Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Het boek 'Van vondst tot verhaal' is een interessant en lezenswaardig bijlage bij Archeologie in Nederland. Het geeft een helder inkijkje in de traditionele geschiedenis en verklaart deels waarop die traditionele geschiedenis gebaseerd is geweest. Vooral de argumenten die de auteurs gebruiken om de vondsten te koppelen aan de geschiedenis zijn verhelderend. Vaak vraag je jezelf af "Hoe komen ze erop?" of "Dat verzin je toch niet?" of "Zouden de auteurs dit allemaal ernstig menen?" Lees vooral het in rood geschreven commentaar. Er is namelijk nogal veel aan te merken op het verhaal.![]() Germanen, Romeinen, Spaanse soldaten, gelovigen, boeren en strijders, allen lieten zij sporen achter in ons land. Van munten en bijlen tot spelden en kruizen, het meeste verdwijnt uiteindelijk in de grond. In de afgelopen vijf jaar zijn bijna 90.000 vondsten die tussen circa 1970 en 2021 verzameld werden door amateurarcheologen, digitaal vastgelegd op de website van PAN: Portable Antiquities of the Netherlands. Hier zijn ze te raadplegen door iedereen, van schoolkinderen tot gepensioneerden en van amateurspeurders tot professioneel archeologen. Alle particuliere collecties tonen de bodem van Nederland als een rijk archief en vertellen samen een verhaal dat vele eeuwen bestrijkt. Het gaat over bijlen uit de bronstijd, Keltische munten uit de late ijzertijd, kledingspelden uit de Romeinse tijd en christelijke symbolen uit de middeleeuwen. Met het in kaart brengen van de vondsten door amateurarcheologen kunnen ook grotere rode lijnen en nieuwe verbanden aan het licht komen. Zo is de database ook een bron voor nieuwe inzichten, over Romeins-Germaanse contacten in de eerste paar eeuwen van de jaartelling en over oorlogvoering in de zeventiende en achttiende eeuw. In dit boek is het niet alleen goud en zilver dat blinkt: ook kleine kapotte fragmenten kunnen waardevol zijn, want maken deel uit van het mozaïek dat onze geschiedenis vormt. Van vondst tot verhaal neemt de lezer mee vanaf het eerste piepje van de metaaldetector, tot de opgraving en de uiteindelijke archivering, maar toont vooral het verhaal dat alle individuele vondsten samen naar voren brengen. Nieuwe bevindingen en eeuwenoude schatten, gepresenteerd door vakspecialisten in de archeologie, maar ondersteund door de honderden amateurs die hun bodemvondsten deelden. Het gaat in dit boek kennelijk slechts over Archeologische vondsten in particulier bezit. Maar ook vondsten niet in particulier bezit laten eenzelfde beeld zien. Vergelijk hiermee de vondsten op de Betuwelijn. Opvallend is daarbij ook dat men soms andere jaartallen hanteert voor de verschillende perioden. Zouden historici en archeologen het over die jaartallen nu eens een keer eens kunnen worden? Waarop is bijvoorbeeld het jaartal 1050 gebaseerd? Welke belangrijke gebeurtenis vond toen plaats? Werd toen het oudste klooster in Utrecht gesticht? ![]() Een schotel van Attila de Hun, waarop een prachtig kruis te zien is. Daarvan kun je toch niet beweren dat het een Christelijk kruis is. ![]() Een Vikingschild met een prachtig kruis waarvan je toch niet kunt beweren dat het een Christelijk kruis is. ![]() En wat dacht U van dit Vikingschild uit Noorwegen? Is dat Christelijk? ![]() Of deze vier Vinkingschilden. Zijn die Christelijk? Kijk eens rond