Aan deze pagina wordt nog gewerkt!

Klik op de tekst voor een vergroting.
Het FUNDAMENT van alle verwarring is het Karolingisch Paleis van Karel de Grote in Nijmegen.
Dat paleis blijkt gebouwd op los zand, op nooit bewezen losse beweringen.
Op dat losse zand zijn alle volgende mythen gebouwd.
Immers als Nijmegen fout is, was de Betuwe ook niet het land van de Bataven; was Utrecht niet de bisschopszetel van Willibrord, werd Bonifatius niet in Dokkum vermoord en hebben de Noormannen nooit in Nederland geplunderd.
Dan stort het hele kaartenhuis van de Nederlandse mythen in elkaar.
Bonifatius, Willibrord, Karel de Grote en de Noormannen zijn voor Nederland volkomen legendarisch.
|
In de noordelijke muur is een rondboog geslagen, die hier door een afgeschuinde bergstenen impost wordt opgevangen. Afbeelding uit E.J.Hasinghuis "De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst: De provincie Utrecht", De gemeente Utrecht, 's-Gravenhage,1956. Lees daarover meer in het Jaarboek Oud-Utrecht 2018.
Het Domplein is het hart van middeleeuws Utrecht. Hier stond in de 10de en 11de eeuw de Sint-Maartenskerk, nu de Domkerk met de Domtoren, ooit gesticht door Willibrordus en in 1023 significant verbouwd door bisschop Adelbold. In Utrecht is geen enkele kerk bestaan die ooit door St.Willibrord was gesticht. Die is nooit in Utrecht of waar dan ook in Nederland geweest. Lees meer over Utrecht en St.Willibrord.
Van de diverse middeleeuwse kerken in Utrecht is aan de buitenzijde van de Janskerk nog het meeste oppervlak uit de 11de-eeuws te bekijken. Het is, zoals uit deze foto blijkt, een rommelig geheel van diverse soorten stenen, een gezaghebbende kerk onwaardig.
Foto: R.Rijntjes RMO.

Het Catharijneconvent bezit de Ansfriduscodex, die aan de Utrechtse Domkerk is geschonken door (eerst) ridder en (later) bisschop Ansfried. Hij was aan de macht van 994 tot 1010, dus ook in het jaar 1000. Hij stichtte met zijn vrouw Hereswint de adellijke damesabdij in Thorn en stierf
zelf in zijn klooster op de Hohorst. Na zijn dood werd hij toch over de Rijn naar Utrecht teruggebracht en in de Dom begraven. Volgens de traditie is het aan het geestelijke gezag van Ansfried te danken dat Utrecht in 1007 door de Vikingen is gespaard. Volgend de traditie, ofwel een nooit bewezen aanname. Utrecht is nooit door Vikingen geplunderd. In de tekst van Alpertis Mettensis wordt ook geen Vikingen genoemd, maar 'pirates'. Het klooster op de Hohorst, dat men op de Heiligenberg (te Leusden bij Amersfoort) meent te kunnen localiseren, heeft er nooit bestaan. De oudste archeologische vondsten stammen uit de 13de eeuw. Dat verhaal is bij diezelfde Alpertis te lezen, net als de reis over de Rijn van Leusden naar Utrecht over 6 km, zoals Alpertis schrijft. Je leest ook nergens een verklaring over die 6 km en hoe je over de Rijn van Amersfoort in Utrecht kan komen. Lees daar meer over bij St.Ansfridus.

Het jaar 1000 werd als een magisch jaar gezien, wat vooral met angst voor het vergaan van de wereld te maken had.
|
|
Het jaar 1000. Nederland in het midden van de Middeleeuwen.
Een nieuw boek van Annemarieke Willemsen over het jaar 1000, met helaas weer de gebruikelijke onjuistheden. Het is haar vergeven, immers ze is geen historica, dus zal niet alles over geschiedenis weten.
Dit rijk geïllustreerde boek, geschreven door conservator dr.Annemarieke Willemsen, verscheen bij de gelijknamige tentoonstelling in het Rijksmuseum van Oudheden in 2023-2024. Dit boek is zeer rijk geïllustreerd. Er is blijkbaar meer te zien dan te vertellen. Dat komt ook overeen met onze bevindingen.
