Terug naar de beginpagina. | Naar het overzicht in het kort. |
Lees meer over namen van plaatsen bij de opkomst van de Nederlandse steden, Toponymie, Continuïteit, Deplacements Historiques.
![]() Alphen |
![]() Asselt |
![]() Deventer |
![]() Dokkum |
![]() Dorestadum |
![]() Medemblik |
![]() Tiel |
![]() Wijk bij Duurstede |
![]() Wichmond
| ![]() Wijnaldum
| ![]() Zelhem
| ![]() Zutphen
| ![]() Echternach
| ![]() Amersfoort |
Bij het vaststellen van de locaties slechts op grond van plaatsnamen dient men rekening te houden met de vele doublures die er van plaatsnamen bestaan. Zelfs de geografische omstandigheden kunnen geen zekerheid bieden, aangezien die bij hergebruik van plaatsnamen ook op de nieuwe plaats toepasbaar kunnen zijn. Men gaf de nieuwe plaats immers een ter plekke toepasselijke naam. ![]() Zo bestaat er ook een Amersfoort in Zuid-Afrika, evenals een Ermeleo en een Utrecht. ![]() In de verschillende klassieke bronnen worden veel plaatsen genoemd. In Nederland probeert men met een miniem percentage te 'bewijzen' dat de bedoelde teksten over Nederland gaan. Het meeste wordt overgeslagen. Het voorbeeld hieronder verduidelijkt het. Een overzicht van de plaatsnamen in verschillende bronnen:
De vroegere kritiekloze schrijvers hebben massaal zeer oude teksten toegepast op plaatsen, waar zij meenden dat die thuis hoorden. Een bewijs geven zij nooit, hoogst zelden een motivering, die dan volkomen subjectief is. Of de beoogde plaats ten tijde van de tekst wel bestond - wat toch een vereiste is- hebben zij zich niet eens afgevraagd. In tal van gevallen wordt dit door de geschiedenis van de bodem ten stelligste tegengesproken. Men dient zich tevens te realiseren dat vrijwel alle determinaties in Nederland pas eeuwen nà de feiten zijn toegepast en zij nergens door eigentijdse en eigen Nederlandse teksten worden bevestigd. Men kan zich in gemoede afvragen waarom de hedendaagse historici nog van zekerheden durven te spreken. Gelijke of gelijkluidende namen werden na de "deplacements historiques" aangezien voor de authentieke plaatsen waar de teksten over gaan. Dit heeft de verwarring niet alleen groter gemaakt, maar tevens het weerleggen van de mythen welhaast onmogelijk. Om de lezer al een idee te geven waar het over gaat, volgt hieronder een voorbeeld van een aantal dubbele plaatsnamen. Goslar Carstens, Jahrbuch des Nordfriesischen Instituts, 1962, p. 39 - 44. Goslar Carstens, een Duits naamkundige, was als officier in 1941 bij Calais werd ingekwartierd, en zag daar tot zijn verbazing een groot aantal plaatsnamen, volledig identiek aan plaatsnamen uit zijn geboortestreek. Hij publiceerde daarover in het "Jahrbuch des Nordfriesischen Instituts", 1962, p. 39 - 44. Eerst geeft Carstens een lijst van een aantal volledig identieke namen, waar de enige afwijking is dat de Franse en Duitse schrijfwijzen verschillen. In toon en betekenis zijn zij geheel gelijk. Daarna somt hij een groot aantal achtervoegsels op, die in de twee streken gelijk zijn, zoals: -inghen, -hun; -dal; -feld; -beek; -brug; -berg; -bron en andere. We beperken ons hier tot enkele volle doublures: Deze plaatsnamen bestaan zowel in Frankrijk als in Duitsland, waarbij vooral op de (dialectische) uitspraak gelet moet worden: Cokedal - Kokedal Ellingtun - Ellingstedt Gonnehem - Gonnesen Haneskamp - Hanenkamp Hardinghen - Harding Kerenberg - Kirrenberg Longenes - Langenes Maningahem - Mannigsen Milenberg - Milenberg Nordhem - Nordhusum Olehem - Oldsum Ordinghem - Ording Rosendal - Rosendal Sangatte - Sandgate Stapulae - Stapel Tatinghem - Tatinge Westrehem - Westerhusum Wicq - Wick Widingahem - Wiedingharde Wolde - Wohlde Carstens meende hierin een nadere bevestiging te vinden van de reeds lang gangbare theorie, dat de Friezen en Saksen in de loop van de 3e eeuw afgezakt zouden zijn uit het hoge noorden van Duitsland naar de omgeving van Boulogne en St. Omaars. Ten onrechte zegt Carstens naar Calais en omgeving, want op dat tijdstip (3de eeuw) bestond Calais nog niet en in historische geografie moet men zich aan de in die tijd bestaande plaatsen houden. Wel is de verwijzing naar de omgeving van Boulogne en St.Omaars juist, waar deze plaatsnamen op een zeer beperkt gebied in Frans Vlaanderen voorkomen. Elders vindt men er geen met de bekende Saksische achtervoegsels. Deze theorie van Carstens staat helaas volledig wankel, daar de oudste berichten over Friezen en Saksen juist over het noord-westen van Frankrijk gaan. De latere handelen over Noord-Duitsland. Veel historici en naamkundigen hebben dit verschil niet opgemerkt. Maar men kon zich onmogelijk voorstellen dat zo ver in Frankrijk een hele serie Germaanse plaatsnamen bestond; die konden alleen uit emigratie zijn ontstaan, meende men. De fatale vicieuse cirkel wordt ook hier gevormd door het misverstaan van "Germania" van Tacitus. Tacitus plaatst Frisia, Germania en tientallen Germaanse stammen in het noorden van Frankrijk, en hij heeft met geen woord over Friesland of het noorden van Duitsland gesproken. De richting van de migratie heeft precies andersom gelopen. En dat dit zo is, bewijst ons eigen Friesland met 1030 doublures van eveneens Frans-Vlaamse namen. Ook de plaatsen Brêmes (Bremen), Hamaburg (Hamburg) en Lewarde (Leeuwarden) en de rivieren Albis (Elbe), Amisia (Eems), Wisurgus (Weser) en Lippia (Lippe) passen in dit rijtje. Voeg daar de namen van de bekende heiligen en predikers bij en het hele probleem van de "deplacements historiques" is in kaart gebracht. De overeenkomsten zijn frapant en te veel om op te noemen. Veel plaatsnamen duiden op de Germaans-Frankische oorsprong, zeker waar de -heim/hem-uitgang voorkomt zoals in Bouquinghem. Blaringhem en Hocquingen zoals de Franse verbastering nu geschreven wordt. De Saksische invloed blijkt dan weer uit plaatsnamen, die eindigen op -thun zoals in Alincthun en Baincthun. Veel plaatsen in Nederland hebben een naam gekregen aan de hand van een naam uit een klassieke bron. Het is dan ook niet verwonderlijk dan de Nederlandse naam zoveel op de klassieke naam lijkt. De bekendste voorbeelden zijn Almere (al was het oorspronkelijke Almere een zee-inham, wat de naam al zegt) en Biddinghuizen in de Flevopolder, een nieuw dorp (uit 1963) dat de oude naam Bidningahusum uit een akte uit de 9e eeuw van de St.Bertijns abdij uit St.Omaars opgeplakt kreeg. Het is echter Boisdinghem op 11 km. west van St.Omaars. Dat de St.Bertijns abdij bezittingen zou hebben gehad in de nog niet bestaande Flevopolder is de historische miskleun ten top. Dit voorbeeld maakt iedereen duidelijk hoe meer plaatsen in Nederland aan hun naam gekomen zijn. Dat de oude naam perfect in het Nederlandse landschap past mag ook hier niet als bewijs voor het gelijk dienen. Dan is een bezoek aan het Franse landschap op zijn plaats. |