op internet. Daar vind je veel sieraden en gebruiksvoorwerpen met een prachtig 'Christelijk' kruis. Wat te denken van deze gesp van een Vikingriem? (zie afbeelding hieronder). Maar daarmee bewijs niet dat de eigenaar Christelijk was. ![]() ![]() Het 'Christelijk kruis' op de broche van Wijk bij Duurstede is ook erg ver gezocht en ontstaan omdat Van Es er iets mee wilde bewijzen dat er niet mee te bewijzen valt, namelijk de Christelijke stad Dorestad. Er zouden immers 55 kerken hebben bestaan. Er is geen enkele kerk gevonden! De vierdeling op veel sieraden staat voor de vier elementen aarde, water, lucht en vuur. Die symboliek bestond al eeuwen vóór het begin van de jaartelling. Lees er meer over in De broche van 'Dorestad' opnieuw bekeken. ![]() De Fundamentele verwarring tussen Nijmegen en Noyon is het begin van alle historische mythen, die ten onrechte in Nederland terecht kwamen. Als Karel de Grote geen paleis in Nijmegen had, wat wel zeker is, dan horen alle daarmee verbonden gebeurtenissen ook niet in Nederland thuis, te beginnen met de oorkonde uit het jaar 777. |
De katern 'Van vondst tot verhaal' is een bijlage bij het tijdschrift Archeologie in Nederland van april 2022, dat tot stand kwam in samenwerking met de AWN, de Nederlandse Archeologievereniging. Er wordt een overzicht gegeven van (vooral) detector vondsten in particulier bezit, wat een welkome aanvulling vormt op de archeologische vondsten die tot heden in Nederland bekend zijn en vele musea vullen. De titel van deze bijlage is veelzeggend: Van vondst (wat zijn de vondstomstandigheden?) tot verhaal (hoe komt men tot het verhaal?) Het commentaar (in rood) is omvangrijk, want er is nogal veel aan te merken op het verhaal.
De visie van Albert Delahaye.
Wat lezen we allemaal in dit boek? In het boek 'Van Vondst tot Verhaal', geschreven door Stijn Heeren, Mirjam Kars en Vincent van Veen, zijn de vondsten ingedeeld naar perioden en naar regio's. De perioden die voor ons van belang zijn, zijn de Romeinse tijd (15 vóór Chr.-470) en de Middeleeuwen, verdeelt naar Vroege (470-1050) en Late Middeleeuwen (1050-1500). De eerste vraag die zich hier al voordoet is waarom men voor de Romeinse tijd kiest voor 15 vóór Chr. tot 470 na Chr. Waarop zijn deze jaartallen gebaseerd? 15 v.Chr. is waarschijnlijk gebaseerd op de traditie van Nijmegen, die bestaat uit nooit bewezen opvattingen dat de Romeinen al in 15 vóór Chr. in Nijmegen gearriveerd waren. Lees meer over Nijmegen en Augustus. Men schrijft dan wel 'rond het begin van de jaartelling' (p.24), maar dat zou dan ook in 10 ná Chr. kunnen zijn. Men erkent hiermee overigens dat de periode rond Julius Caesar niet tot de aanwezigheid van de Romeinen in ons land wordt gerekend. En het jaar 470? Het einde van het Romeinse Rijk wordt toch traditioneel gehouden op 406? (Zie het verhaal over de Brittenburg in Archeologie in Nederland van dec.2021, p.28). Het einde van de Romeinse aanwezigheid wordt voor Nederland traditioneel toch gehouden op ca.270? Ook in dit boek wordt dat jaartal genoemd (p.85 en 88), al wordt het daar wat ruimer gesteld tussen 260 en 275. Na die jaren worden er nog wel 4e en 5e eeuwse Romeinse munten gevonden, maar bewijzen die de aanwezigheid van Romeinen? Is een Romeinse munt altijd van een Romein geweest? Zie het hierboven genoemde voorbeeld van de 16de eeuwse Engelse en