. Het ontzenuwt de gehanteerde Karolingische traditie.

    Tekst in Museum Het Valkhof bij een schilderij van de burcht van Frederik Barbarossa, waarmee toch erkend wordt dat er archeologisch nog nooit iets gevonden is van die vermeende palts.


    Marco Mostert maakt het helemaal bont.
    En dan beweert Marco Mosterd, die toch voor een deskundig historicus moet doorgaan, in 'Verzameld Verleden' (2004, red. Els Kloek) dat Karel de Grote een Paleis in Nijmegen had. Hij moest toch beter weten. In zijn artikel doet hij enkele beweringen zonder enige vorm van bewijs. Zie verder bij Marco Mostert

    Over de oudste geschiedenis van Nijmegen moeten nog enkele vragen beantwoord worden ofwel enkele aannamen moeten nu eens bewezen worden.
  • Waren in Nijmegen al in 16 of 12 vóór Chr. Romeinen aanwezig? Dit zou bewezen zijn op grond van muntvondsten en aardewerk. Maar met munten of aardewerk kun je niets bewijzen, zeker niets als deze over een grotere periode gebruikt zijn! Munten uit de tijd van Drusus werden ook nog een eeuw later gebruikt, wat wel blijkt uit muntvondsten waar tussen de oudste en jongste munt soms meerdere eeuwen kan zitten.
  • Kreeg Nijmegen in het jaar 105 stadsrechten van keizer Traianus? Dat zou bewezen zijn met een grafsteen waarop Ulpia Noviomagus en een Bataaf genoemd werden. Maar deze grafsteen is niet in Nijmegen gevonden. En die Bataaf kwam niet uit Nijmegen en woonden zeker niet in de Betuwe. Dan had men deze grafsteen toch zeker in Nijmegen opgericht! En het Ulpia zou verwijzen naar keizer Traianus die de plaats Xanten ook Ulpia genoemd zou hebben. Maar keizer Traianus verbleef in 105 n.Chr. in Dacië. Hij heeft toen zeker niet die stakkers in Nijmegen stadrechten gegeven. Overigens zou het helemaal niet over stadsrecht gaan, maar marktrecht.

    Het is interessant wat de eerste historici erover schrijven. Daarvoor kunnen we terecht bij A.W.Byvanck en M.Daniëls die uitvoerig over Romeins Nederland en Romeins Nijmegen geschreven hebben. Romeins Nijmegen heeft zich teveel vergeleken en opgetrokken aan Romeins Xanten. Overigens bevat de geschiedenis van Xanten evenzoveel misvattingen als die van Nijmegen. Zie ook Romeins Nijmegen. Sindsdien zijn er in Nijmegen geen vondsten gedaan die overtuigend aantonen dat de geschiedenis bijgesteld moet worden. Wel zijn de twijfels die zij uitspraken zonder aanvullende gegevens plots zekerheden geworden. En dat is het probleem in de geschiedenis van Nijmegen. Men wil kost wat kost de oudste stad zijn, dan maar met een aangenomen continuïteit in de geschiedenis.

    Zie ook bij *Noyon, *NEP in Nijmegen, *Noviomagus, *Nijmegen, *Nijmegen 1850 jaar stad?, *Romeins Nijmegen, *Museum Het Valkhof, *Het Bronnenboek van Nijmegen.

    Er is geen enkel bewijs dat Nijmegen vóór 1282 Noviomagus geheten zou hebben. Toen is deze naam door Nijmegen zelf voor het eerste gebruikt.
    Op het onjuiste gebruik van de naam Noviomagus is de hele geschiedenis van Nijmegen gebaseerd. Voor de 11e eeuw ontbreekt Nijmegen in alle historische bronnen, ook in het buitenland. Waar Noviomagus genoemd wordt gaat het duidelijk over Noyon wat met het Bronnenboek van Nijmegen en 'De Bisschop van Nijmegen' wel wordt aangetoond.

    Er is ook geen enkel bewijs dat er in Nijmegen een continuïteit tussen de Romeinse tijd en Middeleeuwen heeft bestaan. Dr.W.A.van Es omschrijft het in zijn boek 'De Romeinen in Nederland' als volgt:
    "Het derde kwart van de 3de eeuw bracht voor Forum Hadriani het definitieve einde en eigenlijk geldt dit ook voor Noviomagus. Ook daar ging het stedelijk organisme geheel te gronde en van een werkelijke continuïteit van Nijmegen als stad vanuit de Romeinse tijd tot in de vroege middeleeuwen is geen sprake".


    Met dezelfde voorbarige onjuiste en nooit bewezen opvattingen dat Nijmegen ooit een Paleis van Karel de Grote zou hebben gehad, beweert men nu dat Nijmegen de oudste stad van Nederland zou zijn. Nijmegen mist tussen de 3e en 11e eeuw ruim 8 eeuwen bewoningsgeschiedenis. Over die periode is nooit aangetoond dat er enige vorm van een nederzetting was, laat staan een stad.
    De Romeinse tijd die er zeker geweest is, vertoont al meerdere gaten waardoor er al geen sprake is van enige continuïteit. Het eigen Bronnenboek van Nijmegen toont dat al haarfijn aan. De stichting van Nijmegen door Julius Caesar heeft men dan wel losgelaten, maar de vondst van enkele munten uit de periode van keizer Augustus vormen geen bewijs van het bestaan van Nijmegen als een (Romeinse) stad. Aantoonbaar is slechts de aanwezigheid van de Romeinen tussen 50 en 105 n.Chr. Dan zijn er nog enkele vondsten uit de 3e eeuw, maar daarmee houdt Romeins Nijmegen op. De geschiedenis van Nijmegen begint na de Romeinse tijd pas na de 10e eeuw, net als de geschiedenis van Utrecht, Valkenburg, Woerden en Voorburg. Zie bij Limes.


    De euforie die men heden heeft over enkele (zes, Merovingische?) graven doet daar niets aan af. Een graf is geen bevestiging van een nederzetting, laat staan van een stad. Een graf is het gevolg dat mensen overlijden en begraven worden, waar ze toen ook rondzwierven. Dat mensen rondtrokken is zo oud als de mensheid, dat men overlijdt en begraven wordt eveneens.

    Voor Romeins Nijmegen worden momenteel vijf (5!) namen gebruikt: Batavodurum, Oppidum Batavorum, Noviomagus, Ulpia Noviomagus en Castra Herculis!
    Welke is de juiste naam? Voor al deze vijf namen bestaat geen enkel bewijs. Of was het toch Neumaia, dat met een tekst uit 1125 aangetoond wordt?


    De bewoning in Nijmegen eindigde in de 3e eeuw met het vertrek van de Romeinen (Bron: G.v.d.Heide, Graven naar het Verleden, Utrecht 1972). Pas in de 11e eeuw was er weer van enige bewoning sprake.


    Klik op de afbeelding voor de verwijzing.




    Toen Albert Delahaye in 1954 de vraag stelde of het Noviomagus van Karel de Grote wel Nijmegen was, stak er een storm van verontwaardigd protest op onder historici. Uit de eerste reacties bleek al snel dat het altijd voetstoots was aangenomen, maar nog nooit bewezen. "Dat hoeven we toch niet te bewijzen?" sprak Hugenholtz, alsof de kwestie daarmee was afgedaan. Het was dus ook nooit aangetoond of bewezen. Delahaye had een pijnlijk probleem blootgelegd. Er bleek sprake van een immense spraakverwarring als het om het klassieke 'Noviomagus' ging, een spraakverwarring die tot dan toe steeds ontkend was. Zaken werden door elkaar gehaald, ook die er niets mee te maken hadden.


    Klik op het logo!



    Het Bronnenboek.



    Romeins Nijmegen.



    De St.Nicolaaskapel.



    Keizer Karelstad?


    De geschiedenis van Nijmegen is gebaseerd op veronderstellingen, aannames en foutieve interpretaties van de klassieke teksten. Er is geen enkel bewijs dat Nijmegen ooit Noviomagus heeft geheten. Het Noviomagus van Karel de Grote was de Franse stad Noyon, de stad waar hij gekroond is. Aangezien het Romeinse Noviomagus dezelfde stad was, is dat dus ook Noyon en niet Nijmegen. Feitelijk wordt dat ook erkend met het Bronnenboek van Nijmegen (zie daar).


    Dat Nijmegen het klassieke Noviomagus zou zijn, is slechts gebaseerd op de veronderstelling dat de Betuwe het land van de Bataven zou zijn.
    Er bestaat geen enkel rechtstreeks bewijs voor de juistheid van de naam Noviomagus voor Nijmegen.

    Wie het hiermee niet eens is, laat hem/haar het bewijs tonen.

    We wachten al ruim 50 jaar op dat ene bewijs. Tot heden is het nooit gevonden. Ook in Het Bronnenboek van Nijmegen staat het niet.


    In de geschiedenis van Nijmegen en Nederland doet zich het merkwaardige feit voor dat de keizers alleen in Nijmegen oorkonden zouden hebben uitgegeven en nergens anders in Nederland. Daarbij komt dat in omliggende steden en streken Nijmegen niet voorkomt in de geschiedenis.

    Door het Bureau Archeologie Nijmegen twee boekjes uitgegeven nl. Graven op Mariënburg, Archeologisch onderzoek in het centrum van Nijmegen (auteurs Harry van Enckevort en Jan Thijssen) en Nijmegen, Legerplaats en stad in het achterland van de Romeinse Limes (Harry van Enckevort, Jan Kees Haalebos en Jan Thijssen). De mooi verzorgde interessante boekjes vormen een neerslag van de archeologische vondsten tot op dit moment. Volgens de auteurs heeft het recente onderzoek in het centrum van Nijmegen zoveel nieuwe informatie opgeleverd dat daarmee het “donkere gat” in de Nijmeegse historie (5 - 7e eeuw) grotendeels kan worden opgevuld en dat Nijmegen dus vanaf het begin van de jaartelling tot het heden een continue ontwikkeling heeft doorgemaakt.

    LET OP: er staat dus 'grotendeels' en een continue ontwikkeling. Grotendeels betekent dus dat het gat niet helemaal is gedicht en een continue ontwikkeling is geen continue bewoning!

    In het boek "Tot de bodem uitgezocht" door Jan Thijssen lezen we op p.15 het volgende: "Na de Romeinse tijd is het terrein (bedoeld wordt de Eiermarkt in het centrum van Nijmegen, red.) niet of nauwelijks in gebruik geweest. Er zijn alleen enkele Merovingische en Karolingische afvalkuilen aan getroffen. Deze situatie bleef tot en met de 12e eeuw ongewijzigd. Pas in de 13e eeuw namen de menselijke activiteiten sterk toe".
    Hier wordt dus door Jan Thijssen erkend dat er tussen de Romeinse periode en de 13e eeuw geen bewoning is geweest ter plekke, laat staan dat er sprake was van een stad. En dit het gat van Nijmegen zie je ook elders in Nijmegen.


    De Gelderlander 19 nov.1955.
    De argumenten hier in 1955 al genoemd, gelden nog steeds en onverkort.
    Klik op de afbeelding voor een vergroting.

    Nijmegen kan zich overigens geen stad noemen. Sinds 1851 zijn steden in de Gemeentewet officieel afgeschaft.
    Neumaia is Nijmegen. Maastricht, Nederlands oudste stad. Met betrekking tot Nijmegen, de derde Nederlandse stad (na Maastricht en Utrecht) wier vroegste historie in de Romeinse tijd speelt, ligt de zaak iets minder duidelijk. Daar houdt de middeleeuwse stad, waarover men in de eeuwen die op de Romeinse tijd volgden, niets hoort, slechts indirect verband met de beide Romeinse vestigingen, die ten zuidoosten en ten westen van de latere middeleeuwse stad lagen. De middeleeuwse nederzetting, die in Nijmegen de voorloopster van de latere stad vormde, sloot zich aan bij de koninklijke palts op het Valkhof, die geenszins de voortzetting van een Romeinse vesting was. De Romeinse traditie is dus in Nijmegen - niettegenstaande de Romeinse naam Noviomagus - tamelijk zwak. (Bron: prof.dr.W.Jappe Alberts, in De Middeleeuwse stad.)
    De door Jappe Alberts genoemde Koninklijke palts heeft niet bestaan. Pas na 1155 was er sprake van een palts en wellicht van een stad.

    Maastricht is Nederlands oudste stad en wordt ook als enige Nederlandse stad in ons volkslied 'het Wilhelmus' genoemd.



    Toen in Nijmegen in 1930 het 700 jarig bestaan van de stad werd gevierd, wist men al dat Maastricht de oudste stad van Nederland was, wat deze ansichtkaart uit 1960 wel bewijst. Pas na het jaar 2000 begon men in Nijmegen te beweren dat Nijmegen de oudste stad was. Men loopt in Nijmegen niet alleen achter in beweringen, maar ook in feiten.
    Maastricht is niet alleen de oudste stad, maar heeft ook een aangetoonde doorlopende bewoning gehad. Dat laatste mist Nijmegen zeker ook en wordt in Museum Het Valkhof ook erkend.

    Op de tijdbalk op de muur in Museum Het Valkhof is
    het gat van Nijmegen duidelijk weergegeven. Er bestaat sowieso een gat van 5 eeuwen tussen 270 (vertrek van de Romeinen) en 777 (de bekende akte uit dat jaar: zie daar). In het jaar 777 zou Karel de Grote in Nijmegen een nieuw Paleis in pracht en praal (zoals Einhard het vermeldt) hebben laten bouwen. Vervolgens zou hij er maar vier keer geweest en wel in 777, 804, 806 en 808 volgens 'Het Bronnenboek van Nijmegen'. Telkens om er het Paasfeest te vieren. Dat willen ze in Nijmegen iedereen wijs maken, in pracht en praal een nieuw Paleis aan de rand van zijn rijk bouwen, waar hij vervolgens maar vier keer (4x !) kwam? Waarom lag dit nieuwe Paleis beslist in Noyon?



    En als men Dorestad (is niet Nijmegen) en het vermeende verblijf van Karel de Grote schrapt, wat ook erkend wordt (zie afbeelding hieronder), ziet men het gat van Nijmegen tussen 270 en 1080 (bouw van de kapel op het Valkhof niet rond 1000 zoals hierboven is aangegeven!) , een gat vanzelfs 8 eeuwen. Volgens de opgave hieronder van het opgegraven aardewerk in Nijmegen wordt het gat van Nijmegen maar liefst 9 eeuwen tussen de 4e en 13e eeuw!

    Acht (8!) of zelfs negen (9!) eeuwen zonder geschiedenis! En dan zeggen die enkele graven die rond en in Nijmegen gevonden worden uiteraard NIETS over het bestaan van een stad! De verspreiding van die graven geeft juist aan dat het om rondtrekkende mensen ging, die hun doden begroeven op de plek waar men toevallig was. Er is geen enkele nederzetting aangetoond in Nijmegen, laat staan het bestaan van een stad!

    Nijmegen de oudste stad? Hou op met die fabel! Het is pure volksverlakkerij, puur NEP (zie daar).




    Niet Nijmegen, maar Maastricht is Nederlands oudste stad..

    De bekering heeft zich ingezet.
    Zie het artikel hiernaast. (Bron: Algemeen Dagblad 10 aug.2017).
    Ook in dit artikel wordt de waarheid helaas weer geweld aan gedaan. De Bataafse Opstand heeft nooit in Nijmegen plaatsgevonden maar in Noord-Frankrijk. Bovendien was deze opstand in 69 en 70 Chr. Blijft onverlet dat Nijmegen niet de oudste stad was. Overigens zou Nijmegen de 'stadsrechten' van keizer Traianus gekregen hebben in het jaar 105 n.Chr. Hoe dat dan kan als de stad totaal vernietigd was, blijft een van de vele Nijmeegse raadsels. Aangetoond is wederom dat er met de traditionele Romeinse geschiedenis van Nijmegen ook heel wat aangerommeld werd en wordt. Met de afbeelding van de Valkhofkapel wordt (onbedoeld?) bevestigd dat de geschiedenis van Nijmegen begint in de 11e eeuw! Dat is helemaal juist!