De visie van Albert Delahaye. Indien Albert Delahaye zich grondig en radicaal vergist zou hebben, wat sommigen beweren, en dat er geen mythen bestaan en de historische geografie van westelijk Europa in werkelijkeid is zoals zij altijd werd voorgesteld, dan zou de naamkunde zoals gepresenteerd in de etymologische woordenboeken volledig juist geweest zijn. Maar de historie van Frankrijk, Vlaanderen, Nederland en Duitsland zit vol mythen en onjuistheden. Dan is de naamkunde het eerste dat onderzocht moet worden, daar de geschiedenis en vooral de historische geografie volledig en uitsluitend gedragen wordt door de plaatsnamen die in de bronnen voorkomen. Albert Delahaye heeft honderden kaarten getekend waarop hij precies aangeeft waar alle plaatsen uit de bronnen gelegen hebben. Het vormt een logisch en samenhangend geheel. Het is dan ook geen wonder, dat de mythen zo hardnekking worden ontkend. Immers: wanneer de mythen op één punt zouden worden toegegeven, of dat nou het Karolingisch Noviomagus is, of de juiste plaats van Batavi en Fresones, of de juiste plaats van Willibrords bisschopszetel en zijn abdij, of de juiste streek van de eerste zendelingen, of de juiste opkomst van Holland en Utrecht, of het ware begin van Friesland, dan stort de op deze mythen gebaseerde naamkunde als een kaartenhuis in elkaar. Voordat men een historische plaatsnaam ergens mag neerleggen, moet aan drie voorwaarden in deze volgorde voldaan zijn: ① ter plaatse en ten tijde van de vermelding moet een nederzetting bestaan hebben. En dan niet een enkel graf, maar plattegronden van huizen. ② die nederzetting moet aantoonbaar de naam gedragen hebben die in de tekst genoemd wordt en de contekst moet op die plaats passen. ③ de huidige plaats moet zowel een historische als een naamkundige continuïteit hebben met de oude naam. Men kan dus niet met punt 3 beginnen met terug redeneren, wat de toponymisten Gysseling en Blok steeds doen. Vandaar de vele fouten in hun woordenboeken. Het is dan ook zaak als eerste de namen van plaatsen te onderzoeken naar de juiste toponymische en etymologische toepassing. De in de teksten overgeleverde plaatsnamen bepalen immers de plek waar de geschiedenis geplaatst werd. Als een plaats niet bestaan heeft, kan er ook geen geschiedenis aan toegeschreven worden. Zo bestond Dokkum niet in de tijd van St.Bonifatius. Dat is archeologisch ook vastgesteld. Dan kan Dokkum ook niet het Dockynchirica uit de teksten geweest zijn. Alle met Bonifatius gerelateerde teksten zijn bovendien ook niet in de omgeving van Dokkum te plaatsen, vandaar dat deze 'uitgesmeerd' worden over half westelijk Europa. ![]() Onvindbaar!Honderden plaatsnamen uit de klassieke historische bronnen zijn onvindbaar in Nederland, Duitsland of Luxemburg.
Klik op de onderstreepte namen voor meer informatie. Bij elkaar gaat het om meer dan 1637 plaatsen. Als je deze niet in Nederland kunt vinden, moet je je toch onderhand gaan realiseren dat je in de verkeerde streek aan het zoeken bent. In Noord-Frankrijk liggen ze allemaal in een beperkt gebied rondom Tournehem. Aan de hand van onderstaande kaarten geven we enkele voorbeelden van de traditionele opvattingen (o.a. van D.P.Blok). (Klik op de kaart voor een vergroting). ![]() ![]() Bidningahem is Boisdinghem. Volgens Blok is de ligging onbekend, maar moet het Gelderland liggen (hoe weet hij dat dan?). In Nederland heeft Biddinghuizen (in de Flevopolder) zijn naam daar nu aan te danken. Ziet U aan dit voorbeeld hoe het ook in het verleden fout ging? Men plakte wat oude namen op nieuwe plaatsen en na honderden jaren weet niemand meer hoe het werkelijk zat. Niemand? Neen, er zijn altijd wel kritische historici geweest, alleen hun kritiek werd verstomd door professors met een titel. Suhthusum is Zuthove: etymologisch volkomen identiek. Volgens Blok is de ligging onbekend, maar moet het in Noord-Holland gelegen hebben. Het is een volgend voorbeeld van de traditionele opvatting. De ligging is onbekend, maar het moet er wel gelegen hebben. Het 'ligging onbekend' komt in het Lexicon van Blok liefst 843 keer voor. Daarnaast zijn er talloze plaatsen die wel in de bronnen genoemd worden, maar die Blok niet kent, tenminste, hij noemt ze niet eens. Over hoeveel zekerheid heb je het dan? Walicrum is Warcove. Walacrum, ook Walacria genoemd is enkele malen gedoubleerd. In het Leven van St. Willibrord door Alcuinus komt de plaats Walichrum voor, dat is Warcove onder Audembert, op 5 km noord van Marquise. De plaats lag in Felua dat in Nederland de Veluwe werd, maar dat werd verzwegen aangezien elke historicus ook wel begreep dat Walcheren niet op de Veluwe ligt. Walacria was dus een plaats en geen eiland. Theofried van Echternach maakt op het einde van de 11e eeuw van Walacria een eiland in de omgeving van Brugge, waarbij hij het sobere bericht van Alcuinus uitspint tot een grote legende. Weer later kreeg een Zeeuws eiland, door Vlamingen ingepolderd, de import-naam Walcheren, en toen er ook nog plaatsen Middelburg, Westkapelle en Vlissingen (van Vlissehem) werden genoemd, was de verwarring compleet. Bij Blok (noemt als eerste vermelding het jaar 785) en Gysseling (noemt als eerste vermelding het jaar 837) is het Walcheren in Zeeland. Over dat eerste jaar zijn beide toponymisten het al niet eens. Uit niets blijkt, dat Walachrium of Walcheren een bestuurlijke gouw is geweest, zoals Blok stelt. Daar kun je nog een lijst van 454 plaatsnamen uit de oorkonden aan toevoegen, die in relatie met Aefternacum en Trajectum genoemd worden, wat men zo graag voor Echternach en Utrecht houdt. Dan kun je niet aankomen met 25 plaatsnamen in Brabant van Echternach -optie H.Camps waarvan enkele nog met vraagteken- die qua klank enigszins overeenkomen met de namen uit de oude akten. Dat is net 1,5% van het totaal. En met die 1,5% kun je niets bewijzen als je niet ook die overige 98,5% erbij betrekt. Om boven het niveau van welles-nietes uit te komen zijn juist de ondersteunende argumenten van belang. Delahaye geeft naast de verklaring van een plaatsnaam ook juist die ondersteunende argumenten die men bij andere historici juist altijd mist. Zie als voorbeeld het Bronnenboek van Nijmegen. En dat dit zo is, bewijst ons lieve Friesland met 1030 Frans-Vlaamse plaatsnamen, volledige doublures van die in Frans-Vlaanderen. Ook de plaatsnamen van het bisdom Trajectum, van de abdij Aefternacum, van de abdij van Werethina en uit de levens van zendelingen vind je allemaal terug in Frans-Vlaanderen. Zie voor de hele lijst 'De Ware Kijk Op deel 1, p.404-476. In de historische geografie in West Europa blijken veel namen een vergelijkbare aangenomen etymologie te hebben gekregen. Het zijn juist deze namen en etymologieën die voor verwarring hebben gezorgd in de aangenomen geschiedenis van ons land. Veel namen uit oorkonden en kronieken zijn niet te verklaren in de aangenomen traditie en worden daarom overgeslagen. Van de 130 plaatsen die in de kronieken van de abdij van Lorsch genoemd worden en die alle in de Batua gelegen hebben, vindt men er geen enkele terug in de Nederlandse Betuwe. De enkele fantasietjes van Sloet, die later door geen enkele historicus zijn nagevolgd, laten we maar buiten beschouwing. Van alle namen in kronieken en oorkonden genoemd blijkt zelfs 99% overgeslagen te worden. Met die overige 1% probeert men de geschiedenis een plaats te geven, probeert, want bij nadere beschouwing klopt er niet veel van. Zie voor de vele voorbeelden in het hoofdstuk geografie. William Shakespeare schreef het reeds in het begin van de 17e eeuw: "What's in a name?". Deze vraag kan men ook zeker stellen als we het hebben over de naamkunde in het eerste millennium. Veel namen in oorkonden en kronieken blijken wegens onbekendheid met de historisch achtergrond, op de verkeerde plek terecht zijn gekomen en hebben de kluwen van mythen in west Europa vertroebeld. Met de "plaatsnaamkunde" zitten we midden in het probleem rondom de vraagstukken in de historische geografie in Nederland. Er bestaan veel bronnen waarin honderden plaatsen genoemd worden. Bij het interpreteren van al die plaatsnamen hebben de "deskundigen" keer op keer de grootste fouten gemaakt. Juist de "plaatsnaamkundigen" (toponymisten) zouden de mythen en puzzels rondom de vele doublures opgelost moeten hebben. Zij hebben ze alle gemist, erger nog, zij hebben de mythen en puzzels -door eigen onkunde- slechts vergroot. De "doublurologie" zou een wetenschap op zich moeten worden. Veel historisch geografische fouten zijn voortgekomen uit de toepassing van een historische gebeurtenis op de verkeerde plaats. In de Nederlandse historie kenmerkt zich dat door het toepassen van een geschiedenis die ter plaatse niet bestond, op een plaats die ten tijde van de geschiedenis niet eens bestond. De toepassing van de devotie rondom St.Willibrord is hierbij een veelzeggend voorbeeld. Toegepast op een niet bestaand Utrecht in de 7e eeuw, ontstond de eerste devotie pas in de 14e eeuw. Zie bij Jaartallen. Was Nijmegen het klassieke Noviomagus of is het slechts een veel latere (slechte) Latijnse vertaling van de naam Nijmegen? Feit is wel dat de geschiedenis van de klassieke plaats Noviomagus zo verkeerd terecht kwam in Nijmegen. Het moet goed begrepen worden dat de hedendaagse namen zoals Nijmegen, Utrecht, Wijk-bij-Duurstede of Dokkum, nergens genoemd worden in de authentieke geschreven bronnen. Evenmin namen als Tournehem, Audruicq of Dunkerque. Bij de "vertaling" van namen als Noviomagus, Trajectum, Dorestadum of Dockinchirica, heeft men zich vaak teveel laten leiden door de inmiddels ontstane mythen. Juist de context of parallelle bronnen moeten duidelijkheid verschaffen welke "vertaling" van een plaatsnaam de juiste is. Probleem daarbij is dat verdreven of verhuisde volken vaak hun bekende namen meenamen naar hun nieuwe woonplek. Het aantal zo ontstane doublures is frappant en heeft in de historische geografie voor veel verwarring gezorgd. Van de vele doublures heeft men vaak geen weet. Ziet men de hele lijst dubbele plaatsnamen, dan begrijpt men ook meteen het probleem. Niet de schrijfwijze, maar de uitspraak is hierbij bepalend geweest. Zelfs een naam als Leeuwarden (in Frieslamd) is een doublure van Lewarde (Nord - France). Bij al deze plaatsnamen gaat het vaak over de naam van een dorp of stad, soms alleen om de naam van een stuk grond, een weiland, een akker of een bos (vaak aangeduid met de verzamelnaam "goederen") waarvan het eigendom, of soms alleen het vruchtgebruik, in handen van de genoemde persoon, kerk of abdij kwam. Een stuk land verkregen voor het hoeden van varkens of een bos voor het sprokkelen van brandhout, moet men derhalve niet op vele honderden kilometers van een abdij verwachten. Dit soort absurde afstanden komt in de Nederlandse traditie te veel voor. Ook een verkregen wijngaard moet men niet in Nederland willen plaatsen, wat helaas wel is gebeurd o.a. met Kennemerland! Van de in de bronnen genoemde namen, die door de Nederlandse historici angstvallig worden verzwegen, is de overgrote meerderheid nooit in Nederland aangewezen of zelfs maar bedacht. Enkele voorbeelden: De Patavia of Batua. De Patavia of Batua blijkt een cruciale rol te spelen. Waar heeft die gelegen? Was het de Betuwe in Nederland of was het 't land van Béthune in Noord-Frankrijk? Enkele opvallende geografische gegevens:
De geografische bronnen. De 305 namen uit de berichten over Frisia. De namen van streken, rivieren en plaatsen genoemd in de bronnen over Frisia, wijzen allen naar het Frisia dat in Noord-Frankrijk lag. In deze hele lijst komen slechts enkele namen voor die men ten onrechte in Nederland heeft verondersteld, zoals Batavi, Canninefati, Dorestadum, Flevum en Lugdunum. De overgrote meerderheid is nooit in Nederland aangewezen. Deze namen worden door de Nederlandse historici ook angstvallig verzwegen. Van de wel bedachte plaatsen in Nederland ligt er overigens geen enkele in Friesland! In Frans en Belgisch Vlaanderen zijn alle namen in een samenhangend complex aan te wijzen. De 120 namen van de abdij van Lorsch. In oorkonden van de abdij van Lorsch worden 120 plaatsen in de Batua genoemd. Ze zijn nooit in de Betuwe teruggevonden of aangewezen. Ook archeologisch ontbreekt elk spoor. Albert Delahaye heeft ze in Noord-Frankrijk allemaal aangewezen. De 100 namen uit de levens van de zendelingen. Deze namen worden genoemd in de levens van Willibrord, Bonifatius, Gregorius, Odulphua, Suitbert, Plechelmus, Lebuinus, Ludger, Willehad, Anscharius en Radboud. Het zijn allemaal Romaanse namen. Er is geen enkele Friese of Nederlandse naam bij. We laten ons natuurlijk niet in verwarring brengen door enkele doublures. Ook van deze 100 namen worden de meesten in de Nederlandse mythen angstvallig verzwegen. De 262 namen uit de oorkonden van bisdom Traiectum - Tournehem. De 262 namen van het bisdom Trajectum zijn afkomstig van het Cartularium van Egmond, waarin overigens geen woord over St.Willibrord te lezen is. Vast staat dat dit Cartularium afkomstig is van St.Riquier (F). De namen, genoemd in deze oorkonden van Trajectum, zouden dus allemaal rond Utrecht gelegen moeten hebben. Men heeft er geen enkele kunnen aanwijzen in Utrecht of omgeving. Zelfs archeologisch ontbreekt elk spoor. Deze namen worden door de Nederlandse historici ook angstvallig verzwegen. In Noord-Frankrijk zijn ze allemaal aan te wijzen. De 214 namen uit de oorkonden van de abdij Aefternacum - Eperlecques. Van deze 214 namen ligt er geen enkele in Friesland of Utrecht. Slecht enkele namen zijn foutief -op grond van valse aktes van Echternach- in Noord-Brabant geplaatst. (De goederen waren geschonken aan het bisdom, maar werden later teruggeclaimd vanuit Echternach en niet vanuit Utrecht) Opvallend is dat er ook geen enkele naam terug te vinden is in Luxemburg, waar immers in Echternach het klooster van St.Willibrord gelegen zou hebben. Hij had er geen enkele bezitting, geen enkel stuk land. Deze namen worden door de Nederlandse historici ook angstvallig verzwegen. Echter in Noord-Frankrijk zijn al deze namen rondom Eperlecques aan te wijzen. Het blijft natuurlijk een onbegrijpelijke veronderstelling dat St.Willibrord, de apostel der Friezen, in Friesland zijn missiegebied had, dat zijn kerk in Utrecht stond en zijn klooster in Echternach. St.Willibrord werd zo een omvangrijke en onvergelijkbare reislust toebedeeld. Verwonderlijk blijft het vervolgens, dat alle reizen die dan noodzakelijk geweest zouden zijn, in de oorspronkelijke bronnen nergens beschreven staan. De 206 namen uit de oorkonden van de abdij Werethina - Fréthun. Van de 206 namen uit de oorkonden van Werethina heeft men er ooit 45 menen te kunnen aanwijzen: 33 in Duitsland, 12 in Nederland. De rest hebben de historici in Nederland altijd verzwegen, omdat men er geen raad mee wist. Ook deze 206 namen zijn in Noord-Frankrijk allemaal aan te wijzen. De namenpatserij van Blok. In de bronnen worden ruim 1690 namen genoemd liggend in Frisia en omgeving. Prof.dr D.P. Blok lokaliseert er slechts 47 in zijn boek "De Franken in Nederland", om te bewijzen dat de Franken wel degelijk in Nederland woonden. Met deze 47 namen meent Blok zijn gelijk te kunnen bewijzen, terwijl hij 1643 namen overslaat, die hij niet thuis kan brengen. Hij claimt deze plaatsen niet en laat ze dus aan Noord-Frankrijk. De eerste regel van historische geografie is bij Blok waarschijnlijk al niet bekend, althans, hij past deze niet toe. Van een gelokaliseerde plaats moet namelijk met een andere bron bevestigd worden, dat deze plaats in de 7e/8e eeuw wel bestond. Bij Blok vindt men nergens zo'n bewijs. Klik hier voor een overzicht van de 47 plaatsnamen in het boek "De Franken in Nederland". In het boek "De Ware Kijk Op" vindt U ze alle 1690! Data-bestand. Er wordt gewerkt aan een DATA-BASE (hier als voorbeeld Werethina) van alle in de teksten genoemde plaatsen en de interpretatie zoals Albert Delahaye die zag. Zoals hij meerdere malen heeft aangegeven, aanvaardde hij volledig de mogelijkheid, dat (Franse) historici in de toekomst ten aanzien van enkele plaatsen wellicht tot betere determinaties zouden kunnen komen. Immers ten aanzien van een aantal plaatsen had ook Delahaye geen pasklare oplossing. Soms omdat er, gezien de context, meerdere locaties voor in aanmerking kunnen komen, soms omdat de bedoelde plaats niet meer terug te vinden is, omdat zij gewoon niet meer bestaat. Maar uit meer dan 5000 plaatsen twijfel hebben over een honderdtal, is vele malen meer acceptabel dan de Nederlandse traditie, waar het precies andersom lag: van die 5000 plaatsen heeft men er een kleine 100 (helaas foutief) in Nederland kunnen plaatsen. De grote meerderheid is nooit gevonden en dat zou al veel eerder evenzovele vragen hebben moeten opwerpen.
Wat weten we nu feitelijk echt? Bij zoveel onvindbare plaatsen moeten de historici er toch van doordrongen raken dat ze in Nederland in de verkeerde streek aan het zoeken zijn. Bovendien heeft Albert Delahaye ALLE plaatsen wél teruggevonden in Frans-Vlaanderen. En mochten er een paar twijfelachtig zijn, dat nog geeft de grote massa juist gelocaliseerde plaatsen de juiste streek aan: Frans-Vlaanderen. Dáár heeft de onderhavige geschiedenis die zo sterk met deze plaatsen verbonden is, zich dan ook voorgedaan en niet in Nederland!In het boek "De Ware Kijk Op" vindt U ze allemaal.Bestel en lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf. |