Hoofdstuk 1: de Limes, scheidslijn tussen Noord en Zuid.
- In hoofdstuk 1 schetst Kuipers de Limes als scheidslijn tussen Noord en Zuid. Hij vermeldt er ook nog bij dat het om de 4de eeuw gaat. Opgemerkt moet worden dat de Romeinen in 260 uit Nederland zijn vertrokken vanwege de transgressies. In de 4de eeuw was er geen Romein meer in Nederland, ook niet in Nijmegen. Met de vondst van enkele munten huldigt men de opvattingen dat de Romeinen hier toen nog aanwezig zouden zijn geweest. Maar met munten bewijs je niets. Als ik een Spaanse Euromunt vind ben ik dan in Spanje? Of is dat een bewijs dat er Spanjaarden in Nederland zijn?
- Dat de Romeinse tijd voor onze contreien begon met Julius Caesar is een volledig achterhaalde opvatting. Julius Caesar is nooit verder gekomen dan het "Carbonarisch woud" in Noord-Frankrijk. De Gentse professor in de Romeinse archeologie bewijst het gelijk van Albert Delahaye.
Prof. Hugo Thoen: "Ik zoek al vijftig jaar naar bewijzen van Caesars aanwezigheid in België, maar heb nooit iets gevonden." En als Julius Caesar met zijn troepen nooit in België is geweest, kun je Nederland wel vergeten. De Eburonen waartegen Caesar streed verbleven ook niet in Limburg, maar in Baeurain in Frans-Vlaanderen.
- Dat de Romeinen eerder hadden gepoogd de grens tot aan de Elbe te leggen, is de grootse misvatting ooit geweest. In de klassieke teksten wordt nergens de Elbe genoemd, maar staat er Albis, de witte rivier die in Frans-Vlaanderen de Aa was. Deze rivier kleurde wit aangezien deze door het kalkgebied stroomde dat aan de kust van Frans-Vlaanderen precies van toepassing is.
- De scheidlijn tussen noord en zuid lag op de taalgrens, waar nog steeds de scheidslijn ligt tussen het Germaanse en Romaanse taalgebied. Het was de grenslijn waar de Romeinen zich rond 260 terugtrokken en de Limes ontstond die van Boulogne-sur-Mer via Bavay naar Keulen liep. Wie deze scheidslijn langs de Rijn wil leggen, wat Kuipers hier dus doet, heeft geen kennis van geografie, van taalkunde en van volkerenkunde en weet weinig van naamkunde en met name van plaatsnaamkunde. Overigens gebruikten de Romeinen het woord 'Limes' niet. Dat is een bedenksel van historici uit de 19de eeuw.
- De Limes langs de Rijn was geen imponerende militaire zone zoals Kuipers meent. De Rijn was een bewaakte transportroute zoals de kenners sinds 2008 weten. Die streng bewaakte grens is achterhaald. Overal zaten grote gaten in die grens, zoals tussen Vechten en Wijk bij Duurstede en tussen Kesteren en Meinerswijk en Herwen, zoals op het kaartje op p.12 duidelijk te zien is. Er viel aan die grens overigens ook niets te verdedigen, zoals elke historicus sinds 1943 weet. Dr.A.W.Byvanck schreef dat al in zijn boek. Er woonden ten noorden van de Rijn geen enkele volksstam waar enige dreiging van uitging.
- De 'highway' van culturele en etnische uitwisselingen, zoals Kuipers het noemt, heeft ook nooit bestaan. Daarover is dr.W.A.van Es wel duidelijk in zijn boek "De Romeinen in Nederland", waarin hij schrijft: ""Het Romeins in Nederland is allerminst van internationale allure geweest. Romeins Nederland is nimmer de eer van een colonia waardig geacht!". Ook uit opgravingen is dat ondertussen wel gebleken. De archeologische vondsten bevestigen slechts de 'Agri Decumatus' die Tacitus zo treffend beschreef.
- Volgens Kuipers hoorde het grootste deel van Nederland tot de provincie Germania Inferior. Dan hebben alle historische atlassen het fout, die dat immers niet zo afbeelden en het slechts beperken tot het gebied ten zuiden van de Rijn. Dat er een reeks verdedigingstorens en castella, castra en vicussen geweest zijn is verre van de waarheid. De archeologie toont een versnipperde Romeinse bebouwing, waar geen enkele eenheid in te ontdekken valt.
- De Grote Volksverhuizing die Kuipers nog noemt, heeft nooit bestaan. Het wordt toch stilaan tijd dat auteurs zich eens laten voorlichten door de echte kenners. Het hele verhaal over de Hunnen is bedacht door historici in de 18de en 19de eeuw, die niet wisten dat de Huni al in Frankrijk woonden. De Hunni, die in 375 de Ostrogoten aanvielen en daarmee volgens de traditie de Grote Volksverhuizing in gang zetten, zouden niet meer dan 5000 strijdbare mannen hebben geteld. De grote volksverhuizing wordt ook nergens als zodanig in de klassieke bronnen beschreven. De ineenstorting van het West-Romeinse rijk was ook niet het gevolg van de volkverhuizingen. Het West-Romeinse rijk was verzwakt door binnenlandse problemen en de Romeinse troepen werden teruggetrokken om in Rome orde op zaken te stellen. De Hunni, ook Uni of Hunni geschreven, waren natuurlijk niet de Hunnen uit de Russische steppen, doch de Huni, ook Avari genoemd, die in de omgeving van Huningue en andere plaatsen in het noordoosten van Frankrijk woonden. Alarik was de koning van de Hunni en Avaren. Hun herkomst uit de steppen van Rusland was een fabel uit de Middeleeuwen toen men geen weet had van volkeren en bijvoorbeeld de Bataven ook doodleuk in de Betuwe plaatsten. Theoderich I, koning van de Wisigothen (Westgothen zoals ze meestal worden aangeduid), regeerde van 419 tot 451. Hij versloeg in 439 de Romeinse veldheer Litorius, verbond zich in 451 met Aetius tegen de Hunni en sneuvelde in de slag op de Catalaunische Velden, dat bij Châlons-sur-Marne was.
- Bij het verhaal over de Salische Franken is het opmerkelijk dat Kuipers Taxandrië rond Doornik plaatst. Het was dan dus niet Noord-Brabant, zoals de traditionele historici steevast menen.