    Maastricht is de enige Nederlandse stad die kan bogen op een bewezen permanente bewoning vanaf de Romeinse tijd tot nu toe. Over continue bewoning vanaf de Romeinse tijd kan (in Nijmegen, red.) dan ook wegens gebrek aan bewijs niet gesproken worden. (Bron: I.Jacobs en K.Ribbens).




    Hoewel bovenstaande tekst enkele storende fouten bevat, geeft het wel aan hoe Nijmegen aan haar onjuiste geschiedenis komt.


    Dat Maastricht de oudste stad van Nederland is wordt ook erkend door de Universiteit van Nijmegen, al had men dat zelf niet in de gaten.
    De Universiteit van Nijmegen slaat een flater door zich als oudste stad met een afbeelding van Maastricht te profileren. Op een Kerstkaart van de Universiteit van Nijmegen, staat duidelijk Maastricht afgebeeld. Na zo'n erkenning houdt de hele discussie over de oudste stad op. Zie ook het jaartal 1923 in de lijst hieronder!
    Nijmegen mist ACHT eeuwen van haar geschiedenis en is dus niet de oudste stad van ons land.
    Volhouden dat Nijmegen de oudste stad is, is NEP. Er is meer NEP in de geschiedenis van Nijmegen.

    Maastricht is de oudste, permanent bewoonde stad van Nederland! (Archeologie Magazine 2, 2000, p.36). Door dit zo nadrukkelijk te stellen impliceert het dat Nijmegen dus niet permanent bewoond was, waarmee het gat van Nijmegen nogmaals is aangetoond.
    Het naoorlogse Nijmegen kende bestuurders zonder noemenswaardig historisch besef. Gevoelens van verantwoordelijkheid jegens het verleden ontbraken helemaal. Het omgaan met het tastbare en zichtbare verleden kenmerkte zich als een litanie van verdriet. (Bron: Archeologie Magazine nr.3, 2004).

    Dat gebrek aan historisch besef kenmerkte niet alleen de bestuurders, maar ook veel zogenaamde deskundige historici in Nijmegen. Het Bronnenboek van Nijmegen is daarvan een sprekend voorbeeld. Hieronder volgen nog meer voorbeelden over NEP in de Nijmeegse geschiedenis.

    "Dat Nijmegen de oudste stad zou zijn, daarover bestaat geen twijfel", schrijft J.B.A.M.Brabers in Numaga jaarboek 2002. Dat kan men in Nijmegen beter vergeten, want er bestaat veel en zelfs gerede twijfel. Dat moet Brabers ook erkennen als hij enkele regels verder schrijft dat er geen concrete bewijzen bestaan van de stichting van de stad. En volgens J.E.Bogaers kreeg Nijmegen 'vermoedelijk op zijn vroegst' pas in de tweede helft van de tweede eeuw marktrechten.
    Maar marktrecht is geen stadsrecht! Hoezo dan de oudste stad?

    Het was de Nijmeegse gemeentelijke archeoloog Jan Thijssen die vaststelde dat Nijmegen de oudste stad van Nederland was. Het was dus geen conclusie van historici of van derden, maar de conclusie van de stadsarcheoloog, wat in Nijmegen gezien het toerisme voetstoots werd overgenomen. Over belangenverstrengeling gesproken.
    Het 'onderzoek' van Thijsen om tot deze conclusie te komen was onvolledig, bevatte onvolkomenheden en onjuistheden, zoals men later vaststelde, was feitelijk dus een mythe. Het was ook geen onderzoek dat bevestigd werd door geschreven bronnen, maar slechts door hypothesen van de stadsarcheoloog zelf. En jezelf tegenspreken doet men in archeologische kring niet. "Ja", zei Thijssen ooit, "je moet de tent goed verkopen". Dat heeft hij voor Nijmegen zeker gedaan, maar het was dezelfde mythe als die over het Paleis van Karel de Grote, dat er ook nooit geweest is.
    Uit een eerder interview met Thijssen blijkt dat hij niet deskundig is om te kunnen beweren dat Nijmegen de oudste stad is. Hij kende de geschreven bronnen niet eens. Zo verweet hij Albert Delahaye dat hij Romeins Nijmegen zou hebben ontkend. Niets is minder waar, maar nu bleek glashelder dat Thijssen de boeken van Delahaye nooit gelezen had. Het is de arrogantie van degene die alleen zichzelf gelijk geeft. "De onzin die Delahaye beweert lees ik niet eens, want ik heb namelijk gelijk", was blijkbaar zijn opvatting.
    Ook beweerde Thijssen dat hij het gat van Nijmegen gedicht had. Jan zou aangetoond hebben dat er wel degelijk sprake was van continuïteit in de bewoning van Nijmegen. Daarmee werd volgens hem terecht geclaimd dat Nijmegen de oudste stad van Nederland was. Thijssen gaf hiermee dus feitelijk toe dat er wel degelijk een het gat van Nijmegen bestaat. Dat gat zou nu gedicht zijn met de vondst van een zestal graven, waarvan de datering zo ruim is dat er geen enkel bewijs voor het dichten van 'het gat' mee geleverd kan worden.

    En het toerisme dan?was het eerste verwijt dat Albert Delahaye kreeg over zijn twijfel aan Karolingisch Nijmegen. In 2019 nog steeds een item. Zie tekst hieronder. (Bron: Jaarboek Numaga, pp. 113-125).


    In twee in 2000 verschenen boekjes (zie linker kolom) waarmee Jan Thijssen c.s. menen aan te tonen dat het gat gedicht is lezen we het volgende: "De geschetste ontwikkeling vanuit de laat-Romeinse tijd laat alle ruimte voor een verdere uitbouw van de nederzettingen op het Valkhof tot een Karolingische palts, een van de paleizen van Karel de Grote (768 - 814). De eerste keer dat daarvan melding wordt gemaakt is het jaar 777, het jaar dat Karel de Grote in Nijmegen verbleef. In de winter van 880 viel het in handen van de Noormannen, die het kort daarop in brand staken. De palts is daarna weer hersteld. In 1040 is het complex tijdens een opstand tegen de keizer wederom in brand gestoken. Pas onder keizer Frederik Barbarossa (1152 -1190) werd het herstel grondig aangepakt. In het jaar 1166 werd de bouw van de nieuwe en imposante Staufische burcht voltooid (Graven op Marienburg, p. 30; Nijmegen enz. p. 102)".

    Deze tekst leidt tot de volgende vragen:
    1. Moet deze summiere tekst Karel de Grote de ruimte laten er zijn Paleis te bouwen?
    2. Barbarossa, die Karel de Grote adoreerde, bouwde zijn Paleis op de fundamenten van Julius (Caesar) (volgens de inscriptie op de gedenksteen), dus niet op Karolingisch puin. Waar zijn de archeologische resten van dat Paleis van Karel de Grote?
    3. Waaruit blijkt dat de bewuste akte uit 777 die uitgegeven is “Actum Niumago palacio publico” (in het Paleis van Niumago) op Nijmegen slaat? Op het oudste stadswapen, nog tot in de 13e eeuw in gebruik, staat: Sigillum burgeriensium de Numegen (zegel van de burgers van Nijmegen): een Latijnse tekst zonder Noviomagus! De oudste datering van het gebruik van de naam Noviomagus voor Nijmegen dateert van 1145 als achterafse latinisering van Neumaia uit 1125.
    4. In de bovengenoemde akte uit 777 schenkt Karel de Grote aan de St. Maartenskerk van Traiectum goederen in de gouw Flehite. Traiectum houdt men op Utrecht, maar bestond Utrecht in die tijd al?
      Het antwoord op deze vragen vinden we in Numaga 1961-3 bij H.A.W. Hoogveld in zijn artikel over "DE FUNCTIE DER NIJMEEGSE BURCHT IN HET KarolingischE RIJK": de vraag, die hier gesteld wordt, luidt: welke oorspronkelijk verband bestaat er tussen dit Rijk en de Nijmeegse burcht? Hier tasten we al direct in het duister. Feitelijke gegevens omtrent ontstaan en oorspronkelijke omvang zijn er niet.
    En de grafvelden in Lent, gedateerd tussen 450-575 en 625-700, of dat in Wijchen of in Gennep? Die tonen juist 2 zaken aan: 1. dat Nijmegen juist niet bewoond werd (anders had men daar wel begraven.) en 2. het slechts een kleine groep van rondtrekkende 'boeren' betrof, waarop de definitie van stad juist niet van toepassing geweest kan zijn. Immers bij de grafvelden zijn geen nederzettingen aangetroffen.
    Het het gat van Nijmegen is dus allerminst gedicht, nog afgezien van de rest van 'het gat'. Waar blijven de vondsten uit de Karolingische tijd? Die zijn nog steeds niet gevonden en zullen er ook niet gevonden worden.

    Nijmegen kent 4 problemen om zich de oudste stad te kunnen noemen:
    1. Er zitten verschillende hiaten in de bewoningsgeschiedenis om in continuïteit van een stad te kunnen spreken. Tekstueel bestaat Nijmegen niet tussen de 4e en 8e eeuw. Dat wordt ook bevestigd door "Het Bronnenboek van Nijmegen" (zie daar)! Met een juiste toepassing van de teksten wordt dat hiaat zelfs vergroot tussen de 3e en 11e eeuw.
    2. De zogenaamd verkregen 'marktrechten' maakt van een nederzetting nog geen stad. Zie de uitspraak van Brabers hiervoor.
    3. Het door Traianus bedoelde Noviomagus waaraan hij bepaalde rechten verleende was niet Nijmegen, maar Neumagen. Nijmegen heeft zich die verleende rechten toegeëigend zonder feitelijk bewijs dat de stad in de Romeinse tijd Noviomagus heette.
    4. De vondst van enkele (zes) graven is geen bewijs dat er toen sprake was van een nederzetting, laat staan een stad.

    Behalve dat er van continuïteit tussen de 3e en 11e eeuw geen enkele sprake is (probleem 1), mist men ook maar één bewijs dat Romeins Nijmegen ooit stadsrechten heeft gekregen (probleem 3). Prof.dr.J.K.Haalebos verwoordt het in jaarboek Numaga 2000 op p.10 als volgt: "Als stad (municipium) wordt Nijmegen pas in het begin van de 3de eeuw vermeld onder de naam Municipium Batavorum, hoewel er aanwijzingen zijn dat Nijmegen reeds onder Antoninus Pius (138-161) stad geweest kan zijn. Als dat werkelijk het geval is, lijkt het niet al te gewaagd aan te nemen dat reeds Traianus de plaats tot municipium heeft verheven".
    Dat zijn dus liefst 10 veronderstellingen of aannames in deze twee zinnen, t.w.: 1. hoewel; 2. er aanwijzingen zijn; 3. geweest kan zijn; 4. als; 5. werkelijk; 6. het geval is; 7. lijkt; 8. niet al te gewaagd; 9. aan te nemen; 10. dat reeds heeft.

    Bovendien staat vast dat Nijmegen nooit de naam Municipium Batavorum heeft gedragen. Ook dat is een onbewezen veronderstelling waarvoor geen enkel bewijs te vinden is. En op deze en andere onbewezen veronderstellingen is de geschiedenis van Nijmegen gebaseerd!

    Als we willen bekijken hoe J.E.Bogaers (zie daar) zijn 'bewijzen' verzamelt, dan kunnen we te raden gaan in Het Bronnenboek van Nijmegen en tekst 17 eens nader bestuderen. Op een Nehalennia-altaarsteen gevonden in 1970 in de Oosterschelde (zie afbeelding hiernaast. Klik op de afbeelding voor een vergroting) staat de volgende inscriptie: DEAE / NEHALAENIAE/ARAM QVAM/IN-HO-EIVS(?)HILARVS/ DMBOBMERCE[S]/SVAS-BENÈCONS/ [ER]VATAS-VOVÈRA[T/P]OSVIT L-M/ ALBINO- ETMAXI/MOCOS. Dat leest Bogaers als: Deae Nehalaeniae aram quam in ho(norem) eius Hilarus, d(ecurio) M(unicipii) B(atavorum), ob merces suasbene conservatas voverat, posuit libens merito Albino et Maximo co(n)s(ulibus). Dit betekent: Voor de godin Nehalaenia heeft Hilarus, decurio van (het) Municipium Batavorum (= gemeenteraadslid van het Municipium, de Stad der Bataven, Nijmegen), het altaar dat hij ter ere van haar voor een goede bescherming van zijn koopwaar beloofd had, opgericht, gaarne (en) met reden, toen Albinus en Maximus consul waren. Door de namen van de consuls weten we dat de steen uit ca. 200/227 n.Chr. stamt.
    Maar waar gaat het om? Van de letters DMB maakt Bogaers Decurio Municipum Batavorum. Hoe weet Bogaers dat? Hij schrijft er zelf het volgende over: "De letters DM kunnen enkel aangevuld worden tot D(ecurio) M(unicipii). De derde letter is grotendeels beschadigd is hoogst waarschijnlijk een B geweest, maar er zou ook een R gestaan kunnen hebben. Maar niet alleen de derde letter is onleesbaar, maar ook de twee letters ervoor zijn onleesbaar. Dat er DMB gestaan heeft is dan ook een gissing (en vergissing?). Ik lees er zelfs vier letters, waarvan de middelste twee duidelijk R R zijn. De eerste letter D is onherkenbaar, maar er zijn wel meer letters geheel onleesbaar. Wat op deze gedenksteen ook opmerkelijk is dat de naam Nehalaeniae hier anders geschreven is. Het enige municipium dat in dit geval in aanmerking komt, schrijft Bogaers, is wel M(unicipium) B(atavorum) = (Ulpia) Noviomagus, Nijmegen. Deze naam was tot nu toe alleen bekend van een in 1955 te Kapel-Avezaat in de gemeente Zoelen (Neder-Betuwe) gevonden altaartje."

    Uit die laatste opmerking van Bogaers blijkt overigens duidelijk dat Bogaers niet deskundig is en niet op de hoogte is van eerdere publicaties waarin Ulpia Noviomagus Batavorum met naam en toenaam genoemd werd. Van een in 1857 te Pfünz in Beieren gevonden gedenksteen heeft hij blijkbaar nooit iets geweten. Daarop wordt Titus Flavius Romanus genoemd, die afkomstig was uit Ulpia Noviomagus en dat hij een Bataaf was.
    Byvanck vermeldt in 'Nederland in de Romeinsche tijd' uit 1942/1943 zelfs zeven (7!) keer de naam Ulpia Noviomago Batavus, een Bataaf uit Ulpia Noviomago waar Nijmegen haar naam aan dankt. Ook M.P.M.Daniels noemt Ulpia Noviomagus in zijn boek over 'Romeins Nijmegen' en in zijn lezing uit 1937. Ook Jules Timmermans vermeldt in de 'Kroniek van Nijmegen' uit 1946 de naam Ulpia Noviomagus voor Nijmegen. En in Het Bronnenboek van Nijmegen haalt Bogaers zelfs zes teksten aan uit de periode 98-200 waarin Ulpi..Novi..Bat.. genoemd wordt, waar Bogaers dus Ulpia Noviomagi Batavorum van maakt. Kende hij die teksten niet eerder dan in 1981 toen het Bronnenboek verscheen?
    Wat betreft de betekenis van de letters DMB is het puur bevooroordeeld gissen wat Bogaers hier doet en het biedt totaal geen zekerheid, laat staan dat het wetenschappelijk verantwoord is. In Het Bronnenboek van Nijmegen wordt bij deze tekst (die van Bogaers komt) overigens geen vertaling gegeven, laat staan een uitleg waarom het hier over Nijmegen zou gaan.
    En dat Bogaers wel eens vaker Latijnse inscripties onjuist leest, blijkt wel uit een andere gedenksteen waar hij Ganuenta leest wat er helemaal niet staat. Zie bij Domburg.
    En op dergelijk bewijs is de geschiedenis van Nijmegen gebaseerd.