Spaanse munten die in Moerdijk gevonden zijn! De indeling in regio's, die we hier ook volgen, bestaat uit: 1.de Regio Noord (Groningen, Friesland, Drente), 2. Regio West (N&Z-Holland en Zeeland), 3. Regio Midden (Overijssel en Flevoland), 4. Regio Centraal Rivieren (Gelderland, Utrecht) en 5. Regio Zuid (Brabant en Limburg). Per regio vermelden we puntsgewijs de opvallendste bevindingen, gevolgd door opmerkingen en commentaar in rood. Onze belangstelling gaat vooral uit naar de regio's 1, 2 en 4, waar we ons gezien deze studie op richten. Een overzicht over de genoemde 'rijkdom' aan vondsten. Op enkele plaatsen in dit boek, helaas niet overal, wordt het aantal vondsten per periode vermeld. het oogt dan indrukwekkend als het over 33.567 vondsten gaat (regio 4). Daarvan zijn er 28.064 uit Gelderland en 'maar' 5503 uit Utrecht (p.40). In regio 5 worden ruim 18.000 vondsten vermeldt, die nader gespecificeerd worden naar periode. Zie de grafiek hier rechtsonder. Daarvan zijn er 8500 (is 47%) uit de nieuwe tijd, ca.4000 uit de Romeinse tijd (is 22%), 2950 (16%) uit de Late Middeleeuwen, 950 (5%) uit de Prehistorie en 750 (is 4%) uit de Vroege Middeleeuwen (p.47). Bij elkaar is dat geen 18.000, maar 17.150. Of bestaat dit verschil van 850 vondsten uit de niet genoemde Bronstijd, wat dan weer niet overeenkomt met 'een stijging van bijna 400% ten opzichte van de vroege middeleeuwen' wat daarover geschreven wordt (p.51)? Een stijging van 400% zou immers ruim 3000 vondsten betekenen. Hoe dat in elkaar zit mag de lezer blijkbaar zelf uitzoeken. Maar juist op dit soort slordig- en onvolkomenheden is de aangenomen geschiedenis gebaseerd. In een stafgrafiek (zie hieronder) worden de verschillen nog duidelijker. ![]() ![]() De perioden waar onze belangstelling vooral naar toe gaat (de Vroege Middeleeuwen) is met 4% nogal mager vertegenwoordigd. Dat valt nogal tegen als in eerste instantie het overweldigd aantal van wel 18.000 vondsten wordt genoemd. Bekijken we dan de genoemde vondsten, dan blijkt het in de Romeinse tijd over de bekende centra te gaan, zoals Heerlen, Maastricht en Cuijk en enkele villa's en enkele (stukken van) wegen, met name in Zuid-Limburg. Munten en fibula zijn echter de grootste vondstcategorie. Over Cuijk wordt nog opgemerkt dat 'Soms wordt aangenomen dat dit centrum is ontstaan rondom een eerste-eeuws hulptroepenfort, ook wel een castellum genoemd. De identificatie van dit castellum berust echter op een zeer klein aantal sporen en er zijn verschillende elementen die een interpretatie als legerkamp tegenspreken. Pas in de late derde eeuw was er met zekerheid een castellum in Cuijk aanwezig' (p.50). Toch een ander en meer genuanceerd verhaal dan wat traditioneel verteld wordt. De vraag is dan ook of Cuijk wel op de Peutingerkaart staat? Of was het toch Cevelum? Uit de Vroege Middeleeuwen worden vondsten vermeld uit de Merovingische periode, zoals grafvelden en grafgiften, fibulae, gespen, nederzettingen zijn aanzienlijk zeldzamer (schrijft men) en uit de Karolingische periode munten, schijffibulae, het merendeel versierd met kruismotieven wat wellicht in het licht van de kerstening wordt gezien (p.50). Blijkbaar trokken er groepjes mensen rond. Men woonde er blijkbaar niet (zeldzame of geen nederzettingen?). 