- Uiteraard zijn de hier gebruikte namen voor Nijmegen als Ulpia Noviomagus of Batavorum net zo onjuist als men keizer Trajanus daar laat resideren. Het Noviomagus van Trajanus was Neumagen in Duitsland. Het hele verhaal over Nijmegen is net zo onjuist als het Paleis van Karel de Grote daar te veronderstellen. Men kan dat Paleis maar niet vinden, het heeft er nooit bestaan. Zie in de linker kolom de 'fundamentele verwarring', die aan de grondslag ligt van alle mythen in Nederland. De historische bronnen die Kuipers hier zal bedoelen, vindt men in het Bronnenboek van Nijmegen, dat een aanfluiting van historisch onderzoek en wetenschap is en dat barst van de fouten. Er wordt niets mee bewezen.
- Over wat hier geschreven wordt over de Bataven, kunnen we slechts meedelen wat W.A.van Es erover schreef in "Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland": "De gedachte dat de Bataven een verlaten gebied, de Betuwe en het Brabantse achterland, met hun aanwezigheid vulden, vindt thans geen bijval meer." De mythe over Bataven in de Betuwe kan dus van tafel.
- Wat dan wel weer juist is van hetgeen Kuipers noemt is de ontvolking door de toenemende invloed van de zee, de zogenoemde transgressies. Maar doordenken op dit gegeven is er ook bij Kuipers niet bij. De transgressies was de reden dat de Romeinen rond 260 uit ons land vertrokken en die kwamen echt niet even terug in de vierde eeuw in dat moerassige gebied. Ook de predikers Willibrord en Bonifatius en enkel anderen hebben tijdens de transgressie-periode tussen de 3de en 10de eeuw hier niet rondgelopen. Wat viel er te bekeren als er niemand woonde? Lees daarover meer bij hoofdstuk 6 'de verspreiding van het Christendom'.
Hoofdstuk 2: het Friese Koninkrijk: de handel van de Friezen.
- Waar hoofdstuk 2 mee begint geeft meteen de omvang van de mythe aan. "In de veertiende eeuw kwam in Frankrijk de voorstelling op van zeventien Christelijke koninkrijken. Een van die zeventien was Friesland. Er is in de vroege middeleeuwen inderdaad een 'rijk' geweest van Friese koningen, maar christelijk was het allerminst". In deze tekst zitten twee onjuistheden: 1. een van de zeventien was niet Friesland, maar Frisia in Frans-Vlaanderen, en 2. het waren geen 'koningen' in dat rijk, maar aanvoerders of machthebbers. Er heeft nooit een Fries Koninkrijk bestaan, dan in de fantasie van niet-deskundige historici en fabelogen.
- Het is nog steeds een hardnekkig misverstand om de Friezen, beter is te spreken van Fresones, uit de Romeinse en Frankische periode te vereenzelvigen met Nederlands Friesland. De onjuiste plaatsing van de Fresones in Friesland is de meest ingrijpende fout in de historische geografie. Zoals enkele deskundige allang hebben aangegeven zijn de tegenwoordige Friezen niet de Friezen uit het eerste Millennium. De klassieke Fresones woonden niet uit Friesland, maar in het oude Frisia in Vlaanderen, tussen het Zwin en de Loobach in Vlaanderen. De Loobach is de Loogracht in Frans-Vlaanderen en niet de Lauwers in Friesland. Ook hier is de cruciale foute weer terug te voeren op het misverstaan van enkele klassieke namen.
"Vergeleken met Friesland was de rest van het gebied dat vandaag de dag 'Nederland' wordt genoemd maar een armzalig zooitje. Alleen over het Friese landschap heersten in de Vroege Middeleeuwen namelijk met goud behangen, heidense koningen. Althans, archeologische terpvondsten wekken de indruk van dit 'koninklijke' geschiedbeeld. Maar de Friezen van nu kunnen hun eventuele trots wel achterweg laten, zo blijkt. Materiaal uit diezelfde terpen roept de vraag op in hoeverre deze 'koningen' hun voorvaderen waren". Enkele van deze opgravingen leidden tot verrassende ontdekkingen, waardoor de Friezen hun geschiedenisbeeld radicaal moeten wijzigen. Want wat blijkt: zij zijn allerminst nazaten van de pioniers, die vele eeuwen geleden hun zelfgecreëerde heuvels in het Friese Noordzeegebied betrokken. (Bron: Archeologie Magazine nr.3-2005).
- "De klassieke Frisii hebben niets met de huidige Friezen te maken", schreef Jos Bazelmans in Spiegel Historiael van mei 1998. En Charles Groenhuijsen merkt op in de TV-serie (en het erbij verschenen boek) "Verleden van Nederland": "En dan nog even die dappere Friezen. Sorry hoor, maar die dappere Friezen van toen, hebben ook niks te maken met de Friezen van vandaag". Zelfs Luit van der Tuuk schrijft het volgende: "De tegenwoordige Friezen die in Friesland wonen, zijn andere Friezen die niets te maken hebben met de Friezen uit de Romeinse tijd of die uit de vroege Middeleeuwen".
- De handel die hier geschetst wordt zou die vanuit Dorestad zijn geweest. Maar daarvoor ontbreekt elk feitelijk bewijs. In plaatsen waarmee Dorestad gehandeld zou hebben, zijn geen bewijzen van die handel gevonden. In Haithabu en Ribe ontbreekt elk bewijs voor handel met het Nederlandse Dorestad. Het gevonden aardewerk, een van die handelsobjecten, is daar compleet anders. Ook zijn daar geen Dorestad-munten gevonden.
Hoofdstuk 3: Franken en Saksen.
- De traditionele indeling in Nederland van Friezen, Franken en Saksen is een verouderde opvatting. Archeologisch zijn de Franken en Saksen in Nederland niet te duiden, schreef Annemarieke Willemse: "de traditionele etnische indeling in Friezen, Franken en Saksen in Nederland is archeologisch niet te bewijzen (o.a. p.12 en 138 in de Gouden Middeleeuwen)".