    En dan komt Anton van Hooff (zie hier voor meer informatie over hem) in het Historisch Nieuwsblad nr.6 van 2017 met een nieuwe vondst. De pijler van keizer Traianus zou het ultieme bewijs zijn dat Nijmegen de oudste stad is. Waarschijnlijk komt deze pijler uit 17 n.Chr. schrijft hij. Dat is dan onzekerheid één. Maar in 17 n.Chr. was er van een keizer Traianus nog lang geen sprake. Dat zou nog zeker 80 jaar duren. Wordt dat vergeten of.... verzwegen? Vervolgens rakelt Van Hooff weer enkele aloude mythen op, maar vergeet te vermelden dat die pijler incompleet is. Onzekerheid twee. Het is maar een klein deel dat in Nijmegen gevonden is. En in 17 n.Chr. was er nog geen enkele Romein in Nederland geweest en dus ook niet in Nijmegen. Ook al zou de pijler uit 17 n.Chr. stammen, dan is er geen enkel bewijs dat die in dat jaar ook in Nijmegen terecht is gekomen. Onzekerheid drie. Overigens, waar is de rest van deze zuil die toevallig in Nijmegen terecht kwam? Onzekerheid vier. De steensoort van deze pijler toont al aan dat die van elders kwam.

    Met wat leugens wil Van Hoof zijn gelijk aantonen. Zo zouden archeologische gegevens bevestigen dat zich rond 17 n.Chr. op en om het Valkhof het Batavenoord Batavodurum bevond. Niets is minder waar. Archeoloog W.Willems kon het in Nijmegen in elk geval niet vinden. Dat ze er droge voeten hielden, zoals Van Hooff vermeldt, bevestigt in elk geval dat hij de transgressies en het gelijk van Delahaye op dat punt erkent. Echter ten noorden en oosten van het Kops Plateau was het één sompige moeras. Was? Dat is het nog steeds! En wat er te bewijzen valt met de overkant van de Waal ten gunste van Nijmegen, ontgaat mij. Het verhaal van Van Hooff ook hierover is klinkklare onzin. Van die overkant kwam geen enkel gevaar. Archeologisch is vastgesteld dat de Rijn geen grens was die bewaakt moest worden tegen invallende Germanen, maar het een bewaakte transportroute voor de graantransporten richting Duitsland was. Zie bij Renus. Dat Nijmegen in de Romeinse tijd ooit de naam Noviomagus zou hebben gedragen is de volgende fabel van Van Hooff. Daar is geen enkel bewijs voor en ook nooit geleverd. Als hij dat bewijs nu wel heeft, zou ik het graag eens van hem vernemen. En de Bataafse Opstand vond ook al niet in Nijmegen plaats, maar in Noord-Frankrijk waar in 69 en 70 het tiende legioen gelegerd was die deze opstand onderdrukte. Het Ulpia Noviomagus is een verzinsel van J.Bogaers (zie daar), die daarvoor ook nooit enig bewijs van juistheid heeft geleverd. Het was een deductie uit een deductie: "whisfull thinking" dus. Ook komt van Hooff weer met de fabel rond een ring van een Nijmeegse schoenmaker. Lees hier de ware geschiedenis van die ring.

    Uiteraard ontbreekt bij Van Hooff ook de Peutingerkaart niet als bewijs en natuurlijk Karel de Grote. Van de Romeinse tijd, die er zeker geweest is in Nijmegen, springt hij via Karel de Grote naar Marike van Nimweghen, een middeleeuwse fabel. Zo probeert hij het het gat van Nijmegen te dichten met enkele fabels, leugens en het tegen beter weten blijven volhouden dat Karel de Grote in Nijmegen een Paleis gehad zou hebben. Zou hij het Paleis van Karel de Grote al gevonden hebben in Nijmegen? Alle teksten over dat Paleis Noviomagus hebben betrekking op de Franse stad Noyon, waar Karel de Grote gekroond werd tot koning van de Franken en hij na de dood van Karloman, die daar zijn residentie had, een nieuwe Paleis liet bouwen. Daar zit geen enkele tekst bij die je zelfs met de meeste fantasie niet op Nijmegen kunt laten slaan. Het wordt toch eens tijd dat Nijmegenaar Van Hooff de ware kijk op de geschiedenis van Nijmegen eens gaat bestuderen en zich niet laat leiden door de fabels van enkele 17e eeuwse dominees. Die fabels mag hij overlaten aan de plaatselijke VVV die zich niet bezighoudt met de ware geschiedenis maar voor wie het toeristisch oogpunt leidend is. Voor iemand die zich historicus wil noemen is het onvergeeflijk als hij de onbewezen mythen blijft verkondigen als ware wetenschap. Als historicus 'vindt hij in Nijmegen zijn Waterloo'. Een betreurenswaardig verhaal en een gemiste kans.


    Ik heb Van Hooff er eens op aangesproken tijdens een lezing in Amersfoort. Maar daar wilde hij niet op de zaak ingaan. 'Te ingewikkeld om dat even in de pauze te bespreken'. Het ene bewijs van zijn opvatting waar ik om vroeg, gaf hij niet. 'Dat had hij niet paraat'.


    Resten oudste Romeinse stad gevonden.
    Nog in 1985 verklaarde J.E.Bogaers dat de oudste Romeinse resten opgegraven in Nijmegen-west uit het jaar 70 stamden. Die oudste resten zouden van Ulpia Noviomagus geweest zijn. Bovendien verklaarde Bogaers toen ook dat Ulpia Noviomagus tot 270 n.Chr. bestaan heeft. Dan kan Nijmegen in 2005 ook nooit 2000 jaar stad zijn geweest. Bovendien heeft Nijmegen tussen 227 en 725 geen geschiedenis dus geen bestaan gekend, wat het Bronnenboek van Nijmegen (zie daar) ook bevestigt.

    Overigens bij dezelfde opgraving op dezelfde plaats ook scherven aardewerk en baksteen gevonden die Bogaers dateert op het midden van de tweede eeuw. Daarnaast munten van de keizers Philippus Arabs (244-249) en Gallienus (253-268). Het jaar 270 wordt daarmee wel aangetoond, maar hoe men aan het jaar 70 komt blijft onduidelijk. Dat zal wel gebaseerd zijn geweest op de fabel van de opstand der Bataven (69-70) die na de opstand van de Romeinen een nieuwe stad mochten bouwen in Nijmegen-west. Het bewijs van die opstand, die nieuwe stad en het jaar 70 ontbreken echter in Nijmegen.

    Het blijft dan ook een raadsel op grond waarvan Nijmegen haar geschiedenis claimt. Er was geen Karolingisch Paleis, er zijn geen Bataven geweest net zo min als plunderingen door de Noormannen, maar er is wel een gat van 5 eeuwen zonder geschiedenis vastgesteld. Nijmegen de oudste stad is gewoon een fabel.


    Nijmegenaar
    Paul van der Heijden meent de opvatting van Albert Delahaye ook te kunnen weerleggen met enkele leugens. Hij noemt Delahaye een pseudo-wetenschapper omdat deze (en ik citeer) het laatste deel van zijn leven zijn best heeft gedaan om de Nederlandse geschiedenis niet alleen in twijfel, maar ook in diskrediet te brengen. Van der Heijden vervolgt met: Helaas heeft Delahaye vergeten zijn theorieën te toetsen aan de archeologie. Oudheidkundig onderzoek heeft namelijk aangetoond dat Nederland in de Romeinse tijd zeer geschikt was voor bewoning en behoorlijk dicht bevolkt was. Ook zijn er meer dan twintig militaire forten opgegraven.

    Het zijn typisch opvattingen van iemand die de boeken van Delahaye nooit gelezen heeft of in elk geval niet begrepen heeft waar het feitelijk om gaat. Hij zou daarin kunnen lezen dat Delahaye de Romeinse tijd helemaal nooit heeft ontkent. Wat die dichte bevolking (die er niet was wat ook archeologisch is vastgesteld) met Romeinse forten te maken heeft, is typisch een opmerking van 'horen zeggen' en niet gebaseerd op kennis van zaken.

    Ook stelt Van der Heijden dat er in Nijmegen een inscriptie gevonden is met het opschrift Noviomagus. Hier wreekt zich weer een gebrek aan kennis bij Van der Heijden. Had hij de boeken van Delahaye maar gelezen dan had hij daarin kunnen lezen dat Delahaye deze 'vondst' ook vermeldt, maar tevens ontdoet van alle glans. De gevonden steen is namelijk een kopie van een in Pfünz (Zuid-Duitsland) gevonden gedenksteen. Het vormt geen enkel bewijs ten gunste van Nijmegen.
    En dan noemt Van der Heijden ook nog de Peutingerkaart waarop een gedeelte van Nederland zou staan. Ook hier wreekt zich een gebrek aan kennis bij Van der Heijden. Op die kaart staat helemaal niets van Nederland. Dat is altijd wel aangenomen, maar nooit onweerlegbaar bewezen. Zie bij de mythen rondom de Peutingerkaart.

    Om de door Delahaye aangedragen bewijzen te weerleggen hoeft Van der Heijden zich niet te beperken tot de archeologie. De geografie maakt wel duidelijk dat Nederland vanwege transgressies lange tijd onbewoonbaar was. Ook het wetenschappelijk niveau van Delahaye staat buiten kijf. Hij heeft vele teksten onderzocht waaruit overduidelijk blijkt dat de hele geschiedenis tussen de 3e en 10e eeuw zich in Noord-Frankrijk heeft voorgedaan. Nederland bezit uit die hele periode geen enkele tekst om haar geschiedenis mee te bewijzen. De honderden bewijzen die Delahaye in zijn boeken bespreekt zijn zo overtuigend dat er van de Nederlandse traditie weinig overblijft.
    Van der Heijden claimt ooit geschiedenis te hebben gestudeerd. Met dergelijke uitspraken weet hij dat goed verborgen te houden. Had hij maar eens de geschiedenis bestudeerd. Als Van der Heijden zich eens echt in deze materie had verdiept, zou hij niet zo hautaine van de toren blazen, maar zich beschaamt terugtrekken onder die steen van Pfünz.
    Bovendien zijn alle Romeinse vondsten in Nederland allerminst van een aansprekend gehalte. Er blijkt op veel plaatsen wel wat gevonden te zijn, maar overtuigend is het allemaal niet. En dan nog. Dat de Romeinen langs de Rijn en in Nijmegen geweest zijn werd ook door Delahaye nooit ontkend. Maar waren het de plaatsen die op de Peutingerkaart genoemd worden? En als er een stuk weg gevonden wordt? Was dit dan een weg die op de Peutingerkaart staat? De Romeinen legden overal wegen aan en veel van die wegen staan ook niet op de Peutingerkaart. Van geen enkele vindplaats van Romeins in Nederland is ooit bewezen dat het een plaats van de Peutingerkaart was, dan alleen juist met die kaart. Voor een sluitend bewijs is minstens een tweede bron nodig. En die ontbreken in Nederland!

    Nijmegenaar Paul van der Heijden, ooit hoofdredacteur van Westerheem, reageert in Westerheem jaargang 2001 (p.33) op het artikel van Haalebos met: "Omdat het ondenkbaar is dat het veel kleinere Voorburg eerder stadsrechten heeft gekregen dan Nijmegen, zal de stadsverheffing van Nijmegen tot Municipium Ulpia Noviomagus Batavorum hoogstwaarschijnlijk hebben plaatsgevonden in of kort na datzelfde jaar 98. En dat is een bevestiging wat we eigenlijk al wisten: Nijmegen is de oudste stad van Nederland." (Onderstreping van mij).
    Niet onvermeld mag blijven dat Van der Heijden geen archeoloog is, maar een plaatselijke Nijmeegse uitgever. Bij hem is duidelijk sprake van belangenverstrengeling en een achterstand in informatie. In dat licht moeten zijn bijdragen dan ook beoordeeld worden. Dat Nijmegen ooit stadsrechten heeft gekregen is ook weer een voorbeeld van informatie achterstand. Als, en dat is nooit bewezen, als Nijmegen ooit marktrecht gekregen heeft, dan is dat iets anders dan stadsrecht. Het kan niet genoeg benadrukt worden: marktrecht is geen stadsrecht! Bovendien moet dan aangetoond worden dat Traianus het marktrecht aan Nijmegen gaf en dat niet Neumagen bedoeld werd met het Noviomagus dat marktrecht kreeg. Neumagen lag in de streek waar Traianus stadhouder was, Nijmegen lag er ver buiten!

    Wat Van der Heijden 'ondenkbaar' noemt is in de geschiedenis van Nederland juist eerder regel dan uitzondering. Staveren kreeg eerder stadsrechten dan Utrecht, Domburg eerder dan Nijmegen en Amersfoort eerder dan Amsterdam, om maar enkele voorbeelden te noemen, wat met veel andere voorbeelden aangevuld kan worden. Let ook op het 'hoogstwaarschijnlijk' ofwel men weet het in Nijmegen zelf niet eens zeker, want als Nijmegen in of kort na het jaar 98 stadsrechten kreeg, bestaat de stad dus nog geen 2000 jaar, wat wel altijd beweerd wordt. Hoe men in Nijmegen geschiedenis schrijft.
    Dat het een bevestiging is wat men al wist is dus onjuist. Het is een bevestiging van wat men in Nijmegen aangenomen heeft, maar wat nooit met feiten bewezen is. Het staat wel vast dat het Ulpia Noviomagus waar Traianus stadhouder was, niet Nijmegen was, maar de Duitse stad Neumagen.
    Wat enkele letters verschil in een naam, toch een groot verschil in geschiedenis kunnen maken.

    De naam Nij-megen (=nieuw 'megen') heeft niets te maken met Noviomagus en weerspreekt dan ook alle tradities!

    Het element Nij- (nieuw) werd slechts gebruikt voor een pas ontstane nederzetting ter onderscheiding van een al bestaande plaatsnaam, zoals Megen van het graafschap Megen (721: Meginum) .
    De inwoners van Nijmegen, althans die van toen, waren niet op hun achterhoofd gevallen. Zij wisten wel degelijk dat de plaats voorheen bewoond was geweest, wat zij trouwens konden zien aan de massa’s nog boven de grond staande ruïnes van de Romeinen, die er tot ver in de 17e eeuw zichtbaar zijn gebleven. ’’Nieuw Megen” vonden zij een toepasselijke naam; er behoeft niet perse een verband te worden gezocht met het Brabantse Megen, tenzij men zou willen aannemen (waar geen bewijzen voor zijn) dat Nijmegen zoals veel andere plaatsen gesticht is door vroegere horigen die de vrijheid verkregen hadden en die grond en emplooi zochten om zich een vrij bestaan op te bouwen. Dit behoeft men evenmin ver van zich af te werpen, daar het in deze periode in meerdere gevallen de aanzet is geweest voor het stichten van menselijke nederzettingen, vooral in die gevallen waar de eerste stichting vrij snel werd gevolgd door een ontwikkeling tot stad. Is dit ook met Nijmegen het geval geweest, dan valt eerder aan een migratie vanuit Brabant te denken. Toen in het begin van de 12e eeuw de Duitse keizers belangstelling voor Nijmegen kregen, er op hun reizen naar Holland af en toe verbleven zodat de behoefte ontstond aan een vaste pleisterplaats, kon het niet uitblijven dat de kanselarij aan de plaatsnaam een Latijnse vorm gaf, in dit geval Noviomagus, een vanouds bekende naam, omdat men meende dat deze de adequate vertaling was van de inheemse naam, wat niet eens foutief was. Precies hetzelfde had zich kort tevoren al met Utrecht voorgedaan, waar de inheemse naam Utreck (Lees: Uit-Rek) met Trajectum werd vertaald.

    Historisch, tekstueel en archeologisch bestaat de stad Nijmegen niet voor de 11e eeuw.

    Toch moeten we de traditionele historici als Bogaers en Haalebos c.s. prijzen dat ze in hun artikelen zo openhartig durven te zijn en zo duidelijk hun twijfel uitspreken over veel zogenaamde zekerheden. Hun artikelen zijn soms oprechte bekentenissen van de onjuistheid en onduidelijkheden die bestaan in de traditionele opvattingen. Over Nijmegen als het Ulpia Noviomagus Municipium Batavorum kunnen we kort zijn, dat gelooft zelfs Haalebos niet meer en daar spreekt ook Bogaers slechts twijfel over uit. En die kunnen toch niet fans van Albert Delahaye genoemd worden.