In het voorwoord schrijft Wim Weijland, directeur van de Rijksmuseum van Oudheden: De periode van de 10de en 11de eeuw is een groot zwart gat in de Nederlandse geschiedenis. Beter zou zijn als de periode met zeker 7 eeuwen uitgebreid zou worden, dus vanaf het vertrek van de Romeinen in de 3de eeuw tot en met de 11de eeuw. Veel geschiedenis die men traditioneel voor Nederlandse geschiedenis houdt, is die van Frankrijk, met van name Frans-Vlaanderen.
Willemsen noemt in haar Dankwoord dat er wel duizend mensen meewerkten aan het onderzoek en informatie, inspanning en enthousiasme voor het thema en van de tentoonstelling, waarvan ze een lijst bijhield. Die lijst -tenminste wat hier is afgedrukt- bevat geen duizend, maar slechts 93 namen en dan hoopt ze nog dat ze niemand is vergeten. Is die duizend symbolisch bedoeld of gerelateerd aan de titel van het boek?
Toch worden Wim Weijland en fotograaf Ronald Rijntjes niet genoemd in deze lijst, maar ook Jouke Nijman, Roel Meijer, K.Vliet, Jan-Willem de Kort, Paul Beck, Lucy de Graaf, Anne Boogert, Robbert Jan Looman, Fleur Schinning, Dietrich Krieger, Kees Zwaan, Floor van Doesburg, Robbie Williams, Raphaël Rijntes, Yolande Meijer, Eric Norde, die toch allemaal aan het boek meewerkten, ontbreken in de lijst van Willemsen.
Wim Weijland spreekt wel zijn dank uit aan de medewerkers van het kernteam, zoals Raphaël Rijntjes, Jill van der Sterren en Tanja van der Zon, Pleun van Lieshout, Floor van Doesburg, Anna van der Mout, Merel Smid en Femke Warnar, maar zij ontbreken in de lijst van Willemsen. Zij initieerde het onderzoek, deze publicatie en deze tentoonstelling en ik ben erg trots op alle resultaten die zij met de medewerkers bereikt heeft, schrijft hij (p.7).
Ook de namen van auteurs genoemd in 'Om verder te lezen' ontbreken op de lijst van Willemsen, zoals Martin de Bruijn, Franco Cardini, Eliza Garrison, Valerie Hansen, Judith Herrin, Tom Holland, Robert Lacey & Danny Danziger, Richard Landes, Andrew Gow & David Van Meter, Ursula Mayr-Harting, Chris Wickham en zelfs Kees Nieuwenhuysen (of is het Nieuwenhuijsen zoals op p.141?). Maar dat maakt bij elkaar nog geen duizend.
Zelfs de index op naam (p.142-144) haalt met 224 namen nog lang geen duizend. Enkele namen die in de index genoemd worden ontbreken in de lijst van Willemsen. Hoe zit dat dan? Kees Nieuwenhuysen wordt wel in de tekst genoemd (p.42), maar ontbreek in de lijst op p.9. Ook voor Lourens van der Feijst, Aart Mekking en Bruno Schalekamp geldt hetzelfde. Zij worden in het boek wel genoemd vanwege hun bijdrage, maar komen niet voor in de lijst van Willemsen.
Het komt er in elk geval op neer dat de in de lijst genoemde personen het eens zijn met de inhoud van dit boek. Dan hebben ze nog het een en ander te leren, zoals blijkt uit onderstaande opmerkingen.
In de keuze uit (historische) gebeurtenissen in Nederland in de periode 900-1100 noemt Willemsen de volgende jaren (over elk jaar is een opmerking te maken):
- 929: Bruno, de jongere broer van keizer Otto wordt opgevoed in Utrecht: waar dat gebeurd moet zijn is onbekend: Utrecht bestond niet eens;
- 980: Keizerin Theophanu bevalt in Groesbeek van een tweeling: deze keizerin Theophanu verbleef niet in of bij Nijmegen, maar in Noviomagus=Noyon;
- 1007: Laatste Vikingen voor poorten Utrecht en Tiel: de tekst van Alpertis Mettensis spreekt niet over Vikingen, maar over 'pirates';
- 1018: Slag bij Vlaardingen: de gegevens zijn gebaseerd op een artikel van Kees van Nieuwenhuijsen, die zonder verder bewijs van Flaridingun (Alpertis Mettensis; kopie 14e eeuw) waar Willibrord een kerk gesticht zou hebben, Vlaardingen heeft gemaakt. Bij D.P.Blok was Marsum ook Vlaardingen. Hij legt niet uit hoe dat kan.
- 1039: Keizer Koenraad II overlijdt in Utrecht: vraag is waar deze keizer stierf. In het bisschoppelijke paleis Lofen (gebouwd in 1040?), dat toen nog niet bestond? De datering van Lofen wordt gekoppeld aan de bouw van het Kerkenkruis, tussen 1023 en 1131, waar nog de nodige opmerking over te maken zijn: zie Jaarboek Oud-Utrecht 2018, waar genoemd wordt dat delen van de Buurkerk zelfs pas uit de 14/15de eeuw zouden stammen!
- ca 1100: Eerste teksten in Midelnederlands (Midel- of Middel-?) opgeschreven: de oudste teksten in het Diets c.q. Middelnederlands stammen reeds uit de 8ste en 9de eeuw, zoals de 'Wachtendonkse Psalmen';
De visie van Albert Delahaye.
Al met al lijkt het gerechtvaardigd om het logeerpartijtje van een keizerlijk echtpaar in de Palts van Tiel in Nijmegen of in Utrecht en ook de grafelijke burchten aldaar, maar zeker ook de plundering van de Vikingen in Nijmegen, Utrecht en Tiel naar de inmiddels overvolle archiefkast van historische fabels te verhuizen. (Bron: Oud-Utrecht, Theophanu in Tiel? SEMafoor 3, 2015; Theophanu in Nijmegen? Karolingers en Ottonen, SEM 2014, hfst.8). In de bisschoppelijke oorkonden uit 1028 en 1050 wordt Tiel niet genoemd, dus zo belangrijk was deze plaats ook weer niet. Het hierin wel genoemde Thrile wordt algemeen (maar onbewezen) opgevat als Driel.
Oude mythen vinden in dit boek weer een bevestiging.
Lees het verhaal over Otto (p.88 en 89) die het graf van Karel de Grote vindt. Dat is toch niet serieus te nemen?
Otto III, kleinzoon van Otto de Grote hierboven, opent op Pinksteren van het jaar 1000 in Aken het graf van Karel de Grote. Hij heeft dat beroemde 'Karlsgrab' eerst "drie jaar lang" gezocht, en de uiteindelijke plek, in de voorhal (atrium) van de Palts kapel, is "tot hem gekomen in een droom". Als geschiedenis uit dromen voortkomen, moet de historicus dubbel allert zijn!) Van het opgraven, een wonderbaarlijke 'inventio' (vondst) genoemd, zijn drie contemporaine getuigenissen bewaard: van bisschop Thietmar van Merseburg, van graaf Otto van Lomello -ooggetuige! - en van Adémar van Chabannes. Thietmar zegt in zijn kroniek dat de keizer door de tegelvloer heen breekt en precies op de plek van de koninklijke troon de botten vindt. Dat drie bronnen hetzelfde of een vergelijkbaar verhaal schrijven is op zich geen bewijs. Naschrijverij bestond in de oudheid ook al. "Eerbiedig plaatste hij het gouden kruis dat om de hals van Karel hing terug en de bewaard gebleven delen van zijn kleding."
De (beter bekende) Kroniek van Novalesa geeft veel meer details - en drama. Otto van Lomello beschrijft dat hij, twee bisschoppen en keizer Otto de plaats van het graf binnengaan en dat Karel niet lag zoals doden, maar op een troon zat zoals een levende: "Zijn hoofd was koninklijk bedekt met een gouden kroon en zijn handen waren bedekt met handschoenen, waar de nagels doorheen waren gegroeid, De nagels waren dus doorgegroeid na zijn overlijden! en in één hand hield hij een scepter. Er stond echter boven zijn lichaam een stevige hut-achtige structuur (tugurium) van graniet en marmer. We moesten daar een gat in breken om zijn lichaam te bereiken. Toen we aangekomen waren op de plek waar zijn lichaam gevonden was, begonnen we een zeer sterke geur te ruiken. >Die geur zal allerminst welriekend zijn geweest, zoals je ook wel eens leest. Meteen begonnen we hem eer te bewijzen door diep door onze knieën te gaan. Keizer Otto bedekte toen het lichaam met witte gewaden, knipte de nagels, en herstelde alles om hem heen waar nodig. Geen enkel deel van het lichaam was echter ook maar een beetje vergaan, hoewel een klein stukje van de punt van de neus ontbrak: dit liet de keizer aanvullen met een stukje goud. Na één tand uit zijn mond te hebben gehaald, Van die tand is nooit meer iets vernomen! liet de keizer de bedekkende hutachtige architectuur herbouwen zoals die was geweest, en liet het achter." Adémar gespt de tronende dode keizer Karel nog een gouden zwaard om (hij had dus geen zwaard om?), geeft hem een gouden evangelieboek op schoot en een stukje van het Ware Kruis in zijn diadeem. Van die diadeem of kroon waarmee Karel de Grote vaak wordt afgebeeld, zoals op het schilderij van Albrecht Dürer, is vastgesteld dat die uit de 11de eeuw komt. Karel de Grote heeft deze dus nooit gedragen.
Het Vaticaanse handschrift van Adémars relaas (Vaticaanse bibliotheek, Reg.Lat 263, f 23Sr) beeldt als enige contemporaine bron het Karelsgraf ook af: HIC REQVIESC- KAROL- IMP- R = 'Hier rust keizer Karel'. Hierop is de overbouwing van het graf rond 1000 te zien, met een 'aedicula' erboven, die het 'tugurium' of 'huisje' kan overdekken. Op grond van een combinatie van de beschrijvingen en archeologisch onderzoek wordt het Karelsgraf gelokaliseerd in het atrium dat aan de oostkant voor de Paltskapellag. Daar zijn twee exedra's gevonden, waar op een centrale as achter elkaar het graf met een boogconstructie eroverheen (archisolium) en de troon (solium) met baldakijn waren.
We gaan ervan uit dat dit ceremoniële complex verwoest is bij de Vikingaanvallen in 881/882, waarna wel de troon herbouwd is, maar niet het grafmonument hersteld. Daarom raakte in de eeuwen daarna de precieze locatie van het graf vergeten. In 936 wordt in Aken voor de kroning van Otto I tot koning van het Heilige Roomse Rijk, de troon van Karel benut, of hersteld, of gerecreëerd. Misschien op deze plek, maar waarschijnlijker in de Paltskapel, waar deze nog steeds staat.
Dit hele verhaal, doorspekt met wonderen, is een mythe. In 2010 is nog uitvoerig archeologisch onderzoek gedaan en gezocht naar het graf van Karel de Grote, maar het is niet gevonden. Het is duidelijk dat Karel de Grote niet in Aken begraven is. Aquis Granum was dus een andere 'aquis'-plaats dan Aken. Zie het kantenknipsel rechts. Klik op het knipsel voor een vergroting.
Maar er zijn meer mythen die in dit boek nog steeds vermeld worden en nog eens als 'zekerheid' genoemd worden.
Zo hebben Keizer Otto II en keizerin Theophanu nooit in Nijmegen verbleven, waar Theophanu in 991 overleden zou zijn. Waar zou dat geweest moeten zijn? Er stond in Nijmegen in 972 zeker geen paleis. Dat heeft de archeologie wel aangetoond. Ook al staat er op de zijkant van het Casino een levensgrote afbeelding en een levensloop van Theophanu. De Sint-Nicolaas kapel op deze afbeelding geeft dat al aan: die is uit 1085, dus een eeuw later. Men houdt in Nijmegen blijkbaar wel van een gokje. Maar wat opvallender is: Het Bronnenboek van Nijmegen slaat dit jaartal over, waarmee ook aangegeven wordt dat het genoemde Noviomagus niet Nijmegen was, maar de Franse stad Noyon. Dat heeft Rudolf Janssen ook aangetoond in zijn uitgebreide studie over Keizerin Theophanu.
Voor deze periode van 900 tot 1100 is de archeologie de voornaamste bron, schrijft Willemsen. Voornaamste bron? Welke bronnen zijn er dan nog meer? Dit boek en de tentoonstelling 'Het jaar 1000' geven een overzicht en een nieuw beeld van Nederland in dit 'midden van de Middeleeuwen', gebaseerd op recent en vernieuwend onderzoek in het hele land. Hoezo was nieuw onderzoek nodig? Was het oude beeld en het oude onderzoek dan toch niet juist?
Veel van de 10de en 11de eeuwse woonplaatsen liggen langs waterwegen: aan een rivier of aan de kust. Dat is heel duidelijk in de handelsstad Tiel, die vol zit met houten kadewerken uit de 11de eeuw, om de Rijn in bedwang te houden. Ligt Tiel aan de Rijn? Die 11de eeuw geeft ook al aan dat Tiel dan niet het Tillensis uit de 8ste eeuw is. Dat was dan Tilques in Frans-Vlaanderen.
Dat het niet altijd lukte, toont de 11de eeuwse overstromingslaag in Wijk bij Duurstede, die woonlagen van het oude Dorestad afdekken. De plaats wordt in een oorkonde van Otto I uit 948 genoemd als "Waar ooit Dorestad was, maar het nu Vvik heet" (p.40). Deze oorkonde komt uit het cartularium van Egmond, waarvan iedere deskundige behoort te weten dat het cartularium via Gent uit Frankrijk (Abbeville) kwam. Opvallend is dat Het Bronnenboek van Nijmegen ook dit jaartal overslaat.
Het Bargerveen. Zo zag Nederland er voor een groot deel uit vóór het jaar 1000.
Delen van wat nu Nederland is, waren in de 10de/ 11de eeuw slecht begaanbaar. Mensen woonden, als in alle tijden, waar je kunt wonen: op hogere en drogere stukken. Mensen in de kuststreken hadden zich aangepast aan leven in en met het water.
Ze wonen op terpen en wierden, opgeworpen heuvels, in wat nu Friesland en Groningen is en in de 10de/11de eeuw bij Frisia hoorde. Het aandeel van Nederland dat bewoonbaar is, veranderde juist in deze periode. Drooglegging en ontginning, met name van veengebieden, leveren veel meer bruikbare ruimte op. (p.21). Friesland en Groningen hoorden in de 10de/11de eeuw beslist niet bij Frisia. Frisia was het land van de Frisones dat in Vlaanderen lag. Deze Fresones/Friezen waren de eerste immigranten die Nederland hebben ontgonnen. Dat gebeurde het eerst in Zeeland, ze kwamen daar -uit het zuiden- het eerst aan.
Tentoonstellingsboek.
Conservator Annemarieke Willemsen schreef voor Het jaar 1000 het gelijknamige tentoonstellingsboek, een rijk geïllustreerde uitgave van 144 pagina’s. Ze vertelt hierin over schatkamers vol heiligen, machthebbers op de palts en trekt de wijde middeleeuwse wereld in naar Rome en het Byzantijnse Rijk. Dit alles wordt vergezeld van beschrijvingen van de objecten uit de expositie en een opsomming van vindplaatsen, schepen en schatvondsten in Nederland uit de periode 900-1100. |
|  |
Afbeeldingen in dit boek.
Verscheidene voorwerpen die in dit boek (en op de tentoonstelling) te zien zijn komen uit het buitenland, zoals München, Helsinki en Brussel, maar ook meerdere uit Utrecht, Leiden en Maastricht. Een overzicht van de vondsten staan op de kaart op p.130 en worden de erbij vermelde vindplaatsen in Nederland uit de periode tussen 900 en 1100 genoemd in de Encyclopedie. Opvallend dat over Nijmegen wel een 'waarschijnlijk de Karolingisch' burcht/palts wordt genoemd, maar niet een stad wordt vermeld, zoals bij Utrecht wel het geval is. |
Burchten en Paltsen.
In de Encyclopedie bij de kaart op p.130 worden verschillende Burchten/paltsen genoemd, zoals Utrecht, Deventer, Zutphen, Tiel en Nijmegen. De teksten hierover bevatten nog steeds de traditionele, maar intussen toch wel achterhaalde opvattingen. Ook over de kerken en kloosters zijn nog veel opmerkingen te maken. Lees de informatie over de kerken in Holland, in Brabant, in Oost-Nederland en in Friesland en Groningen. Klik op de kaart voor een vergroting.
Utrecht: op en rond het Domplein liggen de resten van het kerkelijk en bestuurlijk centrum. Onder huidige Domkerk de Ottoonse voorganger (wijding 1023), met bisschoppelijk en keizerlijk paleis (Lofen), beide uit de 11de eeuw. Beide paleizen bestonden uit een (zeer) grote zaal en een woontoren; bij het bisschoppelijk paleis hoorde een haaks erop liggend winterhuis. Rond 1050 bouw van het 'kerkenkruis': Pieterskerk, Janskerk en Paulus abdij, met eind 11de eeuw begin van de bouw van de Mariakerk. Handelsnederzetting Stathe met houten huizen, waar schepen op een talud werden getrokken. Na 1000 groei nieuwe havenwijk ten noordwesten van Stathe met houten kades, hier zijn twee vrachtschepen met vlakke bodem gevonden, bij de Van Hoornekade (Utrecht 1, gedateerd 997-1030) en in de Waterstraat (Utrecht 2, begin 11de eeuw). Een afgezonken schip van hetzelfde type diende als oeverbeschoeiing (Utrecht 3, gedateerd na 1004). Ook in Leidsche Rijn is een vergelijkbaar type schip gevonden, dat lijkt te zijn verongelukt [Vleuten 2, gedateerd ca 959-1000). De opvattingen over het paleis Lofen en het Kerkenkruis zijn momenteel achterhaald. Lees daar alles over in het Jaarboek Oud-Utrecht uit 2018. De dateringen van de scheepswrakken is gebaseerd op de aangenomen 'kerkenbouw'. In Jaarboek Oud-Utrecht 1995 wordt de Mariakerk (=Buurkerk) de oudste kerk genoemd uit ca.1080. Lees meer over de Ansfridus en de Paulus-abdij. Lees meer over Utrecht.
Deventer: vroege stad (vanaf ca 885) met bisschoppelijke palts. Deventer had vanaf 950 houten huizen in vakwerkconstructie met kelders voor opslag. Vanaf 1050 werden tufstenen huizen gebouwd, vermoedelijk door (bisschoppelijke) dienstmannen. Deventer bezat een muntslag vanaf 990, hoorde in top 5 van muntplaatsen in het Duitse Rijk met Keulen, Goslar, Mainz en Worms. De crypte van de Lebuinuskerk dateert uit de 11de eeuw. Lees over de ware geschiedenis van Deventer.
Zutphen: Een houten zaal binnen de voormalige Karolingische ringwalburg brandt af in 882, waarna een grote tweebeukige zaal wordt gebouwd: een palts (woon- en bestuurspaleis ) van de graven van Hamaland. Volgens Michel Groothedde werd de ringwalburg in Zutphen pas aangelegd ná de Vikingaanval. Op het paltsterrein zijn diverse sporen van elitair gebruik gevonden, zoals etensresten. Een grote jachthond is in de iode eeuw in een afvalkuil begraven. Midden 11de eeuw wordt een monumentale tufstenen palts gebouwd, een complex van ruim 50 meter lengte.Lees meer over Hamaland dat een landstreek in Frankrijk was en over Zutphen. Opvallend: geen woord over de ringwalburg die altijd als versterking wordt opgevoerd tegen de Noormannenaanval in het jaar 882. Dat gebeurde ook niet in Zutphen of Deventer, maar aan de Isla in Frankrijk. De Noormannen worden in 882 genoemd in verband met hun aanval op Soissons en Noviomagus. Dat Noviomagus wordt door de Nederlandse historici op Nijmegen toegepast, terwijl de Franse historici dezelfde teksten, van dezelfde schrijvers, met dezelfde jaren en met dezelfde details voor Noyon opvatten. Opvallend is ook dat het Bronnenboek van Nijmegen het jaartal 882 overslaat. Het was dus toch NIET Nijmegen?
Tiel: handelsnederzetting met onder Otto I koninklijke ringwalburg, vanaf 972 ook koninklijke palts. De havenwerken bestonden aanvankelijk uit brede steigers. In 95°-105° werden deze omgebouwd naar rechte kadewerken zoals in Deventer en Utrecht, vaak met hergebruikt scheepshout als beschoeiing. Hout van twee schepen dateerde van rond 1000. Vanaf 950 vond verdichting van de nederzetting plaats. De huizen met planken wanden en zwaardere constructies zijn waarschijnlijk pakhuizen geweest, met een verdieping voor opslag.
Tiel-Medel: los erf, buiten de nederzetting (uniek in het rivierengebied) uit de eerste helft van de 11de eeuw. Onderverdeling van het erf was van west naar oost: wonen, werken en opslag. In een hooiberg is een ingegraven pot gevonden, waarschijnlijk een muizenval.
Tiel. Zandwijk: bij het Ottoonse Tiel hoorden twee nederzettingen aan de overzijde van de Linge, Westroyen en Zandwijk. Lees meer over Tiel.
Nijmegen: keizerlijke palts op de zuidelijke Waaloever. Kern was waarschijnlijk de Karolingische palts die tot de verwoesting in 1047 gefunctioneerd heeft. De huidige Nicolaaskapel (circa 1000-1050) diende als paltskapel. Waarom is de kapel dan niet verwoest? Het voorterrein van de palts werd onafgebroken bewoond vanaf het einde van de 9de eeuw: hier zijn aardewerk, fibula's, een spinsteen en benen priemen gevonden. Een graf in de zuidoosthoek is gedateerd 1000-1050. Een tufstenen kelder aan de oostzijde van het Valkhof bevatte drie reliëfrandamforen (10de of 11e eeuw) als voorraadpotten. Fragmenten van dit soort amforen, die dienden voor de opslag en het vervoer van wijn, zijn ook bij de Waalkade gevonden. De kelder is waarschijnlijk in 1047 door brand verwoest en daarna dichtgegooid. De benedenstad had een meer ruraal karakter, met grote erven en donkere akkerlagen. In Nijmegen heeft nooit een Karolingische palts bestaan, waarvan de Nicolaaskapel (gebouwd in 1085) ook geen deel van uitgemaakt kan hebben. De verwoesting van de Karolingische Palts in 1047 vond plaats in Noyon door de graaf van Vlaanderen, die op weg was naar Verdun dat ook verwoest werd. Onafgebroken bewoning vanaf het einde van de 9de eeuw?En daarvoor dan? Hoe kan Nijmegen dan de oudste stad zijn? Blijkbaar lag de stad van Nijmegen aan de overkant van de Waal in Lent. Hoe dat zit blijft een vraagteken. Lees meer over Nijmegen.
We noemen nog enkele plaatsen waarover meer bijzonderheden te vermelden zijn, dan wat hier traditioneel beweerd wordt. Meerdere van de hier genoemd plaatsen hebben een (soms zeer beperkte) Romeinse voorgeschiedenis gehad, maar vanaf de 3de eeuw (ca.260) treedt een hiaat van vele eeuwen op tot in de 10de of 11de eeuw. Laag Nederland was onderhevig aan grote en langdurige overstromingen totdat men in de 11de eeuw begon met ontginningen en dijkenbouw, het eerst in Zeeland door Vlaamse monniken.
Veel van deze informatie is op deze website te vinden: Klik op de betreffende LINK.
Dokkum: er wordt hier slechts een 11de eeuwse abdijkerk en parochiekerk genoemd, dus niets uit de tijd van Bonifatius, wat H.Halbertsma ook bevestigd heeft tijdens de opgravingen in Dokkum. Lees meer over Dokkum en over Bonifatius;
Egmond: lees meer over Egmond op deze website;
Alkmaar: lees meer over St.Adelbertus in Alkmaar en Kennemerland en over het het Almere;
Medemblik: lees meer over Medemblik waar de Friese Koning Radboud nooit geweest kan zijn. Medemblik bestond toen niet eens. De plaats waar hij gedoopt werd door St.Wulfram bisschop van Sens, was Meldick.
Heiloo: lees meer over Heiloo en de zogenaamde Willibrordkerken in Noord-Holland;
Katwijk: werd lang (en door menig historicus nog steeds) gehouden voor het Lugdunum van de Peutingerkaart. Ook hier werd de middeleeuwse kerk rechtstreeks gebouwd op Romeinse resten.
Leiden: werd lang (en door menig historicus nog steeds) gehouden voor het Lugdunum van de Peutingerkaart. Een datering van Pingsdorf aardewerk en waterwerken in de 10de eeuw wordt aannemelijk genoemd. Pingsdorf aardewerk kent overigens een ruime datering tot wel in de 13de eeuw.
Vlaardingen: hierbij is sprake van graven uit de periode 950-1050. Aan Vlaardingen wordt een geschiedenis toegeschreven vanaf de Romeinse tijd tot heden. Er zijn resten van een dam gevonden uit ongeveer 175 vóór Chr. Daarna begint de geschiedenis van Vlaardingen weer in 985 wanneer Dirk II van Holland er onontgonnen gebied (wildernis) in bezit krijgt. Bron: Archief Vlaardingen: zie de informatie op internet. Dat Vlaardingen het Romeinse Flenio geweest zou zijn, is een nooit bewezen aanname. Er is nooit iets van gevonden. Tussen 175 v.Chr. en 985 zit een bewoningshiaat van ruim 11 eeuwen.
Wijk bij Duurstede: lees alles over Wijk bij Duurstede en Dorestad dat er gedacht werd en wat opgraver W.A. van Es daar zelf over vermeldt:
Elst: zou genoemd worden in een akte van Otto I uit 948 van bisschop Balderik (918-975). De kerk in Elst is rechtstreeks gebouwd op Romeinse resten, wat een hiaat aangeeft van 7 eeuwen tussen de 3de en de 10de eeuw. Werenfridus hoort niet thuis in Elst, maar in Heliste-Marithaime in Frans-Vlaanderen.
Zelhem: lees meer over Zelhem dat niet het Salahem van St.Ludger was;
Oldenzaal: lees meer over Plechelmus en Oldenzaal. Lees ook meer over de Kerken in Oost-Nederland;
Alphen (NB): lees meer over het Brabantse Alphen en de zogenaamde Willibrordkerken en goederen in Noord-Brabant;
Susteren: er worden verschillende vondsten genoemd, echter zonder datering. Lees meer over Susteren dat ten onrechte gehouden wordt voor het Souastre van St.Willibrord.
St.Odiliënberg: Het klooster van St.Odiliënberg is aantoonbaar pas in de 12e eeuw gesticht. Het staat bovendien volkomen vast dat de Noormannen hier nooit geplunderd hebben.
Domburg: de oorspronkelijk lege ringwalburg werd opgehoogd en bewoond; onder de wal is een huis [10de eeuw) aangetroffen. Ten noorden van Domburg langs de kust veel vondsten van de villa Walichrum (oudste vermelding; later bekend als Walacria). In Domburg zijn Romeinse resten gevonden (Nehalennia-altaren), daarna vele eeuwen geen geschiedenis. De Noormannen zijn hier ook nooit geweest, zoals de traditie ons wil laten geloven. Het hier genoemde Walichrum was dan wel Walcheren, maar dan het Walcheren bij Brugge, waar ook de plaatsen Middelburg, Westkapelle en Vlissinghem gedoubleerd zijn naar Nederland. Daarnaast bestaat nor een Walacria (Warcove) in Frans-Vlaanderen, waar St.Willibrord een afgodsbeeld kapot sloeg. De misvattingen over Walichrum zijn zelfs getripleerd.
Wat lezen we nog meer in dit boek?
we gaan er vanuit dat alle genoemde personen het eens zijn met de inhoud van dit boek. Ze hebben er immers aan meegewerkt. Dat ze nog het een en ander te leren hebben, blijkt uit alle onjuistheden. Te beginnen bij de nooit bestaande Palts van Karel de Grote in Nijmegen.
|