- Als we spreken over de Franken in Nederland is vooral Prof.Dr.D.P.Blok een van de felste verdedigers van deze mythe. Zijn boek wordt in dit hoofdstuk ook in de literatuur genoemd, maar leest men dat boek nauwkeurig, dan "schieten de vraagtekens uit zijn pen en uit de ogen van de lezer". Regelmatig geeft Blok aan het niet te weten. Hij heeft het over "ik geloof van niet" , "meen ik een spoor te herkennen" , "moeilijk te beoordelen" , "weliswaar schijnt het" , "is mogelijk" , "die men op goede gronden aannam" , "een zeer omstreden vraag" of "de (klassieke) schrijver moet zich vergist hebben", om enkele voorbeelden van citaten uit de teksten te geven. Over welke zekerheden heeft Blok het dan nog in zijn boek "De Franken in Nederland?" Regelmatig ook spreekt Blok zichzelf of de traditionele geschiedenis faliekant tegen. In de inleiding van zijn boek "De Franken en hun optreden in het licht der historie", verklaart hij onomwonden dat "de periode van de 3de tot de 5de eeuw van de Franken in ons land geen aanwijsbare sporen heeft nagelaten". Enkele regels verder schrijft hij: "Voor de dan volgende eeuwen ontbreken de schriftelijke bronnen vrijwel geheel; men kan ze met recht de duistere eeuwen noemen". Verder schrijft Blok in deze inleiding: "Een enkel loflied, een brief van Theoderik de Grote, een romantisch verhaal bij een Byzantijns geschiedschrijver, schijnen op ons land te slaan, maar zeker is dat nog niet". Blok concludeert dan terecht: "De Frankische geschiedschrijvers van vóór de Karolingische tijd echter, schijnen dit gebied niet te kennen".
- Met de locatie van de Saksen doet zich eenzelfde probleem voor als met de Friezen. Het Saksenland uit het eerste millennium lag aan de kust van Het Kanaal in Frans-Vlaanderen met aan de overkant andere Saksische gebieden, zoals Wessex, Sussex en Essex. De klassieke schrijvers plaatsen de Saksen aan beide zijden aan de kust van Het Kanaal die in de Romeinse tijd 'Litus Saxonicum' heette. Orosius schrijft ook dat ze een nauwe band hadden met de Franken: "Oceani littora tunc Franci et Saxones infestabant". (Orosius l-VII). "Inter Saxones, quippe et Alemannos gens eius non tam lata quam valida; apud hystoricos Germania, nunc Francia dicitur". (Bron: Gervasii Tilberiensis, Otia Imperiala, decisio 2 [10], in MGH, SS 27, p.373. Pas na de deportaties van grote groepen Saksen door Karel de Grote vanaf het jaar 782, kwamen ze in Noord-Duitsland terecht. Dat onderscheid wordt door historici (wegens gebrek aan kennis?) nooit gemaakt. In diverse Franse publicaties tref je kaartjes aan van de locatie van de Saksen in de Merovingische tijd en dat is duidelijk in Frans-Vlaanderen aan de kust van Het Kanaal, waar talloze plaatsnamen nog aan de Saksen herinneren, zoals Sigiburg, Quentovic, Audruicq en Craywick!
Hoofdstuk 4: het kerkje van Dagobert in Utrecht; Merovingisch Nederland.
- Een van de meest integrerende personen uit de vroegste geschiedenis is koning Dagobert geweest. Maar welke Koning Dagobert? Daarmee worden nog steeds de meest gebruikelijke fouten gemaakt, aangezien weinig bekend is over de verschillende 'Dagoberten'. Dagobert zou in Utrecht een kerkje gebouwd hebben dat, na vervallen te zijn, door Willibrord herbouwd zou zijn geworden.
- De meeste historici lijken te accepteren dat de schenking aan Keulen was gedaan door koning Dagobert I (623-638/639), dus ongeveer zestig jaar voordat Willibrord aankwam op het continent. Wat kwam Willibrord dan hier bekeren als er al een kerkje zou hebben bestaan? Die datering is echter minder zeker dan tot nog toe aangenomen, en wel om twee samenhangende redenen. Ten eerste is het goed mogelijk dat in Bonifatius' tijd al niet meer bekend was welke koning de kerk had geschonken, en ten tweede lijkt uit de beschikbare gegevens Dagobert Il (676-679) minstens zo'n goede kandidaat te zijn als schenker en is het maar de vraag in hoeverre dat kerkje dan al vervallen was zodat Willibrord het moest herbouwen. Dat het Dagobert III (ca.699-715/716?) ten slotte geweest zou zijn, lijkt uitgesloten aangezien het na Willibrords aankomt is.
- Overigens is van dat kerkje van Dagobert bij opgravingen op het Domplein in Utrecht NIETS gevonden, zoals uit archeologisch onderzoek is gebleken. Tussen 275 en 925 is de bodem van Utrecht vooral herkenbaar aan een dik pakket klei. Er is geen continuïteit geweest. Van het zogenoemde 'kerkje van Dagobert' is geen enkel spoor gevonden.
- Het geheel van dat kerkje blijkt gebaseerd geweest te zijn op het verkeerd lezen en niet begrijpen van een tekst in een brief van Bonifatius. Was het genoemde Trajectum wel Utrecht en was Cologne wel Keulen? Het oudste gedocumenteerde bericht over de St.Thomaskerkje binnen Tricht (dat zou het kerkje van Dagobert uit begin 7de eeuw zijn) dateert uit 1148 en staat in de Annalen van Egmond die via Gent afkomstig waren uit Frankrijk.
- Daarnaast komt dat er omtrent de Frankische koning Dagobert weinig met zekerheid bekend is. Tegenwoordig wordt de 'heilige' Koning Dagobert meestal geïdentificeerd met Dagobert II, hoewel niet iedereen daarvan overtuigd is. Die identificatie ligt nauwelijks voor de hand wanneer de hagiografische teksten over de martelaar als uitgangspunt genomen worden. De oudste daarvan dateert misschien van het einde van de negende eeuw, maar eerder uit de tiende of elfde eeuw. De auteur van die Vita Dagoberti beschikte duidelijk over weinig informatie over de held die hij moest beschrijven, afgezien van diens naam en titel. Daarom gebruikte hij verhalen over elke koning Dagobert die hij kon vinden. De meeste van die verhalen handelen over Dagobert III en diens tijdgenoten. Het is in elk geval duidelijk dat Dagobert als Koning van de Franken in Frankrijk en alleen in Frankrijk thuis hoort. Er is geen enkele tekst die het aannemelijk maakt dat hij in Nederland resideerde. En met de ten onrechte in Nederland geplaatste Koning Dagobert, verdwijnen ook andere Frankische vorsten uit Nederland, met als ultimo Karel de Grote.