    Dr. A.W.Byvanck, de kenner van Romeins Nederland bij uitstek, schrijft in zijn boek "Nederland in den Romeinschen Tijd" (1943) op p.313: "Voor zover wij het kunnen nagaan, is Maastricht de enige plaats in ons land, waar een zekere continuïteit bestaat van den Romeinschen tijd naar de Middeleeuwen. Elders betekende het ophouden van een Romeinsch gezag een duidelijke breuk in de historische ontwikkeling".
    In zijn boek "De Romeinen in Nederland" bevestigt Dr.W.A. van Es dit als volgt: "Sporen van bewoningscontinuïteit in Nijmegen zijn zeer vaag. Dat Nijmegen als stedelijke organisme in de 4e eeuw bleef voortbestaan is uitgesloten.". In het boek "Archeologie in Nederland" van W.A. van Es, H.Sarfatij en P.J.Woltering, lezen we: "In ieder geval staat vast dat er van Romeins Nijmegen na 270 niet veel overbleef. Continuïteit naar de middeleeuwen is er zeker niet." Dat is toch duidelijke taal. Het komt er op neer dat er in Nijmegen behalve van een Paleis van Karel de Grote geen spoor is gevonden, ook elk spoor van bewoning in die tijd in Nijmegen ontbreekt. De archeologie bevestigt de opvattingen van Albert Delahaye keihard en glaszuiver.

    Ook het Bronnenboek van Nijmegen (zie aldaar) laat duidelijk die breuk zien. Tussen 227 en 725 wordt geen enkele tekst genoemd. Dat is een breuk van 5 eeuwen zonder ook maar één bericht. Wat begrijpt men in Nijmegen niet?
    Die 5 eeuwen zal allengs uitgebreid moeten worden tot 8 eeuwen, want alle teksten over Karel de Grote, Lodewijk de Vrome en de Noormannen hebben net zo min betrekking op Nijmegen.


    In het in 2008 verschenen boek Stad in beweging over de stedenbouw in Nijmegen en uitgegeven door de gemeente Nijmegen, wordt Karel de Grote niet meer genoemd. Na de Romeinse periode laat men er de geschiedenis van Nijmegen weer beginnen in de 10e eeuw. Hoewel nog steeds het Oppidum Batavorum als oudste stad van Nederland en het Ulpia Noviomagus worden vermeld, wordt het Paleis en verblijf van Karel de Grote niet meer genoemd. De bekering heeft zich dus ingezet en wel in een officiële publicatie van de gemeente Nijmegen. Er wordt nog wel vermeld dat in de eeuwen na de Romeinen Nijmegen het karakter behield van strategische legerplaats, echter dit kunnen we beschouwen als een onbewezen aanname. Zowel het 'strategische' als 'de legerplaats' kunnen we als onzin bestempelen, wat de geschiedenis van Nijmegen nadien ook wel aangetoond heeft. Op de website van 'De Nederlandse Vestingsteden' komt Nijmegen niet eens voor. Aan de 'Breuken met het verleden' zoals een hoofdstuk heet, voegt men er zo vanzelf een aan toe: die van het gemis aan continuïteit.

    Maar... de bekering heeft zich ingezet. Tussen de regels door erkent men in Nijmegen eindelijk dat Karel de Grote geen Paleis heeft gehad in Nijmegen. "Maar hij is er wel 4 keer geweest" wordt er snel aantoegevoegd. Vier keer? Waar verbleef hij dan met zijn gevolg? Volgens de achterhaalde traditionele opvatting liet hij er in 777 een nieuw Paleis bouwen, om er vervolgend bijna 30 jaar niet meer te komen? Veel ongelooflijker kan men het niet maken. En alle andere jaartallen die tot voor kort gehanteerd werden om Karolingisch Nijmegen te bewijzen? Zijn die plots niet meer van toepassing? Waar Karel en zijn gevolg (en dat was een voltallige hofhouding tot wel 1000 mensen) dan verbleven, wordt niet verteld. Begrijpelijk, want dat weet men niet, immers hij verbleef er ook niet. Het Noviomagus uit de teksten is duidelijk Noyon!

    'De Nijmeegse Stadskrant' van juli 2014 wijdt een paginagroot artikel aan Karel de Grote en zijn vermeende verblijf in Nijmegen. Daarin wordt breed uitgemeten dat Nijmegen veel te danken heeft aan het verblijf van Karel de Grote. Wat dat allemaal geweest is wordt echter niet vermeld. In dit artikel wordt slechts 'de blijde incomsten' (van het toerisme) genoemd. Toch erkent ook dit voor de promotie van Nijmegen van belang zijnde artikel, dat (en ik citeer) 'Helaas is er weinig tastbaars van dit Paleis overgebleven.' In een volgende alinea wordt het 'weinig' vanzelf 'niets' als er staat dat (citaat) 'geen materiële resten van het Nijmeegs Paleis van Karel de Grote bewaard zijn'. Als reden van het totaal verdwijnen van dit Paleis worden de Noormannen genoemd, die hier in het najaar van 880 een winterkamp optrokken. Bij hun vertrek in het voorjaar van 881 hebben ze blijkbaar alles grondig opgeruimd, een Noorman totaal vreemd natuurlijk en meegenomen in hun schepen.

    Dit artikel is vanuit Nijmeegse toeristische propaganda wel te verklaren, maar het heeft niets te maken met de historische waarheid. Volgens 'Het Bronnenboek van Nijmegen' is Karel de Grote maar 4 keer in Nijmegen geweest en wel in het jaar 777, 804, 806 en 808. Tussen 777 en 804 is hij er liefst 27 jaar niet geweest. Welk belang had zijn verblijf voor Nijmegen? In 777 zou Karel de Grote zijn nieuwe Paleis in Noviomagus betrekken, om er daarna bijna 30 jaar niet meer te komen? Veel gekker moet men het niet maken. Nijmegen wordt ook wel eens als steunpunt in de strijd tegen de Saksen opgevoerd, maar als Karel de Grote er bijna 30 jaar niet geweest is, juist als die strijd op zijn hevigst is, kunnen we dit uiteraard als een grote farce beschouwen.
    Bovendien staat het volkomen vast dat de Noormannen nooit in Nederland geplunderd hebben en al helemaal niet in Nijmegen. Daarvan is archeologisch geen enkel bewijs voor of ooit gevonden. In het jaar 880 en 881 verbleven de Noormannen in Gallia en het land van de Schelde waar ze steden plunderden als Amiens, Corbie, Terwaan, Kamerijk, Doornik, Kortrijk en Etrun. Verrassender is nog, dat het Paleis van Noviomagus nadien nog steeds in de bronnen blijft voorkomen. Maar die teksten worden in Nijmegen angstvallig verzwegen, hoewel 'Het Bronnenboek' wel een verblijf van Arnulf (in 891), Zwentibold (in 896 en 898), Karel de Eenvoudige (in 912), Otto I (in 949, 956, 966) Otto II (in 973-980) en Otto III (tussen 985 en 996) noemt. Ook keizer Hendrik II verblijft te Noviomagus tussen 1002 en 1024. Waar verbleven deze machthebbers, koningen en keizers als er geen Paleis meer was en ook van deze verblijfplaatsen geen spoor is gevonden? En in het jaar 1047 wordt een niet meer bestaand Paleis van Nijmegen in brand gestoken door Godfried, hertog van Lotharingen, als hij op weg is naar Verdun, dat ook in vlammen opgaat. Hoe dat te rijmen valt dient men in Nijmegen nog maar eens uit te leggen, nadat men het eens grondig onderzocht heeft op waarheid en mythe.
    Ook Wijk bij Duurstede zijnde Dorestad, zou in 865 door diezelfde Noormannen van de kaart zijn geveegd, maar komt in de bronnen daarna nog steeds voor als belangrijke handelsplaats. (Bronnen: De Ware Kijk Op.


    In
    De Canon van Nijmegen is het traditionele verhaal rondom de palts van Karel de Grote te lezen. Hij verbleef er met zijn hofhouding en militairen. Het kon al gauw om een paar honderd mensen gaan, lezen we. Een kerk of kapel was een vast onderdeel van een palts, die in het huidige Valkhofpark heeft gelegen. De belangrijkste gebouwen lagen meestal binnen een versterking. Buiten de palts lagen boerderijen die de vorst en zijn gevolg van voedsel moesten voorzien. Naast Aken was Nijmegen een van de favoriete verblijfplaatsen van Karel de Grote.

    Maar ook in de Canon van Nijmegen lezen we dat 'geen materiële resten bewaard zijn van het Nijmeegse Paleis van Karel de Grote' en ondanks een afbeelding van dat Paleis van Cornelis Springer 'weten we niet hoe het eruit heeft gezien'. Ook hier weer de bewering dat de Noormannen het Paleis in 880 hebben platgebrand (en alles hebben opgeruimd en meegenomen).
    Het wordt een eentonig verhaal: er blijkt dus niets gevonden te zijn van dat Paleis van Karel de Grote, zelfs geen brandsporen. Maar ook van de andere gebouwen die er gestaan moeten hebben is niets gevonden.
    Het wordt tijd dat Nijmegen zich eens gaat bezighouden met de ware geschiedenis van de stad en niet langer met fabellogie.

    Je hoeft dus niet eens een medestander van Albert Delahaye te zijn, om deze duidelijke conclusie te kunnen trekken. Hetzelfde kun je ook bij meerdere van zijn "opponenten" lezen. Romeins Nijmegen was een legerkamp, dus geen stad. Ulpia Noviomagus was Neumagen en niet Nijmegen, Romeins en Karolingisch Noviomagus was Noyon. Tussen het vertrek van de Romeinen rond 260 n.Chr. en de 11e eeuw, heeft Nijmegen geen bewoning gekend. Zie bij Citaten!
    En deze mededelingen van Byvanck, Van Es, Sarfatij en anderen, bevestigen het gelijk van Albert Delahaye op onmiskenbare wijze. Zonder historische continuïteit heeft er immers geen Karolingisch Nijmegen bestaan.

    Ook in onze dagen wijzen verschillende historici op de grote hiaten in het "stadse" bestaan van Nijmegen.
    "Samenvattend kan Nijmegen weliswaar als eerste stad in Nederland beschouwd worden, maar het heeft gedurende zeer lange perioden tussen ca. 250 en 1230 absoluut geen stedelijke status of allure gehad en de huidige stad is eigenlijk pas 775 jaar oud." Bron: P.v.Overbeek.

    Misverstand: De stad Nijmegen. JULI 16, 2020 DOOR JONA LENDERING. IN: FACTCHECK, GESCHIEDENIS, LAGE LANDEN, RomeinsE KEIZERRIJK

    Afbeelding: Agrippa, de stichter van Nijmegen (British Museum, Londen)

    Trajanus gold als een goede keizer en dat hij hier en daar een modern standbeeld heeft gekregen is geen catastrofe. Wie Nijmegen over de Waalbrug binnenrijdt, zal er door worden begroet. Het beeld dateert uit de jaren vijftig van de vorige eeuw, toen het aloude Keizer Lodewijkplein, aangelegd na de sloop van de Nijmeegse stadsmuur en vernoemd naar Lodewijk de Vrome, een nieuwe naam moest krijgen. Omdat oudheidkundigen toen nog dachten dat Trajanus iets voor Nijmegen zou hebben gedaan, werd het plein naar hem vernoemd en kreeg hij een beeld. De vraag was destijds al wát hij voor Nijmegen heeft gedaan, want het enige wat vaststaat is dat de stad zich Ulpia Noviomagus is gaan noemen. Het laatste element is de eigenlijke plaatsnaam, “nieuwe weide”. Het eerste element verwijst naar de familienaam van de keizer, die voluit Marcus Ulpius Trajanus heette. De aanname was destijds (als ik het wel heb) dat die naam is verleend met het recht om markt te houden, nundinas habere. Een tweede aanname was dan dat Noviomagus tevens “nieuwe markt” zou betekenen, wat niet onmogelijk is maar een secundaire betekenis verheft boven de primaire.

    Op zeker moment zou Nijmegen bovendien de rang van Municipium hebben gekregen, wat bepaalde juridische rechten en plichten voor de burger met zich zou hebben meegebracht. Hoe naam, marktrechten en Municipiumrechten in elkaar schoven, was en is onduidelijk, maar in 1955 herdachten de Nijmegenaren dat hun stad 1850 jaar bestond en in 1997 maakten ze een begin met de voorbereiding van het in 2005 te vieren 1900-jarig bestaan. Het werd echter een 2000-jarig bestaan, want enkele wetenschappelijke inzichten waren gewijzigd.

    Stadsrechten en marktrechten
    Een in Elst gevonden inscriptie is wel opgevat als bewijs dat Nijmegen al rond 98 of 100 de Municipiumrang had en niet slechts marktrechten. Bovendien was in de tussentijd duidelijk geworden dat de burgerlijke nederzetting van Nijmegen al veel eerder belangrijk was. De beroemde godenpijler uit het begin van onze jaartelling, hét pronkstuk van het Valkhofmuseum, zal niet zijn opgericht in een afgelegen dorpje maar in een plaats die in sociaal-economische zin toch wel een stad zal zijn geweest.

    Maar het is complexer dan dat. Nijmegen was namelijk altijd de voornaamste nederzetting van de Bataven, en bezat daarmee vanaf het begin – wanneer dat ook was – het recht markten te organiseren. Dat er zoiets zou hebben bestaan als marktrechten, is een dwaalspoor. Dat is ook de verlening van een naam als Ulpia. Een nederzetting kon zo’n naam gewoon aanvragen – uit Andalusië is het antwoord op het verzoekschrift over – en was een eerbetoon aan een heersende vorst, niet meer en niet minder. Het is niet anders dan hoe Loopuyt zijn naam veranderde in Julianadorp.

    De Municipiumstatus
    De rang van Municipium, tot slot, is het grootste misverstand. De titel komt in de tweede eeuw na Chr. inderdaad steeds vaker voor in de westelijke provincies. Wat daar achter zit, weten we niet, want er zijn alleen inscripties waaruit blijkt dat gemeentes zichzelf zo zijn gaan noemen, terwijl er niet één inscriptie bekend is waarin een dankbare gemeente de eigenlijke verlening van Municipiumrechten gedenkt. Niet één. Dat is des te opmerkelijker omdat het corpus aan inscripties, geschreven op onverwoestbare stukken steen, voor oudheidkundige begrippen uitgebreid is en we van allerlei soorten akten allerlei voorbeelden. Zie de Andalusische naamsverandering waarnaar ik zojuist linkte. Keizerlijke correspondentie werd zorgvuldig bewaard, zoals we gisteren zagen.

    De oudhistoricus Fergus Millar wees er in 1977 in zijn beroemde boek The Roman Emperor al op dat het niet bijster aannemelijk is dat we ooit zullen lezen over de verlening van Municipiumrechten, aangezien een Municipium per definitie een gemeente is met voor-Romeinse rechten. Lees het hier maar even na. Voor-Romeinse rechten kon Rome wel afschaffen, maar natuurlijk nooit verlenen.

    De stichter van Nijmegen: Agrippa
    Eén verklaring voor de verspreiding van de Municipiumtitel is dat het een modegril was. In de tweede eeuw gingen veel Romeinen opzettelijk oude woorden gebruiken, soms niet op de juiste wijze. Dat Nijmegen, net als Tongeren en Voorburg, zich in deze tijd Municipium begon te noemen, zou dan vooral willen zeggen dat de stad goed was geïntegreerd in het Latijnse taalgebied. Ik denk dat we de verklaring hier moeten zoeken.

    Samenvattend: Nijmegen is ontstaan als de belangrijkste nederzetting van de Bataven, gelegen naast een in 19 v.Chr. door generaal Agrippa gestichte Romeinse legerbasis. Dat is alles. In sociaal-economische zin kun je het een stad noemen, maar in juridische zin is het gewoon een civitas, een gemeente, die zich later dus Municipium is gaan noemen en die als namen Batavodurum en Noviomagus heeft gehad.

    Hetgeen ons brengt bij wat de Nijmegenaren nu te doen staat. Het plein gewoon zijn oude naam teruggegeven is het makkelijkste maar dan heb je een standbeeld over, en om dat in de Waal te kieperen, dat is nou ook weer zoiets. Ik zie echter niet in wat ertegen is om naar Romeins gebruik het hoofd van het beeld te vervangen door dat van Agrippa. Daarna dopen we het plein om tot Agrippaplein en staat niets de feestelijkheden in de weg voor het 2050-jarig bestaan in 2032.

    Het is wel duidelijk dat, hoewel Lendering ook nog aan de traditie van de vroege stichting in 19 v.Chr. vastzit, zijn verhaal een nieuw licht werp op de geschiedenis van Nijmegen. Hoewel, een nieuw licht? Neen, echt nieuw is het niet. Immers Albert Delahaye schreef dit al in 1965. Zie bij Vraagstukken in de Historische Geografie van Nederland.

    Klare feiten:
    • Archeologisch ontbreekt in Nijmegen elk spoor van bewoning tussen de 3e en 11e eeuw. Er is niets gevonden uit deze periode dat op een nederzetting wijst, ergo: er was dus zeker geen stad. Zelfs een grafveldje in Lent bewijst niets over bewoning in Nijmegen.

    • Franse historici laten diezelfde Noormannentekst over de brand van Noviomagus in 880 op het Franse Noyon slaan. Was er in Nijmegen toen wat te halen voor de Noormannen?

    • De zogenaamde "Karolingische Kapel", het oudste stenen gebouw in Nederland waar men in Nijmegen trots op mag zijn, stamt uit 1085: dat is 3 eeuwen na Karel de Grote. Tegenwoordig wordt deze kapel niet langer meer 'Karolingisch' genoemd maar staat nu officieel te boek als 'Ottoonse kapel'. Ottoons is de kapel echter ook niet, wat door Van der Heijden erkend wordt in zijn boek over 20 eeuwen Nijmegen! (zie daar!)Een goed verstaander weet dan genoeg!
      De kapel zou een kopie zijn van de San Vitale uit Ravenna (ingewijd in 547). Wie zoiets beweert heeft geen verstand van bouwen en bouwgeschiedenis. Als men deze San Vitale (afbeelding links) wat beter bekijkt en wat nauwkeuriger vergelijkt dan valt slechts het achthoekig bovendeel als overeenkomstig op. Over de binnenzijde hebben we het maar helemaal niet, want dat is een wereld van verschil. Zie afbeeldingen hiernaast. Deze kapel in Nijmegen is een keizerlijk Paleis onwaardig, zeker als men ziet tot welke bouwwerken men in het Byzantijnse Rijk in deze tijd in staat was. Daarentegen is de overeenkomst met de St.Gregoriuskerk in Ani (Turkije) gebouwd in 994, frappant. Zie foto rechts.

      Hieronder enkele foto's van de binnenzijde van de kapel in Nijmegen (links) en van de San Vitale uit Ravenna, waaruit een zeer duidelijk verschil blijkt. En zeker als je kunstzinnige mozaieken bekijkt. Die zijn in Nijmegen niet te vinden. De vergelijking van deze kapel in Nijmegen, met de San Vitale kan de prullenbak is. Nog een voorbeeld van NEP in Nijmegen!



      Hoewel lange tijd werd aangenomen dat het gebouw rond 1030 is gebouwd, stelde Aart Mekking in 1996 dat het gebouw pas na de verwoesting van de Valkhof in 1047 tot stand is gekomen. Deze visie is tevens te vinden in het in 2007 verschenen handboek "Bouwen in Nederland. 600-1200". Immers Mekking redeneerde dat bij de verwoesting van het Karolingisch Paleis de kapel zeker niet gespaard zou zijn. Op zich een logische gedachte. echter, alle klassieke teksten die deze verwoesting en de daarbij vermelde plundertocht vermelden, blijken duidelijk over Noord-Frankrijk te gaan. In het jaar 1047 zou het nooit bestaand hebbende Paleis van Nijmegen in brand gestoken door Godfried, hertog van Lotharingen, als hij op weg is naar Verdun, dat ook in vlammen opgaat. Plaatsen die genoemd worden zijn Verdun, Rinesburg, Fleerdingen (=Floringhem, niet Vlaardingen), Atrecht (Arras), Eichem, Doornik, Arques en Annoeullin. Hoe valt dat te rijmen met een veldtocht naar Nijmegen?

    • Keizer Frederik Barbarossa bouwde in 1155 een nieuwe burcht in Nijmegen, waarbij hij op de gedenksteen vermeldt dat deze burcht rechtstreeks gebouwd is op de Romeinse overblijfselen. Op deze gedenksteen staat geen woord over Karel de Grote, hoewel Frederik Barbarossa een groot bewonderaar van Karel de Grote was en hem in alles als voorbeeld nam! Barbarossa was ook degene die alles in het werk stelde om Karel de Grote heilig te laten verklaren. De paus van Rome ging daarin niet mee, de tegenpaus in Ravenna wel. Karel de Grote is patroon van veel steden, o.a. Nijmegen. Alleen Aken en de Zwitserse stad Zürich bezitten het privilege om hem als heilige te vereren. Er is in Nijmegen slechts sprake van een burcht, over burgerlijke bewoning wordt nergens gesproken, laat staan dat er een stad bestond.
    • In Nijmegen ontbreken alle geschreven bronnen tot eind 12e eeuw. Het oudste archiefstuk in Nijmegen dateert uit 1166 (vervat in een oorkonde uit 1244). Nijmegen heeft GEEN ENKEL archiefstuk uit de Karolingische periode of de vroege middeleeuwen, laat staan uit de Merovingische periode. Geen enkel bericht, geen enkele archeologische vondst bewijst dat Nijmegen als stad of nederzetting tussen ca. 250 en ca. 1100 heeft bestaan. Er zijn enkele grafvondsten gedaan, maar daarmee bewijs je niets ten aanzien van bewoning of een nederzetting die overigens ook niet gevonden is. Om maar niet te spreken van een stad of een stedelijke agglomeratie!

    • Alles dat men van de geschiedenis van Nijmegen uit de Karolingische tijd meent te weten komt uit Franse Kronieken en is een kopie van de geschiedenis van de Franse stad Noyon, die zowel in de Romeinse tijd als in de Frankische tijd onmiskenbaar Noviomagus heette.

    • Op het oudste stadswapen, nog tot in de 13e eeuw in gebruik, staat: Sigillum burgeriensium de Numegen (zegel van de burgers van Nijmegen): een Latijnse tekst zonder Noviomagus! De oudste datering van het gebruik van de naam Noviomagus voor Nijmegen dateert van 1145 als achterafse latinisering van Neumaia uit 1125.

    • In 1166 verleende Frederik Barbarossa aan Aken het zogenaamde Karel-privilege. Dat gaf de stad Aken als voormalige residentie van Karel de Grote zeer verregaande vrijheden en rechten. Deze opvatting van Aken als Karelstad staat ook ter discussie. Nijmegen heeft dat Karel privilege niet gekregen, bovendien heeft Nijmegen er nadien ook niet meer om gevraagd. Ergo: Zowel Frederik Barbarossa als de Nijmegenaren wisten in 1166 dat Nijmegen geen voormalige residentie van Karel de Grote was. Dat Nijmegen (ook later) nooit om het Karel-privilege heeft gevraagd is dubbel vreemd, aangezien Nijmegen de stad Aken in alles navolgde. Nijmegen nam zelfs het stadswapen met de dubbele adelaar van Aken over, kreeg in 1230 in navolging van Aken stadsrecht, liet Akense oorkonden kopiëren, kopieerde zelfs de stadhuisgevel en de Akense Keizer Karelsprijs, en haalde ooit de Akense dominee Johannes Smetius binnen, om de geschiedenis van de Nijmegen met een Duitse "gründlichkeit" op te blazen tot een luchtballon, die uiteindelijk te groot werd en knapte. Kortom: de Keizer Karel-traditie van Nijmegen is een van buitenaf ingevoerde mythe, die in 1166 nog niet bestond.

    • In 1189 gebruikte Frederik Barbarossa in officiële Latijnse stukken de naam Nuwemagen (zie Het Bronnenboek tekst 163), waarmee aangegeven is dat de Latijnse naam Noviomagus voor Nijmegen niet gebruikt werd. Bovendien leefde bij Frederik Barbarossa ook in het geheel niet het idee dat Nijmegen een oude Keizerspalts van Karel de Grote was. Dat was dan zeker meerdere keren bij de bouw van zijn burcht vermeldt, zeker omdat hij een groot bewonderaar was van Karel de Grote en hem in alles probeerde te kopiëren, zelfs te overtreffen.

    • Niet alleen in Nijmegen zelf, maar evenmin in de naaste of verre omgeving is geen spoor te vinden van een Karolingisch domein, of van goederen die tot de palts behoord moeten hebben. Vier en een halve eeuw (sinds Karel de Grote) hebben er volgens de traditie vele vorsten in Nijmegen gewoond of zijn er verbleven. Nijmegen heeft er geen enkel recht aan overgehouden, geen civielrecht, geen kerkelijk recht, geen enkele oorkonde of acte heeft het opgeleverd. En niet alleen in Nijmegen is daarvan niets terug te vinden, evenmin in steden in de nabije of verre omgeving van Nijmegen tot in Xanten, Keulen en zelfs tot in Rome.

    • Nijmegen verwierf stadsrechten in 1230, maar pas nadat men er, met verwijzing naar Aken, zelf om gevraagd had. Dat het geen gelijke rechten betrof als die van Aken, werd in 1247 al snel duidelijk bij de verpanding van de burcht aan Hertog Otto van Gelre. Indien Nijmegen een echte Duitse Rijksstad was geweest, was een verpanding immers onmogelijk geweest. De verpanding van de in de stad gelegen burcht die ook verpand werd, spreekt de autonomie en immuniteit van Nijmegen als Duitse Rijksstad ten stelligste tegen.

    • In een brief van het kapittel der Apostelenkerk te Keulen uit het jaar 1246 heet Nijmegen nog steeds geen Noviomagus maar Numagen.

      De verpanding van de burcht had tot gevolg dat de vrije toegang van de burgers van de stad tot het domein van de hertog voor kerkbezoek door hem onwenselijk werd geacht. Daardoor werden zij verplicht een nieuwe parochiekerk te bouwen, de St.Stevenskerk. Daaruit valt af te leiden dat de oude parochiekerk binnen het domein van de hertog lag, ofwel op Het Valkhof. Die oude parochiekerk was de St.Nicolaaskapel. Ook hiermee maken de historici een fout door aan te nemen dat de oude parochiekerk de St.Gertrudiskerk geweest zou zijn. Een St.Gertrudiskerk heeft Nijmegen in de 12e eeuw niet gehad. Het onjuist lezen van een akte waarin gesproken werd over " teruggave van Nijmegen en de feodale rechten op de kerk van St.Gertrudis van Nijvel" was de oorzaak van deze nieuwe mythe. De kerk van Nijvel toegewijd aan St.Gertrudis (ecclesiae beatae Gertrudis Nivelensis) bezat deze rechten en niet een kerk in Nijmegen die toegewijd was aan St.Gertrudis van Nijvel. Dat St. Gertrudis de beschermheilige van een kerk was, wordt ons voor het eerst meegedeeld in een suppliek van 28 december 1482, waarin een zekere Johannes van Wissel verzoekt opnieuw in het bezit van de halve portie van de kerk van Ouwerkerk gesteld te worden. Een tweede vermelding van het St. Gertrudispatrocinium treft men aan in de rekening van de officiaal van de aartsdiaken van de Utrechtse dom uit het jaar 1502. Overigens, pas in de 15e eeuw wordt een oude kerk van St.Gertrudis in Nijmegen voor het eerst vermeld door Willem van Berchen. Dat onderbouwt hij met 'van horen zeggen' (ut fertur). Uit geen enkele andere bron blijkt het bestaan van een Gertrudiskerk in Nijmmegen.
      In 1983 erkent dr.Jan Brinkhoff in "Stichting Oude Gelderse Kerken" dat 'recent onderzoek heeft uitgewezen dat ook de kerk buiten de wallen aan St.Steven was toegewijd en niet aan de H.Gertrudis van Nijvel, zoals een schriftelijke bron uit de 15e eeuw vermeld'. Die 'schriftelijke bron' was van Willem van Berchen, de uitvinder van Karolingisch Nijmegen.
      In "Waarheid en legende van De Striene" (deel 6 van Publicaties van Nassau-Brabant, 1969) komt Albert Delahaye op dit onderwerp terug, waarbij hij aantoont dat St.Gertrudis oorspronkelijk uit Frans-Vlaanderen kwam. De legende van St.Gertrudis kwam mee met de adellijke geslachten die zich vanuit Vlaanderen vestigden in Kleef, Gelre en Wassenberg.
      Bijkomend bij dit verhaal blijkt dat de St.Nicolaaskapel niet gebouwd is naar voorbeeld van de Akense Dom, maar naar een kapel in Nijvel.

    • Op het stadszegel van Nijmegen uit 1233 en 1265 en zelfs nog in 1359 met een Latijnse inscriptie heette Nijmegen gewoon Numegen en Numagen en niet Noviomagus. (Zie afbeelding hiernaast.)
      Overigens heeft men in de eerste Numaga-publicatie een kleine historische blunder gemaakt, wat zelfs P.Leupen opgemerkt heeft. Want het randschrift van de stadszegel luidt niet Sigillum burgensium de Numegen, maar Sigillum burgeriensium de Numegen. Een correctie liet een paar decennia op zich wachten. Op de afdruk hiernaast is duidelijk het woord 'BVRGERIENSIVM' te lezen, maar ook het woord Numegen. Deze "historische blunder" staat model voor de onzorgvuldigheid bij het lezen van klassieke teksten, wat in Nijmegen wel vaker gebeurd is. Deze blunder valt echter in het niet bij de blunder van de Karolingische mythen in Nijmegen. De correctie hiervan laat nu ook al enkele decennia op zich wachten.

    • In LatijnSE teksten over Nijmegen uit 1228, 1241, 1242, 1246 wordt gesproken over Neomagio, Numege, Nymegen en Numagen. (zie Bronnenboek tekst 176, 182, 183 en 186). De Latijnse naam Noviomagus werd hier dus nergens genoemd en ook niet toegepast op Nijmegen.

    • Op een penning met Latijnse tekst van (Rooms koning) Willem II, in Nijmegen geslagen ca.1247, staat niet Noviomagus, maar NVMAGEN.

    • In 1272 heeft St.Albertus de Grote, toen wijbisschop van Keulen, op 7 September, de dag voor het feest van Maria Geboorte, de St.Stephanuskerk geconsacreerd. Bij deze gelegenheid heeft zich iets voorgedaan, dat van het hoogste belang is voor de Karolingische kwestie. St. Albertus de Grote legde namelijk aan de parochie de verplichting op om elk jaar, acht dagen na Pinksteren een processie te houden naar de plaats van de oude kerk, speciaal om de gelovigen te herdenken, die daar begraven waren. In die processie moesten het H.Sacrament, het beeld van de H. Maagd en de relieken van de heiligen meegedragen worden. Het staat vast, dat de processie het Valkhof als doel had. De oude kerk was dus de kapel op het Valkhof. Dit voorschrift is door de parochie trouw opgevolgd en heeft geleid tot de beroemde Maria-Omdracht van Nijmegen, die in de middeleeuwen een grote faam genoot. Opvallend is ook dat de nieuwe St.Stevens(parochie)kerk in 1272 werd ingewijd door de hulp-bisschop van Keulen, die de parochianen verplichtte tot een jaarlijkse processie naar het oude kerkhof op Het Valkhof. Deze verplichting heeft tot de oorsprong van de Maria-Omgang geleid. Een zijdelings gevolg ervan is geweest, dat de schrijver van een mirakelspel dit in Nijmegen situeerde als Mariken van Nimwegen. Tijdens de protestantse overheersing werd de Maria-Omdracht verboden; de traditie is vooral op instigatie van Prof. Titus Brandsma in 1926 hernomen, al bleek spoedig dat zij doodgebloed was en de mens van vandaag niet meer aanspreekt.
      Opgemerkt moet worden dat de wijbisschop die de nieuwe kerk in Nijmegen inwijdde uit Keulen kwam en niet uit Utrecht. Nijmegen ressorteerde toen nog onder het aartsbisdom Keulen en Utrecht had in Nijmegen blijkbaar geen zeggenschap. De consequenties die dit heeft zijn nog niet tot historisch Nederland doorgedrongen.

    • In 1282 werd Nijmegen voor het eerst Novimagi en Novimagio genoemd, naar analogie van in die tijd gebruikelijke Latinisatie van plaatsnamen. Oudere teksten waarin Nijmegen Noviomagus of Novimagio heet, zijn er niet. Overigens is deze tekst, die handelt over de verpanding van de burcht onder Koning Rudolf I en een geschil met de graaf van Gelre, nimmer onderzocht of het hier om een oorspronkelijke tekst gaat, of om een latere kopie en een aan de opvattingen van de tijd aangepaste tekst. Het erin voorkomen van de term 'Rijk van Nijmegen' maakt de tekst verdacht aangezien het een term is die in de 13e eeuw nog niet werd gebruikt.

    • Melis Stoke, de eerste Nederlandse geschiedschrijver, noemt Nijmegen in zijn Rijmkroniek (geschreven tussen 1290 en 1305) Nimaghen. Overigens vermeldt hij de Bataven niet, noch de Noormannen of Dorestadum als Wijk-bij-Duurstede. Alleen de Friezen noemt hij en brengt hij met de Romeinse tijd in verband.

    • In 1480 noemde kanunnik Willem van Berchen Nijmegen voor het eerst als het Noviomagus van Karel de Grote. Opvallend gebruikt Van Berchem het woord Novimagio, dus zonder -o- achter de -i-. Willem van Berchen, de Nijmeegse uitvinder van die mythe, heeft heel wat op zijn geweten. Van Berchen schrijft dat hij dit gelezen heeft in de kroniek van Gregorius van Tours. Hier gaat de falsaris onderuit op zijn eigen woorden. Immers bij Gregorius van Tours (ca.538-ca.594) kan hij niets over Karel de Grote gelezen hebben, die ruim twee eeuwen later leefde. Met andere woorden: Willem staat te fabelen; hij heeft een en ander uit een grote duim gezogen en wil zijn mededelingen ook nog met een valse referentie dekken. De gewone man in Nijmegen was zeker overtuigd met deze referentie en doorzag de valsheid ervan niet. Ook latere historici doorzagen deze miskleun niet en waren dus net zo ondeskundig als de gewone Nijmegenaar uit de 15e eeuw. Op grond van deze mythe van Willem van Berchen kwam dominee Johannes Smetius (Jan Smit) zo'n anderhalve eeuw later tot zijn bevindingen van de Bataven in Nijmegen. Vóór het einde van de 12e eeuw, is in de bronnen geen enkele indicatie te vinden voor het bestaan van een Nederlandse Karel de Grote-traditie. Zelfs nog lang daarna, als de kroniekschrijvers de misvatting reeds verbreiden, blijkt deze traditie nog geen "populaire" wetenschap te zijn. Een beetje wordt zij uitgesponnen door de Nijmeegse kroniekschrijver Willem van Berchen, die tegen het einde van de 15e eeuw leefde; doch zij komt pas helder aan het licht door Smetius en In de Betouw (resp. 17e en 18e eeuw.). Als de 19e eeuw zich het denkbeeld eigen maakt, wordt het hemelhoog opgevoerd in een romantische gezwollenheid, die niet alleen het kritisch vermogen der bedrijvers zelf afstompte, maar ook de moderne historici tot ver in de 20e eeuw heeft verblind. Het is een haast essentieel bestanddeel van een mystificatie, dat zij gemakkelijker ingang vindt dan opgeruimd wordt.

    • Op een houtsnede uit 1487 waarop Julius Caesar Nijmegen gesticht zou hebben heet de stad Numaghen. In de volksmond, en een houtsnede werd gemaakt door de volkse vakman, werd de naam Noviomagus niet gebruikt. Zie de afbeelding hiernaast. Overigens is de stichting van Nijmegen door Julius Caesar door alle historici als volkomen legendarisch bestempeld.

    • In 1517 was het kanunnik Cornelius Aurelius (Kees van Gouda) (ook weer een geestelijke!) die de Bataafse mythe uitvond: hij schreef drie verhandelingen -de bekendste is de Divisiekroniek (1517)- waarin hij stelde dat het 16e-eeuwse graafschap Holland rechtstreeks voortkwam uit Batavia, het antieke land der Bataven, dat men doorgaans uitsluitend in het latere Zuid-Holland situeerde, meestal zonder het Gelderse rivierengebied rond de grote stad Ulpia Noviomagus Batavorum mee te rekenen.

    • Op de kaart van Romeins Nederland van Abraham Ortelius uit 1584 heet Nijmegen geen Noviomagus maar Neomagum. De mythe van Noviomagus bestond dus nog niet in 1584. Overigens ook nog niet in 1648 toen er nog gewoon Neomagum stond op een kaart van Romeins Nederland. De opmerking van Hugenholtz "we hebben een traditie sinds de Romeinse tijd" wordt hiermee gelogenstraft.

    • In 1645 noemt Johannes Smetius Nijmegen voor het eerst als het Oppidum Batavorum van de Batavieren. Op zijn grafsteen staat in de volledig Latijnse tekst echter de naam Neomagensis voor Nijmegen en niet Noviomagus. Ook op andere grafstenen in de St.Stephanuskerk komt de naam Noviomagus in Latijnse teksten niet voor. Steeds is sprake van Neomagum of Neomagensis.

    • Op een kaart van Romeins Nederland van Petrus Kaerius uit 1646 heet Nijmegen nog steeds Neomagum.

    • In de 'Boeken van de Gelderse geschiedenissen' uit 1654 heet de stad Nimmegen, met dubbel -m-. Ook hier wordt nog steeds geen Noviomagus genoemd.

    • In 1679 beschreef Johannes Smetius jr. de Romeinse vondsten in Nijmegen in zijn boek dat de titel "Antiquitates Neomagensis" droeg. Dus ook toen noemde men Nijmegen nog steeds geen Noviomagus.

    • In de Latijnse tekst van de kaart van het Hertogdom Gelre uit 1735 heet Nijmegen Neomagus. Ook hier geen Noviomagus.

    • Johannes Smetius noemt Nijmegen in zijn "Chronijk van de stad van de Batavieren" (pas uitgegeven in 1784) gewoon Neomagum.

    • In 1740/41 betwijfelde Isaak Tirion "of Nymegen het Oppidum Batavorum of de stad der Batavieren zy, van welk Tacitus gewaagt, gelyk zeker Nymeegsch Geleerde Johannes Smetius de Vader in afzonderlijk werk beweerd heeft". De twijfel die Albert Delahaye in 1954 tot zijn studie aanzette bestond dus al in 1740.

    • In 1797 publiceerde Johannes in de Betouw zijn boek "Lotgevallen en Eindelijke Ondergang van den vanouds alom vermaarden BURGT binnen Nymegen". Opmerkelijk is dat hij in dit boek Nijmegen niet Noviomagus noemde. Die historische mythe doorzag hij wel! In dat jaar viel de Valkhofburcht van Frederik Barbarossa ten prooi aan de slopershamer vanwege geldelijk gewin van de gemeente (verkocht voor f90.400,-). Het historisch besef in Nijmegen was toen al ondermaats. De naar Frans model opgerichte Bataafse Republiek bleek geen belangstelling te tonen voor de historische waarde van het gebouw. Gelukkig voor de historie werd -dankzij In de Betouw- de Valkhofkapel gespaard. Wellicht ook of vooral vanwege het feit -en let nu op!- dat deze kapel nooit tot een deel van de burcht van Barbarossa gerekend werd.

    • In de jaren 1838-1840 vond op het Nijmeegse stadhuis een barbaarse opruiming van het archief plaats. Hierbij is volgens voorzichtige schatting ruim 250 strekkende meters archief als oud papier verkocht. Deze halvering van het archief werd door de plaatselijke straatvegers (de vaklieden.) uitgevoerd. Bij zo'n laag historisch besef is het ontstaan van mythen een evidentie! Gelukkig is wel een inventarisatie bewaard gebleven, zodat men weet wat er weggegooid is. Het waren niet echte oude stukken die opgeruimd zijn.

    • In de 19e eeuw werden in Nijmegen de meeste vestingwerken gesloopt. Ook andere monumentale en historische panden verdwenen van de kaart. Nijmegen moest immers een "moderne" stad worden, zonder al die historische nostalgie. In 1876 werd de Hezelpoort afgebroken. De molen op de Hubertustoren bij de Waal ging met de toren tegen de vlakte. De Boddelpoort, vermoedelijk de oudste van de stad, werd gesloopt en zou op een andere plaats herbouwd worden. Zij werd voorzichtig afgebroken, de stenen werden genummerd in kisten opgeborgen, doch op een onzalig ogenblik zijn de stenen gebruikt voor de fundering van een weg. Over enige eeuwen krijgen de archeologen misschien weer een nieuw Nijmeegs raadsel op te lossen. Zo gaat Nijmegen met haar geschiedenis om.

    • In 1923 wist men op de Katholieke Universiteit van Nijmegen (KUN) al dat de Karolingische traditie vals was. Men zag er toen immers vanaf de Universiteit naar Karel de Grote te vernoemen, hoewel dat wel voorgesteld was. Het werd dus niet de Keizer Karel Universiteit. Dat voorstel werd later glashard ontkend, maar men bleef wel de wapenspreuk van Karel de Grote "In Dei Nomine Feliciter" (In naam van God gelukkig, of -beter- "Gezegend in naam van God") voeren. Op het logo werd bovendien de keizerskroon van Karel de Grote afgebeeld, wat geheel onjuist is. Die keizerskroon stamt uit de 12de eeuw en is te zien op het schilderij van Albrecht Dürer uit de 16de eeuw. Ook onjuist is de vredesduif, immers vredelievend was Karel de Grote allerminst. Maar er geen enkele Nijmegenaar die daarvan wist en zich er zeker ook niet druk over heeft gemaakt. De studenten wisten dit blijkbaar ook niet (zij waren nog verkeerd voorgelicht door hun professoren) aangezien zij hun vereniging wel naar deze keizer vernoemden. Deze katholieke universiteit is nu vernoemd naar bisschop Radboud, een even omstreden figuur als Karel de Grote. Deze Radboud was een misdadige intrigant en heeft een dubieus verleden als bisschop van Trajectum (niet Utrecht: zie daar) en als (leken-)abt van Aefternacum (niet Echternach: zie daar). Tegelijkertijd verdween met de invoering van de naam Radboud de katholieke signatuur. Zie afbeelding hiernaast van een muurschildering van bisschop Radboud aangetroffen in de Broerekerk.

      Zoals met meerdere bisschoppen van Utrecht iets mis is, is dit ook het geval met de Utrechtse bisschop Radboud (of Redbod) (900-917). De legendevorming maakt van hem een aansprekende figuur, maar de historische werkelijkheid is toch geheel anders. Radboud had nauwe banden met graaf Waldger, zijn neef, die een zoon was van zijn oom Gerulf I. Er wordt wel aangenomen (zie Cordfunke, Gravinnen van Holland, p.21) dat Radboud zou afstammen van de zus van Gerulf I en via zijn moeder dus zou afstammen van de Friese koning Radbod (overleden in 719), naar wie hij vernoemd zou zijn. Vrijwel zeker is hier sprake van fantasie en legendevorming. Het is echter wel opvallend dat ook deze bisschop Radboud een relatie heeft met Vlaanderen (zie de Graven van Holland) en niet met Utrecht. De Universiteit vernoemen naar deze Radboud getuigt nogmaals van weinig historisch besef in Nijmegen.

    • In 1930 werd in Nijmegen het 700-jarig bestaan van de stad gevierd. Historisch gezien volkomen juist! Men was er toen nog van overtuigd dat de stad niet ouder was dan 700 jaar, waarmee tevens de valsheid van de Karolingische traditie wordt erkend. Pas nadien zijn de zogenaamde "sterke tradities van prof Hugenholtz" in Nijmegen ontstaan! Dat er een Romeinse periode is geweest, was in 1930 ook bekend. Echter men realiseerde zich terdege dat er nooit enige continuïteit in bewoning is geweest in Nijmegen. Het het gat van Nijmegen was toen ook al een bekend en vastgesteld fenomeen.

    • In 1954 verscheen een kritisch artikel in 'De Gelderlander' van Albert Delahaye waarin hij zijn twijfel uitsprak of Karel de Grote wel in Nijmegen geresideerd had. Moest dat Noviomagus niet Noyon zijn? Er stak een golf van protest op waarna de historici B.Stolte en R.Post voorop liepen met hun verontwaardiging.

    • Begin 1955 wilde men in Nijmegen plots het 1800-jarig bestaan van de stad vieren. Is men toen op dit idee gebracht door de eerste publicaties van Albert Delahaye, die in 1954 een aantal kritische vragen stelde over de historische continuïteit van Nijmegen? Als toeval niet bestaat, dan is het antwoord duidelijk.

    • In juli 1955 werd dat nog verrassender veranderd in het 1850-jarig bestaan van de stad. Hieruit blijkt dus overduidelijk dat heel veel van die "sterke traditie sinds de Romeinen in Nijmegen", zoals Hugenholtz dat ooit noemde, dus pas in 1955 "ontdekt" is. Ook deze 'ontdekking' is voortgekomen uit de publicaties van Albert Delahaye!

    • In 1956 werd onder de nodige protesten en hilariteit het Traianus Monument onthuld. "Ontberen wij historisch inzicht?" was een van de commentaren en "Nu knarsentanden wij!" De leus die van het grootste historisch inzicht getuigde, was ongetwijfeld "Hij kwam niet, zag niet en overwon toch". Kritische bewoners wisten al dat Traianus niet in Nijmegen thuis hoorde. Echter de 'deskundigen' dachten er anders over, dus het monument kwam er. Vergelijk deze gang van zaken eens met het recent ontdekte 'aquaduct' in Nijmegen.

    • In 1958 verscheen van Albert Delahaye het boek 'Het Mysterie van de Keizer Karelstad', waarin met talloze argumenten aangetoond werd dat het Noviomagus van Karel de Grote niet Nijmegen was, maar de Franse stad Noyon, de stad Noviomagus waar hij gekroond was tot Koning van de Franken. Nu kwam er ook protest van andere Nijmeegse historici zoals J.Bogaers die de bui al zag hangen. Als Delahaye gelijk had stond zijn reputatie op het spel.

    • In 1959 werd aan Noviomagus het ULPIA toegevoegd door J.E.Bogaers bij zijn inaugurale rede. De opvattingen van Bogaers, waarvoor hij geen enkel bewijs aanlevert -het was slechts zijn gedachte-, zijn allerminst overtuigend geweest, getuige de uitspraken van Van Buchem in Numaga VI mei 1959 p.51: "Wij hopen, dat dr. Bogaers spoedig gelegenheid zal vinden om zijn nieuwe denkbeelden omtrent deze voor de oude geschiedenis van Nijmegen toch waarlijk niet onbelangrijke kwesties duidelijker en uitvoeriger uiteen te zetten." Het bleek wel de aanleiding om ook keizer Traianus toe te voegen aan de Nijmeegse geschiedenis.

    • In 1962 werd in Nijmegen onder veel bombarie een standbeeld opgericht voor Karel de Grote. Ook dit gebeurde om de het boek van Albert Delahaye te weerleggen met een naamloze ruiter te paard, die met zijn grimmige blik aangeeft, dat hij op de verkeerde plaats staat. Aanvankelijk ontbrak op de sokkel een naam van deze ruiter - later is de naam alsnog aangebracht! In de plaatselijk pers werden de nodige commentaren geschreven, vooral over het feit waarom dit beeld NIET OP HET VALKHOF kwam te staan. Blijkbaar waren de 'deskundigen' er toen al voorzichtig van overtuigd dat Karel de Grote niet op Het Valkhof thuis hoorde aangezien er geen enkel bewijs was gevonden dat hij er een palts had gehad. Waar dan wel blijft de vraag. Er is nog steeds geen steen, zelfs geen scherf van gevonden.

    • In 2005 vierde men in Nijmegen het 2000-jarig bestaan van de stad. Nijmegen zou de oudste stad van de Lage Landen (les Pays-Bas zijn. In 1998 had de Universiteit van Nijmegen een Kerstkaart met een afbeelding van die oudste stad van de Lage Landen (les Pays-Bas erop denkend dat het een afbeelding van Nijmegen was, het bleek een afbeelding van Maastricht te zijn! Deze blunder van de Universiteit toont haarfijn aan dat enig cultuurhistorisch en kunstzinnig besef op de Universiteit van Nijmegen dus vreemd is, waarmee men tevens erkent dat Maastricht de oudste stad van de Lage Landen (les Pays-Bas is!

    • Feitelijk vierde men in 2005 alvast het feestje van 2017 omdat de 'deskundigen' meenden dat in het jaar 17 n.Chr. Nijmegen het Oppidum Batavorum, de hoofdplaats van het bestuursgebied van de Bataven, geworden zou zijn. Maar aangezien ook deze aanname onjuist is, zal ook in 2017 geen jubileum gevierd hoeven te worden.

    • In 75 jaar tijds vierde Nijmegen tussen 1930 en 2005 dus het 700 jarig, het 1850 jarig, het 1900 jarig en het 2000 jarig bestaan van de stad. Steeds werd het feest wat verder opgerekt, de waarheid in het midden latend.

    • In 2014 vierde men in Nijmegen feest omdat het 1200 jaar geleden was dat Karel de Grote overleed. Van 7 juni tot en met 26 oktober 2014 was in museum De Stratemakerstoren de tentoonstelling Karel de Grote en Nijmegen te zien. De tentoonstelling die plaatsvindt in het kader van het Karel de Grote Jaar belicht de aanwezigheid van Karel de Grote in Nijmegen aan de hand van historische documenten. Daarnaast besteedt de tentoonstelling aandacht aan de organisaties die zich naar Keizer Karel vernoemd hebben. Van deze organisaties zullen diverse objecten te zien zijn. Je vraagt je af hoe men dat in Nijmegen weer weet te organiseren. Iedereen moet er toch inmiddels van doordrongen zijn dat Karel de Grote nooit een Paleis in Nijmegen heeft gehad en dat hij dan ook nooit geweest kan zijn. De historische documenten waarmee men dat in Nijmegen willen bewijzen stonden vast en zeker ook in het Bronnenboek van Nijmegen (zie daar), uiteraard inclusief de zo geroemde Bisschop van Nijmegen!

    • Nijmegen heeft tussen 250 en 1230 absoluut geen stedelijke continuïteit gehad. Nijmegen was in de Romeinse tijd ook geen stad, maar een militair kamp, dat overigens niet eens permanent bezet is geweest. Er heeft slechts een legerkamp bestaan tussen het jaar 70 en 105. Vanaf 105 tot de 3e eeuw was dit legerkamp verlaten. (Bron: M.Daniëls p.21 en 33). Tussen tenminste 400 en 1050 was Nijmegen zelfs compleet ontvolkt. Van een stad was al helemaal geen sprake. De huidige stad Nijmegen is pas 775 jaar oud, dus net zo oud als veel andere steden in Nederland.

    Rekenen is in Nijmegen (ooit artikel-12-gemeente) blijkbaar nooit een sterke kant geweest.
    Hoe men in Nijmegen in 2005 aan een 2000-jarig bestaan van de stad komt, moet men overigens nog eens uitleggen, maar dan met historische feiten en niet met een foldertje van de plaatselijke VVV. Overigens houden enkele 'deskundigen' het op het jaar 0 (nul) waarop Nijmegen gesticht zou zijn. Ook deze aanname moet eerst eens bewezen worden. Er circuleren in Nijmegen al teveel aangenomen en nooit bewezen 'waarheden', wat Het Bronnenboek van Nijmegen wel laat zien met 'de bisschop van Nijmegen'.

    "Maastricht is de enige Nederlandse stad die kan bogen op een bewezen permanente bewoning vanaf de Romeinse tijd tot nu toe. Ook Nijmegen heeft een Romeins verleden. Onderzoek heeft aangetoond dat het middeleeuwse Nijmegen een directe voortzetting is van de Romeinse nederzetting. Over continue bewoning vanaf de Romeinse tijd kan dan ook wegens gebrek aan bewijs niet gesproken worden." Bron: I.Jacobs.

    Ook A.W.Byvanck en W.A. van Es bevestigen dit. Zelfs in de geschiedenis van Nijmegen wordt dit erkend: tussen 250 en 1100 was er geen sprake van enige bewoning in Nijmegen. De archeologie is hierin duidelijk genoeg.

    De afbeelding van de oudste stad van ons land, bleek een afbeelding van Maastricht te zijn. (Klik op de tekst hiernaast voor de afbeelding van de Kerstkaart).
    Wat is dat in Nijmegen? Weer een flater van een stagiair die niet gecontroleerd werd door de eigen professor! Wat is dat in Nijmegen waar stagiaires blijkbaar het werk doen en hun professoren dat niet controleren. Wat is dat in Nijmegen, dat er flater op flater geslagen wordt, en een buitenstaander de Universiteit op haar blunders moet wijzen? Zagen we dat al in 1955 en 1965 dat stagiaires het werk van hun professoren doen en de fouten niet ontdekken, in 1980 met het verschijnen van het Bronnenboek was het "driemaal scheepsrecht" in het blunderen van stagiaires waar professoren hun goedkeuring aan geven.
    Het is toch wel opvallend en veelzeggend dat 3 professoren Middeleeuwse geschiedenis hun bronnenonderzoek laten doen door studenten. Hun goedkeuring en publicatie van het werkstuk van de studenten daarna, bevestigd meerdere zaken, zoals:
    1. dat professoren blijkbaar anderen het werk laten doen. Is dat een gewoonte aan de universiteiten? Waarvoor worden die professoren dan dik betaald?
    2. zij dat werk of ongezien of onvolledig gecontroleerd, publiceren onder eigen naam, wat in strijd is met het auteursrecht.
    3. aangezien het werk fundamentele fouten bevat, zij dus als professor geen knip voor hun neus waard zijn.
    4. zij dus al die tijd boven hun prestaties betaald zijn geweest en dus teveel salaris hebben ontvangen. Hierop valt dus heel wat te bezuinigen minister!
    5. deze studenten dus een slechte opleiding genoten hebben, verweven met bevooroordeelde tradities.
    6. deze studenten in de toekomst weer te boek staan als de historische 'deskundigen'. Zij hebben immers geschiedenis gestudeerd en zullen dan op grond van hun opleiding, titels en professoraten weer in dezelfde fouten vervallen, slechts om reputatieschade te voorkomen.
    7. het zelfzuiverend vermogen van de historische faculteiten dus beneden alle peil is. De 'klokkenluider' zal dus van buiten de universitaire wereld moeten komen.
    En dan nu de Kerstkaart.
    Met, verrassend, één juiste opmerking van die stagiair, die op zoek was naar een afbeelding van de oudste stad van Nederland en het juiste plaatje vond: Maastricht! En deze afbeelding met het bijschrift van een afbeelding van de oudste van Nederland, hing op de gang bij het college van bestuur van de Nijmeegse Universiteit. En iedereen die daar dagelijks voorbij loopt, zag deze leugen niet. Wat is dat voor een Universiteit daar in Nijmegen. En dan vooral met drogredenen en flaters commentaar leveren op Albert Delahaye. Het Bronnendoek van Nijmegen is daar een treffend voorbeeld van. Zie bij Het Bronnenboek.

    Nijmegen de oudste stad?
    Dat Nijmegen de oudste stad van Nederland zou zijn, vinden ze misschien in Nijmegen, maar het is historisch nog nooit aangetoond. Nijmegen mist 8 (acht) eeuwen geschiedenis. Hiernaast nog maar eens een bevestiging dat Maastricht de oudste stad is met een briefkaart uit de jaren dat men in Nijmegen nog het 750 jarig bestaan van de stad vierde.

    Na een Romeinse occupatie in Nederland van 200 jaar (van ca.50 tot ca.250 n.Chr.), begint de geschiedenis van Nijmegen weer halverwege de 11e eeuw. Nijmegen heeft tussen 250 en 1050 niet bestaan! Geen enkele documentatie toont het bestaan van Nijmegen in die 8 eeuwen aan. Niet in Nijmegen zelf, maar evenmin in de hele regio vindt men bewijzen van het bestaan van Nijmegen. Niet in wereldlijke of kerkelijke archieven, niet in rechtspraak, niet in de archeologie en evenmin in de bewoningsgeschiedenis. En in Nijmegen weten ze dat ook, want over die 8 eeuwen hebben ze in Nijmegen helemaal niets. En dan maakt een enkel graf daar geen verschil in. Zwerven doen mensen sinds het begin van de mensheid, sterven en begraven ook. Maar met een graf toon je geen bewoning aan, laat staan een complete stad wat men er in Nijmegen graag van maakt.

    De bewaard gebleven gedenksteen van de voormalige burcht van Frederik Barbarossa uit 1155, is duidelijk genoeg. Barbarossa bouwde zijn burcht rechtstreeks op de Romeinse overblijfselen zoals hij zelf op die gedenksteen heeft laten beitelen. De St.Nicolaaskapel op het Valkhof die stamt uit de tweede helft van de 11e eeuw (pas ná 1085 werd St.Nicolaas vanuit Bari -Italië- als patroon van schippers en handelaars in West-Europa bekend), is het tastbare bewijs van het voorstaande. Deze kapel stond tot in de 20e eeuw bekend als "heidense kapel" (gesticht door de Romeinen?) en als Karolingische kapel. Van beide denkbeelden heeft men nu eindelijk ingezien dat deze onjuist waren. Momenteel wordt deze kapel de 'Ottoonse kapel' genoemd. Men weet dus in Nijmegen dat de naam "Karolingische kapel" onjuist was.
    Verder geven de eigen schriftelijke gegevens hetzelfde beeld. Het oudste archiefstuk in Nijmegen dateert uit 1166. Daarvoor heeft men geen enkel document, geen enkele verwijzing in documenten, men heeft niets. Ook in andere steden in de regio's en ver daarbuiten, heeft men geen enkel archiefstuk voor de 11e eeuw waarin Nijmegen wordt genoemd (de verkeerd opgevatte stukken laten we hier dus buiten beschouwing: zie bij Bronnenboek). Het eigen "Bronnenboek van Nijmegen" (auteur prof.dr.P.Leupen) laat sowieso al een gat van 500 jaar zien tussen 250 en 750. Uit mededelingen van het (voormalig) Nijmeegs museum Commanderie van St.Jan (nu museum Het Valkhof) blijkt dat Nijmegen (en ik citeer) "als stad ten onder is gegaan aan het eind van de derde eeuw en er pas in de 13e eeuw weer een nederzetting van enige omvang was". Wie houdt nu wie voor de gek?

    De Heidense Kapel op het Valkhof.
    Dat de Karolingische nu Ottoonse kapel eerder Heidense kapel genoemd werd, wordt door enkele historici steeds ontkend. Zij doorzien dus de consequenties van die naamswijziging. Deze afbeelding toont hun ongelijk aan. Zij blijken dus slecht op de hoogte te zijn van de geschiedenis van Nijmegen. Hoe ver reikt hun verdere kennis om de opvattingen van Delahaye ongefundeerd af te wijzen?


    Laten we het nog eens kort en bondig samenvatten: Tussen de 3e en 11e eeuw bestond Nijmegen niet.

    Hoe is ooit vastgesteld dat Nijmegen het Romeinse en Karolingisch Noviomagus was?




    "Nijmegen zag het levenslicht in de bloeitijd van het Romeinse Keizerrijk, zonder dat van het moment waarop dat gebeurde, concrete bewijzen zijn overgebleven. De archeologen die zich met deze materie bezighouden, baseren hun bevindingen noodgedwongen op een combinatie van enkele vondsten uit opgravingen, summiere schriftelijke bronnen en hun kennis van de Romeinse geschiedenis. Hun conclusies zijn uit de aard der zaak steevast "voorlopig".
    Aldus een citaat uit de Rede van Numaga-voorzitter J. Brabers bij gelegenheid van de presentatie van het Numaga-Jaarboek 2002 in het Stadhuis, Nijmegen, 7 december 2002.

    Beter dan de heer Brabers het verwoordde, kan het niet gezegd worden.
    In Nijmegen is Romeins gevonden, maar dat was zo summier dat daar geen geschiedenis uit valt af te leiden. Men heeft de gegevens aangevuld met schriftelijke bronnen en de kennis van de Romeinse geschiedenis. En juist bij het toepassen van die schriftelijke Romeinse en Middeleeuwse bronnen op Nederland en Nijmegen zijn een aantal fundamentele fouten gemaakt en zijn verschillende misvattingen ontstaan. Daarbij is de verwarring tussen Nijmegen en Noyon, hoewel eenvoudig te weerleggen, één van de meest hardnekkige gebleken.

    Kern van het vraagstuk is wat Noviomagus in de teksten betekent: Nijmegen of Noyon.
    En als eenmaal is aangetoond dat een aantal cruciale teksten verkeerd op Nijmegen is toegepast, is de vraag gerechtvaardigd of die vergissing niet met meerdere of zelfs met alle teksten is gemaakt. Deze verwarring werd aanvankelijk glashard ontkent. Hugenholtz verwoorde dit eens als volgt: "Dat Nijmegen het Noviomagus van Karel de Grote was, dat hoeven we toch niet te bewijzen?" Bij nadere beschouwing bleek ook dat het nog nooit bewezen was. Het was een algemeen aanvaarde aanname. Nu geven zelfs meerdere historici toe, zei het schoorvoetend, dat er wel degelijk een verwarring bestaat.

    Omstreeks 1950 ontstond bij Albert Delahaye het vermoeden, dat de geschiedenis van Nederland van vóór de 10e eeuw verrijkt is met zaken, die er niet thuis horen. Deze twijfel kreeg zijn eerste object in het Paleis van Karel de Grote dat vóór of in het jaar 777 te Noviomagus werd gesticht, en dat vanaf de 13e eeuw ten onrechte in Nijmegen werd gedacht.

    De grote verwarring.
    Het waren ook vooral de Duitse historici die de Karolingische geschiedenis eind 19de eeuw in Nijmegen plaatsten, hoewel men terdege wist dat het Franse geschiedenis was. Ten tijde van de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871) moest men in Duitsland/Pruisen niets hebben van Frankrijk, zelfs van haar geschiedenis wilde men niets weten. Het heeft geleid tot de grote historische verwarring.
    Inmiddels is duidelijk geworden, dat het Paleis Noviomagus van Karel de Grote zich in Noyon (ca 70 km ten noorden van Parijs) bevond. Beide steden waren in de late Middeleeuwen onder de antieke of klassieke naam Noviomagus bekend. De historici hebben deze twee steden herhaaldelijk met elkaar verward bij het toekennen van gegevens uit de teksten, waarin Noviomagus genoemd wordt. Dat gebeurde niet alleen met betrekking tot het Paleis, maar zelfs met zaken, die door middel van andere gegevens onbetwistbaar aan Noyon toebehoren. Sommige delen van de "Monumenta Germaniae Historica", tekstuitgaven verzorgd door de beste (?) Duitse historici, wijzen de bisschoppen van Noyon aan Nijmegen toe! Zulke fouten zijn natuurlijk gemakkelijk recht te zetten, omdat zij al te apert zijn. Zij tonen wel een bepaalde beroepsblindheid aan, omdat het probleem van een wellicht nog verder gaande verwarring tussen de twee steden niet zo enorm diep verborgen lag en dit zich na zulke kapitale misgrepen toch wel opdrong.

    Romeins Nijmegen.
    De stad Nijmegen, waarvan ten onrechte is aangenomen, dat zij reeds in de Romeinse periode de naam van Noviomagus droeg (een met terugwerkende kracht uitgevoerde interpretatie en alleen daarom al hoogst onbetrouwbaar), is tegen het midden van de 3e eeuw door de Romeinse militairen definitief verlaten, terwijl de burgerlijke nederzetting, op een laag terrein langs de Waal gelegen, door de toen opgetreden transgressies van de zee onbewoonbaar werd en tenslotte geheel verloren ging. Dat Romeins Nijmegen het Noviomagi van de Peutingerkaart was is afgeleid van het bedenksel van ene dominee Smetius in de 17e eeuw, dat de Betuwe de woonplaats van de Bataven en Nijmegen het Oppidum Batavorum was. Nergens in of bij Nijmegen is een bevestiging gevonden in een altaarsteen, een zuil, een dakpanstempel of enig deel van een bouwwerk, dat de Romeinse stad de naam Noviomagus gedragen heeft. De "geboorte-steen" van Nijmegen, waarop de naam Ulpia-Noviomagus te lezen staat, is een KOPIE van een in Pfünz (Beieren) gevonden inscriptie! Dat het hier over de Duitse stad Neumagen gaat, weet men in Nijmegen blijkbaar nog steeds niet.
    De plaats werd tegen het midden of einde van de 11e eeuw opnieuw bewoond. Er is derhalve geen historische continuïteit tussen de Romeinse en de vroegmiddeleeuwse stad, al werd die al te lichtvaardig maar aangenomen.
    De archeologie laat hier geen misverstand over bestaan: er is niets gevonden uit de periode na de Romeinen, niets uit de Merovingische en Karolingische periode en niets uit de periode tot 1100! Geen enkel spoor van menselijke bewoning tussen de Romeinen en halverwege de 11e eeuw!