'Onderweg' verloor men het nodige aan kleine spullen. En grafvelden? Over hoeveel graven gaat het? Doden werden ook 'onderweg' begraven. Dat kruismotieven naar de kerstening zouden verwijzen is een van de hardnekkigste onjuiste opvattingen van historici en archeologen. Op veel voorwerpen van heidense volkeren tref je kruismotieven aan, zoals op een schaal van Attila de Hun of een Vikingschild (zie afbeeldingen in de kolom hiernaast). Op p.51 wordt dan nog het binnenvallen van de Vikingen genoemd met de opmerking dat 'zeer weinig vondsten aan de Vikingen kunnen worden verbonden'. Conclusie: wat is zeer weinig? of is het gewoon helemaal niets? Er blijkt geen enkel archeologisch bewijs voor de aanwezigheid van Vikingen in Nederland. En de geschreven bronnen later er geen misverstand over bestaan: daarin wordt Nederland nooit genoemd. De Oise, Amiens, St.Riquier, St.Omaars e.d. liggen onmiskenbaar in Frankrijk. Lees meer over de Noormannen. Lees ook hieronder wat er in hoofdstuk 2 onder punt 2 en 4 wordt vermeld en men dus erkent dat voor plunderingen van de Vikingen in Nederland archeologisch geen enkel bewijs gevonden is. Hoofdstuk 2: De rijke geschiedenis van de regio's.
Hoofdstuk 3: Bronstijdvondsten. Overal en nergens? Het is opvallend dat de verspreiding van bronstijdvondsten over Nederland niet evenwichtig is: het grootste deel komt uit de zuidoostelijke delen van Nederland. Hiervoor is echter een eenvoudige verklaring. In het westen van Nederland was in de bronstijd een uitgestrekt nat en venig gebied. Hoewel hier zeker in de hogere delen ook mensen woonden, zijn deze resten vaak later door een dik pakket (rivier)klei afgedekt geraakt. Daarmee zijn deze op dieptes terechtgekomen die niet meer te onderzoeken zijn binnen de 30 centimeter zoekdiepte die wettelijk is toegestaan (p.63). Die wettelijke zoekdiepte van 30 cm geldt bliijkbaar niet voor de 'professionele' onderzoekers, zoals uit veel opgravingsplaatsen blijkt. Bovendien blijkt ook hier weer dat er langdurige overstromingen hebben plaats gevonden. Men kan de transgressies toch niet langer meer blijven ontkennen? Hoofdstuk 4: Keltische munten en muntschatten. IJzertijdvondsten uit de periode van Julius Caesars verovering. In dit hoofdstuk wordt uitgegaan dat Julius Caesar met zijn veroveringen zoals beschreven in "De Bello Gallico" tot in Nederland gekomen zou zijn. De schatvondsten uit deze periode koppelt men dus als vanzelf aan die veroveringen. Dat dit een dubbele aanname is, ofwel een cirkelredenering, wordt blijkbaar dor historici niet begrepen. Ten eerste is nooit vastgesteld dat Caesra tot in Nederland is gekomen. De Belgisch prof.H.Thoen stelde na 50 jaar archeologisch onderzoek vast dat "Caesar nooit in België is geweest". Ten tweede werd een (munt)schat bij gebrek aan een kluis of bank niet alleen verborgen voor eventuele Romeinen, maar ook als bewaarplek voor individuele dieven en rovers van divers allooi. Indien de eigenaar die schat niet meer ophaalde, om wat voor reden dan ook, worden die nu door 'ons' gevonden. De conclusies uit de vondst van een muntschat zijn dan ook steevast veel te voorbarig. Als voorbeeld kan de Muntschat van Amby dienen. Centraal in deze traditionele opvatting staat dat de Eburonen tussen 'Mosa en Renus' woonden, zoals Ceasar schrijft in De Bello Gallico'. Dat wordt dan opgevat als in (Nederlands en Belgisch) Limburg, waar de schat van Amby (bij Maastricht) gevonden is. Ziet