Hoofdstuk 5: Gertrudis van Nijvel.
- Het verhaal van Ste.Gertrudis van Nijvel is in Nederland en met name in Nijmegen terecht gekomen door kanunnik Willem van Berchen van de Stevenskerk in Nijmegen. In zijn Gelderse kroniek verhaalt Van Berchen, dat de eerste Nijmeegse parochiekerk ten tijde van de Pepijnen werd gesticht en aan Ste.Gertrudis was toegewijd. Smetius en In de Betouw preciseerden dit gegeven nader op het jaar 692, doch op welke grond zij tot dit jaartal kwamen is niet te achterhalen. Willem van Berchen geeft als 'bron' van dit verhaal 'ut fertur' wat gewoon betekent dat hij het 'van horen zeggen' heeft. Het is opvallend dat Van Berchen in geen van zijn andere kronieken, waarin hij toch verschillende Gelderse en Nijmeegse gegevens heeft opgenomen en herhaalt, dit bericht over de Ste.Gertrudus vermeldt. Het blijft bij die eenmalige vermelding.
- In Nijmegen zou een Gertrudiskapel of kerk hebben bestaan, maar of de daartoe bestempelde ruïne ook een kerk of kapel was is nooit bewezen. Wellicht was het een stuk van de oude stadsmuur. Op enkele oude stadsplattegronden staat die kapel of kerk met begraafplaats wel afgebeeld naast het Valkhof, maar uit de schriftelijke overlevering blijkt dat het oude kerkhof op het Valkhof lag en niet ernaast. In de 17de eeuw werden de legende van Van Berchen afgedaan als "Uit de lucht geraepte beuzelingen".
- Het is wel opmerkelijk dat Kuipers het vooral heeft over de 'vele kerken in het zuiden van Nederland en Vlaanderen' die Gertrudis als patroonheilige hebben, naast St.Bavo, de broer van Gertrudis) en St.Truiden. In het zuiden hoort dit hele verhaal ook thuis inclusief haar ouders Pepijn van Landen en Ida.
Hoofdstuk 6: Willibrord, Bonifatius en de verspreiding van het Christendom.
- 'Willibrord is geen aartsbisschop van Utrecht geweest'. (prof.dr.R.R.Post).
- "Willibrord heeft de Friezen niet bekeerd omdat zij niet wilden, waarna hij naar Echternach uitweek!" (mgr.M.Muskens).
- "Das Bonifatius die Bezeichnung als Apostel Deutschlands zukãme, gibt es nicht". (Theodor Schieffer)
- De oudste archeologische resten in Dokkum stammen uit de 13e eeuw. (H.Halbertsma) Het verhaal van Bonifatius en Dokkum is gestoeld op 16de eeuwse overleveringen.
- In de Annalen van Egmond, die in de 12e eeuw beginnen - weer datzelfde keerpunt! - maar later met allerlei toevoegingen werden aangevuld, staat geen woord over Willibrord of het oude bisdom Trajectum.
- In 1332 wordt voor het eerst de (Praemonstratenzer klooster-)kerk van Dockem genoemd, onder patronaat van Stae Mariae ecclesiae Sti Stephani. Opvallend is deze kerk in Dokkum niet onder het patronaat van St.Bonifatius was gesteld. Dat merkt ook Halbertsma op als hij schrijft: "des te meer mag het ons verwonderen van een bijzondere verering der kloosterzusters voor Bonifatius niets te vernemen".
- In 714- Pepijn III (Minus=de Jongere; traditioneel foutief vertaald met 'de Korte'), werd de zoon van Karel Martel en de vader van Karel de Grote, door St.Willibrord te Soissons gedoopt! Wat doet St.Willibrord, de missiebisschop van 'Friesland', daar in Frankrijk?
- In 742- wordt Karel de Grote door aartsbisschop Bonifatius gedoopt. Wat doet St.Bonifatius, de missiebisschop van Thüringen, daar in Frankrijk?
- Bonifatius was voorzitter van de synode van Frankische bisschoppen. Hij was gezant van de Franken, wat ook de reden van zijn moord door de Friezen was, die immers de aartsvijand van de Franken waren.
- Willibrord en Bonifatius lijken in de vaderlandse geschiedenis een zekerheid, maar is dat verre van. Dat juist zij het Christendom verspreid zouden hebben is een vrome aanname, een legende uit de 16de eeuw. Er wordt door historici steeds van alles beweerd, zonder dat er schriftelijke of archeologische bewijzen voor bestaan. Het is nog steeds niet te verklaren dat historici zomaar van alles beweren en locaties uit hun mouw schudden alsof het niets is, er toch niet in slagen om de grote hoeveelheid plaatsen uit de oude kronieken in Nederland te lokaliseren. Alle overgeslagen plaatsnamen tonen elke keer aan, dat men in de verkeerde streek aan het zoeken is. In Noord-Frankrijk liggen ze allemaal.
- Op Walcheren is Willibrord ook nooit geweest. Het is een zoveelste misvatting over de klassieke naam Walacria dat niet Walcheren was, maar Warcove in Frans-Vlaanderen. Het was ook niet Walcheren bij Brugge, waar ook (oh muze Clio!) de plaatsnamen Middelburg, Westkapelle en Vlissinghem bestaan. Opvallend is dat ook Grevelingen in Zeeland gedoubleerd is. Willibrord kwam op het vasteland in Gravelines in Frans-Vlaanderen, de plaats "waar je de overkant kunt zien" en iedereen sinds de Romeinse tijd altijd overstak, zoals Julius Caesar en Hadrianus om in Noord-Engeland zijn muur te bouwen, maar ook Bonifatius die aankwam in Dorestad dat dààr gelegen was en niet halverwege Nederland.
- De bevindingen van prof.dr. L.J.Rogier sluiten hier feilloos op aan. Hij schrijft: "vóór het jaar 1559 is van enige officiële verering van Sint Willibrordus, Sint Bonifatius en andere geloofsverkondigers in Nederland geen spoor te vinden. Van devotie tot Willibrord, Servatius, Bonifatius, Lebuinus, Plechelmus, Odulphus, Jeroen of andere Nederlandse heiligen vernemen wij in de middeleeuwen niets".
- Lees meer over Willibrord, Bonifatius, Echternach en Dokkum op deze website. Het klooster van Echternach bestond niet eens in de tijd van Willibrord. Het was het klooster Epternacum zoals het in de teksten genoemd wordt en lag 'buiten de muren' van Trajectum, dus vlakbij. Epternacum was Eperleques in Frans-Vlaanderen. Het Corpus dat in Echternach bewaard wordt is aantoonbaar vals. Ook Dokkum bestond niet eens in de tijd van Bonifatius, zoals uit opgravingen van Herre Halbertsma is gebleken. Zijn naam wordt in de literatuuropgave van dit hoofdstuk wel genoemd, echter niet dit opgravingverslag.
|
Hoofdstuk 7: Dorestad, eiland van beschaving.
- "Een strikt bewijs dat het Dorestad was is door de opgravingen nooit geleverd". (W.A. van Es). Binnenskamers heeft dr.W.A.van Es allang toegegeven dat hij met de opgravingen in Wijk bij Duurstede fout zat. Dit niet publiekelijk toegeven getuigt niet van de juiste wetenschappelijke instelling bij Van Es.
- En vraagt men naar de relatie tussen Dorestad en de Lek, dan stuit men nog op enkel vraagtekens. (W.A.van Es en W.J.H.Verwers).
- De opgegraven nederzetting in Wijk bij Duurstede voldoet niet aan de meer dan twintig kenmerken in de schriftelijke bronnen genoemd. Dorestade (Dorestadum) was een oude stad, groot en belangrijk, was een castrum, een versterkte stad met zeehaven, lag op de oever van het Almere, in het land van de Fresones, aan de kust aan de monding van de rivier, waar de Engelse monniken aan land kwamen, bezat vele kerken, bezat kloosters, veel priesters en nonnen en veel armen, had een eigen muntslag en koninklijke tol, is een periode bisschopsstad geweest en lag in Gallië en lag in Francia en lag tussen Sainte-Maixence en Amiens èn tussen Colonia (Coulogne) en Atrecht (Arras). Dorestad moet een belangrijke en grote sociale bovenlaag in de bevolking hebben gehad, die over een groot gebied algemene bekendheid genoot. Dorestad wordt door de Geograaf van Ravenna in 670 genoemd als hoofdstad van de Fresones.
- Het hele bewijs van een rijke stad wordt slechts 'bewezen' met die ene Gouden Broche en 6 (zes) Madelinus-munten. (Spiegel Historiael 1978). In Domburg zijn liefst 36 Madelinus-munten gevonden, munten die men in heel westelijke Europa gevonden heeft, maar niet in Birka of Haithabu (??). Was Domburg dan niet eerder Dorestad? Het lag in elk geval aan zee en aan de monding van een rivier: de Schelde. Maar ook daar missen we kerken, kloosters, een castrum en andere kenmerken van Dorestad.
- De nagebouwde boerderij in Amersfoort (Schothorst) is niet gebouwd naar voorbeeld van een huisplattegrond uit Wijk bij Duurstede, maar van een huisplattegrond in Kootwijk. De huisplattegronden gevonden in Wijk bij Duurstede bleken te onduidelijk, dus onbruikbaar te zijn. In 'Rijkdommen van ver' (uitgave van AWN @ 2023 Matrijs Utrecht). Opmerkelijk is dat deze boerderij in Amersfoort gepresenteerd wordt als "een indruk van het eenvoudige boerenleven in Nederland rond 800 na Chr." Dus helemaal niet als rijke handelsstad, wat het echte Dorestad was.
- De kende afbeelding van 'Dorestad in vogelvlucht' van Wim Euverman (2008) berust op pure fantasie, niet op de archeologische gegevens. In Wijk bij Duurstede is slechts een smal lintdorp van boeren en vissers opgegraven, dat zeker geen stad was, wat deze tekening dan weer wel duidelijk laat zien. Er zijn slechts enkel huisplattegronden vastgesteld, en dat over ruim 200 jaar. De lengte van het hier getekende dorp is overdreven groter dan uit de opgravingen gebleken is. De hier getoonde steigers zijn slechts op 6 plaatsen aangetoond. Of het wel steigers waren is een aanname Of waren het palen waarop de vissershutjes van Munna stonden? Dat laatste wordt ook door Annemarieke Willemsen als mogelijkheid genoemd.
- Dorestad is meerdere keren door de Noormannen geplunderd. In Wijk bij Duurstede, maar ook in overig Nederland, is van plunderingen door de Noormannen geen enkel bewijs gevonden, niet archeologisch, maar ook niet tekstueel. Dat wordt dan toch wel erkend door Kuipers op p.37. Zie verder bij hoofdstuk 8.
- Het verhaal van Catla past niet in dit armoedige vissersdorp, wel in Dorestad (let speciaal op stad), waar kerken, kloosters, priesters enz. waren en veel armen. Dit verhaal werd geschreven door Rimbert, een monnik van Torhout, in het Leven van St. Anscharius. Het is een onaanvaardbare zaak om van de in Noord-Frankrijk zeer bekende Anscharius een bisschop van het Duitse Hamburg te maken. Hamburg bestond niet eens in de 9de eeuw. Het was ook niet Hamburg, maar Hammabourg dat Hames-Boucres in Frans-Vlaanderen was.
Hoofdstuk 8: Karel de Grote en volgende keizers.
- Met het Paleis van Karel de Grote in Noviomagus is het hele misverstand omtrent de 'vaderlandse' geschiedenis begonnen en wordt het ook opgeruimd. Was dit Noviomagus Nijmegen of was het Noyon, de Koninklijke Kroningsstad van Karel de Grote. Zie hierboven de fundamentele verwarring.
- Karel de Grote is nooit in Nijmegen geweest. In de recent verschenen boeken het Verhaal van Gelderland en Het Valkhof 2000 jaar, wordt geen enkel concreet bewijs van zijn aanwezigheid in Nijmegen gegeven.
- Na de dood van zijn broer Karloman geeft Karel de opdracht voor de bouw van een nieuw Paleis in Noviomagus. Was dit in Nijmegen aan de rand van 'de wereld' of was het in zijn Kroningsstad Noyon in het centrum van zijn rijk? Karel wenste een nieuw in pracht en praal gebouwd aangezien het Paleis van zijn broer voor de helft geschonken was aan het klooster.
- Pas in 1474 werd Karel de Grote in Frankrijk als voorvader van de Franse koningen geëerd. Zo 'verduits' was hij geworden!
- De geschiedenis van de stad Aken is een Duitse Mythe, 'opgezet' door Frederik Barbarossa die er 'het Nieuwe Rome' wilde realiseren. Het was ook Frederik Barbarossa die Karel de Grote heilig wilde laten verklaren, al ging de Paus van Rome daar niet in mee. Daarnaast is het opvallend dat Barbarossa bij de bouw van de burcht in Nijmegen, ter plaatse niet verwees naar zijn grote voorbeeld en 'voorganger' Karel de Grote, maar dat hij herstelde wat de Romeinen hadden achtergelaten.
- Opvallend blijft ook dat het graf van Karel de Grote in Aken nooit gevonden is. Het is een mythe. De oudste relicten ter plaatse in Aken gevonden stammen uit de 13de eeuw. (Stadarchiv Aachen).
- "Nijmegen is als stad ten onder is gegaan aan het eind van de derde eeuw en er pas in de 13e eeuw weer een nederzetting van enige omvang was". (Commanderie van St.Jan). Nijmegen bestond dus niet in de tijd van Karel de Grote (8ste eeuw) en dan kun je dat ook niet bewijzen met 6 graven uit de 5de of 6de (?) eeuw, zoals men in Nijmegen wenst te doen.
- "Een groot rijk met één machtige vorst kan niet bestaan hebben zonder ellende, uitbuiting en onderdrukking, niet zonder haat en nijd, niet zonder dood en verderf". (Geert Mak). Dit is ook precies van toepassing op Karel de Grote die behalve zijn eigen broer liet vermoorden, ook 4500 gevangen genomen Saksen liet ombrengen en zelfs deserteerde bij de slag van Roncevalles waar Roland en andere getrouwen de dood vonden. En naar deze broeder-moordenaar, potentaat en deserteur is een Europese Vredesprijs genoemd. Blijkbaar kent men in Europa de ware geschiedenis niet!
- Karel de Grote was een meedogenloos vorst: de keuze voor overwonnenen was het kruis of het zwaard, ofwel de doop of de dood, perfect gesymboliseerd op het overbekende schilderij van Albrecht Dürer.
Hoofdstuk 9: de Noormannen komen!.
- Eerst even een misverstand rechtzetten. In de klassieke teksten over de Noormannen wordt nergens het woord Vikingen gebruikt, maar heten zij 'Nortmanni' of 'Dani'. Zij kwamen oorspronkelijk met hun liburnen vanuit het Middellandse Zeegebied. Zij worden in de Frankische Annalen beschreven als kleine rappe mannen, watervlug, met zwart haar. Het beeld van stoere Vikingen met blauwe ogen en blond haar is pas ontstaan in de 19de eeuw door invloed van etnische opvattingen, die ook aan de grondslag liggen van het Arische ras van het Herrenvolk. In diezelfde periode wordt de Varusslag in Duitsland geïntroduceerd waar der Hermann Arminius de Romeinen bij Kalkriese verslagen zou hebben, waar overigens al net zo weinig bewijs voor bestaat als voor de Noormannen in Nederland.
- Het is een volslagen mythe dat er ooit Noormannen in Nederland zijn geweest. Het hele misverstand is gebaseerd geweest op het onjuist toepassen van in de teksten genoemde rivieren en plaatsnamen. Wat viel er hier in dat moerassige gebied te plunderen? De Isla was niet de IJssel, maar de Lys in Frans-Vlaanderen. Daventria was niet Deventer, maar Desvres in Frankrijk. Noviomagus waar de Noormannen kwamen via de Seine en Oise was niet Nijmegen, maar Noyon.
- Uit studies van Charlotte Hansson, Paul van Overbeek, Rudolf Simek, Wim Burger, Marcel Mestdagh, F.Fritzsche, Janus Jochems en Ad Maas blijkt dat er geen archeologisch bewijs is in Nederland voor wat in de geschreven bronnen over de Noormannen wordt vermeld.
- "Langs de Rijn, de Maas en de Moezel is nooit iets van de Vikingen gevonden". (Mededelingen op het SEM-symposium 2015: n.a.v. publicaties van Rudolf Simek en Peter Seinen).
- 'Er zijn in Noord-Nederland geen sporen van een inval van Noormannen gevonden'. (Dr.E.J.Haslinghuis, Utrecht, 1956).
- De voorstelling dat de Utrechtse bisschoppen vanwege Vikingaanvallen moesten vluchten is onjuist. Van Vikingaanvallen werd in Utrecht archeologisch niets gevonden. (Luit van der Tuuk).
- Van plunderende Noormannen is in Nederland geen spoor gevonden. Annemarieke Willemsen maakte er daarom maar 'vreedzame handelaren' van. Het is een volgend bewijs dat zelfs 'deskundigen' moeten erkennen dat de traditionele geschiedenis onjuist is.
- "Noch in Wijk bij Duurstede noch in Souburg hebben archeologen de aanwezigheid van de Noormannen kunnen aantonen." (Bloemers, Louwe Kooijmans en Sarfatij, Verleden Land 1981).
- "Bewijzen voor het bloedvergieten en plunderen van de Vikingen zijn niet of nauwelijks terug te vinden in het archeologisch bodemarchief in Nederland". (E.v.Ginkel & L.Verhart).
- "De Noormannen kwamen vanaf Rouan en Péronne. Na Beauvais, Amiens en Atrecht geplunderd te hebben, kwamen zij voor de stad en het Paleis van Noviomagus, waar zij de benedenstad in brand staken". (Tekst uit 925 van Flodoard van Reims). Waar deze tekst in het Bronnenboek van Leupen ontbreekt, vanwege, zoals hij zelf zegt, de toch wel veel en onontkoombare verwijzingen naar Frankrijk, wordt de tekst in een artikel van dezelfde Leupen in 'Spiegel Historiael" van december 1980 (blz.689) toch als historische waarheid van Nijmegen gepresenteerd. Hier spreekt Leupen zichzelf dus tegen.
- In de Zweedse "Vikinggraven" worden nauwelijks tot geen Europese munten gevonden. Hoezo plunderingen van West-Europa?
- In het jaar 810 liet Karel de Grote bij Boulogne-sur-Mer een vloot installeren toen de Noormannen Frisia aanvielen. Waarom daar zo ver van Friesland? Karel de Grote sloeg zijn legerkamp op aan de rivier de Wisura. Waarom daar aan de Weser volgens de traditionele opvatting?
- VIKINGEN ZIJN MISSCHIEN NIET WIE WE DACHTEN DAT ZE WAREN, BEWIJST DNA-ONDERZOEK. "Veel Vikingen hebben een hoge mate van niet-Scandinavische afkomst" blijkt uit grafonderzoek in Zweden,
- Het grootste probleem in de Nederlandse historische wetenschap is dat men zaken beweerd op grond van schriftelijke bronnen, die in die bronnen niet vermeld worden. Plaatsnamen staan in die bronnen in het Latijn vermeld. De 'vertaling' ervan in Nederlandse plaatsen is een interpretatie, waarvan uit de rest van de tekst of de archeologie blijkt dat die 'vertaling' juist is.
- Van de schat van Wieringen die hier weer genoemd wordt is vastgesteld dat die vals is. Niet alleen bleek die schat zo vals als wat, maar er was ook een hele reeks conclusies aan opgehangen, die dus ook zo vals waren.
Hoofdstuk 10: Terpen en wierden, wonen langs de kust.
- In het Nederlandse Friesland lokaliseert de gangbare geschiedschrijving van de 1e tot de 9e eeuw het grote volk van de Fresones. Het was machtig en derhalve zo groot in getal, dat het in een langdurig conflict met de Romeinen en later met de Franken stand kon houden. Waar in Friesland heeft dat volk gewoond? Uit deze periode levert de archeologie ons slechts enige bewoonde terpen op, waar toch moeilijk zo'n groot volk gewoond kan hebben. En juist in deze periode hadden de transgressies een nieuw hoogtepunt bereikt.
- Het bestaan van Terpen en Wierden is een aanwijzing dat er een sterk centraal gezag ontbrak. Alleen op plaatsen waar een sterk centraal gezag aanwezig was, was een van boven opgelegde samenwerking mogelijk die vereist was bij bedijkingen. Dat gebeurde pas na de 10de eeuw.
- Vooral Plinius de Oude was voor de vaderlandse geschiedenis gezaghebbend. Volgens Van Giffen had hij een typisch kwelderlandschap beschreven. De huidige Nederlandse terpen kwamen echter niet geheel overeen met diens beschrijving. Van Giffen stelde daarom in zijn proefschrift nadrukkelijk de vraag: 'Wo befanden sich die von Plinius gesehenen und beschriebenen Fischerwurten? Met deze vraag stond hij niet alleen. De waarheid is dat Plinius niet ons land beschreef, maar de kust van Frans- en Belgisch Vlaanderen, waar zich het natuurverschijnsel van eb en vloed voordeed, dat de Romeinen en de Grieken uit hun eigen land niet kenden.
- In zijn Annales (XIII, 54) vermeldt Tacitus de bergwouden, waarin de Friezen zich verborgen hielden in hun strijd met de Romeinen. In Noordwest Frankrijk en het Zuidwesten van België, de werkelijke woonplaats van de Friezen in het eerste millennium, is het landschap heuvelachtig en bevat het op verscheiden plaatsen zelfs hoge heuvels. De bergwouden waren het Carbonarisch Woud dat zich uitstrekte vanaf de kust tot de Ardennen. Het waren dus zeker niet de terpen van enkele meters hoog, die Tacitus bedoelde met de bergwouden, wat enkele fantasievolle historici er in Nederland wel eens van probeerden te maken. Deze tekst van Tacitus past dus in het geheel niet op Nederlands Friesland.
- Uit een uitgebreide studie blijkt dat de meeste terpen in Friesland van na het jaar 1000 dateren (Van Giffen, H.Schutte, M.Eickhoff). In Friesland zijn 955 terpen geïnventariseerd die momenteel niet allemaal meer bestaan. Uit archeologisch onderzoek blijkt dat op een terp meestal maar één boerderij stond en er slechts één familie leefde. Waar woonde dan dat omvangrijke volk van de Fresones, toch niet op die paar terpen?
- Ringwalburchten worden in Nederland genoemd als bescherming tegen de invallen van de Noormannen. Opvallend is dat diezelfde ringwalburchten ook in laag-Denemarken voorkwamen. Zouden de Vikingen zich ook tegen zichzelf hebben moeten beschermen? Uiteraard niet. Ook hier boden die ringwalburchten bescherming tegen het water. Niets meer en niets minder. Het waren de voorlopers van de dijken.
Hoofdstuk 11: het Hollands-Zeeuwse Gravenhuis tot Floris V.
- Nederland is vanouds altijd een immigratieland geweest. Na de 10de eeuw kwam de bewoning vooral vanuit het zuiden. Zelfs de naam Holland kwam uit het zuiden. De naam Holland komt in Noord-Frankrijk al in de 9e eeuw voor in geschreven bronnen.
- D.P.Blok schrijft in zijn boek De Franken (1968, herziende druk 1979) het volgende: Over de graven wil ik kort zijn, daar ons land hierover weinig belangrijk materiaal biedt. Er wordt in de bronnen een reeks graven genoemd, die in streken van ons land gedetacheerd waren, tot in Friesland aan toe, maar met die losse vermeldingen is niet veel aan te vangen. Leden van grote rijksaristocratische families herken ik er niet in; Wigman en Ansfried kunnen waarschijnlijk met latere geslachten in verband worden gebracht, maar verder blijft alle combineren gratuit. Wat hier door Blok genoemd wordt klopt ook nog eens niet. Ons land heeft niet weinig materiaal te bieden, maar zelfs helemaal niets tot de twaalfde eeuw. En van 'detachering' is ook al helemaal geen sprake geweest.
- Dat de naam Holtland aan de oorsprong zou liggen van Holland is een mythe. Het Holtland lag overigens in Frans-Vlaanderen maar was wat daar het Houtland was. Holt in de betekenis van Hout, komt ook in Nederland voor, zoals in Holtkamp en Holterberg.
- Het woord Holland bestaat uit de samenstelling van HOL en LAND. Het deel -land zal geen al te grote probleem opleveren, het deel HOL kennen we als in "HOLLE vaten" in de betekenis van leeg. Het had betrekking op een drassige laagte, een leegte waar niemand woonde. De Fransen noemen ons land Pays-Bas, ofwel Laag-land. Wij noemen ons land doorgaans ook NEDER-land, dus ook Laag-land.
- In Frans-Vlaanderen (Nord-Dunkerque) komen we dichter bij de oplossing van het "Holland-probleem". Daar ligt de plaats Holque (Holke), ook bekend als Holoca, Holeka en Holeke, in 1158 genoemd als "rivulum qui vocatur Holoca". Het HOL heeft hier betrekking op een waterloop, een beek. Het is een erg toepasselijke naam voor Holland, dat immers "ontstond" door ontginning van de mens en nu nog steeds bestaat bij de gratie van de vele waterlopen. Het Hol in Holingham (Huolingaham) een andere plaats in Frans-Vlaanderen heeft betrekking op een "terrain d'inondation", een land van overstromingen, waterlopen en beekjes.
- Midden in het Houtland, in de streek die Niewland heet, ligt Holland tussen Coudhof en Pandgat, waar ook nog een Holland Becque stroomt. In de structuur van het landschap met de vele langgerekte sloten, herken je het zo typische "Hollandse" landschap, zoals dat ook in ons land voorkomt. "Hollandser" kun je het gewoon niet krijgen. De Fransen noemen dit gebied dan ook "Le Pays Bas Francais" ofwel "De Franse Nederlanden". Het is ook dit gebied waarover Jacques Brel zijn lied "Le Plat Pays" zingt. "Mijn platte land!" gaat dus niet over Nederland, wat abusievelijk wel eens te vaak gedacht wordt. Het is het gebied bij St.Omaars, waar de iles flottantes deze sfeer bevestigen.
- De benamingen "Holland" en "Hollanders" duiken in de 11e eeuw voor het eerst in de bronnen op. Het is tevens een aanwijzing van het tijdstip dat dit lage gebied in bezit genomen werd.
- De eerste graven van Holland en Gelre kwamen uit Vlaanderen. Daar vindt dan ook de oorsprongen van deze Gravenhuizen plaats en niet in Zeeland of Noord-Holland.
- In de literatuur wordt Kees Nieuwenhuijsen genoemd, maar zijn boek bestaat helemaal uit naschrijverij van voorgangers, die van alles beweerden, maar niets bewezen met klare feiten.
- Het kaartje op p.49 vat kort samen welke verkeerde namen aan gebieden in Nederland zijn gegeven: Texla, Wester- en Oostergo, Kinheim, Flehite, Nifterlake, Teisterbant en Taxandria zijn allemaal namen uit Frans-Vlaanderen. Dat heeft alles te maken gehad met de 'deplacements historiques'.
Hoofdstuk 12: Paltsen en abdijen: centra van bestuur en geleerdheid.
- De kop van dit artikel is zeer juist: paltsen en abdijen waren inderdaad centra van bestuur en geleerdheid. Opvallend is het dan wel dat van die besturen of centra van geleerdheid in Nederland geen sporen te vinden zijn. Alles wat wij van onze 'vaderlandse' geschiedenis menen te weten staat in (voornamelijk) Franse bronnen.
- Kloosters zijn altijd van betekenis geweest voor het vastleggen van klassieke documenten. Monniken waren lange tijd de enigen die konden lezen en schrijven (in het Latijn) en in hun bibliotheken werden de oude oorkonden lange tijd zorgvuldig bewaard. Bij hun vlucht, bijvoorbeeld voor de Noormannen, werden de oude documenten meegenomen naar de nieuwe gestichte kloosters en soms pas veel later nog eens 'teruggevonden', maar onjuist gelezen en toegepast. Voorbeelden van herstichte kloosters (onder dezelfde naam!) zijn: Souastre werd Susteren (NL), Werethina werd Werden (D), Corbie werd Corvey (D) en Epternacum werd Echternach (Lux).
- In Nederland bestonden geen abdijen vóór de 10de eeuw. De oudste abdij is die van Egmond die bevolkt werd met monniken uit Gent, dat eerder bevolkt werd met monniken uit Abbeville en St.Omaars: ziet U ook hier weer de lijn van zuid naar noord? Zo kwam het Cartularium van Radboud onderdeel van de Annalen in Egmond terecht en werd er eeuwen later door Joannes de Beke en Wilhelmus Heda de geschiedenis van de Utrechtse bisschoppen mee geschreven, helaas onjuist.
- Van paltsen is in Nederland ook geen spoor te vinden. Van de Palts van Karel de Grote (zie hoofdstuk 8) is in Nijmegen niets gevonden. Ook het Bronnenboek toont die palts niet aan. Het is zoals Jacob van Oudenhoven in 1654 schreef: "Het ontbreken van elke schriftuur, geen enkel geschrift over de geschiedenis van Holland kwam niet omdat de eerste Hollanders ongeletterd waren en niet konden schrijven". "Het geeft geen pas", schrijft hij met enige verontwaardiging "zo een ongeletterdheid te veronderstellen bij een zo vief volk als de Hollanders, maar de geschriften ontbreken omdat het land niet bewoond was". Jacob van Oudenhoven had het perfect begrepen en het volslagen juist geformuleerd.
Hoofdstuk 15: Stormvloeden en bedijkingen; ontstaan van de Zuiderzee.
- In dit hoofdstuk blijkt dat de Zuiderzee pas ontstond is in 1170 bij de Allerheiligenvloed. Het kan dus nooit het Almere of Flevum uit de Romeinse tijd zijn geweest, waarover Drusus naar Friesland ging, of waarover het lijk van Bonifatius na zijn dood vanuit Dokkum naar Utrecht werd vervoerd. Weer twee mythen opgelost.
|