    Meer informatie over Romeins Nijmegen vindt U hier!


    Laat het nog eens zéér duidelijk gezegd zijn:
    Historisch tekstueel en archeologisch bestaat Nijmegen niet vóór de 11e eeuw.
    (behoudens een Romeinse occupatie tussen 50 en 250, met nog enkele hiaten tussen 105 en 175 n. Chr. en vraagtekens in de continuïteit in de 3e eeuw.)

    In zijn boek "De Romeinen in Nederland" bevestigt Dr.W.A. van Es dit als volgt: "Sporen van bewoningscontinuïteit in Nijmegen zijn zeer vaag. Dat Nijmegen als stedelijke organisme in de 4e eeuw bleef voortbestaan is uitgesloten.". In het boek "Archeologie in Nederland" van W.A. van Es, H.Sarfatij en P.J.Woltering, lezen we: "In ieder geval staat vast dat er van Romeins Nijmegen na 270 niet veel overbleef. Continuïteit naar de middeleeuwen is er zeker niet." Dat is toch duidelijke taal van enkele niet-medestanders van de visie van Albert Delahaye, die hier zijn standpunten wel bevestigen.

    Legt men deze conclusie van Dr.Van Es naast het Bronnenboek van Nijmegen, dan vertoont het Bronnenboek hetzelfde gat van ruim 5 eeuwen tussen Romeins en Karolingisch. Immers de Tabula Peutingeriana dateert men in Nijmegen maar al te graag in de 3e eeuw (vanwege het anders niet overeenkomen met archeologische vondsten), de eerstvolgende vermelding daarna is een akte van Karel de Grote uit 770.
    En dit gat wordt nog groter tot ruim 8 eeuwen, want ook het Karolingisch hoofdstuk hoort niet in Nijmegen thuis.

    Het oudste archiefstuk
    Het eerste autochtone archiefstuk van de stad dateert uit het jaar 1196. Geen enkel bericht, geen enkele archeologische vondst bewijst, dat Nijmegen als nederzetting tussen ca. 250 en ca. 1100 heeft bestaan. In Nijmegen zelf én in de naaste of verre omgeving is geen spoor te vinden van een Karolingisch domein, of van goederen die tot de palts behoord moeten hebben. Erger nog: nergens in de wijde omgeving van Nijmegen wordt melding gemaakt van het bestaan van Nijmegen. Niet in lokale bronnen, niet in regionale, niet in kerkelijke registers, niet in bestuurlijk, militair en zelfs niet in literair verband. Kan het nog duidelijker dat Nijmegen voor de 11e eeuw (behoudens een korte Romeinse periode) niet bestaan heeft. Dat geldt trouwens ook voor het gehele laag en midden Nederland, waar het ontbreken van dergelijke relicten het bestaan van een Karolingische cultuur tegenspreekt.
    Net als in Xanten verdween de bevolking rond 270 n.Chr. en werd het rond 300 een militaire post en was het geen civiele stad meer, net als Nijmegen. Ten noorden van de weg Bavay-Tongeren-Keulen is geen enkele nederzetting aangetoond waar nog gewoond werd in eerste helft of het midden van de vierde eeuw. Ewijk is een uitzondering bij Nijmegen, met mogelijk militaire functie Bron: Archeobrief 3, sept.2016.
    Het is dus een mythe dat Nijmegen als civiele stad bleef voortbestaan tussen de 3e en 11e eeuw, ook al zouden er regelmatig plukjes mensen rondgezworven kunnen hebben.

    Kort voordat Nijmegen weer in de historie verschijnt is er menselijke bewoning teruggekeerd. Zoals op verschillende andere plaatsen in Nederland het geval is, ontstond deze ook hier op een reeds voorheen bewoonde plaats, daar de sporen van een oude bewoning in en zelfs boven de grond zichtbaar waren. Eeuwen later zijn in Nijmegen nog talloze relicten van de Romeinse beschaving bewaard gebleven: de ruïnen ervan hebben tot ver in de 17e eeuw als kalksteen"groeven" gediend.
    Men treft hetzelfde verschijnsel aan te Utrecht en te Elst, waar de eerste vroeg-Middeleeuwse bouwwerken zonder enig spoor van een tussentijdse cultuur pal op Romeinse resten zijn gebouwd. In het lagere westen van Nederland is de situatie anders. Daar vindt men de Romeinse nederzettingen op 2 à 3 of nog meer meters onder het maaiveld, waar zij ten tijde van het weer in bezit nemen van het land, niet zichtbaar waren.

    Frederik Barbarossa
    In het jaar 1155, nadat enige Duitse keizers kort tevoren bezoeken aan Nijmegen gebracht of daar rechtshandelingen verricht hadden (? waar verbleven deze keizers?), bouwde keizer Frederik Barbarossa er een grote en fraaie burcht die enkele decennia later werd aangezien voor de oude residentie van Karel de Grote. Tijdens of vlak na de bouw leefde die gedachte namelijk nog niet. De gedenksteen, die Barbarossa in de gevel liet aanbrengen, is nog in Museum Het Valkhof aanwezig. Diens opschrift bewijst op heldere wijze, dat in het jaar 1155 nog geen verband werd gelegd met Karel de Grote.
    Het zegt immers, dat Barbarossa hier het kasteel herstelde, dat eertijds door Julius Caesar was gesticht. De tekst grijpt dus wél terug op de Romeinen, wat ondanks de grote afstand van negen eeuwen historisch zeer juist was, doch in het geheel niet merkwaardig, omdat het door de Romeinse relicten ter plaatse wel voor de hand lag. In de Barbarossa-burcht waren trouwens Romeinse bouwonderdelen opgenomen, die kant en klaar ter plaatse gevonden zijn, welke elementen momenteel nog in de Barbarossa-ruïne te zien zijn.

    Hoe de verwarring met betrekking tot de Karolingische residentie ontstond, uitgewerkt en tot zogenaamde historische zekerheid verheven werd, werd voor een groot deel in de hand gewerkt door de naam, die Nijmegen kreeg. In de streektaal heette de stad Nymegen of Numegen, wat niet meer dan Nieuw-Megen betekent.
    In de geschriften en vooral in de oorkonden en andere kanselarijproducten was het niet te vermijden, dat deze naam een Latijnse vorm kreeg. Sommigen schijnen te willen aannemen, dat Nijmegen de oude naam Noviomagus uit de Romeinse periode behouden zou hebben. De naam is niet uniek; er hebben meer dan 10 plaatsen onder deze naam bestaan, waar de namen al lang, soms zelfs tot een bijna onherkenbare vorm geëvolueerd waren. Dat die naam te Nijmegen aan elke evolutie zou zijn ontsnapt, is niet aan te nemen. Noviomagus werd gekozen, omdat dit woord de meest voor de hand liggende maar onjuiste latinisatie van Nijmegen leek. Hierdoor werd de basis gelegd tot een bijna onvoorstelbare kluwen van verwarring.
    Het Paleis van Noyon, dat een historische zekerheid van de eerste orde is en lang vóór en lang na Karel de Grote aangetoond kan worden, werd in 1047 verwoest en is niet meer herbouwd. Enkele bouwresten tonen het bestaan van dat Paleis heden nog aan. Op deze plek werd in 1064 een klooster gebouwd, dat in de Franse Revolutie verloren ging. Ter plaatse ligt nu het kerkhof van Noyon Hierdoor was een belangrijk element verdwenen. Toen in het noorden een fout werd gemaakt kwam uit het zuiden geen tegenspraak.

    Geografische samenhang.
    Indien het gebleven was bij die éne verwarring tussen twee steden -al ging het dan om een Karolingische residentie - dan zou dit weinig gevolgen hebben gehad en vroeg of laat wel zijn opgehelderd.
    Doch omdat de residentie van Karel de Grote door bepaalde teksten verbonden was met andere steden en streken, zodat een onverbrekelijke geografische samenhang tussen die steden en streken bestaat, betekent dat nog meer localisatie-fouten zijn opgetreden.

    Het Eiland der Bataven
    De residentie Noviomagus lag in of bij het Eiland van de Bataven; dit staat vast door Romeinse en vroeg - Middeleeuwse gegevens. die betrouwbaar werden geacht. Toen bij Nijmegen de streeknaam Betuwe ontstond, leek alles gesneden koek. Men heeft zich zelfs nooit afgevraagd of het woord Betuwe wel van de Bataven is afgeleid. Ook dit werd klakkeloos aangenomen, al ontstond de nieuwe naam ongeveer 10 eeuwen na de oude en had ter plaatse nooit enige herinnering aan de Bataven bestaan! Zijn pendant de Veluwe wijst de weg. Als men het dubbelportret van een echtpaar aantreft, is het waanzin het ene vóór Christus te plaatsen (toen waren immers al Bataven bekend) en het andere in de 10e of 11e eeuw.
    In Nijmegen gebruikt men de tekst van Einhard om aan te tonen dat de Bataven in de Betuwe woonden. Echter, het is slechts de helft van wat Tacitus vermeldt. Het belangrijkste, namelijk dat de Bataven in het uiterste onbewoonde gedeelte van Gallië gingen wonen, laat men weg. Het spreekt de traditie faliekant tegen. In Nijmegen gebruikt men dus maar een halve tekst om haar gelijk te bewijzen.

    Dorestadum en Trajectum
    Volgens de oude bronnen lagen Noviomagus en Dorestadum in dezelfde streek. De laatste plaats moet men, weer op betrouwbare gegevens, zoeken in de buurt van Trajectum, waar de aartsbisschop St.Willibrord tegen het einde van de 7e eeuw de zetel vestigde van zijn missie onder de Friezen. Er zijn derhalve vier kapitale historisch-geografische vraagstukken. De ondergeschikte details zijn vanzelf sprekend legio, doch hebben weinig of geen belang, omdat zij in de interpretaties slechts van de eerste zijn afgeleid. Deducties behoeven niet meer weerlegd te worden als de valsheid van de premisse is aangetoond. Wel kunnen er massa's dedukties worden aangewezen die na hun geboorte een eigen leven als historische zekerheid zijn gaan leiden.

    De Karolingische residentie heeft afgedaan
    De kwestie van de Karolingische residentie Noviomagus kan men als afgedaan beschouwen. Ofschoon de Nederlandse historici aanvankelijk met een veel te overdreven felheid de gegrondheid van de opgeworpen twijfel verwierpen, ziet men in de recente literatuur, dat alle serieuze historici zich van de zogenaamde Karolingische residentie te Nijmegen distantiëren. Wordt zij nog vermeld, dan gebeurt dit onder het grootste voorbehoud. Enige niet-serieuze uit eigen land trachten vol te houden, dat Noyon én Nijmegen gelijktijdig een gelijknamige residentie kunnen hebben gehad. Gezien tegen het klare feit van de verwarring tussen de twee steden, is deze uitvlucht bijna onnozel. De residentie Noviomagus heeft slechts in enkelvoud bestaan; zij moet aan één van de twee kandidaten worden toegewezen.
    In 1955 werd voor de eerste maal - heel voorzichtig en behoedzaam - geschreven over de twijfel ten aanzien van de Karolingische residentie te Nijmegen. In 1965/66 verscheen een diepgaande studie, die eveneens de consequenties behandelt. (Delahaye, A. Vraagstukken in de historische geografie van Nederland, Zundert, 1965/66, 2 dln.). In 1984 volgde de herbewerking van "Vraagstukken...." met de uitgave van "De Ware Kijk op", waarin 497 teksten de revue passeren. Deze teksten, met bronvermelding, zijn zo helder als glas en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar.

    Afbeelding van de St.Nicolaaskapel uit het eind van de 11e eeuw op het Valkhof, derhalve 4 eeuwen nà Karel de Grote gebouwd, werd voorheen Karolingische kapel genoemd, welk naam geheel onjuist was. Het stemt tot verheugenis dat Nijmegen die foutieve naam heeft laten vallen en het gebouw nu presenteert als "Historische Kapel" of als 'Ottoonse kapel'!

    De doorbraak
    Gelukkig beginnen hoe langer hoe meer wetenschapsmensen van alle vakken, wijs geworden door ervaring, zich te ontdoen van de zogenaamde zekerheden. Het is te hopen, dat deze doorbraak ook in de historische wetenschap plaats gaat vinden, zodat nu de onwetenschappelijke geprikkeldheid achterwege blijft. Wie begint te briesen bij het horen van een afwijkende mening, moet zich ernstig afvragen of hij de wetenschap wel op de juiste manier beoefent, of aan welk goddelijk of menselijk recht hij het monopolie van zijn gelijk ontleent. De historicus, die een gegronde twijfel aan zogenaamde zekerheden van tafel veegt, omdat hij zelf nooit tot die twijfel kwam, is te vergelijken met een goudsmid die gewaarschuwd wordt, dat er misschien koper in zijn potje zit en die toch doorgaat dit voor 18-karaats goud te verkopen. Het sprookje van "De kleren van de Keizer" speelt ook nu nog sommigen parten.

    Maar er is hoop!
    Zelfs in Nijmegen is er hoop! Op de website van de oudheidkundige vereniging van Nijmegen, Numaga, komt men Karel de Grote niet meer tegen, dan in deze opmerking van prof. Rogier uit 1954: "Numaga is de vereniging voor de geschiedbeoefening van Nijmegen en omgeving. Zij werd in 1954 opgericht door een bont gezelschap van historici en amateurs onder de bezielende leiding van prof. L.J. Rogier. Numaga - de naam van Nijmegen in de Frankische tijd toen Karel de Grote hier zijn Paleis bouwde - stimuleert de beoefening van de geschiedenis van Nijmegen en omgeving. De vereniging wil het behoud van het cultuurbezit en het cultuureigene van Nijmegen en omgeving bevorderen en wil kennis daarover aankweken en verspreiden".
    Het betreft hier dus woorden uit 1954, geen overtuiging die nog steeds gehanteerd wordt.


    Opvallend is dat deze Oudheidkundige vereniging pas werd opgericht in 1954 na de eerste publicaties van Albert Delahaye waarbij hij zijn twijfel uitsprak over het Karolingisch gehalte van Nijmegen.
    De oudheidkundige vereniging in Nijmegen siert zich dan ook met de naam van de Franse stad Noyon, Numaga, net zoals de oudheidkundige vereniging in Amersfoort zich tooit met de naam van de Franse landstreek Flehite. Immers in Numaga 1972 p.108 leest men: "De ons vertrouwde schrijfwijze Numaga - een eenvoudige variant overigens van het wel vermelde Niumaga, - ontbreekt, althans als aanduiding voor Nijmegen. Want op blz. 258 komt deze naam wel voor, maar zij wordt hier om onduidelijke redenen uitsluitend gereserveerd voor het aan de Moezel gelegen Neumagen, dat ook nog Numagium en Nuwemaga blijkt te heten".

    Karel de Grote is fini voor Nijmegen.

    Voor de geschiedenis van Nijmegen na 1125 verwijs ik naar De Ware Kijk op, waarin hoofdstukken gewijd zijn aan:
    • De nieuwe plaats Neumaia.
    • De St.Nicolaas traditie.
    • Nijmegen als 'Duitse' residentie.
    • De verpanding van 1247.
    • De nieuwe St.Stevenskerk (1272).
    • St.Albertus de Grote en de Maria-Omdracht.
    • Willem van Berchen en de geboorte van een mythe.
    • Het rijk van Aken en het rijk van Nijmegen.

    Zie ook bevindingen van andere historici bij Bevestiging hoofdstuk 6: Karolingisch Nijmegen.

    Klik hier voor de WARE geschiedenis van Nijmegen, Bestel en lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf.


    Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf.