Deze pagina wordt elke keer aangevuld na het verschijnen van een nieuw tijdschrift.
In het tijdschrift ARCHEOLOGIE Magazine dat 6x per jaar verschijnt, staan publicaties over recente archeologische opgravingen en bevindingen.
Het blad heet Archeologie Magazine, maar te vaak houden de auteurs zich niet bezig met archeologische beschrijvingen, maar met het schrijven van geschiedenis.
Zie ook bij Archeologie in Nederland.

We beperken ons op deze pagina tot de periode tussen de tijd van 56 v.Chr. tot 1200 n.Chr. en met name tot Nederland en Belgisch en Frans Vlaanderen.
Veel bevindingen bevestigen de visie van Albert Delahaye en waar de nieuwe opvattingen in strijd lijken met die visie geven we relevante kritiek.
Het woordgebruik in de artikelen geeft vaak al aan dat er de nodige twijfel bestaat omtrent de archeologische interpretaties, immers archeologie is interpreteren. Waar geschreven wordt in termen als 'mogelijk' of 'wellicht' zal onze conclusie zijn dat er geen bewijs voor de opvatting is en er dus feitelijk niets wordt toegevoegd aan de heersende opvattingen. De voorbeelden hiernaast spreken voor zich.
Wat we ook scherp in de gaten houden is dat veel archeologische bevindigen gebaseerd zijn op de klassieke teksten. Als voorbeeld kunnen we de bevindingen in de Betuwe noemen. Zolang men er spreekt over Bataafse vondsten gaat men dus klakkeloos uit van de onbewezen opvatting dat de Bataven in de Betuwe woonden. En dat is met geen enkele tekst ooit aangetoond. Integendeel, de teksten plaatsen de Bataven duidelijk in Noord-Frankrijk. Zie daarvoor bij Bataven.
Een speciale plaats in deze rubriek wordt ingeruimd voor hobby archeoloog Dick Roetman die elke keer over Romeins Nijmegen schrijft. In zijn artikelen beweert hij vaak met onbewezen aannamen de voor hem vaststaande feiten. Ook maakt hij in zijn artikelen soms pijnlijke fouten waaruit blijkt dat hij niet altijd de echte feiten kent. Zo is de promotie van zijn leermeester prof.J.E.Bogaers over de Romeinse tempel in Elst hevig ter discussie komen te staan, aangezien het geen Romeinse tempel bleek te zijn, maar een 'inlandse' en deze tempel niet uit de tijd voor de Opstand van de Bataven bleek te dateren, maar op zijn vroegst uit het jaar 100 na Chr. Zie bij J.E.A.T.Bogaers.
Het moet daarbij goed begrepen worden dat de aanwezigheid van de Romeinen in Nederland door Albert Delahaye allerminst wordt ontkend, wat hem te vaak verweten wordt. Echter de interpretatie van veel archeologische vondsten is aan een grondige herziening toe, zoals de naamgeving van de 'Romeinse plaatsen'. Het Romeinse Noviomagus was dezelfde plaats als het Karolingische Noviomagus en was dus niet Nijmegen maar Noyon.
Waar vooral op gelet moet worden is de volgorde van de vondsten in de opgravingsverslagen. Als er sprake is van vondsten uit de steentijd of Romeinse tijd die genoemd worden, blijkt daaruit te vaak dat er daarboven niets gevonden is uit de vroege Middeleeuwen. De oudste vondsten zitten uiteraard onder de jongere. Vindt men veel Romeins (zoals in Nijmegen) maar wordt er niets gevonden uit de Frankische tijd dat erboven moet zitten, dan blijkt dit gegeven meestal verzwegen te worden. Het toont in elk geval (zoals in Nijmegen) dat er geen continuiteit in bewoning heeft bestaan tussen de Romeinse tijd en de 12e eeuw.
Wat ook opvalt en nader beschouwd moet worden is het gebruik van bepaalde onbewezen aanduidingen of opvattingen bij opgravingen. Zo worden vondsten in de Betuwe te gemakkelijk 'Bataafs' genoemd en wordt iets te Nijmegen gevonden steeds als van 'Ulpia Noviomagus' gekwalificeerd. Dat de Bataven in de Betuwe woonden is, zoals hierboven aangegeven, een hypothese. En de naam Noviomagus voor Nijmegen is eveneens nooit aangetoond met enig bewijs. Het Ulpia Noviomagus was ook niet Nijmegen, maar Neumagen in Duitsland, waar (de latere keizer) Trajanus die de naam Ulpia voerde stadhouder was. In Nijmegen is hij nooit geweest, ook al is daar een deel van een zuil gevonden die aan hem wordt toegeschreven.
Artikelen waarin oude beweringen nog eens worden herhaald blijven buiten dit overzicht. Dat de archeologisch vastgestelde Romeinse nederzetting Castello Fectio geheten zou hebben (AM. nr.3 2017) is zo'n voorbeeld. De naam van dit Romeinse castellum is nergens door bewezen, ook niet door de Peutingerkaart, zoals altijd beweerd wordt. Daarop staat overigens niet Fectio, maar Fletione, wat een andere plaats was.
Uit veel geciteerde teksten kan opgemaakt worden dat de geschiedenis hard toe is aan een herschrijving. Veel opmerkingen van de aangehaalde auteurs komen niet overeen met de traditionele opvattingen.
Opvallend is dat Albert Delahaye van hen feitelijk gelijk krijgt ten aanzien van de Transgressies, de onjuist locatie van plaatsen en de continuïteit in de bewoning die in veel gebieden en op veel plaatsen niet bestaan heeft, zoals in Utrecht en Nijmegen (om maar de belangrijkste plaatsen te noemen).
Vanwege het overzicht en de leesbaarheid zijn alle artikelen (per jaar) genummerd. Deze nummering kan wijzigen door het tussenvoegen van nieuwe citaten.

Mozaieken van Romeinse schepen. Zowel de vorm en de boeg, als de riemen zijn geheel anders.




Een traditionele Romeinse trireem, met roeiriemen, spitse boeg en versierd achterdek.
Daarvan is op de "Zwammerdamschepen' niets te zien.
|
In het tijdschrift Archeologie Magazine vindt men veel voorbeelden die de visie van Albert Delahaye onderschrijven. We geven daarvan voorbeelden aan de hand van letterlijke citaten.
In het Commentaar (in rood) vindt U de conclusies die uit de citaten blijken. De volgorde van verwerking op deze pagina is van de jongste uitgave (bovenaan) naar oudste uitgave (onderaan).
Algemeen kunnen we stellen dat de archeologie te vaak bevooroordeeld is en in cirkelredeneringen werkt. Vindt men relicten in de Betuwe dan worden die meteen gekwalificeerd als 'Bataafs', omdat de historici meenden dat de Betuwe het land van de Bataven was. Als eerste moet bewezen worden dat de Betuwe ook werkelijk 'het land van de Bataven' was. En dat is tot heden nog NOOIT gebeurd! Zie bij Bataven. Ook is nog nooit vastgesteld wat de kenmerken zijn waaraan 'Bataafs aardewerk' (als voorbeeld) zou moeten voldoen. De cirkelredeneringen zijn wel duidelijk. De tekst van Tacitus die over de vestiging van de Bataven in het uiterste land van Gallia gaat, is altijd misverstaan. Het daarin genoemde eiland was beslist niet de Betuwe, dat als een eiland beschreven wordt dat aan de Oceaan ligt. Zie verder bij Tacitus.
|
De visie van Albert Delahaye.
Door de transgressie (zie daar) en de veenvorming was het grootste gedeelte van laag-Nederland lange tijd ontoegankelijk, dus onbewoonbaar. De geschiedenis die men er doorgaans plaatst blijkt een doublure van die in Noord-Frankrijk te zijn. Julius Caesar, Karel de Grote en St.Willibrord (om de belangrijkste te noemen) zijn nooit in Nederland geweest. Alle geschiedenis die met hen in Nederland terecht kwam was geïmporteerd vanuit Noord-Frankrijk. Daar stond het paleis van Karel de Grote in Noyon (het ware Noviomagus), was de bisschopszetel van St.Willibrord in Tournehem (Trajectum) en vonden de veldslagen van Julius Caesar tegen de Eburonen, Usipeten en Tencteren plaats.
De discussie die daarover in de Nederlanden altijd heeft bestaan, laten geen twijfel meer toe. De teksten zijn overduidelijk en plaatsen die hele geschiedenis ten zuiden van de taalgrens (zie daar).
"Het is opvallend dat in de Nederlandse Romeinse legerplaatsen met name spelden (fibulae) uit Gallië worden gevonden!" (Bron: AiN april 2017) Men gaat nu langzaam ontdekken waar de Nederlandse geschiedenis vandaan komt: uit Frankrijk!
De landschapsinrichting van de omgeving van de Rotterdamsebaan in Den Haag is vanaf de Romeinse tijd (vanaf de tweede helft van de 2e eeuw) tot op heden gelijk gebleven. In de Romeinse tijd werd in de 1e eeuw na Christus het terrein voor het eerst ontgonnen. In de 4e eeuw wordt het terrein verlaten en pas aan het eind van de 13e eeuw zijn er weer activiteiten binnen het gebied. (AM nr.6, 2018).
Ook in de omgeving van Den Haag ziet men 'het gat' in de geschiedenis van Nederland tussen de Romeinse tijd en de late Middeleeuwen.
ARCHEOLOGISCHE bevindingen.
In onderstaande citaten geven we zoveel mogelijk de letterlijke tekst weer. Soms hoeft er uit een heel artikel maar één of enkele zinnen te worden aangehaald. Het hele artikel kunt U in de aangegeven bron desgewenst zelf nalezen.
Gebruikte afkortingen in onderstande teksten: AM staat voor Archeologie Magazine; AiN voor Archeologie in Nederland, met AWN-bijlage; AoL voor Archeologie on Line.
Waar sprake is van een hypothese gaat het om een als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstelling.
Enkele citaten uit oudere Magazines:
Nota bene de vroegere stadsarcheoloog van Maastricht, Titus Panhuysen, heeft aangetoond dat niet Maasticht maar Nijmegen de oudste stad van Nederland is. (Archeologie Magazine nr.3.2005) Maar is dat ook zo? Panhuysen speelt tegen wil en dank, zoals hij dat zelf benadrukt, een centrale rol in die discussie over de oudste stad van Nederland. Hij zou het 'bewijs' hebben geleverd dat alleen Nijmegen recht heeft op deze titel, iets wat in 2005 bij het 2000-jarig bestaan van de stad benadrukt werd. Het gaat dan om de interpretatie van de in 1980 opgegraven Nijmeegse godenpijler (zie eigen foto hiernaast). Die noemde Panhuysen "een van Nijmegens historische kroonjuwelen" en "een monument dat met de vroegste stichting van de stad – onder keizer Tiberius – in verband gebracht kan worden". Dit werd door de Nijmegenaren aangegrepen als het ultieme bewijs dat Nijmegen dus de oudste stad van Nederland is, notabene bewezen door de Maastrichtse stadsarcheoloog! Panhuysen zelf wenst de betekenis van zijn woorden te nuanceren op grond van de uiteenlopende definities van het begrip ‘stad’, waardoor het niet mogelijk is beide stadswordingen op gelijk niveau naast elkaar te stellen. Maastricht is in Nederland bijzonder door zijn ononderbroken bewoningsgeschiedenis van 2000 jaar, maar was in de Romeinse tijd niet meer dan een vicus, die in de vierde eeuw werd vervangen door een castrum, dat in de vroege middeleeuwen doorgroeide naar een pre-stedelijke kern. Zelfs in de 'donkere' eeuwen van de 4e tot 7e eeuw kende Maastricht bewoning. Nijmegen kent geen ononderbroken bewoningsgeschiedenis. Van Nijmegen is bekend dat er gaten in de bewoning zitten, schrijft Archeologie Magazine nr.4, 2005. En welk bewijs vormt die Godenpijler? Gevonden in Nijmegen, maar slechts een gedeelte ervan. Waar is de rest? Prof.dr.J.de Vries schrijft daar in Archeologie Magazine 4, 2005 het volgende over: De conclusie van Panhuysen lijkt alleszins voorbarig. De "pijler van Nijmegen" is niet in zijn geheel teruggevonden. Dat zal ongetwijfeld mede de reden ervan zijn dat Panhuysen de betekenis van het monument in de vorm van veronderstellingen verwoordt. Illustratief daarvoor is de volgende zin uit zijn publicatie: 'Het is best mogelijk dat de Nijmeegse zegepijler een standbeeld van de Romeinse oppergod jupplter heeft gedragen, maar een keizerbeeid van de vergoddelijkte Augustus - wellicht in de gedaante van Juppiter ligt meer voor de hand. Als er echt een verband zou bestaan tussen Augustus en de stichting van Nijmegen, zou het dan niet bovendien in de lijn van de verwachtingen hebben gelegen dat de stad naar hem vernoemd zou zijn geweest, zoals Trier, Augusta Treverorum, en Autun, Augustodunum?
De hele opvatting van Nijmegen als oudste stad blijkt gebaseerd te zijn op een onjuist geïnterpreteerde archeologisch vondst. En zoals elke archeoloog weet -of hoort te weten- sleepten de Romeinen met grafstenen en beelden door het hele Romeinse Rijk, wat al blijkt uit de steensoort van deze pijler die in Nederland onbekend is. Wat elders niet bewezen kan worden met een vondst, vormt deze vondst ook geen enkel bewijs ten gunste van Nijmegen.
Archeologie magazine 2022
- Castellum Hoge Woerd. Archeologische monumentenzorg van wereldformaat. (AM. nr.6-2022) Dit castellum functioneerde van ongeveer 40 tot omstreeks 270 na Chr. Van dit castellum heeft men geen Romeinse naam, zoals die op de Peutingerkaart voorkomt. Het is een volgend voorbeeld dat die kaart niet over Nederland gaat. Hierbij ook een foto uit dit artikel van de opgravingen in 1982-83. Het maaiveld ligt nu 80 cm hoger (of is het meer als je de persoon vergelijkt?). Uit deze foto kunnen 2 zaken afleiden: 1. Het Romeinse maaiveld lag dus beduidend lager; er is een hele laag sedimenten afgezet op de Romeinse laag vanwege de transgressies; 2. de zwarte laag was dus geen brandlaag, maar een dik pakket veen en rivier- c.q. zeeklei. Lees meer over brandlagen.
- De draai van Hadrianus. Overeenkomsten tussen de Villa van Hadrianus en Forum Hadriani? (AM. nr.6-2022) (door Tom Buijtendorp) Lees meer over publicaties van Buijtendorp. Het komt er in dit artikel op neer dat die overeenkomsten er niet zijn. Vandaar dat vraagteken? En de draai heeft alles te maken met de richting waarin Forum Hadriani is aangelegd. Die voldoet niet aan de richting en inrichting van een Romeinse villa. Dat weet Buijtendorp maar al te goed. Hij schrijft er zijn boek over Forum Hadriani zelf over. Maar ook de naam is een fabel. Op de Peutingerkaart waar men zo graag naar verwijst en de naamgever van deze villa zou zijn, staat helemaal geen Forum Hadriani, maar Foro Adriani. Buijtendorp spreekt over de aanleg van een wandelpark in Voorburg dan ook van ".. als zodanig te koesteren met hooguit van subtile verwijzingen naar mogelijke verbanden".
- De glorietijd van de Friese Vrijheid. (AM. nr.5-2022) Het artikel handelt over de eigenzinnige, verdwenen wereld van het Noorden tussen 1000 en 1500. Het gaat feitelijk om de tijd na het jaar 1000, waar onze studie niet overgaat. Toch wordt er weer enkele onjuist verbanden gelegd, zoals met de Lex Frisionum die niet over Nederlands Friesland handelt, maar over het klassieke Frisia in Vlaanderen. Waarom zou Karel de Grote zich druk gemaakt hebben om de Friezen die buiten zijn rijk woonden en er een aparte wet voor gemaakt te hebben?
- Ontdekkingstocht door vestingstad Mememblik. (AM. nr.3-2022) Draagt het kasteel van Redboud terecht zij naam? Archeologen vonden namelijk nooit bewijzen van Radbouds aanwezigheid; de relatie Radboud en Medemblik is grotendeels gebaseerd op een kroniek uit 1517, geschreven 800 jaar na zijn dood. Die kroniek was het schrijfsel van Cornelius Aurelius die wel meer fabels in de geschiedenis heeft gelanceerd, zoals de verblijfplaats van de Bataven in Zuid-Holland.
- Begraven in een boomstam. (AM. nr.2-2022) Begraven in een boomstam blijkt uitzonderlijk te zijn. In het Belgische Munsterbilzen zijn 9 boomstamgraven gevonden, temidden van 68 graven. Waarom vonden liefst negen mensen hun laatste rustplaats in een boomstam, wat altijd en overaal uitzonderlijk was? Alleen Joost zal het weten. De ouderdom van de boomstamgraven kon wel worden achterhaald en bleken uit het tidvak tussen de 6-7e en 10e eeuw te komen. Een bot uit een graf werd met C-14 onderzoek tussen 716 en 949 n.Chr. gedateerd. Op het grafveld lag ook Gallo-Romeins bouwpuin en stukjes keramiek uit de 8e tot 10e eeuw. De marge tussen 6e tot 10e eeuw is wel erg ruim. Maar ziet U ook hier weer het hiaat tussen de Romeinse tijd en (zeg maar gerust) de 10e eeuw?
- Hazerswoude opnieuw verblijd met Romeinse vondsten. (AM. nr.2-2022) Lag bij Hazerswoude een Romeins fort, stelt de redactie? Naar de grensforten zelf is in het verleden al veel archeologisch onderzoek gedaan, maar over de gebieden tussen de forten is nog relatief weinig bekend. Een muntvondst bestaat uit munten uit 73-75, uit 82 en uit 166 na Chr. en een mantelspeld die dateert tussen 170 en 250. Het is goed mogelijk dat de munten in een zakje zaten, dat met de mantelspeld was dichtgemaakt. De vinder deed zijn ontdekking in een berg grond die afkomstig was uit een uitgegraven wegtracé. De locatie van deze muntvondst bevestigt het belang van de grensstreek. Over deze vondst, maar vooral de conclusies zijn de volgende opmerkingen te maken:
- Gevonden in een berg grond, afkomstig waar vandaan? Uit verplaatste relicten zijn geen harde conclusies te trekken.
- Met enkele munten en een mantelspeld kun je niet het bestaan van een fort bewijzen.
- Wel belang wordt met de vondst van drietal munten bevestigd?
- Tussen de datering van de oudste munten en de mantelspeld zit ruim 170 jaar. Hiermee wordt precies aangegeven dat munten ook eeuwen na de vermeende datum in de grond geraakt kunnen zijn. Op hoeveel andere munten is dat ook van toepassing? Lees meer over muntvondsten.
- Het veronderstelde fort (er zouden zelfs twee forten bestaan hebben) lag tussen Leiden en Alphen a/d Rijn. Was het wel een fort of een wisselstation voor paarden? De afstand tot Leiden was slechts 8 km, de afstand tot Alphen maar 6 km.
- Het veronderstelde fort staat niet op de Peutingerkaart. Waarom zo kort op andere forten, waar langs de Rijn op meerdere plaatsen grote gaten zitten?
- Domitianus in Leiden. (AM. nr.2-2022) Het gaat hier over een tentoonstelling over keizer Domitianus (89-96), die zelf nooit in Leiden is geweest. Er zijn enkele stempels gevonden met de crytische afkorting LXGPFD, waarbij de D in spiegelbeeld is afgebeeld. Was het Legio X Gemina Pia Fidelis Domitiana, zoals Jasper de Bruijn verondersteld? Waarom dan de D in spiegelbeeld? Zou een keizer dat geaccepteerd hebben, als hij juist zijn waardering van dat legioen heeft uitgesproken door de toekenning van zijn eretitels? In 96 na Christus werd keizer Domitianus vermoord. Hierna besloot de senaat in Rome dat alle herinneringen aan de voormalige keizer moesten worden uitgewist, de zogeheten damnatio memoriae. In Nijmegen werden de dakpannen van het tiende legioen voortaan alleen nog voorzien van stempels met de afkorting PF, zonder de D. Het is natuurlijk maar de vraag of hiermee de herinnering aan Domitianus echt werd uitgewist: iedereen wist immers precies wie deze eretitels had toegekend. De reden waarom de D in spiegelbeeld staat is onbekend. De vraag is dus of die omgekeerde D wel betrekking had op keizer Domitianus? Hier wordt dus weer geschiedenis geschreven zonder konkrete bewijzen en zal 'een onbekende reden' weer een eigen geschiedenis gaan vormen.
- Kennemerland in metaalvondsten. (AM. nr.2-2022) Herman Zomerdijk (1947-2014) verzamelde in de loop der jaren duizenden metalen objecten. Hij zocht de Noord-Hollandse akkers, duinen en stranden af met zijn metaaldetector. Zomerdijk werkte op zorgvuldige wijze, verkocht of ruilde zo goed als nooit vondsten en noteerde in veel gevallen heel secuur de precieze vindplaats en vondstomstandigheden. Zijn collectie bestaat uit zo'n 3000 objecten en vormen een aanvuling op ons beeld van de geschiedenis en archeologie van Noord-Holland en vooral Kennemerland. In Kennemerland was de Abdij van Egmond in de Late Middeleeuwen een belangrijk pelgrimsoord. De publicatie is online te raadplegen via de website van het archeologisch depot van de provicie Noord-Holland. Helaas wordt ook op de website geen eenvoudige overzicht gegeven van de vondsten. Wordt hiermee ook erkend dat de abdij van Egmond niet uit de vroege middeleeuwen (dus voor 1050) bestond?
- ww.caudicara.nl (AM. nr.2-2022). In een advertentie wordt verwezen naar het boek "Waar is Nehalennia zonder schip?"
In 1970 werd, met de vondst van vele Nehalennia votiefstenen de meest complete tempelvondst uit de Romeinse periode boven water gehaald. De Nehalennia-tempel opende in 2005 in Colijnsplaat. Marien onderzoek leverde daarna het bewijs dat vanuit de Romeinse havenstad Ganuenta (Colijnsplaat) Romeinse schepen voeren richting Brittannia. De vondst van twee Romeinse schepen in de Londense Black Friars leverde nautisch expert Ludo Van WeU de basics voor reconstructie van de Caudicaria Navis. Het schip waarmee de Romeinen overtochten maakten. Auteur Dimp Nelemans ontdekte dat Nehalennia, als godin van de Zeevaarders, daarbij een cruciale rol vervulde. De reconstructie Caudicaria ligt naast de Nehalenniatempel in Colijnsplaat. Zie www.caudicaria.nl. Dat Dimp Nelemans dit allemaal zelf ontdekte is maar de vraag. Over de Nehalennia-altaren is al het nodige geschreven. Maar dat Colijnsplaat het onbekende Ganuenta was is een nooit feitelijk bewezen overonderstelling, dus een hypothese. Lees meer over Nehalennia.
- Sporen van de Hanze. (AM. nr.2-2022) Lübeck en Wismar: twee beroemde Hanzesteden.
In dit artikel worden de geschiedenis van de Hanze beschreven die op plek 9 in de Canon van de Nederlandse geschiedenis voorkomt. We gingen op onderzoek uit in het noorden van Duitslan, de bakermat van de Hanze. In het artikel wordt wel verwezen naar een artikel in Magazine 4 van 2021, maar niet specifiek vermeld dat de KOGGE, die hèt schip van de Hanze was, uit Vlaanderen kwam. Daarom vermelden we het hier nog eens.
- Hoe een wijaltaar onvindbaar bleef. (AM. nr.2-2022) Column van Herman Clerincx.
Tongeren bezit een reconstructie (?) van het wijaltaar waaruit blijkt dat de stad een heus Romeins municipium was: een uiterst belangrijk centrum. Zie afbeelding hiernaast. Maar met het wijaltaar is heel wat aan de hand. In een tuin (?) was een wijaltaar met deze tekst ontdekt: 'I(ovl) O(ptimo) M(aximo) et Genio Mun(ictpli) Tung(rorum) Cat(ius?) Drousus sal(arius, -inator, -samentarius) Men(apiorum) v(otum) s(olvit) l(ibens) m(erito)'. De vertaling (?) is: 'Voor lupiter Optimus Maximus en de Genius van het municipium Tungrorum heeft Catius Drousus, zouthandelaar der Menapiërs, gaarne en met reden zijn gelofte ingelost'.
De zouthandelaar sprak over het municipium Tongeren. Eindelijk was het bewijs geleverd! Romeins Tongeren hoorde tot het selecte groepje municipium-steden. Onderzoeker en auteur Vanvinckenroye schreef er een artikel over en leverde er een foto en tekening van het altaar bij. Maar daarmee was de kous af en viel geleidelijk alles stil. Het altaar bleek privébezit en werd nergens getoond (?). Zelfs toen de toonaangevende classica Marie-Thérèse Raep-saet-Charlier in 1995 het wetenschappelijke artikel over het altaar verzorgde, moest ze naar verluidt zich op de foto en tekening baseren (?).
Toen ikzelf in 2014 voor mijn boek 'Romeinse sporen' informeerde waar ik het wijaltaar kon fotograferen, werd me geantwoord dat de steen ontoegankelijk (?) was. De naam van de eigenaar (?) kreeg ik niet te horen. Bizar. Een belangrijk Romeins wijaltaar dat schroomvallig (?) verborgen (?) blijft. Wat schuilt daarachter? Niemand (?) schijnt het te weten, of het te willen (?) zeggen. Geleidelijk belandden deze vragen in het vergeetboek. Tot onlangs (?) de stad Tongeren besloot een replica (?) van het altaar te vervaardigen. Ook daarvoor moesten de makers zich beperken tot de ene (?) foto en de ene tekening (?) uit 1994, aangevuld met algemene kennis over Romeinse wijaltaren. Daardoor kan op dit ogenblik niemand (?) vertellen of en in welke mate, de reconstructie (?) correct (?) is. Om toeristen te lokken (?) en de luister van Romeins Tongeren (?) kracht bij te zetten, voldoet deze replica natuurlijk ruimschoots. Maar wie de oudheid wil bestuderen, blijft met een lege maag aan tafel achter (?). Hopelijk wil de eigenaar (?) alsnog het altaar vrijgeven. Dit is een oproep.
Er zijn nogal wat vragen (?) te stellen over deze wij-altaarsteen. Op een onbekend wij-altaar met een raadselachtige tekst baseert Tongeren dus het belangrijke gegeven of het wel of niet een municipim was. Is er tweede bewijs ter verificatie? Als je alles tussen ( ) overslaat, dat zijn immers interpretaties, dan staat er op die onbekende steen (zie afbeelding links): I O M - ET GENIO - MVN T VNG - CAT DROVSVS - SAL MEN - V S L M. (de - geven de verschillende regels aan). Het gaat wel vaker met gedenkstenen die een replica zijn en waarvan de vraag is of ze, en in hoeverre ze, aangepast zijn aan de opvattingen van de archeoloog. Zo is op deze steen de afstand tussen de T en VNG (regel 3) opvallend groter dan tussen andere letters. En slechts op de letters MVN T VNG baseert Tongeren dit belangrijke gegeven van Municipium. Zie als voorbeeld J.E.Bogaers met zijn manipulatie van Romeinse opschriften, zoals op de gedenksteen van Ruimel of over de letters DMB, waar hij zondermeer 'Decurio Municipii Batavorum' van maakt.
Informatie van het plaatselijk Gallo-Romeinse Museum in Tongeren: Tongeren heeft een replica laten maken van een stenen altaar dat 30 jaar geleden werd opgegraven. Het toont aan dat Tongeren in de tweede eeuw na Christus ook al een echte stad was. Dat Tongeren een Romeinse stad is, stond natuurlijk al als een paal boven water. Maar over de exacte status van Tongeren in de Romeinse tijd bleef er nog lange tijd onduidelijkheid. Tot in 1990, want toen werd in de Rode Kruislaan in Tongeren een bijna perfect bewaard Romeins altaar met een opschrift gevonden. Het altaar was opgedragen aan Jupiter en aan de beschermgeest van de stad, vermeld als 'het municipium van de Tungri'.
De stad liet een replica van het altaar maken in Franse kalksteen en die heeft nu een mooi plekje gekregen op de toeristische dienst van Tongeren. "Op deze manier verwelkomen wij de talrijke bezoekers aan het 'municipium Tungrorum'", glundert schepen van Toerisme An Christiaens. "Het wordt een soort welkomststeen."
Het is een typisch voorbeeld van hoe het toerisme boven de historische waarheid wordt gesteld. Met een replica valt namelijk niets te bewijzen. Dat de letters TVNG betrekking zouden hebben op Tongeren moet met een tweede bron eerst bewezen worden. Of was het toch Douai, dat immers tot het gebied van de Menapiërs hoort?
Atuatuca Tungrorum wordt wel vereenzelvigd met Atuatuca waar Julius Caesar tegen Ambiorix streed. Maar de meeste onderzoekers zijn het er heden wel over eens dat deze plaats niet Tongeren was, maa ergens anders lag. Mogelijke plaatsen zijn Berg (een deelgemeente in de buurt van Tongeren), het Plateau van Caestert, een versterking bij Thuin, Limburg, Spa-Balmoral, Dolembreux, Fort Battice (Luik), Chaudfontaine en Stolberg-Atsch of zelfs niet in België, maar in Noord-Frankrijk. Immers Atuatuca werd belegerd door Julius Caesar en prof.H.Thoen heeft vastgesteld dat Julius Caesar nooit in België is geweest. Lees meer over Julius Caesar. Door de Eburonen niet in Limburg te plaatsen, maar in Noord-Frankrijk -ten zuiden van het Kolenwoud- wordt de hele geschiedenis rondom de belegring van Atuatica ook naar het zuiden verplaatst.
- Villa non modica. (AM. nr.2-2022) Romeins overslagstation en vroegmiddeleeuwse versterking.
Wie heeft er nog nooit van Dorestad gehoord? Deze bij Wijk bij Duurstede gelegen voormalige vroegmiddeleeuwse handelsnederzetting figureert in tal van boeken en is door J.H. Isings vereeuwigd op een schoolplaat. Ook een deel van de speelfilm Redbad speelt zich hier af. En kortgeleden nog figureerde Dorestad in de NTR-serie Het verhaal van Nederland. Maar de bodem van Wijk bij Duurstede herbergt veel meer dan alleen resten van Dorestad.
In de late 2e/3e eeuw werd aan de weg een militair overslagstation gebouwd. Dit station bestond uit gebouwen binnen een rechthoekig greppelsysteem en diende onder meer voor de verversing van paarden en als overslagpunt voor voedseltransporten. Over dit soort militaire posten weten we nog maar weinig. De Geer is een van de weinige plaatsen in Nederland die in de loop van de 3e en 4e eeuw niet werd verlaten. Toegegeven, in de periode neemt het aantal vondsten ook hier af, maar ze ontbreken niet. Sterker nog, de meeste munten dateren uit de 4e eeuw. In deze en de volgende eeuw stonden er gelijktijdig twee tot vier boerderijen. De vondsten wijzen op nieuwkomers. mogelijk Franken van over de Rijn. In de loop van de 7e eeuw werd begonnen met de aanleg van een greppelsysteem. In het midden hiervan stond een voor die tijd opvallend groot houten gebouw. Binnen de omgreppeling lag ook een grafveld van minimaal 48 individuen. De graven kunnen globaal in de 7e-8e eeuw worden gedateerd. Het omgreppelde terrein was mogelijk de woonplaats van een lokale grootgrondbezitter en zijn onderhorigen. Het zou de villa non modica kunnen zijn, die in het jaar 863 in de annalen wordt vermeld. In deze 'niet onaanzienlijke villa' zochten inwoners van Dorestad hun toevlucht tijdens een Vikingaanval. Er vielen vele doden en Dorestad brandde. Een dergelijk complex is niet alleen uniek voor Nederland, maar voor heel Noordwest-Europa.
Er wordt nogal veel beweerd in dit artikel. Allereerst is nooit vastgesteld dat de opgegraven nederzetting in Wijk bij Duurstede Dorestad was. Die nederzetting voldoet niet aan alle beschrijvingen in de historische bronnen, maar was de plaats Munna van vissers en jagers. Lees meer over Dorestad en Munna. Op grond van muntvondsten (welke munten? van Romeinen? van Frankrn?) kun je ook niets bewijzen. Waarom staat deze plaats niet op de Peutingerkaart als die zo belangrijk was? Twee of vier boerderijen? Van Vikingaanvalle is in Wijk bij Duurstede nooit iets gebleken en ook nooit iets van bewezen. Zwarte bodem bewijst niets over brand. Lees meer over zwarte lagen. Het hier genoemde villa non modica was niet de nederzetting Wijk bij Duurstede die immers in 863 ophield te bestaan en zeker niet mer aanzienlijk was. Het was op grond van de complete tekst de Noord-Franse paats Nemetacum ofwel Arras (=Atrecht).
De tekst uit 863 luidt als volgt: De Noormannen kwamen in de maand januari over de Renus (dat is de Schelde) per schip tot bij Colonia (=Coulogne bij Calais) en na de haven, die Dorestadum (=Audruicq) wordt genoemd, ontvolkt te hebben, bereikten zij de stad Nonmodoca (Nemetacum = Atrecht), waarheen de Frisii (Vlamingen) gevlucht waren. Daar doodden zij veel handelaars van de Frisii (Vlamingen) en met veel gevangenen bereikten zij een eiland bij de burcht van Neussium (=Noisy-le-Grand ten oosten van Parijs).
Bronnen: Annales Bertiniani, HdF, VII, p. 80 en Hincmari Remensis Annales, MGS, I, p. 459.
Nota: De tekst bevat meerdere bewijzen tegen de mythe van Wijk bij Duurstede, d.w.z. de Schelde, Coulogne en Atrecht en het feit dat de nederzetting in Wijk bij Duurstede in 863 ophield te bestaan, zoals algemeen wordt aangenomen. Nonmodoca wordt door W.van Es (zie artikel over “Dorestad ” , biz. 195) vertaald met “niet onbelangrijke nederzetting”, omdat er even verder in de tekst staat “non modica populi multitudine” - een niet geringe menigte volks. De naam is een variant van Nemetacum - Atrecht. Deze tocht van de Noormannen heeft natuurlijk niet op de Rijn plaats gevonden; dan zou Keulen (wat men ervan heeft gemaakt) niet het eerst genoemd zijn. Dorestadum lag derhalve tussen Coulogne en Atrecht; ergo is het Audruicq. Neussium is evenmin het Duitse Neuss. Nonmodoca kan dus niet Dorestad zijn, dat immers al genoemd werd. Waarom zouden de Friezen naar Dorestad vluchten als juist Dorestad geplunderd werd?
Door het geven van halve teksten of zelfs maar enkele woorden, moeten de interpretaties maar de halve waarheid bevatten of zelfs helemaal onjuist zijn.
- Nieuw inzicht in de castra van Velsen. (AM. nr.1-2022)
Archeoloog Arjen Bosman is er nog steeds van overtuigd dat Velsen 1 het Romeinse fort Flevum was. Hij meent dat Velsen 2 geen castellum, maar een castra was. Werd de castra ook Flevum genoemd? 'Dat is mogelijk, misschien zelfs waarschijnlijk, maar we weten het eenvoudig niet.' Zoals helaas bij veel opgravingen verdween het merendeel van de vondsten zonder nader bestudeerd te zijn in depots, musea en zelfs bij particulieren. 'Ik ben ervan overtuigd dat beide castra in dezelfde tijd zijn gebouwd en met hetzelfde doel: een basis te creëren voor de inval in Brittannië die door Caligula werd gepland. De perioden van het bestaan van beide forten zou gelegen hebben tussen 39 en 47 na Chr. en 600 meter van elkaar gelegen hebben. 'Er zal ook uitwisseling tussen de twee forten zijn geweest. Maar bewijs ontbreekt. Er zijn geen opschriften bekend'. In dit artikel is de enkele keren sprake van 'mogelijk', 'waarschijnlijk' en 'vermoedelijk'. Ook wordt erkent 'dat bewijs ontbreekt'. te veel is gebaseerd op een aangenomen geschiedenis. De vraag is dan waarom de Romeinen binnen 8 jaar een nieuw fort bouwden op zo'n 600 meter verder? Overstromingen?. Om Velsen nu Castellum Flevum (zie daar) te noemen is een van de meerdere opties die in de loop der jaren gepasseerd zijn. Hoe je zonder bestudering van de vondsten dan zo zeker van je opvatting kunt zijn is een vraag. Castellum of Castra? In de geschreven bronnen is slechts sprake van een castellum, geen castra. Ook hier wordt Caligula er weer bijgehaald, terwijl wel vaststaat dat deze keizer vanuit Boulogne-sur-Mer de overtocht naar Brittannia plande. Lees meer over Velsen 1 en 2.
- De bakermat van de stad Antwerpen. (AM. nr.1-2022)
In de special in deze Magazine worden enkele opvattingen rondom het eerste ontstaan van Antwerpen herzien. Op diverse plaatsen van het grondgebied van de huidige binnenstad worden sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw archeologische sporen - vooral scherven - van een Gallo-Romeinse nederzetting aangetroffen: paalkuilen, waterputten en cultuurlagen uit de 2e en 3e eeuw n.Chr., twee 4e eeuwse munten, laat-Romeinse potscherven en een crematiegraf met bijgraven uit de 2e of 3e eeuw. Drie gouden munten uit de 7e eeuw. Twee van die munten dragen als plaats van fabricage de naam ANDERPVS, wellicht de vroegste naamsvermelding voor Antwerpen. Amandus zou op verzoek van de Merovingische koning Dagobert een kerk hebben. De plaats waar het vroege Amanduskerkje als symbool van het Merovingische Antwerpen en het bijbehorende centrum zich precies situeerden, blijft echter problematisch. Dat kerkje is verloren gegaan mogelijk in de Vikingperiode. Archeologisch werd er tot dusver nog geen enkel bewijs gevonden voor het bestaan van zo'n vroegmiddeleeuwse nederzetting met een zekere status op die plek. Van Vikingterreur is op archeologische vindplaatsen in Vlaanderen echter weinig te merken. Volgens Frankische schriftelijke bronnen zou Antwerpen in 836 door 'Noormannen' gebrandschat zijn, maar van deze aanvallen ontbreekt tot dusver elk archeologisch spoor. Ook hier zijn de archeologische sporen weer mager en problematisch om er een aansprekende geschiedenis mee aan te tonen. Men stapt in elk geval af van de fantasierijke sprookjesnaam 'Handwerpen' voor de herkomst van de naam Antwerpen. Zie afbeelding hiernaast van het wel gehandhaafde beeld van Brabo, die de hand van reus Antigoon afhakte om in de Schelde te werpen.
- Van Romeins tot Frans Woerden. (AM. nr.1-2022)
In de Romeinse tijd, rond 41 n. Chr., wordt in Woerden een castellum genaamd Laurium gesticht. De vroegste datering van het castellum is niet zeker. Het bestaan van dit eerste castellum is gebaseerd op materiële vondsten, historische bronnen en vergelijkingsonderzoek met andere castelIa. Laurium was een grensfort, een legerkamp van de Romeinen langs de Limes. De Limes was de noordgrens van het Romeinse Rijk en liep langs de Rijn (nu Oude Rijn). Het castellum werd dicht bij de Rijn gebouwd wat resulteerde in de overstroming van het fort. Mogelijk werden daarom de volgende castelIa (fasen) noordelijker gebouwd. Rond 69/70 n. Chr. ging Laurium waarschijnlijk in vlammen op tijdens de Bataafse Opstand. Zo blijkt uit een aanzienlijke hoeveelheid houtskool gevonden in grondsporen van het enige gebouw dat tot nu toe uit deze periode is terug-gevonden. Kort na de Bataafse Opstand wordt het castellum wederopgebouwd. Rond 175 wordt Laurium omgebouwd tot een stenen fort. Het fort en de directe omgeving worden meermaals opgehoogd vanwege overstromingen. Overstromingen zijn niet langer rampzalig. De Germaanse invallen rond 260 daarentegen wel. Rond 275 gaven de Romeinen Laurium mogelijk voorgoed op. Helaas lijken de laatste bewoningsfasen niet bewaard gebleven. Vanaf de 12e eeuw werd Woerden verder uitgebreid met een slot, wallen, grachten, kastelen en uiteindelijk stadsrechten (1372).
Ziet u ook hier weer het gat tussen Romeins Woerden en de 12e eeuw? Dat Romeins Woerden bestaan heeft is geen punt van discussie, wel dat het de naam Laurium gedragen zou hebben. Daarvoor ontbreekt elk aannemelijk bewijs. Lees meer over Romeins Laurium. Lees ook meer over de Bataafse Opstand en de overstromingen.
- De Romeinse heerbaan door de Lage Landen. (AM. nr.1-2022)
Robert Nouwen heeft een nieuw boek geschreven over dé Romeinse Heerbaan, de oudste weg door de Lage Landen, die dwars door Vlaanderen en Nederlands Limburg liep van west naar oost. Deze weg verbond de kuststad Boulogne-sur-Mer via Kassel, Tienen Tongeren, Maastricht, Heerlen met de Rijnstad Keulen. Hij maakte deel uit van een groot en complex netwerk van (water )wegen dat Rome verbond met de verste uithoeken van het Romeinse Rijk. Van de Romeinse weg Maastricht-Tongeren-Tienen-Kassel zijn maar weinig stukken in hun 'oorspronkelijke' landschappelijke toestand bewaard gebleven. Nouwen wijdt in zijn boek specifiek aandacht aan de geschiedenis van dat stuk heerbaan en koppelt daaraan tevens en terecht een pleidooi voor meer bescherming en onderzoek.
En juist deze zo belangrijke Romeinse weg, die op de taalgrens (zie daar) ligt, droeg de naam Limes en niet die weg langs de Rijn door Nederland, die immers in de 3e eeuw verlaten werd. En juist de wegen in België zouden op de Peutingerkaart ontbreken? Zie afbeelding hiernaast.
- Offers aan de goden? (AM. nr.1-2022) De vroegmiddeleeuwse schatvondst van Hezingen-Springdal (Twente).
Vroeg middeleeuwse munten worden met enige regelmaat gevonden in Nederland. Vaak gaat het om een enkel exemplaar. In het verleden zijn enkele schatvondsten gedaan, waarvan de context veelal onduidelijk is.
Opmerkelijk is dat de verschillende typen munten, die ook in datering verschillen, en de overige vondsten ruimtelijk gescheiden van elkaar liggen. Het is daarom waarschijnlijk dat de vondsten op verschillende momenten zijn achtergelaten. Het betreft dus geen muntschat die verstopt werd om redenen van veiligheid, de meest gangbare interpretatie van grote hoeveelheden vondstmunten. De samenstelling van de vondsten en de aangetroffen sporen geven aanleiding om de vindplaats te interpreteren als een pre-christelijke cultusplaats uit de Vroege Middeleeuwen. Dit type vindplaats uit deze periode wordt maar zelden aangetroffen in Nederland. Er worden nogal veel veronderstellingen gedaan in deze enkele regels tekst. Als deze vondsten zo zeldzaam zijn, is de vraag of er dus maar weinig inwoners waren of dat er wellicht weinig offers aan de goden werden gedaan. Staat er daarom een vraagteken in de kop van het artikel?
|