U de cirkelredenering?Ook al vat je Mosa en Renus op als Maas en Rijn (wat al een aanname is), dan kan dat ook in Noordoost-Frankrijk geweest zijn. Immers daar strommen de Maas en Rijn ook. Maar waren het wel de Maas en de Rijn die Caesar beschreef? Was Caesar al in 50 v.Chr. in Limburg? Lees meer over de Mosa en Renus. Als je dan de stam van de Atuatuci (rond Douai en niet Tongeren!) en de Nervii (rond Bavay) eraan verbindt (ook volgens Caesar), dan ben je zeker in Noord-Frankrijk. En in Noord-Frankrijk worden dezelfde soort munten gevonden als in Amby, namelijk daar Statères Suessions (regio Soissons) en Statères Ambiani (regio Amiens) geheten. Zie de afbeeldingen hieronder. Blijkbaar kijken historici en acheologen niet 'over de grens'. Klik op de afbeelding voor een Franse website over CoinArchives (zie de grote afbeelding), waar deze munten zelfs te koop zijn. Wat hier meteen opvalt is dat de Statères de Gaule gedateerd worden tussen ca. 120 tot 50 v.Chr., dus al vóór de komst van Julius Caesar in Gallië. ![]() Deze munten worden ook in Engeland gevonden, zoals deze (zie afbeelding links) uit Norfolk en die 'ruim gedateerd' is in de Iron age en ook voorzien is van een tekst (CVNO)! ![]() Van de hele Nederlandse traditionele opvatting blijft dan weinig tot niets over. Geen tekstueel bewijs van Caesar aanwezigheid in Limburg volgens 'De Bello Gallico', geen archeologisch bewijs (zie het onderzoek van prof.Thoen) en geen bewijs van de exclusiviteit van die munten (zie de Statères in Frankrijk en Engeland). |
De typisch Germaanse fibulae (p.84/85). Verder zijn twee typen kleine fibulae van belang, die ons tot op zekere hoogte informeren over het leger en contacten met gebieden buiten de Romeinse provincie. De kniefibula met een zogenoemde 'hoge naaldhouder' en een stompe voet (type Almgren 195-198) komt voor in het West-Nederlandse rivierengebied, maar ook in Noord-Duitsland en zelfs in Scandinavië. Deze vorm is daarom door archeologen geïnterpreteerd als typisch Germaans. Uiteraard zegt vorm niet alles over de herkomst, want deze kan ook zijn gekopieerd. Het typisch Germaans blijkt dus te bestaan uit een interpretatie op grond van de vindplaats, maar wordt in de volgende zin alweer gerelativeerd door 'het kan ook zijn'. Gevonden in Scandinavië? Is een Romeinse munt gevonden in Scandinavië plots een Germaanse munt? Is een Spaanse euromunt gevonden in Nederland dan een Nederlandse euromunt? |
Een militair diploma (p.82). Bij Pappenheim in Duitsland is een militair diploma gevonden, dat het eervol ontslag van een militair vastlegt, met alle rechten die eraan verbonden zijn. Dit diploma, gedateerd tussen 129 en 135 na Christus, is het enige document van tweede eeuwse datering dat een Fries noemt. Er staat in dat deze Friese militair gehuwd was met een Bataafse vrouw. Hoewel het maar één document is en ook een andere verklaring mogelijk is, vormt dit diploma toch een indirecte aanwijzing dat Friezen dienst deden in Bataafse eenheden. Waar anders dan in een legerplaats waar Bataven en Friezen dienst deden, zou een Friese soldaat een Bataafse vrouw zijn tegengekomen? Het lezen we hoe de hersenen van historici kunnen kronkelen. Het is te flauw voor woorden dat dit serieus genomen wordt. Kwamen die soldaten dan nooit buiten hun legerplaats? |
Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |