De historische geografie van de lage landen.
Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.

ARCHEOLOGIE Magazine.

Deze pagina wordt elke keer aangevuld na het verschijnen van een nieuw tijdschrift.

In het tijdschrift ARCHEOLOGIE Magazine dat 6x per jaar verschijnt, staan publicaties over recente archeologische opgravingen en bevindingen.
Het blad heet Archeologie Magazine, maar te vaak houden de auteurs zich niet bezig met archeologische beschrijvingen, maar met het schrijven van geschiedenis.

Zie ook bij Archeologie in Nederland.



We beperken ons op deze pagina tot de periode tussen de tijd van 56 v.Chr. tot 1200 n.Chr. en met name tot Nederland en Belgisch en Frans Vlaanderen.

Veel bevindingen bevestigen de visie van Albert Delahaye en waar de nieuwe opvattingen in strijd lijken met die visie geven we relevante kritiek.

Het woordgebruik in de artikelen geeft vaak al aan dat er de nodige twijfel bestaat omtrent de archeologische interpretaties, immers archeologie is interpreteren. Waar geschreven wordt in termen als 'mogelijk' of 'wellicht' zal onze conclusie zijn dat er geen bewijs voor de opvatting is en er dus feitelijk niets wordt toegevoegd aan de heersende opvattingen. De voorbeelden hiernaast spreken voor zich.

Wat we ook scherp in de gaten houden is dat veel archeologische bevindigen gebaseerd zijn op de klassieke teksten. Als voorbeeld kunnen we de bevindingen in de Betuwe noemen. Zolang men er spreekt over Bataafse vondsten gaat men dus klakkeloos uit van de onbewezen opvatting dat de Bataven in de Betuwe woonden. En dat is met geen enkele tekst ooit aangetoond. Integendeel, de teksten plaatsen de Bataven duidelijk in Noord-Frankrijk. Zie daarvoor bij Bataven.

Een speciale plaats in deze rubriek wordt ingeruimd voor hobby archeoloog Dick Roetman die elke keer over Romeins Nijmegen schrijft. In zijn artikelen beweert hij vaak met onbewezen aannamen de voor hem vaststaande feiten. Ook maakt hij in zijn artikelen soms pijnlijke fouten waaruit blijkt dat hij niet altijd de echte feiten kent. Zo is de promotie van zijn leermeester prof.J.E.Bogaers over de Romeinse tempel in Elst hevig ter discussie komen te staan, aangezien het geen Romeinse tempel bleek te zijn, maar een 'inlandse' en deze tempel niet uit de tijd voor de Opstand van de Bataven bleek te dateren, maar op zijn vroegst uit het jaar 100 na Chr. Zie bij J.E.A.T.Bogaers.

Het moet daarbij goed begrepen worden dat de aanwezigheid van de Romeinen in Nederland door Albert Delahaye allerminst wordt ontkend, wat hem te vaak verweten wordt. Echter de interpretatie van veel archeologische vondsten is aan een grondige herziening toe, zoals de naamgeving van de 'Romeinse plaatsen'. Het Romeinse Noviomagus was dezelfde plaats als het Karolingische Noviomagus en was dus niet Nijmegen maar Noyon.


Waar vooral op gelet moet worden is de volgorde van de vondsten in de opgravingsverslagen. Als er sprake is van vondsten uit de steentijd of Romeinse tijd die genoemd worden, blijkt daaruit te vaak dat er daarboven niets gevonden is uit de vroege Middeleeuwen. De oudste vondsten zitten uiteraard onder de jongere. Vindt men veel Romeins (zoals in Nijmegen) maar wordt er niets gevonden uit de Frankische tijd dat erboven moet zitten, dan blijkt dit gegeven meestal verzwegen te worden. Het toont in elk geval (zoals in Nijmegen) dat er geen continuiteit in bewoning heeft bestaan tussen de Romeinse tijd en de 12e eeuw.

Wat ook opvalt en nader beschouwd moet worden is het gebruik van bepaalde onbewezen aanduidingen of opvattingen bij opgravingen. Zo worden vondsten in de Betuwe te gemakkelijk 'Bataafs' genoemd en wordt iets te Nijmegen gevonden steeds als van 'Ulpia Noviomagus' gekwalificeerd. Dat de Bataven in de Betuwe woonden is, zoals hierboven aangegeven, een hypothese. En de naam Noviomagus voor Nijmegen is eveneens nooit aangetoond met enig bewijs. Het Ulpia Noviomagus was ook niet Nijmegen, maar Neumagen in Duitsland, waar (de latere keizer) Trajanus die de naam Ulpia voerde stadhouder was. In Nijmegen is hij nooit geweest, ook al is daar een deel van een zuil gevonden die aan hem wordt toegeschreven.

Artikelen waarin oude beweringen nog eens worden herhaald blijven buiten dit overzicht. Dat de archeologisch vastgestelde Romeinse nederzetting Castello Fectio geheten zou hebben (AM. nr.3 2017) is zo'n voorbeeld. De naam van dit Romeinse castellum is nergens door bewezen, ook niet door de Peutingerkaart, zoals altijd beweerd wordt. Daarop staat overigens niet Fectio, maar Fletione, wat een andere plaats was.

Uit veel geciteerde teksten kan opgemaakt worden dat de geschiedenis hard toe is aan een herschrijving. Veel opmerkingen van de aangehaalde auteurs komen niet overeen met de traditionele opvattingen.
Opvallend is dat Albert Delahaye van hen feitelijk gelijk krijgt ten aanzien van de Transgressies, de onjuist locatie van plaatsen en de continuïteit in de bewoning die in veel gebieden en op veel plaatsen niet bestaan heeft, zoals in Utrecht en Nijmegen (om maar de belangrijkste plaatsen te noemen).


Vanwege het overzicht en de leesbaarheid zijn alle artikelen (per jaar) genummerd. Deze nummering kan wijzigen door het tussenvoegen van nieuwe citaten.





Mozaieken van Romeinse schepen. Zowel de vorm en de boeg, als de riemen zijn geheel anders.











Een traditionele Romeinse trireem, met roeiriemen, spitse boeg en versierd achterdek.
Daarvan is op de "Zwammerdamschepen' niets te zien.

In het tijdschrift Archeologie Magazine vindt men veel voorbeelden die de visie van Albert Delahaye onderschrijven. We geven daarvan voorbeelden aan de hand van letterlijke citaten.

In het Commentaar (in rood) vindt U de conclusies die uit de citaten blijken. De volgorde van verwerking op deze pagina is van de jongste uitgave (bovenaan) naar oudste uitgave (onderaan).

Algemeen kunnen we stellen dat de archeologie te vaak bevooroordeeld is en in cirkelredeneringen werkt. Vindt men relicten in de Betuwe dan worden die meteen gekwalificeerd als 'Bataafs', omdat de historici meenden dat de Betuwe het land van de Bataven was. Als eerste moet bewezen worden dat de Betuwe ook werkelijk 'het land van de Bataven' was. En dat is tot heden nog NOOIT gebeurd! Zie bij Bataven. Ook is nog nooit vastgesteld wat de kenmerken zijn waaraan 'Bataafs aardewerk' (als voorbeeld) zou moeten voldoen. De cirkelredeneringen zijn wel duidelijk. De tekst van Tacitus die over de vestiging van de Bataven in het uiterste land van Gallia gaat, is altijd misverstaan. Het daarin genoemde eiland was beslist niet de Betuwe, dat als een eiland beschreven wordt dat aan de Oceaan ligt. Zie verder bij Tacitus.

De visie van Albert Delahaye.
Door de transgressie (zie daar) en de veenvorming was het grootste gedeelte van laag-Nederland lange tijd ontoegankelijk, dus onbewoonbaar. De geschiedenis die men er doorgaans plaatst blijkt een doublure van die in Noord-Frankrijk te zijn. Julius Caesar, Karel de Grote en St.Willibrord (om de belangrijkste te noemen) zijn nooit in Nederland geweest. Alle geschiedenis die met hen in Nederland terecht kwam was geïmporteerd vanuit Noord-Frankrijk. Daar stond het paleis van Karel de Grote in Noyon (het ware Noviomagus), was de bisschopszetel van St.Willibrord in Tournehem (Trajectum) en vonden de veldslagen van Julius Caesar tegen de Eburonen, Usipeten en Tencteren plaats.
De discussie die daarover in de Nederlanden altijd heeft bestaan, laten geen twijfel meer toe. De teksten zijn overduidelijk en plaatsen die hele geschiedenis ten zuiden van de taalgrens (zie daar).


"Het is opvallend dat in de Nederlandse Romeinse legerplaatsen met name spelden (fibulae) uit Gallië worden gevonden!" (Bron: AiN april 2017) Men gaat nu langzaam ontdekken waar de Nederlandse geschiedenis vandaan komt: uit Frankrijk!

De landschapsinrichting van de omgeving van de Rotterdamsebaan in Den Haag is vanaf de Romeinse tijd (vanaf de tweede helft van de 2e eeuw) tot op heden gelijk gebleven. In de Romeinse tijd werd in de 1e eeuw na Christus het terrein voor het eerst ontgonnen. In de 4e eeuw wordt het terrein verlaten en pas aan het eind van de 13e eeuw zijn er weer activiteiten binnen het gebied. (AM nr.6, 2018).
Ook in de omgeving van Den Haag ziet men 'het gat' in de geschiedenis van Nederland tussen de Romeinse tijd en de late Middeleeuwen.

ARCHEOLOGISCHE bevindingen.
In onderstaande citaten geven we zoveel mogelijk de letterlijke tekst weer. Soms hoeft er uit een heel artikel maar één of enkele zinnen te worden aangehaald. Het hele artikel kunt U in de aangegeven bron desgewenst zelf nalezen.
Gebruikte afkortingen in onderstande teksten: AM staat voor Archeologie Magazine; AiN voor Archeologie in Nederland, met AWN-bijlage; AoL voor Archeologie on Line.
Waar sprake is van een hypothese gaat het om een als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstelling.

Enkele citaten uit oudere Magazines:
  • Nota bene de vroegere stadsarcheoloog van Maastricht, Titus Panhuysen, heeft aangetoond dat niet Maasticht maar Nijmegen de oudste stad van Nederland is. (Archeologie Magazine nr.3.2005) Maar is dat ook zo? Panhuysen speelt tegen wil en dank, zoals hij dat zelf benadrukt, een centrale rol in die discussie over de oudste stad van Nederland. Hij zou het 'bewijs' hebben geleverd dat alleen Nijmegen recht heeft op deze titel, iets wat in 2005 bij het 2000-jarig bestaan van de stad benadrukt werd. Het gaat dan om de interpretatie van de in 1980 opgegraven Nijmeegse godenpijler (zie eigen foto hiernaast). Die noemde Panhuysen "een van Nijmegens historische kroonjuwelen" en "een monument dat met de vroegste stichting van de stad – onder keizer Tiberius – in verband gebracht kan worden". Dit werd door de Nijmegenaren aangegrepen als het ultieme bewijs dat Nijmegen dus de oudste stad van Nederland is, notabene bewezen door de Maastrichtse stadsarcheoloog! Panhuysen zelf wenst de betekenis van zijn woorden te nuanceren op grond van de uiteenlopende definities van het begrip ‘stad’, waardoor het niet mogelijk is beide stadswordingen op gelijk niveau naast elkaar te stellen. Maastricht is in Nederland bijzonder door zijn ononderbroken bewoningsgeschiedenis van 2000 jaar, maar was in de Romeinse tijd niet meer dan een vicus, die in de vierde eeuw werd vervangen door een castrum, dat in de vroege middeleeuwen doorgroeide naar een pre-stedelijke kern. Zelfs in de 'donkere' eeuwen van de 4e tot 7e eeuw kende Maastricht bewoning. Nijmegen kent geen ononderbroken bewoningsgeschiedenis. Van Nijmegen is bekend dat er gaten in de bewoning zitten, schrijft Archeologie Magazine nr.4, 2005. En welk bewijs vormt die Godenpijler? Gevonden in Nijmegen, maar slechts een gedeelte ervan. Waar is de rest? Prof.dr.J.de Vries schrijft daar in Archeologie Magazine 4, 2005 het volgende over: De conclusie van Panhuysen lijkt alleszins voorbarig. De "pijler van Nijmegen" is niet in zijn geheel teruggevonden. Dat zal ongetwijfeld mede de reden ervan zijn dat Panhuysen de betekenis van het monument in de vorm van veronderstellingen verwoordt. Illustratief daarvoor is de volgende zin uit zijn publicatie: 'Het is best mogelijk dat de Nijmeegse zegepijler een standbeeld van de Romeinse oppergod jupplter heeft gedragen, maar een keizerbeeid van de vergoddelijkte Augustus - wellicht in de gedaante van Juppiter ligt meer voor de hand. Als er echt een verband zou bestaan tussen Augustus en de stichting van Nijmegen, zou het dan niet bovendien in de lijn van de verwachtingen hebben gelegen dat de stad naar hem vernoemd zou zijn geweest, zoals Trier, Augusta Treverorum, en Autun, Augustodunum?

    De hele opvatting van Nijmegen als oudste stad blijkt gebaseerd te zijn op een onjuist geïnterpreteerde archeologisch vondst. En zoals elke archeoloog weet -of hoort te weten- sleepten de Romeinen met grafstenen en beelden door het hele Romeinse Rijk, wat al blijkt uit de steensoort van deze pijler die in Nederland onbekend is. Wat elders niet bewezen kan worden met een vondst, vormt deze vondst ook geen enkel bewijs ten gunste van Nijmegen.



    Archeologie magazine 2023


    1. Sint-Ursula en haar Goldene Kammer'. (AM.nr.3 2023, auteur Jan Kuiper)
      De geschiedenis van Sint-Ursula behoort tot de schilderachtigste heiligenlegenden van Europa. Het is een verhaal op het breukvlak van oudheid en Middeleeuwen met een rol voor de Hunnenkoning Attila bijgenaamd de Gesel Gods en verschillende vertakkingen naar de Nederlanden. Het cultuscentrum in Keulen is de aan Ursula gewijde basiliek met de Goldene Kammer: een plek die ook van belang is voor de 'prehistorie' van de archeologie. Ursula zou in Keulen omstreeks 450 haar einde hebben gevonden. Haar hoogstwaarschijnlijk geheel fictieve levensverhaal is vanaf de 10e eeuw in verschillende versies vastgelegd. Omdat Ursula als vroom christen was uitgehuwelijkt aan de heidense prins Aetherius, trok ze met 11.000 andere maagden naar Rome (in de oorspronkelijke verhalen was er sprake van slechts elf maagden). Op de terugreis werden allen bij Keulen op last van de Hunnenvorst Attila met pijlen doorboord: een massaslachting die in latere eeuwen leidde tot de verering van Ursula en haar heilige schare in grote delen van Europa.
      Dat latere aantal van 11.000 steunt op een vergissing, die goed van pas kwam bij de enorme hoeveelheid aangetroffen beenderen. In het Latijn wordt het aantal genoemd als XI.M.V. , ofwel undecim martyres virgines (elf maagdelijke martelaressen). Deze afkorting werd gelezen als undecim millia virginum (elfduizend maagden). Er ontstond al snel een drukke reliekenhandel in het opgegraven gebeente, die gepaard ging met de uitbreiding van de cultus over een groot deel van Europa. Om zoveel mogelijk relieken te verzamelen, ging men er in Keulen toe over om ook op andere sites beenderen op te graven. Het zal niet verwonderen, dat zich tussen de relieken van de 11.000 maagden schedels en beenderresten van mannen bevinden. Er zijn zelfs enkele schedels van honden gedetermineerd.
      Afbeelding hiernaast: 'Legende van het vrouwenschip' met de H. Ursula. Altaarreliëf, 15e eeuw.
      De Goldene Kammer is overigens een uit 1643 daterende toevoeging aan de basiliek. Zij is bij een verbouwing van de kerk gesticht door keizerlijk raadsheer Johann von Crane (of Krane) en zijn vrouw Verene Hegemihler, op de veronderstelde plek van Ursula's graf, ziedaar de oorsprong van de verering van de elfduizend maagden.

      Opmerking: Het hele verhaal hangt van legenden en onjuist gelezen teksten aan elkaar. Eindelijk komt de historische wereld tot bezinning en tot de conclusie dat op de hele geschiedenis van St.Ursula het nodige aan te merken is. Op grond van een onjuist gelezen tekst en het vinden van talloze beenderen kwam de reliekenhandel en daarmee de verspreiding van deze legende op gang. Maar legenden zijn geen historische zekerheden.
      Het verhaal van Ursula staat niet op zichzelf, maar is symbolische voor meer middeleeuwse legenden, zoals die van Cunera, maar ook van enkele predikers zoals Lebuinus en zelfs van Willibrord en Bonifatius aan wie allerlei wonderlijke verhalen zijn toegeschreven en die op grond van verkeerd begrepen plaatsnamen in de verkeerde streek terecht kwamen. Zo zou Bonifatius in één klap een Heilige Eik omgehakt hebben. Deze legende gelooft toch niemand meer? Heilige Eiken waren doorgaans toch niet de dunste boompjes.


    2. Een armband voor Hercules Magusanus. (AM.nr.2 2023, Jasper de Bruin).
      De spectaculaire ontdekking van een Romeinse tempel in Empel bij Den Bosch was een primeur, die tot dat moment (1990) nog geheim gebleven was. Het heiligdom in Empel bestond uit een tempel met daaromheen een omheiningsmuur. Aan de voorzijde van deze muur bevond zich een grote hal, wat het geheel een monumentale uitstraling gaf. Heel bijzonder waren vondsten als talloze munten en sieraden, metalen vaatwerk en zelfs een complete Romeinse helm, die op en rond het tempelterrein waren gevonden. Het neusje van de zalm was wel een klein verzilverd bronzen plaatje met een wijding aan de god Hercules Magusanus, de bekendste god van de Bataven. Hieruit kon worden afgeleid dat de Tempel van Empel een Herculesheiligdom was. Toeval of niet, het heiligdom van Herwen-Hemeling was ook aan deze godheid gewijd, hoewel daar ook altaren voor andere goden zijn gevonden. Enige tijd na de ontdekking van de tempel van Empel verscheen een bijzonder boek, dat een leesbaar overzicht bood voor het grote publiek: 'De tempel van Empel. Een Herculesheiligdom in het woongebied van de Bataven' (uit 1994). Deze publicatie omvatte echter niet alle gegevens en vondsten en een volledige publicatie van deze belangrijke Romeinse vindplaats ontbreekt nog tot op de dag van vandaag. In 2006 en 2007 werden bij werkzaamheden langs de A2 bij Empel nog nieuwe vondsten verzameld en er liggen bij verzamelaars in die regio nog talloze vondsten. In 2018 is een flink deel van het onderzoek alsnog deugdelijk gepubliceerd, maar helaas alleen online. In de collectie van het RMO bevindt zich een bijzondere vondst uit de tempel van Empel: een zilveren armband. Die is in augustus 1991 aangekocht van een verzamelaar. Het stuk zal ongetwijfeld ooit als offer in de tempei zijn achtergelaten. De armband heeft een maximale diameter van 9 centimeter. Centraal op de armband prijkt een medaillon met een dame. Ze heeft een kapsel in de stijl van de Severische keizerdynastie, te dateren tussen 193 en 235 na Chr. Misschien is het zelfs wel een van de keizerinnen zelf. Een van de bekendste Severische keizerinnen was Julia Domna, die ook de titel 'mater castrorum' (moeder van de legerkampen) droeg. Omdat de tempel van Empel veelvuldig door (oud-) soldaten werd bezocht, is het misschien niet gek dat er ook een armband is geofferd, waarop een voor het leger zo belangrijke dame staat afgebeeld. (Afbeelding hieronder afkomstig van dit artikel).

      In 1994 verscheen een publicatie van N.Roymans &T.Derks (eds.), 'De tempel van Empel. Een Herculis-heiligdom in het woongebied van de Bataven'. Opmerking: het bovenstaande artikel schets precies het probleem van de archeologie. Ondanks dat opgravingen nog niet zijn uitgewerkt, trekt men al conclusies op grond van onjuiste aannamen. Hier is ook duidelijk sprake van een cirkelredenering. Waarom is deze tempel 'Bataafs'? Ligt Empel in de Betuwe, wat toch altijd het woongebied van de Bataven was? Op grond waarvan is deze tempel 'Romeins'? Zouden de Bataven überhaupt een Romeinse tempel bouwen en nog wel buiten hun eigen woongebied? Of hadden de Romeinen een tempel gebouwd voor de Bataven die nog heidens waren? Hoe weet men dat er (oud-)soldaten offerden? Welke oudsoldaten dan? Die uit Rome? Waarom zou je een kostbare armband weggooien? Worden vergelijkbare kostbaarheden ook bij andere tempels gevonden? Waarom moest deze ontdekking geheim blijven? Twijfelden de archeologen ook aan eigen opvattingen?
      Maar waren het wel de resten van een tempel die hier gevonden werden? Hoe staat het dan met de resten van de tempel, gevonden in Elst? Hadden de Bataven dan meerdere tempels en vlak bij elkaar? Enkele onderzoekers, o.a.M.Holtman, meendee dat het resten van een gewone kerk zijn geweest uit de oertijd van het christendom.


    3. De dam bij Wijk bij Duurstede. Talloze sporen tussen Utrechtse heuvelrug en de Lek herinneren daaraan (AM.nr.1 2023).
      De hoge Lekdijk bij Wijk bij Duurstede verbergt een markant monument. In 1122 werd daar in de Rijn op de plek waar de rivier zich splitste richting Utrecht} een dam aangelegd die grote gevolgen had voor de stad Utrecht en haar omgeving. De dam wordt beschouwd als een van de oudste waterstaatkundige monumenten van ons land, met een niveau van watermanagement dat sinds de tijd van de Romeinen niet meer is vertoond. Ad van Schaik ging op zoek naar sporen van dit verborgen meesterwerk.
      Bedenker van de dam is de Utrechtse bisschop Godebald, bisschop van Utrecht van 1114 tot 1127. Doel van Godebald was de waterstand van de Rijn omlaag te brengen zodat deze niet meer jaarlijks buiten haar oevers kon treden. Ook wilde hij de laaggelegen moerassige gebieden tussen Wijk bij Duurstede en Utrecht ontginnen door ze te ontwateren en geschikt te maken voor de landbouw.
      Opmerking: in dit artikel komen weer enkele onjuiste opvattingen ter sprake, zoals de stadsrecht verlening aan Utrecht van bisschop Godebald. Het was geen stadsrecht, maar een tolrecht, een recht om tol te mogen heffen, een recht dat bovendien nog gedeeld moest worden met Muiden. Lees daarover meer in Jaarboek Oud-Utrecht 1995.
      Wat te weinig belicht wordt, hoewel wel genoemd, was de noodzaak van deze dam. Het bleek noodzakelijk tegen de jaarlijks meermalen voorkomende overstromingen en de moerassige toestand van het land. Die overtromingen, transgressies, waren ook de reden van het vertrek van de Romeinen uit os land in circa 260. De moerassige toestand van Nederland in alle eeuwen maakt veel gebeurtenissen in de geschiedenis volkomen onmogelijk, zoals de prediking van Willibrord en anderen. Wanneer gaat historisch en archeologisch Nederland dat eens inzien?


    4. Het minderbroeders-klooster van Dordrecht. (AM.nr.1 2023).
      In Museumpark Archeon draait alles om de vroegste geschiedenis van ons land. Voor deze periode vormt archeologisch onderzoek een voorname informatiebron. Bijna alle gebouwen in de museumcollectie zijn reconstructies.
      Opmerking: een kleine correctie blijkt noodzakelijk. Niet bijna alle gebouwen zijn reconstructies, maar alle gebouwen zijn reconstructies. In het Archeon wordt de bezoeker een vals beeld voorgehouden. Men heeft daar van alles uit de Romeinse tijd nagebouwd, niet naar voorbeeld van wat in Nederland werkelijk gevonden is, maar wat naar de opvatting van de archeologen ergens in het Romeinse rijk bestaan heeft. Het geheel is op basis van een eindeloze fantasie gebaseerd, vergelijkbaar met de Schoolplaat van Isings. Zie hier voor die betreffende schoolplaat.

      Archeologie magazine 2022


      1. Castellum Hoge Woerd. Archeologische monumentenzorg van wereldformaat. (AM. nr.6-2022) Dit castellum functioneerde van ongeveer 40 tot omstreeks 270 na Chr. Van dit castellum heeft men geen Romeinse naam, zoals die op de Peutingerkaart voorkomt. Het is een volgend voorbeeld dat die kaart niet over Nederland gaat. Hierbij ook een foto uit dit artikel van de opgravingen in 1982-83. Het maaiveld ligt nu 80 cm hoger (of is het meer als je de persoon vergelijkt?). Uit deze foto kunnen 2 zaken afleiden: 1. Het Romeinse maaiveld lag dus beduidend lager; er is een hele laag sedimenten afgezet op de Romeinse laag vanwege de transgressies; 2. de zwarte laag was dus geen brandlaag, maar een dik pakket veen en rivier- c.q. zeeklei. Lees meer over brandlagen.

      2. De draai van Hadrianus. Overeenkomsten tussen de Villa van Hadrianus en Forum Hadriani? (AM. nr.6-2022) (door Tom Buijtendorp) Lees meer over publicaties van Buijtendorp. Het komt er in dit artikel op neer dat die overeenkomsten er niet zijn. Vandaar dat vraagteken? En de draai heeft alles te maken met de richting waarin Forum Hadriani is aangelegd. Die voldoet niet aan de richting en inrichting van een Romeinse villa. Dat weet Buijtendorp maar al te goed. Hij schrijft er zijn boek over Forum Hadriani zelf over. Maar ook de naam is een fabel. Op de Peutingerkaart waar men zo graag naar verwijst en de naamgever van deze villa zou zijn, staat helemaal geen Forum Hadriani, maar Foro Adriani. Buijtendorp spreekt over de aanleg van een wandelpark in Voorburg dan ook van ".. als zodanig te koesteren met hooguit van subtile verwijzingen naar mogelijke verbanden".

      3. De glorietijd van de Friese Vrijheid. (AM. nr.5-2022) Het artikel handelt over de eigenzinnige, verdwenen wereld van het Noorden tussen 1000 en 1500. Het gaat feitelijk om de tijd na het jaar 1000, waar onze studie niet overgaat. Toch wordt er weer enkele onjuist verbanden gelegd, zoals met de Lex Frisionum die niet over Nederlands Friesland handelt, maar over het klassieke Frisia in Vlaanderen. Waarom zou Karel de Grote zich druk gemaakt hebben om de Friezen die buiten zijn rijk woonden en er een aparte wet voor gemaakt te hebben?

      4. Ontdekkingstocht door vestingstad Mememblik. (AM. nr.3-2022) Draagt het kasteel van Redboud terecht zij naam? Archeologen vonden namelijk nooit bewijzen van Radbouds aanwezigheid; de relatie Radboud en Medemblik is grotendeels gebaseerd op een kroniek uit 1517, geschreven 800 jaar na zijn dood. Die kroniek was het schrijfsel van Cornelius Aurelius die wel meer fabels in de geschiedenis heeft gelanceerd, zoals de verblijfplaats van de Bataven in Zuid-Holland.

      5. Begraven in een boomstam. (AM. nr.2-2022) Begraven in een boomstam blijkt uitzonderlijk te zijn. In het Belgische Munsterbilzen zijn 9 boomstamgraven gevonden, temidden van 68 graven. Waarom vonden liefst negen mensen hun laatste rustplaats in een boomstam, wat altijd en overaal uitzonderlijk was? Alleen Joost zal het weten. De ouderdom van de boomstamgraven kon wel worden achterhaald en bleken uit het tidvak tussen de 6-7e en 10e eeuw te komen. Een bot uit een graf werd met C-14 onderzoek tussen 716 en 949 n.Chr. gedateerd. Op het grafveld lag ook Gallo-Romeins bouwpuin en stukjes keramiek uit de 8e tot 10e eeuw. De marge tussen 6e tot 10e eeuw is wel erg ruim. Maar ziet U ook hier weer het hiaat tussen de Romeinse tijd en (zeg maar gerust) de 10e eeuw?

      6. Hazerswoude opnieuw verblijd met Romeinse vondsten. (AM. nr.2-2022) Lag bij Hazerswoude een Romeins fort, stelt de redactie? Naar de grensforten zelf is in het verleden al veel archeologisch onderzoek gedaan, maar over de gebieden tussen de forten is nog relatief weinig bekend. Een muntvondst bestaat uit munten uit 73-75, uit 82 en uit 166 na Chr. en een mantelspeld die dateert tussen 170 en 250. Het is goed mogelijk dat de munten in een zakje zaten, dat met de mantelspeld was dichtgemaakt. De vinder deed zijn ontdekking in een berg grond die afkomstig was uit een uitgegraven wegtracé. De locatie van deze muntvondst bevestigt het belang van de grensstreek. Over deze vondst, maar vooral de conclusies zijn de volgende opmerkingen te maken:
        1. Gevonden in een berg grond, afkomstig waar vandaan? Uit verplaatste relicten zijn geen harde conclusies te trekken.
        2. Met enkele munten en een mantelspeld kun je niet het bestaan van een fort bewijzen.
        3. Wel belang wordt met de vondst van drietal munten bevestigd?
        4. Tussen de datering van de oudste munten en de mantelspeld zit ruim 170 jaar. Hiermee wordt precies aangegeven dat munten ook eeuwen na de vermeende datum in de grond geraakt kunnen zijn. Op hoeveel andere munten is dat ook van toepassing? Lees meer over muntvondsten.
        5. Het veronderstelde fort (er zouden zelfs twee forten bestaan hebben) lag tussen Leiden en Alphen a/d Rijn. Was het wel een fort of een wisselstation voor paarden? De afstand tot Leiden was slechts 8 km, de afstand tot Alphen maar 6 km.
        6. Het veronderstelde fort staat niet op de Peutingerkaart. Waarom zo kort op andere forten, waar langs de Rijn op meerdere plaatsen grote gaten zitten?

      7. Domitianus in Leiden. (AM. nr.2-2022) Het gaat hier over een tentoonstelling over keizer Domitianus (89-96), die zelf nooit in Leiden is geweest. Er zijn enkele stempels gevonden met de crytische afkorting LXGPFD, waarbij de D in spiegelbeeld is afgebeeld. Was het Legio X Gemina Pia Fidelis Domitiana, zoals Jasper de Bruijn verondersteld? Waarom dan de D in spiegelbeeld? Zou een keizer dat geaccepteerd hebben, als hij juist zijn waardering van dat legioen heeft uitgesproken door de toekenning van zijn eretitels? In 96 na Christus werd keizer Domitianus vermoord. Hierna besloot de senaat in Rome dat alle herinneringen aan de voormalige keizer moesten worden uitgewist, de zogeheten damnatio memoriae. In Nijmegen werden de dakpannen van het tiende legioen voortaan alleen nog voorzien van stempels met de afkorting PF, zonder de D. Het is natuurlijk maar de vraag of hiermee de herinnering aan Domitianus echt werd uitgewist: iedereen wist immers precies wie deze eretitels had toegekend. De reden waarom de D in spiegelbeeld staat is onbekend. De vraag is dus of die omgekeerde D wel betrekking had op keizer Domitianus? Hier wordt dus weer geschiedenis geschreven zonder konkrete bewijzen en zal 'een onbekende reden' weer een eigen geschiedenis gaan vormen.

      8. Kennemerland in metaalvondsten. (AM. nr.2-2022) Herman Zomerdijk (1947-2014) verzamelde in de loop der jaren duizenden metalen objecten. Hij zocht de Noord-Hollandse akkers, duinen en stranden af met zijn metaaldetector. Zomerdijk werkte op zorgvuldige wijze, verkocht of ruilde zo goed als nooit vondsten en noteerde in veel gevallen heel secuur de precieze vindplaats en vondstomstandigheden. Zijn collectie bestaat uit zo'n 3000 objecten en vormen een aanvuling op ons beeld van de geschiedenis en archeologie van Noord-Holland en vooral Kennemerland. In Kennemerland was de Abdij van Egmond in de Late Middeleeuwen een belangrijk pelgrimsoord. De publicatie is online te raadplegen via de website van het archeologisch depot van de provicie Noord-Holland. Helaas wordt ook op de website geen eenvoudige overzicht gegeven van de vondsten. Wordt hiermee ook erkend dat de abdij van Egmond niet uit de vroege middeleeuwen (dus voor 1050) bestond?

      9. ww.caudicara.nl (AM. nr.2-2022). In een advertentie wordt verwezen naar het boek "Waar is Nehalennia zonder schip?"
        In 1970 werd, met de vondst van vele Nehalennia votiefstenen de meest complete tempelvondst uit de Romeinse periode boven water gehaald. De Nehalennia-tempel opende in 2005 in Colijnsplaat. Marien onderzoek leverde daarna het bewijs dat vanuit de Romeinse havenstad Ganuenta (Colijnsplaat) Romeinse schepen voeren richting Brittannia. De vondst van twee Romeinse schepen in de Londense Black Friars leverde nautisch expert Ludo Van WeU de basics voor reconstructie van de Caudicaria Navis. Het schip waarmee de Romeinen overtochten maakten. Auteur Dimp Nelemans ontdekte dat Nehalennia, als godin van de Zeevaarders, daarbij een cruciale rol vervulde. De reconstructie Caudicaria ligt naast de Nehalenniatempel in Colijnsplaat. Zie www.caudicaria.nl. Dat Dimp Nelemans dit allemaal zelf ontdekte is maar de vraag. Over de Nehalennia-altaren is al het nodige geschreven. Maar dat Colijnsplaat het onbekende Ganuenta was is een nooit feitelijk bewezen overonderstelling, dus een hypothese. Lees meer over Nehalennia.

      10. Sporen van de Hanze. (AM. nr.2-2022) Lübeck en Wismar: twee beroemde Hanzesteden.
        In dit artikel worden de geschiedenis van de Hanze beschreven die op plek 9 in de Canon van de Nederlandse geschiedenis voorkomt. We gingen op onderzoek uit in het noorden van Duitslan, de bakermat van de Hanze. In het artikel wordt wel verwezen naar een artikel in Magazine 4 van 2021, maar niet specifiek vermeld dat de KOGGE, die hèt schip van de Hanze was, uit Vlaanderen kwam. Daarom vermelden we het hier nog eens.

      11. Hoe een wijaltaar onvindbaar bleef. (AM. nr.2-2022) Column van Herman Clerincx.
        Tongeren bezit een reconstructie (?) van het wijaltaar waaruit blijkt dat de stad een heus Romeins municipium was: een uiterst belangrijk centrum. Zie afbeelding hiernaast. Maar met het wijaltaar is heel wat aan de hand. In een tuin (?) was een wijaltaar met deze tekst ontdekt: 'I(ovl) O(ptimo) M(aximo) et Genio Mun(ictpli) Tung(rorum) Cat(ius?) Drousus sal(arius, -inator, -samentarius) Men(apiorum) v(otum) s(olvit) l(ibens) m(erito)'. De vertaling (?) is: 'Voor lupiter Optimus Maximus en de Genius van het municipium Tungrorum heeft Catius Drousus, zouthandelaar der Menapiërs, gaarne en met reden zijn gelofte ingelost'.
        De zouthandelaar sprak over het municipium Tongeren. Eindelijk was het bewijs geleverd! Romeins Tongeren hoorde tot het selecte groepje municipium-steden. Onderzoeker en auteur Vanvinckenroye schreef er een artikel over en leverde er een foto en tekening van het altaar bij. Maar daarmee was de kous af en viel geleidelijk alles stil. Het altaar bleek privébezit en werd nergens getoond (?). Zelfs toen de toonaangevende classica Marie-Thérèse Raep-saet-Charlier in 1995 het wetenschappelijke artikel over het altaar verzorgde, moest ze naar verluidt zich op de foto en tekening baseren (?). Toen ikzelf in 2014 voor mijn boek 'Romeinse sporen' informeerde waar ik het wijaltaar kon fotograferen, werd me geantwoord dat de steen ontoegankelijk (?) was. De naam van de eigenaar (?) kreeg ik niet te horen. Bizar. Een belangrijk Romeins wijaltaar dat schroomvallig (?) verborgen (?) blijft. Wat schuilt daarachter? Niemand (?) schijnt het te weten, of het te willen (?) zeggen. Geleidelijk belandden deze vragen in het vergeetboek. Tot onlangs (?) de stad Tongeren besloot een replica (?) van het altaar te vervaardigen. Ook daarvoor moesten de makers zich beperken tot de ene (?) foto en de ene tekening (?) uit 1994, aangevuld met algemene kennis over Romeinse wijaltaren. Daardoor kan op dit ogenblik niemand (?) vertellen of en in welke mate, de reconstructie (?) correct (?) is. Om toeristen te lokken (?) en de luister van Romeins Tongeren (?) kracht bij te zetten, voldoet deze replica natuurlijk ruimschoots. Maar wie de oudheid wil bestuderen, blijft met een lege maag aan tafel achter (?). Hopelijk wil de eigenaar (?) alsnog het altaar vrijgeven. Dit is een oproep.
        Er zijn nogal wat vragen (?) te stellen over deze wij-altaarsteen. Op een onbekend wij-altaar met een raadselachtige tekst baseert Tongeren dus het belangrijke gegeven of het wel of niet een municipim was. Is er tweede bewijs ter verificatie? Als je alles tussen ( ) overslaat, dat zijn immers interpretaties, dan staat er op die onbekende steen (zie afbeelding links): I O M - ET GENIO - MVN T VNG - CAT DROVSVS - SAL MEN - V S L M. (de - geven de verschillende regels aan). Het gaat wel vaker met gedenkstenen die een replica zijn en waarvan de vraag is of ze, en in hoeverre ze, aangepast zijn aan de opvattingen van de archeoloog. Zo is op deze steen de afstand tussen de T en VNG (regel 3) opvallend groter dan tussen andere letters. En slechts op de letters MVN T VNG baseert Tongeren dit belangrijke gegeven van Municipium. Zie als voorbeeld J.E.Bogaers met zijn manipulatie van Romeinse opschriften, zoals op de gedenksteen van Ruimel of over de letters DMB, waar hij zondermeer 'Decurio Municipii Batavorum' van maakt.

        Informatie van het plaatselijk Gallo-Romeinse Museum in Tongeren: Tongeren heeft een replica laten maken van een stenen altaar dat 30 jaar geleden werd opgegraven. Het toont aan dat Tongeren in de tweede eeuw na Christus ook al een echte stad was. Dat Tongeren een Romeinse stad is, stond natuurlijk al als een paal boven water. Maar over de exacte status van Tongeren in de Romeinse tijd bleef er nog lange tijd onduidelijkheid. Tot in 1990, want toen werd in de Rode Kruislaan in Tongeren een bijna perfect bewaard Romeins altaar met een opschrift gevonden. Het altaar was opgedragen aan Jupiter en aan de beschermgeest van de stad, vermeld als 'het municipium van de Tungri'.
        De stad liet een replica van het altaar maken in Franse kalksteen en die heeft nu een mooi plekje gekregen op de toeristische dienst van Tongeren. "Op deze manier verwelkomen wij de talrijke bezoekers aan het 'municipium Tungrorum'", glundert schepen van Toerisme An Christiaens. "Het wordt een soort welkomststeen."

        Het is een typisch voorbeeld van hoe het toerisme boven de historische waarheid wordt gesteld. Met een replica valt namelijk niets te bewijzen. Dat de letters TVNG betrekking zouden hebben op Tongeren moet met een tweede bron eerst bewezen worden. Of was het toch Douai, dat immers tot het gebied van de Menapiërs hoort?

        Atuatuca Tungrorum wordt wel vereenzelvigd met Atuatuca waar Julius Caesar tegen Ambiorix streed. Maar de meeste onderzoekers zijn het er heden wel over eens dat deze plaats niet Tongeren was, maa ergens anders lag. Mogelijke plaatsen zijn Berg (een deelgemeente in de buurt van Tongeren), het Plateau van Caestert, een versterking bij Thuin, Limburg, Spa-Balmoral, Dolembreux, Fort Battice (Luik), Chaudfontaine en Stolberg-Atsch of zelfs niet in België, maar in Noord-Frankrijk. Immers Atuatuca werd belegerd door Julius Caesar en prof.H.Thoen heeft vastgesteld dat Julius Caesar nooit in België is geweest. Lees meer over Julius Caesar. Door de Eburonen niet in Limburg te plaatsen, maar in Noord-Frankrijk -ten zuiden van het Kolenwoud- wordt de hele geschiedenis rondom de belegring van Atuatica ook naar het zuiden verplaatst.

      12. Villa non modica. (AM. nr.2-2022) Romeins overslagstation en vroegmiddeleeuwse versterking.
        Wie heeft er nog nooit van Dorestad gehoord? Deze bij Wijk bij Duurstede gelegen voormalige vroegmiddeleeuwse handelsnederzetting figureert in tal van boeken en is door J.H. Isings vereeuwigd op een schoolplaat. Ook een deel van de speelfilm Redbad speelt zich hier af. En kortgeleden nog figureerde Dorestad in de NTR-serie Het verhaal van Nederland. Maar de bodem van Wijk bij Duurstede herbergt veel meer dan alleen resten van Dorestad.
        In de late 2e/3e eeuw werd aan de weg een militair overslagstation gebouwd. Dit station bestond uit gebouwen binnen een rechthoekig greppelsysteem en diende onder meer voor de verversing van paarden en als overslagpunt voor voedseltransporten. Over dit soort militaire posten weten we nog maar weinig. De Geer is een van de weinige plaatsen in Nederland die in de loop van de 3e en 4e eeuw niet werd verlaten. Toegegeven, in de periode neemt het aantal vondsten ook hier af, maar ze ontbreken niet. Sterker nog, de meeste munten dateren uit de 4e eeuw. In deze en de volgende eeuw stonden er gelijktijdig twee tot vier boerderijen. De vondsten wijzen op nieuwkomers. mogelijk Franken van over de Rijn. In de loop van de 7e eeuw werd begonnen met de aanleg van een greppelsysteem. In het midden hiervan stond een voor die tijd opvallend groot houten gebouw. Binnen de omgreppeling lag ook een grafveld van minimaal 48 individuen. De graven kunnen globaal in de 7e-8e eeuw worden gedateerd. Het omgreppelde terrein was mogelijk de woonplaats van een lokale grootgrondbezitter en zijn onderhorigen. Het zou de villa non modica kunnen zijn, die in het jaar 863 in de annalen wordt vermeld. In deze 'niet onaanzienlijke villa' zochten inwoners van Dorestad hun toevlucht tijdens een Vikingaanval. Er vielen vele doden en Dorestad brandde. Een dergelijk complex is niet alleen uniek voor Nederland, maar voor heel Noordwest-Europa.
        Er wordt nogal veel beweerd in dit artikel. Allereerst is nooit vastgesteld dat de opgegraven nederzetting in Wijk bij Duurstede Dorestad was. Die nederzetting voldoet niet aan alle beschrijvingen in de historische bronnen, maar was de plaats Munna van vissers en jagers. Lees meer over Dorestad en Munna. Op grond van muntvondsten (welke munten? van Romeinen? van Frankrn?) kun je ook niets bewijzen. Waarom staat deze plaats niet op de Peutingerkaart als die zo belangrijk was? Twee of vier boerderijen? Van Vikingaanvalle is in Wijk bij Duurstede nooit iets gebleken en ook nooit iets van bewezen. Zwarte bodem bewijst niets over brand. Lees meer over zwarte lagen. Het hier genoemde villa non modica was niet de nederzetting Wijk bij Duurstede die immers in 863 ophield te bestaan en zeker niet mer aanzienlijk was. Het was op grond van de complete tekst de Noord-Franse paats Nemetacum ofwel Arras (=Atrecht).

        De tekst uit 863 luidt als volgt: De Noormannen kwamen in de maand januari over de Renus (dat is de Schelde) per schip tot bij Colonia (=Coulogne bij Calais) en na de haven, die Dorestadum (=Audruicq) wordt genoemd, ontvolkt te hebben, bereikten zij de stad Nonmodoca (Nemetacum = Atrecht), waarheen de Frisii (Vlamingen) gevlucht waren. Daar doodden zij veel handelaars van de Frisii (Vlamingen) en met veel gevangenen bereikten zij een eiland bij de burcht van Neussium (=Noisy-le-Grand ten oosten van Parijs).
        Bronnen: Annales Bertiniani, HdF, VII, p. 80 en Hincmari Remensis Annales, MGS, I, p. 459.

        Nota: De tekst bevat meerdere bewijzen tegen de mythe van Wijk bij Duurstede, d.w.z. de Schelde, Coulogne en Atrecht en het feit dat de nederzetting in Wijk bij Duurstede in 863 ophield te bestaan, zoals algemeen wordt aangenomen. Nonmodoca wordt door W.van Es (zie artikel over “Dorestad ” , biz. 195) vertaald met “niet onbelangrijke nederzetting”, omdat er even verder in de tekst staat “non modica populi multitudine” - een niet geringe menigte volks. De naam is een variant van Nemetacum - Atrecht. Deze tocht van de Noormannen heeft natuurlijk niet op de Rijn plaats gevonden; dan zou Keulen (wat men ervan heeft gemaakt) niet het eerst genoemd zijn. Dorestadum lag derhalve tussen Coulogne en Atrecht; ergo is het Audruicq. Neussium is evenmin het Duitse Neuss. Nonmodoca kan dus niet Dorestad zijn, dat immers al genoemd werd. Waarom zouden de Friezen naar Dorestad vluchten als juist Dorestad geplunderd werd?
        Door het geven van halve teksten of zelfs maar enkele woorden, moeten de interpretaties maar de halve waarheid bevatten of zelfs helemaal onjuist zijn.

      1. Nieuw inzicht in de castra van Velsen. (AM. nr.1-2022) Archeoloog Arjen Bosman is er nog steeds van overtuigd dat Velsen 1 het Romeinse fort Flevum was. Hij meent dat Velsen 2 geen castellum, maar een castra was. Werd de castra ook Flevum genoemd? 'Dat is mogelijk, misschien zelfs waarschijnlijk, maar we weten het eenvoudig niet.' Zoals helaas bij veel opgravingen verdween het merendeel van de vondsten zonder nader bestudeerd te zijn in depots, musea en zelfs bij particulieren. 'Ik ben ervan overtuigd dat beide castra in dezelfde tijd zijn gebouwd en met hetzelfde doel: een basis te creëren voor de inval in Brittannië die door Caligula werd gepland. De perioden van het bestaan van beide forten zou gelegen hebben tussen 39 en 47 na Chr. en 600 meter van elkaar gelegen hebben. 'Er zal ook uitwisseling tussen de twee forten zijn geweest. Maar bewijs ontbreekt. Er zijn geen opschriften bekend'. In dit artikel is de enkele keren sprake van 'mogelijk', 'waarschijnlijk' en 'vermoedelijk'. Ook wordt erkent 'dat bewijs ontbreekt'. te veel is gebaseerd op een aangenomen geschiedenis. De vraag is dan waarom de Romeinen binnen 8 jaar een nieuw fort bouwden op zo'n 600 meter verder? Overstromingen?. Om Velsen nu Castellum Flevum (zie daar) te noemen is een van de meerdere opties die in de loop der jaren gepasseerd zijn. Hoe je zonder bestudering van de vondsten dan zo zeker van je opvatting kunt zijn is een vraag. Castellum of Castra? In de geschreven bronnen is slechts sprake van een castellum, geen castra. Ook hier wordt Caligula er weer bijgehaald, terwijl wel vaststaat dat deze keizer vanuit Boulogne-sur-Mer de overtocht naar Brittannia plande. Lees meer over Velsen 1 en 2.

      2. De bakermat van de stad Antwerpen. (AM. nr.1-2022) In de special in deze Magazine worden enkele opvattingen rondom het eerste ontstaan van Antwerpen herzien. Op diverse plaatsen van het grondgebied van de huidige binnenstad worden sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw archeologische sporen - vooral scherven - van een Gallo-Romeinse nederzetting aangetroffen: paalkuilen, waterputten en cultuurlagen uit de 2e en 3e eeuw n.Chr., twee 4e eeuwse munten, laat-Romeinse potscherven en een crematiegraf met bijgraven uit de 2e of 3e eeuw. Drie gouden munten uit de 7e eeuw. Twee van die munten dragen als plaats van fabricage de naam ANDERPVS, wellicht de vroegste naamsvermelding voor Antwerpen. Amandus zou op verzoek van de Merovingische koning Dagobert een kerk hebben. De plaats waar het vroege Amanduskerkje als symbool van het Merovingische Antwerpen en het bijbehorende centrum zich precies situeerden, blijft echter problematisch. Dat kerkje is verloren gegaan mogelijk in de Vikingperiode. Archeologisch werd er tot dusver nog geen enkel bewijs gevonden voor het bestaan van zo'n vroegmiddeleeuwse nederzetting met een zekere status op die plek. Van Vikingterreur is op archeologische vindplaatsen in Vlaanderen echter weinig te merken. Volgens Frankische schriftelijke bronnen zou Antwerpen in 836 door 'Noormannen' gebrandschat zijn, maar van deze aanvallen ontbreekt tot dusver elk archeologisch spoor. Ook hier zijn de archeologische sporen weer mager en problematisch om er een aansprekende geschiedenis mee aan te tonen. Men stapt in elk geval af van de fantasierijke sprookjesnaam 'Handwerpen' voor de herkomst van de naam Antwerpen. Zie afbeelding hiernaast van het wel gehandhaafde beeld van Brabo, die de hand van reus Antigoon afhakte om in de Schelde te werpen.

      3. Van Romeins tot Frans Woerden. (AM. nr.1-2022) In de Romeinse tijd, rond 41 n. Chr., wordt in Woerden een castellum genaamd Laurium gesticht. De vroegste datering van het castellum is niet zeker. Het bestaan van dit eerste castellum is gebaseerd op materiële vondsten, historische bronnen en vergelijkingsonderzoek met andere castelIa. Laurium was een grensfort, een legerkamp van de Romeinen langs de Limes. De Limes was de noordgrens van het Romeinse Rijk en liep langs de Rijn (nu Oude Rijn). Het castellum werd dicht bij de Rijn gebouwd wat resulteerde in de overstroming van het fort. Mogelijk werden daarom de volgende castelIa (fasen) noordelijker gebouwd. Rond 69/70 n. Chr. ging Laurium waarschijnlijk in vlammen op tijdens de Bataafse Opstand. Zo blijkt uit een aanzienlijke hoeveelheid houtskool gevonden in grondsporen van het enige gebouw dat tot nu toe uit deze periode is terug-gevonden. Kort na de Bataafse Opstand wordt het castellum wederopgebouwd. Rond 175 wordt Laurium omgebouwd tot een stenen fort. Het fort en de directe omgeving worden meermaals opgehoogd vanwege overstromingen. Overstromingen zijn niet langer rampzalig. De Germaanse invallen rond 260 daarentegen wel. Rond 275 gaven de Romeinen Laurium mogelijk voorgoed op. Helaas lijken de laatste bewoningsfasen niet bewaard gebleven. Vanaf de 12e eeuw werd Woerden verder uitgebreid met een slot, wallen, grachten, kastelen en uiteindelijk stadsrechten (1372). Ziet u ook hier weer het gat tussen Romeins Woerden en de 12e eeuw? Dat Romeins Woerden bestaan heeft is geen punt van discussie, wel dat het de naam Laurium gedragen zou hebben. Daarvoor ontbreekt elk aannemelijk bewijs. Lees meer over Romeins Laurium. Lees ook meer over de Bataafse Opstand en de overstromingen.

      4. De Romeinse heerbaan door de Lage Landen. (AM. nr.1-2022) Robert Nouwen heeft een nieuw boek geschreven over dé Romeinse Heerbaan, de oudste weg door de Lage Landen, die dwars door Vlaanderen en Nederlands Limburg liep van west naar oost. Deze weg verbond de kuststad Boulogne-sur-Mer via Kassel, Tienen Tongeren, Maastricht, Heerlen met de Rijnstad Keulen. Hij maakte deel uit van een groot en complex netwerk van (water )wegen dat Rome verbond met de verste uithoeken van het Romeinse Rijk. Van de Romeinse weg Maastricht-Tongeren-Tienen-Kassel zijn maar weinig stukken in hun 'oorspronkelijke' landschappelijke toestand bewaard gebleven. Nouwen wijdt in zijn boek specifiek aandacht aan de geschiedenis van dat stuk heerbaan en koppelt daaraan tevens en terecht een pleidooi voor meer bescherming en onderzoek. En juist deze zo belangrijke Romeinse weg, die op de taalgrens (zie daar) ligt, droeg de naam Limes en niet die weg langs de Rijn door Nederland, die immers in de 3e eeuw verlaten werd. En juist de wegen in België zouden op de Peutingerkaart ontbreken? Zie afbeelding hiernaast.

      5. Offers aan de goden? (AM. nr.1-2022) De vroegmiddeleeuwse schatvondst van Hezingen-Springdal (Twente).
        Vroeg middeleeuwse munten worden met enige regelmaat gevonden in Nederland. Vaak gaat het om een enkel exemplaar. In het verleden zijn enkele schatvondsten gedaan, waarvan de context veelal onduidelijk is.
        Opmerkelijk is dat de verschillende typen munten, die ook in datering verschillen, en de overige vondsten ruimtelijk gescheiden van elkaar liggen. Het is daarom waarschijnlijk dat de vondsten op verschillende momenten zijn achtergelaten. Het betreft dus geen muntschat die verstopt werd om redenen van veiligheid, de meest gangbare interpretatie van grote hoeveelheden vondstmunten. De samenstelling van de vondsten en de aangetroffen sporen geven aanleiding om de vindplaats te interpreteren als een pre-christelijke cultusplaats uit de Vroege Middeleeuwen. Dit type vindplaats uit deze periode wordt maar zelden aangetroffen in Nederland. Er worden nogal veel veronderstellingen gedaan in deze enkele regels tekst. Als deze vondsten zo zeldzaam zijn, is de vraag of er dus maar weinig inwoners waren of dat er wellicht weinig offers aan de goden werden gedaan. Staat er daarom een vraagteken in de kop van het artikel?


  • Archeologie magazine 2021


    1. TV-serie Het Verhaal van Nederland op NPO1. (AM. nr.6-2021). Het Verhaal van Nederland vertelt het verhaal van het land waarin we wonen, vanaf het moment dat de eerste bewoners zich er vestigden tot nu. In een 10-delige televisie-serie, vanaf 2 februari 2022 op NPO1, neemt acteur en verteller Daan Schuurmans de kijker mee langs de hoogte- en dieptepunten van onze geschiedenis. Wij hebben voor U aflevering 2 en 3 zorgvuldig bekeken en gerecenseerd. Het blijft helaas te veel bij de traditionele, maar achterhaalde opvattingen. Ook komen er nogal veel onvolkomenheden en onjuistheden voor in deze aflveringen. Is het wel ons verhaal? Lees meer over Het Verhaal van Nederland.

    2. Het Rome van keizer Domitianus. (AM. nr.6-2021). De special in deze Archeologie Magazine gaat over keizer Domitianus (keizer van 81 tot zijn moord in 96). In de 'Nederlandse' geschiedenis is hij steeds vrij onbekend gebleven. Zijn opvolgers Trajanus (98-117) en Hadrianus (117-138) stonden meer in de belangstelling van historici omdat zij in Nederland geweest zouden zijn. Maar dat zijn helaas onbewezen opvattingen. Lees meer over Trajanus en Hadrianus. Wat uit deze special ook blijkt is dat er met de geschiedenis gemarchandeerd is. Veel van de beelden van deze keizer zijn later 'omgekat' naar de nieuwe heerser Nerva. De in de traditie onbeminde keizer blijkt toch aansprekende activiteiten te hebben ontwikkeld waarmee hij niet onderdoet voor veel van zijn collega's. Maar die activiteiten zijn altijd ondergeschoven geweest. Dat is de ironie van de geschiedenis: we weten slechts wat de machthebbers ons wilden laten weten en niet exact wat geschied is. Het zou juist dè taak van historici geweest moeten zijn om dit 'marchanderen' met de geschiedenis te doorzien. Echter, zij hebben het niet doorzien of het niet willen doorzien om vooral hun eigen gelijk te kunnen handhaven.

    3. Vijftig jaar Zwammerdamschepen. Do you remember? (AM. nr.6-2021). 'De vondst in Zwammerdam betekende het begin van een rijke Nederlandse onderzoekstraditie naar de scheepsbouw, binnenvaart en handel langs de Iimes', zegt archeoloog Tom Hazenberg. Hij haalde samen met directeur van Museumpark Archeon, Jack Veldman, de Zwammerdamschepen terug naar Alphen aan den Rijn. Hij vervolgt: 'Er volgden opgravingen van vergelijkbare platbodems in Kapel-Avezaath, Druten en Woerden. Nu, vier decennia later. zijn langs de Rijn-Iimes van Zwammerdam tot aan Utrecht-Leidsche Rijn ongeveer twintig Romeinse scheepswrakken bekend. De schepen met hun hout, ijzeren nagels. breeuwsel, gebruiksobjecten, lading en de vondstcontext, bieden buiten-gewone mogelijkheden voor onderzoek. Ze zijn typerend voor de Neder-Germaanse Iimes als riviergrens, die diende als een vitale transportbaan tussen het Germaanse en Gallische achterland met de Noordzee. De schepen speelden dan ook een hoofdrol in de nominatie van de Neder-Germaanse limes tot UNESCO Werelderfgoed.' Lees meer over de nominatie tot UNESCO Werelderfgoed. Lees meer over de Zwammerdamschapen in Archeologie Magazine 1 van 2021

    1. Een archeologische tijdreis door Nederland. (AM. nr.5-2021). Op de website www.archeologieopdekaart.nl worden ruim 270 vondsten uit de Nederlandse bodem getoond en maakt men een archeologische tijdreis door tien historische perioden. Op zich allemaal interessant, immers archeologische vondsten liegen niet. Echter de verhalen eromheen moeten hier en daar gecorrogeerd worden. Er wordt nogal veel beweerd wat nooit bewezen is, zoals over de mantelspeld van Dorestad.

    2. Oog in oog met historische sporen in Zeeuws-Vlaanderen. (AM. nr.5-2021). De eerste duidelijke aanwezighei:d van de Romeinen wordt gedateerd rond het jaar 170. Toen bouwden zij, op een hoger gelegen zandrug, aan een kanaal dat toegang gaf tot een van de toenmalige mondingen van de Schelde, hun eerste houten fort. Uit latere inscripties kennen we ook de naam van dit fort: Rodanum. Rond 190 verscheen op vrijwel dezelfde plek een heel nieuw fort (castellum). Omstreeks 240 werd dit kamp verwoest en verlaten. Rond 260 werd op dezelfde plaats een nieuw fort gebouwd, nu omgeven door een stenen verdedigingsmuur met ronde torens en een vijftien meter brede natte gracht. Dit laatste fort bleef in gebruik tot ongeveer 290. Uit dit alles is duidelijk dat Romeins Aardenburg een belangrijke rol moet hebben gespeeld in het Romeinse kustverdedigingssysteem. Het is een van de weinige forten van dit systeem waarvan de resten gelokaliseerd zijn. Andere forten, waaronder Brittenburg dat aan de monding van de Rijn bij Katwijk lag, zijn intussen door de zee verzwolgen. Van het Romeinse Aardenburg is helaas in het straatbeeld weinig terug te vinden. Romeins Aardenburg past geheel in het beeld van Romeins Nederland: er is niets van teruggevonden. Alles is door de zee verzwolgen. En dan blijven historici de transgressies toch nog steeds ontkennen

    3. Romeinse schrijfplankjes geven steeds meer geheimen prijs. (AM. nr.5-2021). In Nederland zijn meer dan 200 houten schrijfplankjes uit de Romeinse tijd gevonden. Het probleem is echter dat, op een enkele uitzondering na, de teksten op deze schrijfplankjes nooit zijn bestudeerd. De plankljes werden hergebruikt wat ertoe geleid heeft dat vaak meerdere teksten door elkaar in de houten plankjes zijn doorgedrukt. Zo is een van de bekendste schrijfplankjes uit Nederland, die van Tolsum uit Friesland, ondertussen wel drie keer op een andere manier vertaald. Het probleem bij die nieuwe interpretaties is dat de oude steeds opnieuw blijft rondzingen, die ik daarom hier niet zal herhalen. Het gebeurt in de traditionele opvattingen wel vaker dat, ook al zijn er herzieningen, men toch steeds weer terugvalt uit de 'oude vertrouwde' opvattingen.

    4. Zwammerdam kano's. (AM. nr.5-2021). In de vitrine van het Romeinse Museum in Museumpark Archeon ligt een boomstamkano. Het is kano nummer 5, zo genoemd omdat het de vijfde boot was die ontdekt werd in Zwammerdamse bodem. Dat was begin jaren 70. Sindsdien zijn onder onze voeten in Nederland verschillende scheeps-resten gevonden, gedateerd in de Romeinse tijd. De aanwas is zo groot dat er best gesproken mag worden over vondsten van groot nationaal en internationaal belang.
      En hoe zit het met de originele scheepjes? De Zwammerdam kano 5 mag dan in de vitrine liggen, de Zwammerdam 3 is nog lang niet zover. Recent is begonnen met het opnieuw opmeten en tekenen van de kano. Lees meer over de Zwammerdamschapen in Archeologie Magazine 1 van 2021

    1. De Kogge is in Vlaanderen ontstaan. (AM. nr.4-2021). Het thema in dit nummer van Archeologie Magzine is Maritieme Archeologie. Het gaat daarbij vooral (of alleen maar) over vondsten vanaf de Mideleeuwen tot in de 18e eeuw, voor ons studiegebied van minder belang. Toch lezen we hierin dat de Koggeschepen in de periode tussen 1150 en 1500 aanvankelijk aan de Vlaamse kust werden gebouwd en vanaf ca.1200 langs de IJssel en de oostkust van de Zuiderzee. Dus ook hier zien we een traditie uit het zuiden komen en ook hier weer uit Vlaanderen, de bakermat van meerdere 'Hollandse' tradities! Lees meer over Hollandse tradities.

    2. Overal Zwammerdamschepen. (AM. nr.4-2021). Sinds 50 jaar geleden zijn er meer schepen van het Zwammerdamtype gevonden onder andere in Kapel-Avezaath, Druten, Woerden, Utrecht-de Meern, Xanten en Mainz (D) en Pommereuil (B). Verder naar het zuiden is een groot aantal schepen ontdekt dat grote gelijkenis heeft met type Zwammerdam, zoals in Arles en Lyon en Saint Geordes (F). Nu blijkt dat de Zwammerdam-schepen geen Nederlandse exclusiviteit bezitten, dienen de standpunten over het gebruik en vergaan van deze schepen herzien te worden, wat helaas niet gebeurd is. Men blijft aan de eenmaal aangenomen opvattingen vasthouden, wat helaas kenmerkend is voor de algemene geschiedenis. De foto hiernaast toont de Arles-Rhone3 in Musée Départemental Arles Antique.

    1. Opnieuw Romeinse sporen gevonden in Nijmegen. (AM. nr.3-2021). In de tuin van Museum Kam zijn sporen gevonden van een Romeinse begraafplaats uit 10-70 n.Chr. De archeologen vonden vijf intacte graven. Een van de graven hoort bij de laatste gebruiksfase van het grafveld tussen 40 en 70 n.Chr. Waarschijnlijk zijn hier de bewoners bijgezet van de grote burgerlijke nederzetting Oppidum Batavorum. In dit artikel is weer sprake van de nodige vooringenomenheid. Vraag is uit welk jaar precies deze graven zijn. Een marge van 60 of 30 jaar is nogal ruim voor een graf. Hoe komt men aan het jaar 10? Waarom is sprake van 'waarschijnlijk'? Ook is sprake van de onbewezen opvatting dat het Oppidum Batavorum in Nijmegen lag, terwijl dat buiten de Betuwe lag. Ook zijn sporen gevonden van de militaire stad rond het kamp van het 10de legioen uit 71-105 n.Chr. Was het nu een een burgerlijke nederzetting of een militaire stad? Er woonden ambachtlieden, handelaren en de gezinnen van de soldaten. Ook deze opvatting zijn onbewezen speculaties die wel mogelijk zouden kunnen zijn maar strikt bewijs ontbreekt.
      Duidelijk is ongetwijfeld dat hoe meer Romeins men vindt des te minder er gevonden is uit de Karolingische periode dat er immers boven moet zitten en niet eronder, zoals wel eens gesteld wordt.


    2. Zwammerdam 2 voltooid. Komt dat zien! (AM. nr.3-2021). In dit artikel met enkele informatieve foto's wordt de Zwammerdan 2 een Romeins schip genoemd, een solide vrachtschip, de voorloper van onze rijnaak. Het is gebouwd rond het jaar 200 n.Chr. en is ongeveer 23 meter lang en 2 meter 80 breed. Lees meer over dit en andere Zwammerdamschepen in Archeologie Magazine 1 van 2021. Zie heronder.

    3. Gorinchem, dé vestingstad van Nederland. (AM. nr.3-2021). Gorinchem ligt op de plaats waar de Maas en de Linge in de Merwede stromen. De naam Merwede zorgt voor verwarring. Stroomopwaarts bij Zaltbommel heet de rivier immers Waal. Pas waar de Maas in de Waal stroomt, bij slot Loevestein (bekend van de ontsnapping van Hugo de Groot in een boekenkist), heet de rivier de Merwede. Gorinchem is ontstaan als een nederzetting van vissers en boeren bij de monding van de Linge in de Merwede. Het was een toevluchtsoord in een moerassig landschap. De herkomst van de naam Gorichem is onbekend. Wat te denken van Goor-heim? Woonplaats (heim) in moerassig (goor) gebied? Er zijn bewoningsreste uit de Romeinse tijd gevonden (W.A.van Es plaatste bij Gorichem de veldslag van Julius Caesar met de Usipeten en Tencteren, wat uiteraard onmogelijk was; zie bij Caesar) in 1018 zou een heer Van Goor (naamgever van de stad?) door de bisschop van Utrecht tot prefect van dit gebied benoemd zijn. Het oudste geschreven bericht over Gorinchem stamt pas van 6 december 1244 van graaf Floris VI van Holland. Ook hier zien we weer het gat tussen de Romeinse tijd en de 11e eeuw, wat in Nederland ongeveer standaard is bij veel, zo niet alle plaatsen. De 19 katholiek geestelijke die bekend zijn als de martelaren van Gorichem, stierven onder de Geuzen, de zogenaamde bevrijders van Holland van de Spanjaarden, in 1572 een gruwelijke dood.


    1. Oudste dijkje van Nederland blootgelegd? (AM. nr.2-2021). In Vlaardingen heben archeologen het oudste dijkje van Nederland aangetroffen. Het dijkje stamde uit de tweede eeuw voor Chr. en was mogelijk 1 meter hoog. Al eerder is er geopperd dat er vermoedelijk ook dijken zijn geweest om het achterland droog te houden. In het plangebied werden ook resten uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen aangetroffen. Het gevonden dijkje bevestigt de steeds voorkomende transgressies en het lag (gezien de foto) op zeker 2,5 meter onder het maaiveld. De lagen die erover zijn afgezet bevestigen die transgressies nogmaals. Lees meer over transgressies.

    2. De wereld van Clovis. (AM. nr.2-2021). Tussen 450 en 750 n.Chr. regeerden de Merovingische koningen, Clovis of Chlodovech (ca.466-511) en opvolgers, over Gallië. Hun Karolingische opvolgers plakten de Merovingen het imago op van oorlogszuchtige barbaren, vadsige koningen, levend in een periode van stagnatie en achteruitgang. Deze cliché worden nog steeds herhaald in de geschiedenisboeken. Het portret is echter veel veelzijdigen en genuanceerder. Het Merovingische tijdperk is een cruciaal moment in de geschiedenis, rijk aan innovaties. Nieuw onderzoek brengt de Merovingische periode verrassend dicht bij de hedenbdaagse samenleving. Ook hier ziet men weer dat eenmaal ingenomen opvattingen moeilijk te corrigeren zijn in de wereld van de historische wetenschap. Het is de 'normale' gang van zaken in de historische wetenschap.

    3. Leven in een wetland. (AM. nr.2-2021). 20.000 jaar geleden lag de zeespiegel 125 meter lager. Rond 11.700 jaar geleden lag de zeespiegel nog maar 85 meter lager en 4000 jaar later was de Doggersbank alweer geheel verdwenen. De zee steeg gemiddeld met zo'n 2 meter per eeuw. Maak je dit rekensommetje van zo'n 2 meter per eeuw even af naar het begin van de jaartelling, dan blijkt het zeeniveau dan op plus 149 meter te liggen, ofwel is heel Nederland op het uiterste zuiden van Limburg overstroomd. Waarmee is aangetoond dat dit verhaal onjuist.

    4. Het stempel van de gouverneur. (AM. nr.2-2021). In de Romeinse tijd was het gebruikelijk bakstenen (en pannen) te voorzien van een stempel. In Nderland gaat het meestal om stempels van legeronderdelen, maar soms ook van particuleren, Op baksteenstempel werden altijd afkortingen gebruikt, waarvan niet altijd duidelijk is wat er mee bedoeld werd. Vaak werd er over 'vermoedelijk' gesproken, maar dat is niet altijd zeker.Aan het 'vermoedelijk' werden hele theoriën opgehangen die soms her zien moeten worden. Het ultieme voorbeeld van onjuiste interpretaties van baksteenstempels zie je bij Jules Bogaers (zie daar).

    5. De Nederlandse Wal van Hadrianus. (AM. nr.2-2021). In dit artikel bespreekt Tom Buijtendorp in feite zijn boek over 'De Gouden Eeuw van de Romeinen in de Lage Landen'. Daarvoor verwijzen we naar de bespreking van zijn boek op deze site.
      In dit artikel vallen de volgende uitspraken (dikgedrukt) toch op:
      1. Er zijn nieuwe aanwijzingen (p.34), volgende de opgravers waarschijnlijk (p.35).
      2. De Romeinen het gebied tussen Rijn en Maas-Waal ervaarden als een groot eiland, door hen het Bataafse eiland genoemd. Hoe weet Buijtendorp wat de Romeinen ervaarden?
      3. Trajanus stichtte bij Xanten een colonia en investeerde onder meer in de Romeinse stad Nijmegen. Wat en hoe investeerde Trajanus in Nijmegen? Welke bewijzen heeft hij daarvoor?
      4. Hadrianus had mogelijk al in de planning om in het kustgebied de naar hem genoemde stad Forum Hadriani te stichten. Hoe weet Buijtendorp wat Hadrianus in de planning had? Overigens heette de stad volgens de Peutingerkaart Foro Adriani. Zou de keizer een spelfout in zijn naam geaccepteerd hebben?
      5. Meer dan lang gedacht, lijkt het te gaan om een veelzijdige campagne met wellicht het nodige improvisatiewerk.
      6. Daarom is het goed mogelijk dat Hadrianus richting de kust trekkend, halthield bij Vechten.
      7. Op p.37 lezen we in de tekst de volgende behoudens: 'waarvan de betekenis onzeker is', 'waarschijnlijk' (2x), 'zou kunnen zijn', 'het is denkbaar', 'mogelijk (2x) zou zijn', 'aanwijzingen', 'denkbaar', 'ongetwijfeld'.
      8. In de buurt lag een nog niet teruggevonden vlootstation.
      9. Moord in het oude Rome. (AM. nr.2-2021). In de rubriek 'Boeken' wordt het boek van Emma Southon besproken: "A Fatal Thing Happened on the Way to the Forum. Muder in Ancient Rome". In dit boek blijkt dat moord, doodslag en slavernij 'gewone' en geaccepteerde verschijnselen waren in het Oude Rome. Massale executies van gevangenen of veroordeelden kruimeldieven. Gevangenen die verbrand werden, gekruisigd of aan de wilde dieren gevoerd. Dit boek laat ons een wereld zien die schuil gaat onder de fraaie laag van marmeren zuilen, schitterende Mozaïeken, flitsende bouwwerken en zogenaamde beschaving. Het was Tacitus die al op deze excessen wees en schreef dat "De Romeinen zijn de rovers en plunderaars van deze wereld". (Tacitus, Agricola 30,4). De Romeinse maatschappij was gebaseerd op slavernij. Meer dan 200 miljoen slaven hebben het Romeinse rijk opgebouwd. Ook in de legers dienden vooral 'buitenlanders', maar het was een bezettingsleger al zijn alle misstanden niet altijd door de Romeinse schrijvers opgeschreven. En dat heeft men deze bezettingstijd in Nederland tot Wereld Erfgoed weten te verklaren. ONBEGRIJPELIJK!!!

    1. Het Romeinse legioenskamp in Valkenburg ZH. (AM. nr.1-2021). Met de vondst van een legioenkamp in Valkenburg kunnen eerdere vondsten nu beter worden geïnterpreteerd. Deze ene zin is veelzeggend en wel omdat 1. het dus steeds gaat om interpretaties, 2. die nu beter geïnterpreteerd kunnen worden, dus eerder voorbarig zijn getrokken en 3. veel eerdere interpretaties herzien zullen moeten worden.
      Dit legioenskamp bleek op een rare plek te liggen, namelijk onbeschermd buiten het Valkenburgse castellum.
      Die plek wordt hier 'raar' genoemd, want die voldoet niet aan de algemene traditionele opvatting van de gevaren van de dreiging van binnenvallende Germaanse stammen. Van een dreiging van binnenvallende Germaanse stammen blijkt dus geen enkele sprake te zijn geweest, zoals eerder W.A.Byvanck (zie daar) en andere historici ook al aangaven. Volgens de traditionele opvattingen woonden er in Nederland boven de rivieren alleen de Friezen en soms (?) nog de Chamaven (in het oosten), maar daarvan is bekend dat zij zeer vredelievend waren. Die gingen toch het Romeinse Rijk niet binnenvallen? Waarom zouden zij? Maar historici verzinnen de onmogelijkste zaken, vooral om maar gelijk te krijgen.
      Een andere opvallende opvatting in dit artikel betreft de datering van hout. De auteur schrijft daarover: "Je kunt tenslotte niet uitsluiten dat sommige stukken hout hergebruikt zijn". Ook deze opvatting maakt het noodzakelijk dat veel archeologische bevindingen herzien moeten worden.

      Tijdens de veldtocht uit 39 n.Chr. van Caligula wordt geschreven dat hij zijn soldaten opdracht gaf schelpen te verzamelen op het straand. Was dat in Katwijk? is de vraag van de auteur. Men komt tot die opvatting omdat er in Vechten en Valkenburg enkele duigen van wijnvaten gezonden zijn met de tekst C.CAE.AUG.GER. Het zou op de aanwezigheid van wijn uit de persoonlijke wijngaarden van de keizer wijzen. Maar dat hoefet niet te betekenen dat Caligula hier zelf ook was' is de terechte en enig juiste conclusie van de schrijver.

      Zoals elke historicus behoort te weten liet Caligula ook ter plaatse een vuurtoren bouwen. Maar deze vuurtoren stond in Boulogne-sur-Mer en helemaal niet in Katwijk. Zie bij de Kanaaltunnel.

      Een aantal jaren later leidde generaal Corbulo een campagne tegen de Chauken en de Friezen. Maar de Chauken en Friezen woonden in Frans-Vlaanderen! Zie bij Chauken en bij Friezen. Volgens de traditionele opvattingen liet hij toen een kanaal tussen de Rijn en de Maas graven. Dat kanaal kan nooit zonder sluis tussen Rijn en Maas gelegen hebben, vanwege het hoogteverschil tussen beide rivieren. En van een sluis is nooit sprake geweest. Die bestonden nog niet in de Romeinse tijd. Daarop voortbordurend zou het best eens zo kunnen zijn dat de vroegste fase van het castellum Valkenburg, maar ook andere castella langs de Rijn zoals Alphen, Vleuten de Meern en Woerden, ook vanwege de inval in Brittania zijn gebouwd. Via de Rijn zou men dan naar de kust gevaren zijn om vervolgens zuidwaarts af te zakken en bij het Kanaal over te steken naar Engeland. Het zou het best eens zo kunnen zijn toont al de nodige speculatie aan. Waarom zou men zo'n omweg via de Rijn maken, als de vaste oversteekplaats waar ook Julius Caesar en anderen al overstaken, rechtstreeks te bereiken was in Frans-Vlaanderen?

    2. In de special over Bergen op Zoom treffen we een aantal wetenswaardige zaken aan. Volgens de legende zou de heilige Gertrudis van Nijvel in 654 de kerk van Beregen op Zoom gesticht hebben. Maar deze en dergelijke legendes zijn helaas door geen enkele bron, historische of archeologisch, bevestigd, schrijft Marco Vermunt. De eerste vermelding van een kerk in Bergen op Zoom dateert pas van zes (6!) eeuwen na Gertrudis, uit het jaar 1219. Historici nemen aan dat de kerkstichting van deze stad ouder is, namelijk uit het einde van de 11de eeuw. Van het vroegste kerkgebouw ontbreekt tot nu toe elk spoor. Dit verhaal is precies het probleem in de historische wetenschap. Historici nemen iets aan zonder bewijs, dat vervolgens als de volle waarheid wordt gesteld. Immers historici, die ervoor geleerd hebben, zullen het toch wel weten? Niets is minder waar. Het oudste deel van de tegenwoordige kerk blijkt zelfs pas uit de 14de eeuw te dateren. Ook uit dit verhaal blijkt maar weer eens dat historici er nogal eens naast kleunen. Waarvan akte.

      Archeoloog Marco Vermunt merkt verder op dat er in Bergen op Zoom en omgeving geen vondsten bekend zijn uit de periode van voor de 7e eeuw op wat Romeins na. Pas in de 7e en 8e eeuw lijkt er sprake van enige herbevolking van de streek. Talrijker zijn de vondsten in de 8e en 9e eeuw. In de 10e tot 12e eeuw bestaan er verschillende bewoonde plekken. Vanaf medio 13e eeuw bij het ontginnen van het turfveen in het West-Brabantse landschap gaat de overgang (van onbewoond naar bewoond) sneller. Zien we hier hetzelfde gat als in Nijmegen tussen de Romeinse tijd en de 10e (lijkt!) eeuw? Nu is een marge tussen 10e en 12e eeuw wel erg ruim. Zijn de vondsten uit begin 10e of uit eind 12e eeuw? Daar zit wel zo'n 300 jaar tussen.


      Klik op de afbeelding hierboven voor een vergroting.
      Met deze afbeelding van de Zwammerdamschepen wordt feitelijk valsheid in geschrifte gepleegd. Hier is sprake van misleidingen, wat niet getuigt van een wetenschappelijke verantwoording. De verhoudingen zijn geheel onjuist weergegeven. Waarom? Zo is boot 6 zo'n vier keer zo lang als boot 5, wat niet blijkt uit deze afbeeldig, waar de getekende mensenfiguurtjes een overeenkomstige grootte lijken weer te geven. Wat wil men met deze misleidingen aantonen?
    3. Nieuws van operatie Zwammerdamschepen. (AM. nr.1-2021).
      In deze Archeologie Magazine wordt een overzicht van de zes Zwammerdamschepen gegeven. Klik op de afbeelding links voor een vergroting.
      Ze worden hier 'Romeinse schepen' genoemd, terwijl de schepen dan misschien wel door de Romeinen gebruikt werden, maar niet per se door hen gebouwd hoeven te zijn.
      Waren het wel Romeinse schepen? Ze lijken in geen enkel opzicht op Romeinse schepen zoals die ons in mozaïeken of in reliëfs zijn overgeleverd. (Zie afbeeldingen in de linker kolom). Volgens W.A. van Es waren het ook geen Romeinse schepen, maar inheemse schepen. (Zie artikel hiernaast, klik op het artikel voor een vergroting). De gevonden schepen worden te gemakkelijke 'Romeins' genoemd, maar dergelijke schepen worden nergens anders gevonden. De Romeinse scheepswrakken die elders gevonden zijn (bijv.bij Griekenland) zien er totaal anders uit.

      De afwijkende maten spreken een Romeins ontwerp en bouw tegen. Zo worden de Zwammerdam 1, 3 en 5 boomstamkano's genoemd en volgens mededeling werden 1 en 5 gebruikt als visbun (ruimte gevuld met water waarin gevangen vis levend bewaard werd). Van Julius Caesar weten we ook dat de Romeinen nooit gebruikt maakten van boomstamkano's.
      De Zwammerdam 2 (zie afbeelding hiernaast) en Zwammerdam 4 waren platbodems, schepen zonder kiel die zo op het land getrokken konden worden. Deze schepen zijn gebruikt voor vervoer van vracht, wat ook geldt voor Zwammerdam 6. Vraag is dus of de Romeinen hun eigen vracht vervoerden of dat ze het overlieten aan inlandse schippers die de wateren kenden?

      Wat ook opvalt bij de beschrijvingen van deze schepen zijn de totaal verschillende afmetingen, al blijkt dat niet uit de afbeeldingen hiernaast . Met deze afbeelding van de Zwammerdamschepen wordt feitelijk valsheid in geschrifte gepleegd. Hier is sprake van wetenschappelijke misleiding, wat niet getuigt van een wetenschappelijk verantwoorde weergave. De verhoudingen zijn geheel onjuist weergegeven. Klik hier voor een grafiek van de juiste verhoudingen van die schepen, berekend naar oppervlakte aan de hand van lengte en breedte. Die verschillen wijzen eerder op inlandse schepen, dan op Romeinse schepen. De Romeinen zijn immers vooral bekend om hun standarisaties.

      En als het nou enkele centi- of decimeters zou schelen? Het kleinste schip past wel 110x in de grootste. De vindplaatsen van de schepen zijn ook verschillend en (vaak) meters onder het maaiveld. Zijn deze schepen opzettelijk afgezonken bij het vertrek van de Romeinen of zin ze gezonken bij een flinke storm? Of zijn de schepen afgezonken om te gebruiken als waterkering bij een overstroming? Dat er een enkele keer wat vracht in zo'n schip is gevonden, is geen argument het opzettelijk afzinken te weerleggen.
      Wat wel duidelijk is dat nadat de schepen gezonken zijn, er een dikke laag afzettingssediment overheen is gekomen. Dat wijst op grootschalige en langdurige overstromingen na het afzinken.


      Een nagebouwd Romeins schip dat dienst doet als rondvaartboot. Hoe men op allerlei manier probeert Romeins Nederland wat meer cachet te geven.


      Hieronder de afmetingen van de zes schepen (in de tekening daaronder de juiste verhoudingen van de afzonderlijke schepen. De verhoudingen zijn bepaald aan de hand van lengte en breedte. De getekende mensenfiguurtjes geven een onjuist beeld van de werkelijkheid. Er is duidelijk sprake van misleiding wat 'wetenschappelijk' niet geoorloofd is.
      Zwammerdam 1 was 7 meter lang en 80 centimer breed.
      Zwammerdam 2 was 23 meter lang en 2 meter 80 breed.
      Zwammerdam 3 was 10,4 meter lang en 1 meter 40 breed.
      Zwammerdam 4 was 34 meter lang en 4 meter 40 breed.
      Zwammerdam 5 was 5,5 meter lang, breedte niet bekend (geschat naar boot 1 zo'n 70 cm.)
      Zwammerdam 6 was 20.25 meter lang en 3 meter 40 breed.


      Een uitgebreider artikel over de Zwammerdam 6 vind je in Archeologie Magazine 2 van 2021, waarin een vergelijking wordt gemaakt met de Woerden 7, die weliswaar iets langer en iets breder was (de exacte maten worden in dit artikel niet genoemd), maar die gezien de constructie toch 'zusterschepen' genoemd worden. Even opgezocht blijkt de Woerden 7 een platbodem van 4,70 meter breed, de vermoedelijke lengte van het schip bedraagt 29,60 meter. Het iets langer en iets breder uit het artikel blijkt dus veel langer (bijna 10 meter) en veel breder (bijna 1½ meter) te zijn. In hoeverre is er bij zo'n grote afwijking nog sprake van 'zusterschepen'?
      De 'Woerden 7', die in 2003 in Woerden - Hoochwoert is ontdekt, is in Nederland gebouwd, blijkt uit gedetailleerd onderzoek. Was het dan wel een 'Romeins' schip? Lees meer op Hazenberg Archeologie.
      Zo manipuleert archeologisch Nederland met de klare feiten om vooral eigen opvattingen te bewijzen.


    Archeologie magazine 2020


    1. Zaltbommel, vestingstad aan de Waal. (AM. nr.6-2020). De ligging aan de Waal is voor Bommel altijd van de grootste betekenis geweest, al in de Romeinse tijd. Voor de Romeinen was de Rijn echter veel belangrijker dan de Waal. De Rijn kent dan ook veel meer Romeinse plaatsen dan de Waal die slechts een zijrivier is van de Rijn en stroomt van het Romeinse castellum Carvium, bij het plaatsje Tolkamer (gemeente Zevenaar), naar het westen. Nieuwe gegevens over de Romeinen kwamen aan het licht toen de Gemeente Zaltbommel onderzoek deed op de bedrijventerreinen De Wildeman len 2. In 2005/2006 vonden de archeologen op terrein 1 een grafveld met de crematieresten van maar liefst 95 mensen. Waar deze hadden gewoond was een raadsel, want de vier aangetroffen boerderijen waren daarvoor niet groot genoeg. Later op terrein 2 vonden archeologen echter nog twee boerderijen. In een vitrine in het stadskasteel zijn enkele opvallende vondsten te zien, die zijn opgedoken uit kuilen, greppels en een waterput. Zoals fragmenten aardewerk, waaronder ruwwandige potten die dienstdeden als kookpot of om voedsel in te bewaren. Verder versierde kommen zogenaamd terra sigillata - en een stempel met de tekst Martialis, de naam van de pottenbakker, Het gevonden aardewerk is afkomstig uit het hele Romeinse Rijk, zelfs Spanje, dat wijst op een zekere welvaart. Pronkstuk is een complete Romeinse zeis.
      Inwoners spreken nog altijd over Bommel; de naam zou een samenvoeging zijn van Bomela en Boom en verwijzen naar een loofbos op een verhoging in een moerassig gebied. Uit 850 stamt de eerste vermelding. In 1297 wordt Salt toegevoegd om het te onderscheiden van Maasbommel. Handel in zout, dat per schip werd aangevoerd, was belangrijk voor het inzouten van vis. In 1315 kreeg deze stad, strategisch gelegen aan de Waal en de handelswegen van Holland naar Brabant, stadsrechten, waarna het in de 15e eeuw connecties kreeg met het Hanzenetwerk.
      Commentaar: we beperkem ons bij dit artikel tot het Romeinse en Middeleeuwse deel. Ook hier zien we een groot gat in de continuïteit tussen de Romeinse tijd en de late Middeleeuwen (13e eeuw). De vermelding uit 850 gaat ook niet over Zaltbommel, maar over Bommel bij St.Omaars. Bomala, genoemd in een akte van ruil uit 850 tussen het bisdom Traiectum en Baldricus, wordt door de Nederlandse toponymisten als Zaltbommel opgevat, uiteraard zonder bewijs en zonder de oorspronkelijke naam te vermelden. Zaltbommel bestond in 850 nog niet omdat haar grond onder water lag (moerassig gebied!). De juiste determinatie is Bommel (zie de deplacements historiques), een heerlijkheid te Sercus, op 1 km zuidoost van St.-Omaars.
      Wat ook uit dit artikel blijkt is dat de 'Romeinse geschiedenis' wordt afgeleid van wat gevonden aardewerk en een zeis. Maar daarmee bewijs je niets over de aanwezigheid van Romeinen ter plaatse. Dat aardewerk kan daar op allerlei manieren en door iedereen terecht zijn gekomen, ook eeuwen nadien, wat wel blijkt dat het afkomstig is uit het hele Romeinse Rijk, zelfs uit Spanje.


    2. Opnieuw Vikingscheepsgraf ontdekt. (AM. nr.6-2020). In de directe omgeving van dit scheepsgraf zijn nog een aantal andere structuren ontdekt. Archeologen denken dat het om minstens zes (6?!?) graven gaat en een aantal gebouwen. Het vlak ernaast gelegen grafveld dateert echter uit het begin van onze jaartelling, terwijl het scheepsgraf uit de hoogtijdagen van de Vikingen stamt (rond 850). Het is 'heel aanemelijk' dat het gaat om een graf van een zeer hooggeplaatste figuur. Wellicht meer dan een lokale vorst. Archeologen vermoeden dat het terrein over een lange periode een sacrale betekenis moet hebben gehad.
      Commentaar: dit scheepsgraf blijkt uniek te zijn, ofwel het komt bij zeer hoge uitzondering voor. In het artikel wodt het 'heel zelden' genoemd. Gerekend over de periode dat de Vikingen actief waren, zo'n 3 eeuwen, is de zeldzaamheid nog groter. Zou er in al die eeuwen maar één leider geweest zijn die een scheepsgraf kreeg? Het staat in schril contrast met die honderden schepen en talloze aanvallen! Het erbij aangetroffen grafveld heeft dan ook niets uitstaande met dit scheepsgraf. Daar liggen zeker 8 eeuwen tussen. Dat het terrein een sacrale betekenis heeft gehad, wordt dan wel een vermoeden genoemd, maar is pure speculatie. Waarom is er tussen 1e en 9e eeuw dan niemand begraven?

    3. Het raadsel van Backerbosch (AM. nr.5-2020). Van een vondst van een bronzen drievoet en een koperen beker in een kelder in een ingestort en afgebrand gebouw werd altijd verondersteld dat deze bij elkaar hoorden en het een luxe brander zou zijn geweest. Daar valt tegenin te brengen dat een donkere gang of kelder met gewone olielampen of toortsen werd verlicht. Het kan ook mogelijk zijn dat de drievoet en beker helemaal niet bij ekaar hoorden, maar in de gang waren gezet om omgesmolten te worden. Wellicht leidde deze smeltactiviteiten wel tot de brand in deze villa.
      Commentaar: logisch denken levert soms verrassende resultaten op in de archeologie. De eerste conclusie blijkt ook wel eens anders geweest te kunnen zijn.

    4. Een nieuwe geschiedenis van de Vikingen. (AM. nr.5-2020.
      Het gangbare beeld van de Vikingen, woeste wildemannen die al rovend en plunderend twee eeuwen lang Europa deden huiveren, stond al langer ter discussie, schrijft Neil Price in 'De Vikingen. Een nieuwe geschiedenis". Dit wankelende beeld van woest uitgeruste krijgers met helmen met hoorns die tussen 750 en ongeveer het jaar 1000 niets anders deden dan in heel Europa dood en verderf brengen kan nu, na de verschijning van het boek echt definitief de prullenmand in. Letterlijk, want niet alleen hadden de Vikingenhelmen geen hoorns, ook hun bijdrage aan de (wereld)geschiedenis omvatte veel meer dan enkel en alleen hun gruweldaden. De auteur, Neil Priee, hoogleraar archeologie aan de universiteit van Upsala, toont ons namelijk een wereld die veel complexer is dan het stereotypische, sjabloonachtige model dat tot nog toe in de literatuur werd gehanteerd.
      Een voorbeeld: de 'grote' Vikingraids worden veelal omschreven als spontane en anarchistische ondernemingen. Dat blijken ze, zo leert Price ons, echter geenszins te zijn. Het waren geplande, strak georganiseerde raids, waaraan soms jaren van voorbereiding aan vooraf gingen. Zo waren bij de grote aanval op Parijs (885-886) vele honderden schepen en duizenden manschappen betrokken. Price rekent voor dat voor de bouw van één zo'n Vikingschip ongeveer 2650 werkdagen nodig waren. En daar kwamen nog eens 1300 manuren bij om het schip uit te rusten. Dertig man waren dus een heel jaar bezig voordat ze aan hun rooftocht konden beginnen. 'Het zal duidelijk zijn, aldus Price 'dat de meeste Vikingraids dus absoluut geen spontane acties waren.

      Dat Vikingen zich niet beperkten tot rooftochten, maar dat zij ook handel dreven. Wat Price echter vooral duidelijk maakt is dat het wereldbeeld van de Vikingen sterk afweek van dat wat in de rest van Europa gangbaar was. Hij herschrijft inderdaad de geschiedenis van de Vikingen. En hij doet dat op zeer gedegen manier. Hij schetst namelijk het leven van de Vikingen tot in detail; hun religie, hun erecodes, de sociale cohesie, hun architectuur en nog veel meer. Terecht besteed hij daarbij ook veel aandacht aan de geletterdheid van de Vikingen. Hun inscripties en hun talloze sages en legendes.
      Waar Price wel voor waarschuwt is dat de verbeterde kennis en bredere waardering voor de intellectuele, artistieke en economische prestaties van de Vikingen niet van de weeromstuit moeten leiden tot blinde bewondering. Want de Vikingen waren, het valt niet te ontkennen, extreem gewelddadig, vrouwonvriendelijk, en zo laat Price zien, ook homofoob. Hun gewelddadige karakter en hun houding ten opzichte van vrouwen wordt nog het best geïllustreerd aan de hand van hun begrafenisrituelen. Mensenoffers, verkrachtingen en bloedige, zeer wrede dieroffers waren daarbij namelijk zeer gebruikelijk. Van één zo'n begrafenis bezitten we een contemporaine beschrijving. Dit verslag van de uitvaart van een Vikingleider, die ergens diep in Rusland stierf, is opgetekend door een Arabische diplomaat Ibn Falda. Zijn verslag leest als een gruwelverhaal.
      Commentaar: wat Price hier schrijft over de spontane acties, blijkt niet uit de schriftelijke bronnen. Daar zat zeker een grotere voorbereidingstijd aan vast. Price wil vooral benadrukken dat naast de gewelddadige kant van de Vikingen hun handel tot alle windstreken ging. Maar die 'handel' ging te vaak gepaard met roof, ofwel het meenemen van mensen (slavernij) en goederen zonder daarvoor te betalen. De schriftelijke bronnen laten daar geen misverstand over bestaan. Het traditionele stereotype verhaal over de Vikingen kan met dit boek nog lang niet de prullenbak in.
      Het is totaal verkeerd om de Vikingtijd te romantiseren wat met name onder neonazi's gebeurt. De mens zou nu toch wel beter moeten weten?


    5. Nieuwe historische inzichten. (AM. nr.4-2020.
      'Archeologen hebben zich er namelijk lang over verbaasd dat de Bataven meer dan 5000 soldaten leverden. Dat is eigenlijk veel te veel voor de totale bevolking van het Bataafse gebied, die op 30 tot 40.000 personen wordt geschat', aldus
      Stijn Heeren in Archeologie Magazine nr.4, 2020.
      En wat beweert Heeren hoe het tekort aan Bataven werd aangevuld? Hij stelt dat de Bataafse legereenheden werden aangevuld met Friezen.

        Commentaar op dit artikel:
      1. Het wordt nu dus eindelijk toegegeven dat de Betuwe te klein was en te weinig bevolking had om de grote hoeveelheden soldaten te leveren. Nieuwe inzichten? Ja, als je de boeken van Albert Delahaye nooit leest, is dit inderdaad nieuws. Maar Delahaye wist dit al in 1965 en heeft dat in 1980 (Holle Boomstammen, p.79) en 1984 (Ware Kijk Op 1, p.103) ook gepubliceerd. Het is dus geen nieuws!
      2. Aangevuld met Friezen? Daar is in de geschreven bronnen niets van bekend. Dat verzint Heeren dus maar even om zijn eigen opvatting te bevestigen. Dat er Friezen in de Romeinse legers dienden was allang bekend, maar niet dat ze de Bataafse cohorten aanvulden. Zo ontstaan dus nieuwe mythen en als deze niet worden tegengesproken worden het vanzelf weer zekerheden. Hier is dus sprake van wat men in de wetenschap wel een 'argumentum ex silencio' noemt, ofwel 'zonder tegenspraak zou het waar zou kunnen zijn'. Waar kwamen dan die Friezen vandaan? Toch niet van die paar terpen in Friesland? Ik zou toch graag de bewijzen voor deze bewering eens zien. Maar die bewijzen zijn er niet want dan hadden eerdere historici dat allang eens vermeld. Heeren komt dus met een nieuwe bewering, vandaar dat in de titel van dit artikel sprake is van 'nieuwe historische inzichten'.
      3. In dit artikel wordt ook weer de traditionele fout gemaakt dat Romeinse relicten altijd door Romeinen moeten zijn achtergelaten. Bestond er dan geen handel? Hoe kwamen Arabische munten dan in Zweden terecht, om maar een voorbeeld te geven? Zijn de Arabieren in Zweden geweest? Hadden zij Zweden bezet?
        Men vindt over de hele wereld relicten van volkeren die nooit ter plaatse zijn geweest. Daar zijn honderden voorbeelden van te geven, ook in Nederland, zoals de hier vermelde vondsten van Romeinse gebruiksvoorwerpen in Friesland en Groningen. Vandaar dat Stijn Heeren voor zijn opvatting in enkele zinnen twee keer het woord 'waarschijnlijk' gebruikt. Erg zeker is zijn betoog dus niet.
      4. In hetzelfde artikel wordt vermeld dat de Bataven na hun diensttijd terugkeerden naar huis en dat er daarom Romeinse wapens en paardentuig wordt gevonden in de Betuwe. Hier is dus sprake van onbewezen beweringen ofwel dubbele cirkelredeneringen. Die wapens en paardentuig moeten volgens Heeren dus door Bataven verloren zijn. Hoe weet Heeren dat het wapens en paardentuig van Bataven was? Hoe weet hij dat het Bataven waren die dit verloren zijn? Heeft hij ooit bewijs gevonden dat de Bataven in de Betuwe woonden? Werd de Rijngrens niet vooral bewaakt door soldaten die uit de Balkan, Spanje of Afrika kwamen, zoals onlangs (23 juli 2020) door het Rijksmuseum voor Oudheden werd gesteld?
      5. Het aantal van 30 tot 40.000 inwoners in de Betuwe is dus een schatting. Waarop is die schatting gebaseerd? Het is begrijpelijk dat andere historici zich nooit ingelaten hebben met het aantal bewoners. Dat is niet te berekenen. Momenteel is het aantal inwoners in de Overbetuwe (waar men traditioneel de Bataven plaatst) ruim 45.000. Het lijkt me sterk dat het in de Romeinse tijd net iets minder was. Het Land van Maas en Waal heeft momenteel zo'n 19.000 inwoners. Gezien het kaartje bij dit artikel zijn juist daar de meeste vondsten gedaan. Hoe dat zit wordt verder helaas niet toegelicht.
      6. Zie ook het boek Een Bataafse gemeenschap in de wereld van het Romeinse rijk. Opgravingen te Tiel-Passewaaij. Matrijs Utrecht, 2007. Redactie Nico Roymans, Ton Derks en Stijn Heeren. Dat vertelt een ander verhaal dan hier allemaal wordt beweerd. Daarin is sprake van 'enkele gevonden boerderijtjes en graven'. Het gaat om 366 graven over een periode van ca.60 tot 260 n.Chr. Dat is nog géén twee per jaar! Zelfs de ruim 1000 nederzettingen die men gevonden meent te hebben (p.37) in het 'Bataafs gebied' in de Betuwe, leveren over een periode van vele eeuwen slechts een minimale bewoning op. Ook de schrijvers noemen bij het aantal "niet waarschijnlijk in de midden-Romeinse tijd".

    6. In Archeologie Magazine nr.4-2020 een kort artikel over de promotie van de Leidse archeoloog Karsten Wensink over de Stereotypen in grafgiften. De belangrijkste conclusie die Wensink uit zijn onderzoek trekt is 'dat bepaalde kostbare voorwerpen, zoals koperen bijlen, juist niet in een graf terechtkwamen. Het ging in een graf dus niet om het tonen van rijkdom, wat een archeologische opvatting ondergraaft'.

    7. Nieuw plan voor Romeins verleden van Cuijk. (AM. nr.4-2020.
      Cuijk was volgens de auteur van dit artikel (Joost Vermeulen) een belangrijke strategische plek aan aan van de belangrijkste Romeinse verbindingswegen in dit gebied. Al in de eerste eeuw werd er op een natuurlijke verhoging in een bocht van de Maas een Romeinse legerplaats ingericht (een castellum). Dit castellum, dat de naam Ceuclum droeg, )die naam staat vermeld op de beroemde Peutinger kaart van het Roemeinse wegenenet), lag ongeveer waar nu de grote Martinuskerk staat en diende als basis voor de verdediging van de, iets noordelijker gelegen, doorwaadbare plaats in de Maas. Vier eeuwen Romeinse aanwezigheid is de afgelopen decennia regelmatig aangetoond.
      Commentaar: Dat er een Romeinse aanwezigheid is geweest in Cuijk is niet te ontkennen, maar dat deze er vier eeuwen onafgebroken is geweest is een mythe. Ook in dit artikel wordt Cuijk weer vereenzelvigd met het Cevelum op de Peutingerkaart. Men maakt er dus Ceuclum van, aangezien dat etymologisch beter zou passen bij Cuijk. Die etymologie is overigens nooit aangetoond. In het verleden werd Cuijk dan ook Cevelum genoemd tot prof.J.E.Bogaers (als inwoner van Cuijk) het plots Ceuclum ging noemen, nadat hij het eerst Ceudiacum noemde. B.Stolte 'verbeterde' dat overigens tot Ceudiaco. Zie bij Cevelum. Dat het Cevelum op de Peutingerkaart Cuijk geweest zou zijn wordt al weerlegd met de onjuiste afstanden tot Noviomagus en Blariacum. Dat Cuijk een doorlopende Romeinse bezetting heeft gehad is dan wel altijd aangenomen, maar nog nimmer met feiten bewezen. De genoemde strategische plek blijkt nergens uit en de belangrijkste verbindingswegen worden dan wel vermoed, maar er is nauwelijks iets van teruggevonden (zie: Romeinse wegen in Nederland, p.81). Nu wil men wel een 'archeologisch experiense centrum' gaan bouwen, maar die ettelijke miljoenen die het gaat kosten, kan de gemeente zich beter besparen en aan iets nuttigs uitgeven.

    8. De Zwammerdamschepen. (AM. nr.4-2020.
      Na uitgebreide opgravingen van het Romeinse castellum Nigrum Pullum werd oud hout aangetroffen. Het bleek een boomstamkano uit de Romeinse tijd te zijn. Nadien werden kort na elkaar vijf andere rivierschepen aangetroffen. Twee daarvan, de Zwammerdam 3 en 5, waren net als de eerste boomstamkano's. De andere drie , de 2, 4 en 6, waren grote vrachtschepen. Het was niet de eerste Romeinse scheepsvondst. Het is niet overdreven te stellen dat de scheepvaart op de rivieren de Romeinse aanwezigheid mogelijk maakte. De Rijn en andere rivieren dienden als 'snelweg' voor het vervoer van bouwmateriaal, voedsel en luxegoederen en werden druk bevaren. Daar waar nodig legden de Romeinen ook kanalen aan.
      Commentaar: In de kaders wordt een toelichting gegeven op de schepen en de vondsten. Er wordt vermeld dat de schepen werden gebouwd en gevaren door burgers. Het waren dus geen Romeinse schepen, wat al blijkt uit het feit dat de Romeinen nooit boomstamkano's gebruikten (zie De Bello Gallico van Julius Caesar). Bovendien waren alle schepen verschillend, wat erg on-Romeins is die juist van standarisatie hielden, zeker voor het leger. De schepen zouden ingehuurd zijn door het leger en de Romeinse overheid. Dit is een aangenomen opvatting, ofwel een hypothese. De dik gedrukte zin is een ontboezeming aangezien daarmee wordt beweerd dat de schepen er eerder warn dan de Romeinen. Voor de kanalen kunnen we verwijzen naar de grachten van Drusus en Corbulo die ook al gegraven zijn voordat er één Romein in Nederland was. Met in in Zwammerdam (dat overigens nooit Nigrum Pullum heette (zie daar) en enkele andere plaatsen gevonden schepen zal het niet druk geweest zijn op de Rijn. Ook dit is weer sterk overdreven, zoals heel Romeins Nederland steeds sterk overdreven wordt voorgesteld. W.A. van Es heeft dat al eerder opgemerkt door te stellen 'dat Romeins Nederland allerminst van internationale allure is geweest'.

    9. Karolingische topstukken, door Annemarieke Willemsen. (AM. nr.4-2020).
      In dit artikel gaat Annemarieke Willemsen in op het Stuttgarter Psalter. Met de afbeelding in dit psalter meent zij aan te kunnen tonen dat veel vondsten in Wijk bij Duurstede (dat ze steeds Dorestad noemt) overeenkomen met deze afbeeldingen. Over de schijffibula's wijst ze op een duidelijke kruisvorm en ze benadrukken waarschijnlijk dat dat christenen zijn (zie detail van een afbeelding hiernaast. Vergelijk de fibula vooral met het Vikingschild hieronder, 2e plaatje van links). Op 'digital.wlb-stuttgart.de' is het hele handschrift te bekijken. Kies DFB-viewer om te bladeren en in te zoomen.
      Commentaar: In dit artikel worden een aantal hypothesen weer eens opgesomd waardoor het lijkt alsof de traditionele opvattingen weer bevestigd worden. Het belangrijkste wat in dit artikel wordt vermeld is dat dit Stuttgarter Psalter afkomstig is uit Frankrijk (St.-Germain-des-Pré, nu een wijk in Parijs). De schijffibula's met een duidelijke kruisvorm willen volgens haar benadrukken dat het waarschijnlijk om Christenen gaat. Gelukkig zet ze er nog het woord 'waarschijnlijk' bij. Als je haar gedachte volgt waren de Vikingen ook Christenen, want op gebruiksvoorwerpen (schilden, broches) van hen zie je ook vaak een kruisvorm.
      Ook de gevonden zwaarden in Nederland en elders komen dan wel globaal overeen met afbeeldingen in dit Psalter, maar welk zwaard lijkt niet op elk ander zwaard? Het bewijst niets over de gebruikers of iets ten gunste van Wijk bij Duurstede. Dat ze het steevast over Dorestad heeft is op zich juist, als ze daar dan maar niet Wijk bij Duurstede onder verstaat. Dat noemt ze overigens ook niet. Is 'het Dorestad' er al zo ingehamerd dat dat niet meer nodig is? Of is hier het eerste sprankje twijfel te bespeuren? De details op de afbeeldingen wijzen juist op verschillen met de vondsten in Wijk bij Duurstede. Zie de voorbeelden hieronder. De door haar genoemde overeenkomsten zijn verre van overtuigend.



      Fibula waarop volgens Annemarieke Willemsen een Christelijk kruis zou staan.

      Een 'Christelijk' kruis op een schild van de Vikingen.

      Gouden Vikingbroche uit Hornelund in Denemarken met een duidelijker 'Christelijk' kruis dan op de broche van Wijk bij Duurstede.


      Detail van het handvest van een zwaard uit het Stuttgarter Psalter. De knop is duidelijk breder dan het handvest.


      Detail van het handvest van een zwaard uit Wijk bij Duurstede. De knop van het handvest lijkt helemaal niet op dat van het Psalter. Het houten handvat is verrot, maar was niet breder dan de knop.

      Het komt er op neer dat de bevindingen van Annemarieke Willemsen geen hout snijden. Voor het verhaal over de broche van Wijk bij Duurstede klik hier.

    10. Vikingring, door Annemarieke Willemsen. (AM. nr.3-2020).
      Een ring gevonden bij Hoogwoud, associëren we als een Vikingring die deze regio vanaf de 9e eeuw als uitvalbasis gebruikten. De ring is uit de 10e/11e eeuw. Met een doorsnede van 25 mm is het vermoedelijke geen vingerring. Dat het om miniatuur-torques zou gaan, suggereert het Portable Antiquities Scheme bij twee soortgelijke zilveren ringen die in Engeland zijn gevonden. Die interpretatie is mijns inziens de enige die alle details van deze ring verklaart. Waarschijnlijk werden ze als hanger gedragen, aan een leren koordje om de hals of aan de riem. De nieuwe Vikingring geeft in ieder geval aan dat we een gevonden ring vaak te snel als een vingerring interpreteren. Ook het kleine gouden ringetje, dat dit jaar in Wijk-bij Duurstede is gevonden, mogelijk uit Dorestad komt en in maart aan de pers werd getoond, is vrijwel zeker geen vingerring.
      Commentaar: Aan de bewoordingen 'associëren', 'waarschijnlijk', 'mijns inziens' en 'interpretatie' is al op te maken dat het slechts om aangenomen opvattingen gaat. Ook hier wordt de term Vikingen onjuist gebruikt waar het over Noormannen gaat. Zie bij Noormannen. Er is geen enkele bewijs dat de Noormannen ooit in Nederland geweest zijn. Wat viel er hier te plunderen in dit moeras- en waddengebied? Meer informatie over deze ring vind je hier. Een ring van dit formaat kan ook als duimring (zie daar) gebruikt zijn.

    11. Utrecht kun je niet begrijpen zonder stegen. (AM. nr.3-2020).
      Stegen uit de tijd van de Romeinen zijn er niet. In de tijd van de Romeinen was er in Utrecht nog sprake van een ongetemde Rijn, die situatie duurde tot de kerstening in de tiende eeuw. In de tiende eeuw kwam Utrecht als handelsstad tot bloei. Het voormalige Castellum werd in 925 de zetel van de bisschop, waarna de welvaart in de stad toenam.
      Commentaar: De bekering heeft zich ingezet. Hier wordt St.Willibrord als bisschop van Utrecht terecht losgelaten. Het jaar 925 zal vervangen moeten worden door 950, zoals ook prof.F.Theuws al eens aangaf. Zie
      F.Theuws

    12. Ambiorix en het ego van zijn beeldhouwer. Colomn van Herman Clerinx. (AM. nr.3-2020).
      Dat archeologie om politieke en nationalistische redenen wordt misbruikt, weten we. Een ware opvatting! Maar dat archeologie soms het ego van een kunstenaar moet aaien, is minder bekend. Het standbeeld van Ambiorix op de Grote Markt van Tongeren levert er echter het bewijs van.
      Om het nieuw ontstane België een identiteit te verschaffen werd in 1866 het standbeeld van Ambiorix te Tongeren opgericht. Eén van die helden was Ambiorix, de aanvoerder van de Eburonen die liefst anderhalf Romeins legioen in de pan had gehakt. Zo iemand schreeuwde om een standbeeld en dus kreeg hij dat in Tongeren, de stad waar volgens de opvattingen van de 19e eeuw Ambiorix had gewoond.
      Maar waar kwam het gezicht van Ambiorix vandaan? Als een soort handtekening had Jules Bertin (een Franse beeldhouwer) op de biceps van Ambiorix een riem met twee medaillons aangebracht, met daarop zijn gezicht en dat van zijn vrouw. Wie goed kijkt, merkt het op. Het zelfportret van Bertin en de kop van Ambiorix lijken verdacht veel op elkaar. Bertin had niet alleen het wetenschappelijke comité te kijken gezet (die wilde als voetstuk geen menhir wat het toch werd); hij had ook zichzelf in het zonnetje geplaatst. Met zijn eigenzinnige interpretatie van een archeologische held streelde Jules Bertin voor eeuwig zijn ego.
      Commentaar: Helaas gaat Clerinxs in zijn Colomn er ook weer van de traditionele opvatting uit dat de Eburonen rond Tongeren woonden. Volgens Julius Caesar woonden de Eburonen tussen Mosa en Renus en daar ligt Tongeren dus niet tussen, als je er de Maas en de Rijn onder verstaat. Het waren echter de Moeze en Schelde in Vlaanderen, immers de Eburonen woonden naast de Menapiërs. En die woonden aan de kust van het Kanaal waar Castellum Menapiorum hun hoofdstad was. Het is wel duidelijk dat dit beeld op de verkeerde plaats staat, net als de beelden van Karel de Grote in Nijmegen, St.Willibrord in Utrecht en St.Bonifatius in Dokkum.

      Overigens wordt de naam Ambiorix door historici onjuist vertaald met 'rijke koning'. Het 'rix' komt van 'rex' wat koning betekent. Echter het Ambio betekent niet 'rijk' maar 'eerzuchtig' of 'veeleisend' of 'begerig naar macht' (denk aan ambitieus), maar kan ook als bijnaam gegeven zijn. De Romeinen hielden wel van bijnamen, vooral om iemand te diskwalificeren. Ambiorix was in de ogen van Julius Caesar een 'eerzuchtige' aanvoerder die hij maar niet kon verslaan en ook niet te pakken kreeg. Of Ambiorix werkelijk bestaan heeft of door Julius Caesar (de enige die hem noemt) verzonnen is om de afslachting van zijn troepen in Gallia te kunnen verantwoorden in Rome, blijft nog nader onderzoek waard. Ook de beschrijving van de veldslag en het terrein zijn dermate vaag, dat daaruit geen conclusies te trekken zijn. Dat deze veldslag zich in België zou hebben voorgedaan is eveneens een onjuist veronderstelling. Dat heeft prof. Thoen wel aangetoond. Caesar is daar nooit geweest. Zie verder bij Julius Caesar. In 57 vóór Chr. vond de opstand van de Belgae plaats. En de Belgae woonden niet in België wat de naam wel sterk veronderstelt (Vergelijkbaar zijn de namen van Frisones voor Friezen en Bataven voor Betuwenaars, of Condrusi voor Condroz -zie herna). Caesar verslaat hen bij de rivier de Axona (is de Aisne). Onder de stammen waar Caesar tegen streed waren de Bellovaci (Beauvais) en de Ambiani (Amiens) de belangrijkste. Ook de de Suessiones (Soissons), de Nervii (Bavay), de Atrebates (Atrecht), de Morini (Terwaan), de Menapii (Cassel), de Viromandui (St. Quentin), de Atuatuci (Douai), de Condrusi (Escaudoeuvres en niet Condroz) en de Eburones namen deel aan die strijd. De strijd vond overtuigend plaats in Noord-Frankrijk. Het is volstrekt uitgesloten dat de Renus hier genoemd als de Duitse Rijn kan worden opgevat. Zou het ook kunnen zijn dat Ceasar de naam Ambiorix bedacht als een koning van de Ambiani waar Caesar toen tegen streed?

    13. Spectaculair Nieuws uit Heerlen. (AM. nr.2-2020).
      Het oudste gebouw van Nederland staat in Heerlen. Het is gebouwd tussen 65 en 73 n.Chr.
      Commentaar: Dus Nijmegen is niet de oudste stad van Nederland. Heerlen was dus eerder een stad compleet met thermen (badgebouw).

    14. Jasjes voor mensenschedels. Colomn van Herman Clerinx. (AM. nr.2-2020).
      In 1106 werd in Keulen tijdens een stads-uitbreiding het terrein rond de Ursulakerk opgegraven. Volgens de overlevering werden daar de heilige maagden van de vrome prinses Ursula vereerd. Een legende vertelde dat zij tijdens de 4e eeuw met elf-duizend maagden een reisje langs de Rijn maakte. Bij Keulen werden ze door ongelovige Hunnen afgeslacht, waarna Gods toorn losbarstte. De Hunnen kregen hun gepaste straf, de elfduizend maagden werden eerbiedig begraven. Boven hun graf bouwde men de Ursulakerk.
      Tijdens hun activiteiten in 1106 stootten de Keulenaars op honderden menselijke beenderen en schedels. Meteen wisten ze het zeker: dit waren de restanten van Ursula en haar maagden! De legende was echt!
      Vandaar de vraag voor archeologen: zijn de schedels echt? Dat was een kolfje naar de hand van Mark Van Strydonck. Hij is de Belgische specialist van de C14-methode, het geëigende middel materiaal te dateren. En wat bleek? Een boel schedels zijn inderdaad Romeins. In 1106 waren ze in Keulen op een Romeins grafveld gestoten, en dat stemde overeen met de eeuw waarin Ursula leefde. Maar in hun enthousiasme waren de Keulenaars toch elke kritische zin kwijtgespeeld: enkele schedels dateren van na het jaar 1000, en een van de 'maagden' was zowaar een man.
      Commentaar: Het betekent opnieuw het einde van een mythe. Ursula en haar elf (11!) maagden (zie de opmerking) lagen hier dus niet begraven.

    15. Dubbele memoires, door Dick Roetman (gepensioneerd bankmedewerker). (AM. nr.1-2020).
      In 1986 zou een casino worden gebouwd, dus namen de archeologen Glenn en toen nog amateur-vrijwillige Jan Thijssen (de latere stads-archeoloog) een kijkje. Tot grote verrassing van iedereen die iets met de oude historie van Nijmegen heeft werd een 80 meter lange Romeinse verdedigingsmuur uit de 4e eeuw n.Chr. aangetroffen. Tot verbijstering en woede van historici is de muur gesloopt ten behoeve van het casino!
      Wat ik van opgravingen leerde was om nooit op te geven en altijd door te graven tot aan de zogenaamde maagdelijke grond en om bij vondsten ervoor te zorgen dat er veel publiciteit zal zijn. Nodig de overheid en schrijvende en filmende pers uit, organiseer open dagen. dan is de kans het grootst dat de vondsten in situ zichtbaar blijven. Dus: niet te snel wat in het openbaar roepen. want als het uiteindelijk loos alarm is (gelukkig hier niet) dan heb je later wat uit te leggen.
      Het Sint Josephhof was een groot parkeerterrein toen de Gemeente besloot dat woon-flats hier gebouwd mochten worden en dat betekende in 2005 de start van een tweejarige opgraving op de plek waar ooit Oppidum Batavorum lag. Ogenschijnlijk was de ongeroerde grond bereikt, maar toch voor alle zekerheid even nog dieper en zie, een platgedrukte kelder uit de 1e eeuw n.Chr . gedateerd door het aardewerk en de locatie. Zorgvuldig wekenlang 'priegelen' leverde zoveel informatie op dat een complete reconstructie mogelijk was. Het Scheidemakershof leverde onder andere een houten Romeinse waterleiding op, duidelijk 1e eeuw n.Chr. vanwege een scherf vuurrode terra sigillata uit Zuid-Frankrijk. Mogelijk liep die naar een locatie die lijkt op een badhuis.
      Commentaar:Hier laat historische Nijmegen zich weer van de slechtste kant zien. Weg met die Romeinse 'rommel'. Overigens is het deze Jan Thijssen die enkele jaren later Nijmegen als oudste stad van Nederland heeft gepresenteerd, wat toen in Nijmegen breed werd geacepteerd en door de eindeloze herhalingen nu algemeen is geworden. De opmerking van Roetman over opgravingen hebben ze in Nijmegen wel goed begrepen, maar helaas gingen ze daar regelmatig mee de mist in. Zie bij Nep in Nijmegen.
      De bevindingen over de St.Josephhof zijn kenmerkend voor archeologisch Nijmegen en Nederland. Men blijft steeds deze locatie het Oppidum Batavorum noemen, ook al is dat nooit aangetoond. Zie bij W.Willems. Als er ergens een Romeinse scherf wordt gevonden, als is het er maar één dan is het hele gebouw Romeins, ook al is het zoals later blijkt 17e eeuws!


    Archeologie magazine 2019


    1. Vikingen in een nieuw jasje. (AM. nr.6-2019).
      In het Fries Museum in Leeuwarden is (was) de tentoonstelling 'Wij Vikingen' te bewonderen. In de tentoonstelling leren we ook dat het woord 'Viking' geen synoniem is voor een Scandinaviër uit de Vroege Middeleeuwen, zoals soms onterecht wordt verondersteld. 'Een Viking is een piraat', aldus Speikhout. 'Viking is in deze historische zienswijze een levensstijl en geen etniciteit. Weliswaar kwamen de eerste en de meeste Vikingen uit Scandinavië, maar ook niet-Scandinaviërs konden zich aansluiten bij een Vikingbende'. Zelfs Nederlanders hebben zich bij de Vikingen aansloten en namen deel aan hun rooftochten. Ook zijn er in het Nederlandse kustgebied muntschatten gevonden evenals sieraden met beeltenissen van de Noorse oppergod Odin. In de tentoonstelling zijn daarnaast zowel wapens van Vikingen als een slachtoffer van hun invallen te zien. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt tevens dat er juist door de vele Vikinginvallen in de 9e eeuw sprake was van een lange periode van transitie waarin het heidense geloof plaatsmaakt voor het christendom.
      Commentaar:In dit artikel worden weer een aantal hypothesen en mythen aangehaald en klaarblijkelijk bevestigd. Als eerste moet gesteld worden dat de Vikingen geen Noormannen waren. Zie hier voor meer informatie over de Noormannen. Dat er in de Vikingtijd al 'Nederlanders' bestonden is een contradictie, een farce. Over muntschatten zijn uiteraard nog andere verhalen te vertellen. Zie bij Zutphen of de muntschat van Amby. Dat er in de 9e eeuw juist door de Vikingaanvallen een transitie (=structurele verandering) heeft plaats gevonden waarin het heidens geloof plaatsmaakte voor het Christemdom, is een volgende hypothetische, dus volkomen onware bewering. Ik ben toch benieuwd welk 'wetenschappelijk onderzoek' hier bedoeld wordt. De enige aantoonbare feiten zijn dat de kloosters aan de westkust van Frankrijk landinwaarts vluchtte met meenemen van hun geschriften. Het betreft de kloosters van Epternacum, Cobie, Werethina en Souastre, die hergesticht werden in respectievelijk Echternach, Korvey, Werden en Susteren (let op de naamsdoublures). De meegnomen geschriften hebben nadien (vanaf de 11e eeuw en beslist niet eerder) geleid tot de vele misverstanden in de historische geografie van westelijk Europa, waardoor o.a. het Germania van Tacitus in de 15e eeuw (ook beslist niet eerder) in Duitsland werd geplaatst. Overigens is van Vikingaanvallen op Nederland nooit enige bewijs gevonden of geleverd, zelfs niet door de meest fantasierijke historici.

    2. Hongerige Noormannen. Vikingen stonden bekend als heftige drinkers, door Charlotte Kleyn. (AM. nr.6-2019).
      'Vikingen waren de piraten van de Noordzee. Moordend, plunderend en rovend maakten ze de Europese kusten onveilig. Ook Frisia, het Nederlandse kustgebied, werd geteisterd door Vikingen. De aanvallen begonnen in het jaar 810, toen Deense Vikingen Frisia aanvielen met een vloot van maar liefst tweehonderd schepen', meldt de website het Fries Museum, waar je tot 15 maart de tentoonstelling "Wij Vikingen" kunt bezoeken. Plunderingen door honger. Van 793 - de eerste bekende aanval, in Lindisfarne in Noordoost-Engeland - tot het eind van de 11" eeuw verlieten de Vikingen huis en haard om Europese dorpen, steden en kloosters leeg te roven en de bevolking uit te moorden. Vooral de bewoners in de gebieden van huidig Engeland, Ierland, Noord-Frankrijk en Duitsland moesten het ontgelden. Er bestaan verschillende theorieën over de reden waarom deze Noormannen op rooftocht gingen: om politieke motieven gericht tegen Karel de Grote; een tekort aan huwbare vrouwen of... landbouw-gronden in Scandinavië die niet genoeg opleverden, waardoor men gedwongen was elders naar voedsel te zoeken. Toen het vanaf de 10e eeuw warmer werd (periode die bekend staat als de middeleeuwse warme periode) werden de plunderingen schaarser, want men kon zelf weer voldoende eten produceren. Wellicht speelde honger dus een rol in de plunderingen. In elk geval honger naar goud en macht.
      Commentaar: We geven hier een wat uitgebreider citaat van de tekst en dito commentaar om de onwaarheid en de non-logica van dit hele verhaal aan te tonen. Zie ook het vorige citaat. Allereerst wordt ook in dit artikel de benamingen Noormannen en Vikingen weer door elkaar gebruikt. Het was niet dezelfde bevolkingsgroep. In de klassieke bronnen worden nergens Vikingen genoemd. Daar gaat het steeds over Northimanni en de mark van de Dani (waar Denemarken de onjuiste naam aan dankt). Dat het Nederlandse kustgebied werd geteisterd is een nooit bewezen opvatting. Het wordt in de opsomming van de landen ook terecht niet genoemd. Overigens is van plundertochten in Duitsland ook nooit sprake geweest. Het in de teksten genoemde Colonia was niet Keulen, maar Coulogne aan de Franse kust vlak bij Calais (dat toen nog niet bestond). Het genoemde Frisia was niet Nederlands Friesland, maar de kust van Vlaanderen waar het oude Frisia lag. De aanvallen begonnen ook niet in 810, maar al de 6e eeuw. De eerste vermeldingen in Franse Kronieken waren in het jaar 520 waarin plunderingen genoemd worden van 'mannen uit het noorden' die nadien de verzamelnaam Northimanni of Dani kregen. Bij dat 'noorden' moet men echter de west-orientatie toepassen.
      Over de genoemde redenen van die plundertochten bestaan zoals vermeld meerdere theorieën, maar wat hier genoemd wordt is complete onzin. Dat de Noormannen ook wel eten hebben geroofd zal beslist waar zijn, maar ze zullen dat nooit helemaal meegenomen hebben naar Zweden of Noorwegen bij gebrek aan een koelkast. Uit de schriftelijke bronnen blijkt vooral dat zij kloosters plunderden omdat daar goud en zilver (van kerkelijke voorwerpen) te roven was. En dat kun je niet eten, maar evenmin gebruiken om je boodschappen mee te betalen. Dat de plunderingen schaarser werden kwam doordat de Noormannen een eigen gebied kregen (Normandië!!, een eigen gebied ga je toch niet plunderen?) en de westelijke machthebbers de verdediging steeds beter hadden georganiseerd. Opvallend blijft ook dat van die zogenaamde geplunderde kostbaarheden niets is teruggevonden in Scandinavië, ook niet in Hedeby of Birka. Er werd wel handel gedreven. Daardoor zijn er in Scandinavië veel Arabische munten terecht gekomen en nauwelijks munten uit het rijk van de Franken.
      Als je dit verhaal van Charlotte Kleyn moet geloven, vestigden de Vikingen zich op Groenland en verbouwden er gerst. Veel gekker kun je het niet bedenken. Waarom hebben de Inuit dan geen blond haar en blauwe ogen?


    3. Het wagengraf dat niet kan bestaan, door Herman Clerinx. (AM. nr.6-2019).
      In Vinkovcl, het oosten van Kroatië, was een wagengraf uit de Romeinse tijd opgespoord. Wat zeg je? Een Romeins wagengraf? Zoiets bestaat toch niet! Klopt, zoiets kenden we nog niet. Maar de feiten vallen niet te negeren. het betrof een graf uit de 3e eeuw na Christus. Hartje Romeinse tijd. In een houten grafkamer lag een tweewielige strijdwagen. Pal voor de wagen rustte het skelet van een paard, naast de wagen bevond zich een tweede skelet. Waarschijnlijk waren de trekdieren speciaal voor de begraving gedood. Het graf situeerde zich naast de hoofdweg tussen Italië, de Balkan en Klein-Azië. Dat zal geen toeval zijn: rijke Romeinen plaatsten hun overledenen goed zichtbaar naast een verkeersader. Maar waarom in dit geval werd teruggegrepen naar een grafritueel dat al enkele eeuwen was uitgestorven, blijft een mysterie. Misschien had het te maken met de politieke strubbelingen uit de 3e eeuw, toen in Rome ongeveer elk jaar iemand anders tot keizer werd uitgeroepen? Misschien voelde men zich niet meer veilig, en gaf men daarom opnieuw de voorkeur aan oude gewoontes? Wie zal het zeggen? Dit klinkt als een geloofwaardige hypothese, maar meer dan dat is het niet. Voorlopig weten we slechts één ding zeker: door het Romeinse wagengraf van Vinkovci mogen archeologen hun handboeken herschrijven.
      Commentaar: de conclusie van Clerinx is wel duidelijke. Archeologische Handboeken dienen herschreven te worden. Dat herschrijven zal op meerdere terreinen ook moet gebeuren. Zie deze hele website. Wat dat betreft heeft de historische wereld nog aardig wat te doen.

    4. Het gat in de Limes, door Joost Vermeulen. (AM. nr.5-2019).
      Het zwakste en moeilijkst te verdedigen deel van de totale limes lag in het zuidwesten van het huidige Duitsland. Tussen Rijn en Donau bevond zich namelijk een zwaar bebost , heuvelachtig gebied. Niet alleen ontbraken daar de natuurlijke barrières (rivieren, heuvelruggen), de natuurlijke gesteldheid van het terrein bood aan vijandelijke stammen een uitgelezen mogelijkheid om, ongezien, diep te kunnen doordringen in het Romeinse Rijk. Iets wat in de eerste eeuw dan ook herhaaldelijk gebeurde.
      Commentaar: Hier maakt Vermeulen drie beoordelingsfouten. 1. De Romeinen waren over de Rijn en Donau al jaren actief. De bekende Deutsche Limesstrasse tussen Aken en Regensburg bevestigt dit. Ook heeft onderzoek aangetoond dat er talloze houten wachttorens juist in dit gebied hebben gestaan. 2. Ook de Romeinse weg tussen tussen Augusta Ruracum (Kaiseraugst-CH) en Reginum (Regensburg) lag voor het grootste deel ten noorden van de Donau. De Romeinen waren dus aanwezig in dit gebied 3. Van invallen van Germaanse stammen in die uithoek is weinig tot niets bekend. In de traditionele opvattingen worden daar geen volkeren genoemd. De Chatten, Tencteren en Mattiaci verbleven ten noorden van de Main. Van de Marringi en Varisii of Naristii die daar zouden wonen, zijn geen invallen bekend. Overigens woonden de Alamannen in Noord-Frankrijk ten oosten van de beide Germania's in de streek tussen de Ardennen en Straatsburg. Zij vielen dan wel Gallia binnen, maar niet vanuit Duitsland, maar vanuit de streek bij Straatsburg. Daarmee blijkt Gallia beperkter te zijn geweest dan het huidige Frankrijk.

    5. Paleis van een ruiter, door herman Clerinx. (AM. nr.4-2019).
      In een lezing van Xavier Delamare die Clerinx bijwoonde werd Echternach genoemd. De oudste geschreven vorm die we daarvan terugvinden dateert uit de 7e eeuw en luidt Epternacus. Delamare herleidt dat tot Epo-tarino-s. Betekenis: 'wie te paard vooruitstormt' of 'ruiter-speerdrager'. We herkennen daarin epos, Gallisch voor 'paard'. Te mooir om waar te zijn? Sinds decennia weten we dat in de villa van Echternach paarden werden gefokt. Nu blijkt dat de plaatsnaam taalkundig verband houdt met paarden. Delamare geloofde niet in toeval. Maar zekerheid bezat hij helaas niet.
      Commentaar: Zo ontstaan weer nieuwe mythen op grond van speculaties en allerlei veronderstellingen. De oudste vorm 'Epternacus' heeft geen betrekking op Echternach maar op Eperlecques, oorspronkelijk gespeld als Aefterlacum (= 'nabij het meer', dat het Alechmere-Almere was). Aefternacum, door de oorkonden van Eperlecques talloze malen in verband met de Batua genoemd, is Eperlecques, op 10 km noord-west van St. Omaars en op 7 km oost van Tournehem. Het klooster van Echternach is in 973 als een nieuw klooster gesticht. Zie verder bij Echternach.

    6. Een Romeinse ruiterhelm, nieuw licht op een oude vondst, door Jasper de Bruin. (AM. nr.4-2019).
      Het Romeinse fort Fectio is vermoedelijk al rond het begin van de jaartelling gesticht. Recent ging men er nog vanuit dat helm en masker bij elkaar horen. Toch zijn daar geen aanwijzingen voor, Met wat knip- en plakwerk komt er dan een heel mooi resultaat uit.
      Commentaar: Dat is het grote probleem in Romeins Nederland: het hangt met teveel knip- en plakwerk aan elkaar vast. Zo wordt de naam Fectio geplakt op de naam Fletione die op de Peutingerkaart staat. Maar dat zijn twee verschillende plaatsen. Zie verder bij Fletione.

    7. Het ware paradijs, door Tom Buijtendorp. (AM. nr.4-2019).
      In een uitvoerig artikel over 'de zoektocht door 3 continenten' naar het paradijs, komt Buijtendorp zelf al tot de volgende conclusie: Voor geen van de besproken zienswijzen valt overigens wetenschappelijk bewijs te leveren. Dat het paradijsverhaal een ergens in Mesopotamië speldende mythe is, blijft daarom een zeer goede mogelijkheid. Maar ook daarvoor ontbreken harde bewijzen.
      Commentaar: Ook hier laat Buijtendorp zijn fantasie de volle loop. Hetzelfde doet hij in zijn boeken over Jullius Caesar en het jaar 117. Zie verder bij Caesar in de Lage Landen en het jaar 117.

    8. Tachtig crematiegraven, door Dick Roetman. (AM. nr.3-2019).
      In Huissen was in de 1e en 2e eeuw n.Chr. sprake van een welvarende woongemeenschap van Romeins georiënteerde bewoners. Misschien leefden er ook gepensioneerde Romeinse soldaten. Er was sprake van een burgerlijke bewoning, geen militaire aanwezigheid.
      Commentaar: Albert Delahaye sprak al over veteranen die in de Betuwe verbleven. Dit past precies in de visie van Albert Delahaye die er de 'Agri Decumates' plaatst. In hoeverre is Huissen (ooit voorgesteld als Castra Herculis) als Romeinse legerplaats nog vol te houden? Omtrent de ligging van de genoemde castella (Maurik, Kesteren, Opheusden, Driel, Huissen/Loowaard en Herwen) bestaan alleen op bodemvondsten gegronde vermoedens. Van de castella zelf heeft men ter plaatse nog nauwelijks enig spoor gevonden. (Bron: J.H.Verhagen in J.H.Verhagen, prehistorie en vroegste geschiedenis van West-Brabant, Waalre, 1984). Zijn die sinds 1984 wel gevonden?

    9. Ook vroegmiddeleeuwse sporen in de Utrechtse wijk Zuilen, door Joost Vermeulen. (AM. nr.3-2019).
      Op de oever van de Vecht gelegen zijn nederzettingen uit de 7e-8e eeuw en uit de 10e eeuw tot en met de 12e eeuw aangetroffen. Dit is het eerste archeologische bewijs dat er al in de vroege Middeleeuwen mensen in dit gebied langs de Vecht hebben gewoond. De aangetroffen bewoningssporen uit de 7e-8e eeuw bestaanuit groondplannen van tenminste drie grote boerderijen. Den Braven denkt... meer dan zomaar een paar huizen. verder zijn er honderden stukken aardewerk, dierenbotten,metalen voorwerpen en tietallen houten palen gevonden.
      Commentaar: Het eerste archeologische bewijs! Dus alles wat er voordien beweerd werd was nergens op gebasserd. De vraag die onbeantwoord blijft is op welke gronden kwam men tot de wel ruime datering 7e-8e eeuw? Deze wordt ook hier weer meteen aan het verblijf van St.Willibrord in Utrecht gekoppeld. Afwachten is het op de nog te verschijnen basisrapportage van de gemeente Utrecht.

    10. Het raadsel van Romeinse munten, door Tessa de Groot en Jan-Willem de Kort. (AM. nr.3-2019).
      Bij het dorp Berlicum werde munten gevonden met een dikke korst er omheen. Dit wijst erop dat deze plek ooit zeer nat was. De oudste munt kwam uit het jaar 90 voor onze jaartelling. Andere munten uit de tijd van 69 tot 79 n.Chr. en uit de jaren 161 tot 180. Hoe de gevonden geldstukken ooit in de grond terecht zijn gekomen is een nog op te lossen vraag.
      Commentaar: Uit deze vondst van munten uit zo'n lange periode (ruim 270 jaar) blijkt dat munten vele generaties kunnen meegaan, ook al zijn ze niet bij elkaar in een schat gevonden. Een preciese datering levert grote problemen op. Ze zijn in elk geval niet aan een specifiek gebeurtenis te koppelen, wat archeologen en historici bij andere muntvondsten wat al te voorbarig doen.

    11. Munten uit Sittard geven Caesar gelijk, door Herman Clerinx. (AM. nr.2-2019).
      Twee muntschatten uit Sittard-Graetheide moeten datern uit het midden van de eerste eeuw v.Chr. pal tijdens de Gallische oorlog toen Julius Caesar onze gebieden kwam veroveren.
      Commentaar: Ook bij deze muntschat kunnen weer de gebruikelijke vragen gesteld worden. 1. Door wie? 2. Wanneer? en 3. Waarom is deze schat verborgen? Zolanf deze vragen niet met feiten worden beantwoord blijft het bij speculaties.
      Ook al worden de munten gedateerd halverwege de 1e eeuw v.Chr. (wat een hypothese is) dan zijn ze niet aan de veldtochten van Julius Caesar te koppelen. Deze munten worden ook steevast aan de Eburonen gekoppeld, maar die woonden niet in Limburg maar in Frans-Vlaanderen. De Eburonen waren de buren van de Nervii (Bavay) en de Atuaci (Douai). Zie bij de muntschat van Amby. De aanwezigheid van Caesar in Nederland is nog steeds een onbewezen mythe. Als er van Caesar en zijn troepen in heel België al nooit iets gevonden is, dan is zijn aanwezigheid in Nederland een volslagen fabel.


    12. Lent was al in de oudheid bewoond, deel 2. (AM. nr.1-2019).
      Vaak moesten de bewoners wel maken dat ze wegkwamen als de Waal overstroomde.
      Commentaar: Overstromingen in de Betuwe (en laag-Nederland) blijken van alle tijden te zijn.


    Archeologie magazine 2018


    1. De Rotterdamsebaan in Den Haag. (AM. nr.6-2018).
      Enkele artikelen in deze AM zijn gewijd aan opgravingen op de Rotterdamse baan. De vondsten liegen er niet om lezen we: prachtige overblijfselen uit de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen. Aan het eind van de 13e eeuw is er weer volop activiteit in dit gebied. Er zijn vooral resten uit de 14e eeuw en later gevonden. Ockenburg wordt genoemd als een belangrijke vindplaats van Romeins. Na de Romeinse tijd was het terrein in de Vlietzone ongeveer duizend jaar onbewoond. In de 4e eeuw wordt het terrein verlaten en pas aan het eind van de 13e eeuw zijn er weer activiteiten (drie grote erven). Het is goed mogelijk dat er vanuit Forum Hadriani een weg heeft gelopen naar de Romeinse vindplaats.
      Commentaar: Ziet U ook hier weer het gat tussen de Romeinse tijd en de zelfs Late Middeleeuwen (13e eeuw!). Jammer dat die weg nooit gevonden is en ook niet op de Peutingerkaart staat! Ging het wel over Nederland op die kaart?

    2. Lent was al in de oudheid bewoond, deel 1. (AM. nr.6-2018).
      In Lent (aan de overkant van Nijmegen) zijn 50 inhumaniegraven en 19 crematiebijzettingen gevonden. Of het Merovingisch is wordt nog getwijfeld.
      Commentaar: Deze graven zijn dus niet in Nijmegen gevonden, maar worden in Nijmegen wel gebruikt om haar geschiedenis mee te bewijzen. Zie bij Nijmegen. Ook spreekt men hier terecht niet over 'graven van Bataven'.

    3. In AM. nr. 5-2018 is de special gewijd aan Stonehenge. Uit dit artikel blijkt dat naarmate het onderzoek over dit pre-historisch monument vorderde er nieuwe inzichten ontstonden. Zo zijn er ook nieuwe inzichten ontstaan over de geschiedenis van de Nederlanden in het eerste Millennium, maar die worden, in tegenstelling tot die van Stonehenge, niet geaccepteerd door de gevestigde wetenschap.

    4. Romeinse legerpost in Krommenie. (AM. nr.5-2018).
      In Krommenie het Provily sportpark werden in 1964 stukken aardewerk, resten hout en tientallen stenen slingerkogels ontdekt. Amateurarcheologen hebben wekenlang het terrein onderzocht. Zij concludeerden na afloop van hun onderzoek dat er wellicht een vierkant houten gebouw had gestaan en die resten hout zouden onderdeel kunnen zijn van een omheining. En de datering? Het zou Romeins kunnen zijn. In een van hun publicaties werd zelfs de eerste helft van de eerste eeuw gesuggereerd. Ondanks deze vondsten zag de professionele archeologische wereld toen echter. geen aanleiding voor verder onderzoek.
      Commentaar: Typisch voorbeeld van de hooghartige professionele wereld!
      Vorig jaar (2017) werd het archeologisch bureau Argos ingeschakeld en al vlug bleek dat de amateurs uit 1964 volledig gelijk kregen. Mogelijk geeft de komende tijd meer uitsluitsel of het hier echt om een Romeinse legerpost gaat of om een versterking die de lokale bevolking heeft gebouwd.

    5. Nieuwe Romeinse vondsten in Valkenburg ZH. (AM. nr.5-2018).
      In Valkenburg (Gemeente Katwijk) is een stuk Romeinse weg uit de tweede eeuw na Christus opgegraven, samen met een grafveld, huisplattegronden en een grachtensysteem. 'Hiermee wordt onze kennis van de bewoningsgeschiedenis van dit gebied flink uitgebreid', aldus archeoloog Jeroen Loopik van ADC Archeoprojecten. Er is nauwelijks inheems aardewerk opgegraven: 'Het is allemaal Romeins importaardewerk'. Een grachtensysteem dat mogelijk diende als afwatering.
      Commentaar: Op welke wijze die kennis werd uitgebreid wordt in dit artikel helaas niet vermeld. Die weg gaat natuurlijk weer een bevestiging vormen van eerdere hypothesen. Dat die pas uit de tweede eeuw is, wordt niet al te nadrukkelijk vermeld, wat natuurlijk wel consequenties heeft voor de continuiteit in de Romeinse aanwezigheid in Nederland!

    6. Grafveld door de eeuwen heen. (AM. nr.5-2018).
      Ook in dit artikel van Dick Roetman gaat het over Nijmegen, dat door hem nu Ulpia Noviomagus wordt genoemd. Er zijn 77 inhumatiegraven en 17 crematiegraven gevonden. Daartussen een graf 'dat er niet hoorde', namelijk een graf met een klokbeker. Klokbekers kwamen voor van 2500 tot 2000 v.Chr. Roetman concludeert: 'De Romeinen moeten dit graf in de 3e eeuw wel gezien hebben. Ongetwijfeld een grafheuveltje, dat door hen is gerespecteerd en ongemoeid is gelaten'.
      Commentaar: Een graf uit een andere tijd dan verwacht, kan ook betekenen dat begraafplaatsen over langere perioden werden gebruikt. Met de dateringen, zeker van grafgiften, is het dus uiterst oppassen. Een klokbeker in een 'Romeins' graf is zo'n voorbeeld.

    7. Romeinse weg opgegraven bij Katwijk (AoL.sept.2018).
      Tijdens voorbereidende werkzaamheden voor de Rijnlandroute tussen Katwijk en Leiden, troffen archeologen bij Katwijk een stuk van een Romeinse weg en een Romeinse nederzetting aan. De vondsten dateren uit 125 na Christus, en verkeren in bijzonder goede staat. Zie opmerking bij de Romeinse weg bij Houten.

    8. Was Julius Caesar ooit in onze streken? (AM. nr.4-2018).
      Boekrecentie door Joost Vermeulen.
      Commentaar: Hoewel onder een recentie een kritische bespreking wordt verstaan, is dat hier allerminst het geval. Joost meent dat aan de langdurige twijfel (gesteld in de vraag) nu definitief een einde is gekomen. Voor hem lijkt zelf de opvatting van archeoloog prof. H.Thoen die in België nooit een spoor van Julius Caesar of zijn legers heeft gevonden, niet langer houdbaar. Het 'vrijwel zekere bewijs' dat Joost noemt (let op het woord 'vrijwel'), kan ik nergens vinden. Ik vraag me dan ook in alle oprechtheid af 'Hoe kritisch heeft Joost dit boek gelezen?'
      Voor een echte kritische recentie kunnen we verwijzen naar Caesar in de Lage Landen (zie daar).

    9. Afdalen in Nijmegen centrum. (AM. nr.4-2018).
      Weer een artikel van Dick Roetman over de archeologie van Nijmegen waarmee hij zich heel intensief bezig houdt. Het geeft mooie inkijkjes in de werkwijze en de opvattingen over de vondsten.
      Commentaar: Enkele opmerkingen in dit artikel springen toch wel in het oog, zoals: er zijn liefst 12 historische lagen opgegraven, van boven naar beneden: sporen Tweede Wereldoorlog, bewoningslagen 19e tot 14e eeuw, diverse stegen (gassen), poorten, stadwallen 16e tot 13e eeuw, Romeinse tijd en ouder'. Aldus de letterlijke tekst uit het artikel. Ziet U ook het gat tussen de 13e eeuw en de Romeinse tijd? Verder wordt geschreven dat op een diepte van 3 ½ meter over een lengte van zo'n 16 meter een Romeinse secundaire weg. Munten en mantelspelden bevestigen de oudste datering: 1e eeuw n.Chr. In de lagen erboven hadden de archeologen al eerder een straatje aangetroffen, het Scheidemakersgas met bakstenen funderingen van huizen uit de 14e eeuw. Dus hier ook weer dat gat, nu van zelfs 13 eeuwen. Verder noemt Roetman nog 'de wal van Gorissen', de stadsomwalling waarvan Gorissen beweerde dat de eerste aarden verdedigingswal omstreeks 1200 werd opgericht en de tweede in 1230/1235. Duidelijk hier is ook weer dat de geschiedenis van Nijmegen na de Romeinse tijd pas in de 13e eeuw weer opkwam. Dat werd al eerder aangegeven door mededeling van het (voormalig) Nijmeegs museum Commanderie van St.Jan (nu museum Het Valkhof) in 'Het Bronnenboek', waarin te lezen is dat Nijmegen (en ik citeer) "als stad ten onder is gegaan aan het eind van de derde eeuw en er pas in de 13e eeuw weer een nederzetting van enige omvang was".
      Het mag duidelijk zijn: de archeologie van Nijmegen spreekt duidelijke taal: na de Romeinse tijd begint de geschiedenis weer in de 13e eeuw.
      Over de Merovingische of Karolingische tijd GEEN WOORD. Ook in dit artikel niet.
      Nijmeegse oudste stad van Nederland? Daar is helemaal geen sprake van met een gat van bijna 10 eeuwen in de bewoningsgeschiedenis.


    10. Tropaeum Traiani. (AM. nr.4-2018).
      Hoewel dit artikel niet over Nederland gaat willen we er toch wel het volgende uit vermelden. Het sluit wel aan bij de opvattingen van Nijmegen, immers van keizer Traianus zou Nijmegen stadsrechten hebben gekregen tijdens zijn persoonlijke aanwezigheid in Nijmegen. Maar wat blijkt uit dit artikel? In de jaren tussen 100 en 107 was deze keizer in Dacië oorlog aan het voeren. Hij was daar persoonlijk aanwezig toen zijn troepen over de Donau trokken.
      En aangezien deze keizer geen heilige was is bilocatie, wat alleen aan zeer heilige personen is voorbehouden, uitgesloten. Als hij in Dacië was, dan was hij tussen 100 en 107 niet in Nijmegen. De Romeinse nederzetting Traianenses Tropaeenses (in Roemenië) die tijdens de regeerperiode van Traianus tot stand kwam, bleef tot het begin van de 6e eeuw functioneren.
      Wel opvallend is dat deze plaats die nu Adamclisi is, als zodanig niet op de Peutingerkaart staat. Er loopt ook geen weg die op de Peutingerkaart staat naar toe. Vandaar dat er toch twijfels bestaan in deze herbouw, zoals het er nu bijstaat!

    11. De Via Belgica wijst de weg in Romeins Zuid-Limburg. (AM. nr.3-2018).
      De weg zelf is niet meer zichtbaar. Met de unieke navigatie-app is het een toeristisch product geworden.
      Commentaar: ook hier wordt het toerisme boven de historische werkelijkheid gesteld.

    12. Opgraving met chirurgische precisie, door Dick Roetman. (AM. nr.3-2018).
      Ook in deze magazine komen de memoires van deze amateur-archeoloog (zoals hij zichzelf noemt) ter sprake. Enkele citaten:
      1. Het is een aantrekkelijk idee dat beroemde generaals als Drusus, Tiberius en Germanicus vanuit deze locatie leiding gaven aan hun veroveringstochten.
      2. In 30/40 n.Chr. werd een ruitereenheid op Kops Plateau gestationeerd en werd na de Batavenopstand van 69-70 n.Chr. deze locaties opgeheven.
      3. Een 1e eeuw grafveld bevatte schamele crematieresten, waarvan twee van een vrouw. Er zijn geen mantelspelden aangetroffen. De 11 crematiegraven dateren uit de periode grofweg 70-105/110 n.Chr., dus niemand uit de bezettingsperiode op het Kops Plateau (12v.Chr.-70 n.Chr.)
      4. Van de gevonden 16 munten waren er 9 van vóór de Batavenopstand uit 69/70 n.Chr. (Dus 5 van na die opstand, maar dat vermeldt Roetman niet.)
      5. De zandheuvel Hengstberg is in allerlei perioden in gebrui geweest. Resultaten zijn gevonden van Laat Paleolitjicum, brondtijd/ijzertijd, Romeinse tijd, bezetting door Franse legers in 1794 en door Duitsers en geallieerden in de Tweede Wereldoorlog.
      Commentaar: Het aantrekkelijke idee dat Rietman noemt is de wijze waarop men in Nijmegen haar geschiedenis vaststelt. Het zijn slechts aantrekkelijke ideeën. Ziet U ook hier weer het gat van Nijmegen en wel tussen de Romeinse tijd en de 18e eeuw.

    13. Lopen door de straten van Forum Hadriane (AM. nr.2-2018).
      In deze special komen de traditionele opvattingen over Forum Hadriani weer eens uitgebreid voor het voetlicht. We verwijzen daarvoor allereerst naar Foro Adriani waar de ware todracht beschreven wordt.
      Commentaar:Nu moet goed begrepen worden dat de Romeinse aanwezigheid en vondsten allerminst worden ontkent. Wel de naam van deze Romeinse plaats. Die steunt vooral op de Peutingerkaart (zie daar), waarop overigens niet Forum Hadriani staat, maar foro adriani (zonder H en zonder hoofdletters). Het artikel blijkt wat de literatuur betreft, naast op de traditie vooral op de boeken van Tom Buijtendorp te steunen.
      Door Buijtendorp worden vergelijkbare bewijzen geven als in zijn boek over Caesar in de Lage Landen (zie daar). Er wordt een heleboel beweerd maar niets bewezen, ook al noemt men de klassieke schrijvers als Tacitus, Suetonius en Cassius Dio. Het is een vergelijkbaar verhaal als men in Keulen hanteert met de letters CCAA wat Colonia Claudia Ara Agrippinensium zou betekenen. Die mythe heb ik doorgeprikt met artikelen in SEMafoor nr.4 jrg.18 en nr.2 jrg.19.


    14. Ook bij Forum Hadriani blijkt het enige bewijs van de naam gebaseerd te zijn op de Peutingerkaart. Wat Tacitus en de andere klassieke schrijvers (waarnaar Buijtendorp verwijst) ook schrijven, toch blijkt ook bij Buijtendorp het uitgangspunt te zijn dat de Ubiërs bij Keulen woonden. Dat uitgangspunt is onjuist aangezien de Ubiërs de buren van de Sueben waren, die volgens Caesar niet ver van de zee woonden waarin de Renus uitmondt. Als men voor Renus de Rijn wil houden (maar het is de Schelde (zie daar), dan woonden de Sueben dus bij Katwijk. En dan kun je de bewoners van Keulen toch moeilijk 'de buren' noemen! Het voorgaande wordt verder bevestigt doordat naast de Sueben de Menapiërs (is Keltisch en betekent 'kustbewoners') woonden. En de Menapiërs woonden in Frans-Vlaanderen, waar Cassel (castellum menapiorum) immers hun hoofdstad was.
      Zo zitten de mythen in elkaar. Als men nu de klassieke schrijvers eens kritisch zou lezen en niet meteen zou spreken 'dat de schrijver zich hier vergist heeft', dan zou de ware kijk vanzelf op tafel komen. Niet de klasieke schrijvers hebben zich vergist, maar de latere historici die hun teksten op de verkeerde plaatsen toepasten. En dat ze daar niet passen geeft precies aan dat men dan elders moet zoeken. En dat is precies wat Albert Delahaye (en anderen) gedaan heeft.

    15. Het keerpunt Dokkum (AM. nr.1-2018).
      In deze special komt de mythe van St.Bonifatius en Dokkum weer volop aan de orde. Zie daarvoor ook het hoofdstuk over Bonifatius waar veel van de mythe wordt besproken.
      In dit artikel worden aan de traditionele opvattingen nog enkele mythen aan toegevoegd. Zo zou Dokkum al in 248 door hertog Obbo van Friesland zijn gesticht. Dat jaartal is echter verzonnen, wordt er aan toegevoegd. Over de hertog Obbo echter geen woord. Heeft die nu wel of niet bestaan? En met muntjes van Duitse machthebbers uit de 11e eeuw bewijs je ook niets over de 8e eeuw. Dat er Doccuga op staat geeft ook niet aan dat het om Dokkum zou gaan. Dan moet er bewezen worden dat Dokkum in de 11e eeuw een eigen muntatelier had. En zolang dat niet bewezen is, blijft ook dit een mythe.
      Directeur Dragt van het museum in Dokkum vindt Bonifatius trouwens geen martelaar, 'want hij kwam niet alleen voor het geloof naar Dokkum' beweert hij. 'In ieder geval werd Bonifatius na zijn dood in talrijke levensbeschrijvingen veel mooier en heiliger voorgesteld dan hij in werkelijkheid was', zegt de museumdirecteur. En wat Dokkum zelf betreft, het was in die tijd niet meer dan een terpje bij een doorwaadbare plaats. Door de moord zou het uitgroeien tot een religieus centrum en bedevaartsoord. Toch zou de moord in 754 op de markt voor de grote of St.Martinuskerk plaats gevonden hebben. Op dat terpje? En dat terwijl de oudste bronnen over die moord niet de plaats noemen, maar de pagus Dockinchirica, wat de streek van Dunkerque (Duinkerke) is en zeker niet het niet bestaande Dokkum. En over een religieus centrum of een bedevaartsoord dat Dokkum geweest zou zijn is in de kerkgeschiedenis van Nederland niets gebleken. Pas in de 19e eeuw werd Dokkum als moordplaats wat bekender.
      Als museumdirecteur al zoveel twijfel uit, zou het aan te bevelen zijn dat hij eens uitzoekt wanneer Dokkum een religieus centrum en bedevaartsoord werd. Dat gebeurde pas in de 19e eeuw, waarmee het ontstaan van de mythe precies wordt aangegeven. Dat de St.Bonifatiuskerk uit 1872 stamt en het St.Bonifatiusbeeld pas in 1962 door (de protestantse, red.) prinses Beatrix werd onthuld wordt dan wel vermeld, maar er worden geen conclusies uit getrokken.
      Zo blijven de mythen bestaan, aangezien men geen historisch onderzoek doet of wenst te doen. Ook hier viert het toerisme hoogtij, reden waarom de welvaart van Dokkum in de 17e eeuw nog eens wordt genoemd en geroemd. Zie verder bij Dokkum.

    16. Op zoek naar Oppidum Batavorum (AM. nr.1-2018).
      Hoewel dit vermeende oppidum elders (zie daar) uitvoerig is besproken, moet het toch weer de aandacht krijgen. Het is zo'n mythe die maar blijft rondzingen in historisch Nederland en in Nijmegen, ook in dit artikel van Dick Roetman. Hij blijft Nijmegen Ulpia Noviomagus en de oudste stad van Nederland noemen, volgens Roetman zelfs 20 jaar ouder dan men in Nijmegen hanteert. Woorden als 'lijkt wel', 'mogelijk' en 'zal wel' maken zijn artikel niet bepaald overtuigend. Het zijn bewoordingen die we vaker tegenkomen in de geschreven geschiedenis uit het eerste millennium, waarmee de twijfel die er toch blijkt te zijn precies wordt aangegeven.
      Zijn vraag "Is de Bataaf gevonden?" beantwoordt Roetman zelf al met een volmondig NEE. De Romeinse gebouwsporen die ervoor in aanmerking zouden moeten komen, hebben geen betrekking op de stad Oppidum Batavorum. Commentaar:Tot die conclusie was W.Willems ook al gekomen in de jaren 80 van de vorige eeuw (zie daar). Blijkbaar heeft Roetman dat opgravingsverslag niet gelezen, aangezien hij weer met de conclusies van Daniëls uit de jaren 20 komt aanzetten. Ook dat verhaal van Daniëls heeft hij blijkbaar niet goed gelezen, immers Daniëls twijfelde al aan de algemene opvattingen (zie daar).


    Archeologie magazine 2017


    1. Tempels in het Batavengebied, door Dick Roetman. (AM nr.6-2017).
      Ook in dit artikel gaat Roetman er weer vanuit dat de Betuwe het gebied van de Bataven was. Hij noemt de studie van J.E.Bogaers (zie daar), die de Romeinse tempel ontdekte en daarop is gepromoveerd in 1955. Maar in tegenstelling van hetgeen Bogaers beweerde blijkt de tempel niet uit 70 n.Chr., maar uit 100 n.Chr. te stammen. Deze Romeinse (waaraan dus nu getwijfeld wordt) tempel bleek midden in Bataafs gebied te staan. De Bataafse oppergod Magusanus werd door de Romeinen gekoppeld aan hun God Hercules, vermeldt Roetman nog. Dat gaf aan dat de Romeinen heel mild dachten over de goden van overwonnen stammen en die vaak overnamen in hun religie.
      Commentaar: Door dergelijke kromme redeneringen maakt Roetman er een ware karikatuur van. Alsof de Romeinen zich inlieten met de door hen overwonnen volkeren. Als ze konden werden hele volkstammmen vermoord, de vrouwen en kinderen tot slaaf gemaakt en de dorpen platgebrand. En nergens anders werd een God van een overwonnen volk tot een God van de Romeinen gemaakt. Alleen in de Betuwe?

    2. Kruis en munt, door Annemarieke Willemsen. (AM nr.6-2017).
      Een gouden munt met Arabisch opschrift, gevonden in Finkum, was erg afgesleten. De munt werd toegeschreven aan kalief Abd al-Mu'min (1130-1163 n.Chr.) en bevestigt dat de munten geen betaalmiddel waren, maar dat het gaat om hun intrinsieke waarde (van het goud). Ook in Nederland waren deze munten blijkbaar gewild om er sieraden van te maken.
      Commentaar: We vermelden dit omdat aan de vondst van munten wel eens heel onjuiste verklaringen worden gegeven. Ter vergelijking: Is deze Arabische munt door een Arabier verloren? Of viel Finkum onder het Arabische Rijk? En is deze munt rond 1163 n.Chr. verloren? Hieruit blijkt ondermeer dat een sluitmunt geen zekere datering geeft. Wat hier geldt voor deze Arabische munt, geldt ook voor Romeinse en Karolingische munten. Waarvan Akte.

    3. De Leidse zuil van Trajanus, door Tom Buijtendorp. (AM nr.6-2017).
      Commentaar: Voor dit artikel van Buijtendorp vol aannamen en hypothesen verwijzen we naar zijn boek over het jaar 117. Dat Buijtendorp zelf ook vermeldtt dat het een nieuw licht werpt op de Romeinse tijd toont aan dat van het vorige opvatting niet alles juist was. Maar is de opvatting van Buijtendorp dan wel juist? Ik mag het betwijfelen nu ik zijn boek over het jaar 117 bestudeerd heb.

    4. Archeologie in Breda (AM. nr.5-2017).
      In Archeologie Magazine 5 is een Special gewijd aan de geschiedenis van Breda. Deze kan als voorbeeld dienen voor de geschiedenis van meerdere steden en dorpen in Nederland, zoals Amersfoort (zie daar). Vooral de plaatsen die zich een oudere geschiedenis menen te kunnen aanmeten, zoals Zutphen en Wichmond dienen uiterst kritisch bestudeerd te worden. Vaak blijft van die vermeende oudste geschiedenis weinig tot soms helemaal niets over als men de geschreven bronnen en de archeologische bevindingen eens kritisch met elkaar vergelijkt.
      Ook bij Breda is dat het geval. Er wordt dan wel in algemeenheid geschreven over de Romeinse en de Merovingische en Karolingische tijd (die zijn in algemeenheid wel in West-Europa te plaatsen), maar de zin dat "de oudste bewoningsporen zijn rond 1100 te dateren" zegt precies waar het over gaat.
      Commentaar: Breda is zoals zo veel plaatsen in Nederland (net als Utrecht, Elst, Nijmegen en Heerlen) ontstaan in het tweede millennium. Over de bewoningsgeschiedenis van Breda in de 9e en 10e eeuw is vooralsnog weinig (beter is: niets) bekend, lezen we in het artikel.
      Hebben Utrecht, Elst, Nijmegen en Heerlen een Romeinse voorgeschiedenis gehad, Breda zeker niet. Na die Romeinse voorgeschiedenis verdwijnen ook deze plaatsen in duistere eeuwen en keren pas in het tweede millennium als woonplaats weer in de geschiedenis terug.


    5. Archeologie in West-Friesland. (AM nr.4-2017).
      Het is een nat gebied. Van de vroege Middeleeuwen vinden we moeizaam dingen terug. Dijkresten stammend uit de 11e of 12e eeuw.
      Commentaar: Als bijvoorbeeld ergens de strijd van de Nederlanders tegen het water zichtbaar wordt is het wel hier. In de 11e eeuw begon het met kleine dijken. Wieringerwerf werd op basis van keramiekvondsten, waarschijnlijk bewoond in de periode 1150-1288. In 1351 verdween het dorp definitief van de kaart (wegens toenemende wateroverlast en overstromingen, red.).

    6. De Romeinen in Roemenië, door Dick Roetman. (AM nr.4-2017).
      Het kon weleens een Castellum van de Cananefaten zijn, wat uit de historische literatuur bleek. De dakpanstempel met de inscriptie CICF= Cohors Prima Cannanefatium. Dir was het bewijs van het bestaan van deze 'Nederlandse' troepen, helemaal van Zuid-Holland naar Noord-Roemenië gelopen.
      Commentaar: Dick Roetman gaat met deze opmerkingen wel erg kort door de bocht. Een gevonden dakpan met stempel bewijst niet wie die daar heeft weggelegd, nog minder op zijn vertaling van de afkorting wel klopt. En dat het om een "Nederlandse' cohors zou gaan is een hypothese. Gelukkig erkent hij dat ook, aangezien hij het "Nederlandse' tussen aanhalingstekens plaatst.
      Ook het door hem genoemde castellum van de Bataven ten zuiden van Tihâu met de naam Cohors I Batavorum Millitaris is een mythe. Sinds wanneer bouwden de Bataven een Castellum? Waarom zijn die dan nooit in de Betuwe gevonden?


    7. De goudschat van Lienden. (AM nr.3-2017).
      Bij Lienden in de Betuwe is eind 2016 een muntschat gevonden van in totaal 42 stuks van Romeinse gouden solidi. De datering van de munten is tussen 375 en 437 aan de hand van de beeltenissen van de Romeinse keizers op de afzonderlijke munten. Bij de schat zijn geen verdere vondsten uit de Romeinse tijd of daarna gevonden. De verstopplek was vermoedelijk een oude grafheuvel.
      Commentaar: De conclusie die de archeologen Stijn Heeren, Nico Roymans en Jos Bazelmans trekken is ook hier weer zeer voorbarig. Men heeft bepaalde onbewezen en voorbarige opvattingen in het hoofd, die de conclusie dan bepalen. Zij menen dat deze schat een sleutelstuk vormt van de eindfase van het Romeins gezag in Nederland.
      De genoemde archeologen gaan er blijkbaar van uit dat de munten door een Romein verborgen zijn. En dat is een onbewezen aanname. Deze schat is zeker niet door een Romeinse legionair begraven die immers niet in gouden munten werden uitbetaald. Het is duidelijk een spaarpotje, een belegging van iemand op de vlucht, die zijn verborgen bezit later niet meer heeft kunnen ophalen. Wie dat was blijft een onbeantwoorde vraag. Het geeft in elk geval geen enkele informatie over een Romeins gezag in Nederland, dat rond 260 n.Chr. immers door de Romeinen verlaten was.


    8. Het raadsel van Tiel. (AM nr.2-2017).
      In dit artikel is sprake van voorwerpen, die maar bij hoge uitzondering worden aangetroffen, zoals nu bij Tiel. Zo worden voorwerpen vermeld die normaal gesproken in de context van rijke Romeinse bewoning of locaties met een bijzondere functie zoals een tempel of forum worden gevonden. Alleen is van dergelijke gebouwen bij Tiel geen spoor teruggevonden, zoals in het artikel vermeld wordt. Ook hier wordt weer geschreven over 'de stam van de Bataven' die in dit deel van de Betuwe woonden. Het artikel besluit dat er nog veel nader onderzoek nodig is.
      Commentaar: Het is de enige juiste waarheid, echter enkele conclusies staan blijkbaar al bij voorbaat al vast voordat nader onderzoek heeft plaats gevonden.
      En dat nu precies het probleem in historisch Nederland. Men blijft enkele mythen uit de 17e eeuw als uitganspunt hanteren, zonder deze eens aan een nader kritisch onderzoek te onderwerpen.


    9. Vaubans erfenis. (AM nr.2-2017 p.14 e.v.).
      Een opvallend artikel over de stille getuigen in Noord-Frankrijk van vier eeuwen machtstrijd. Het was precies dit gebied waar zich over vele eeuwen (hier wordt het beperkt tot 4 eeuwen) een machtstrijd heeft voorgedaan tussen verschillende volkeren en machthebbers tot en met de laatste wereldoorlog. Maar dit aantal eeuwen kan uitgebreid worden tot de tijd van Julius Caesar, die van Karel de Grote, de 80-jarige oorlog en meerdere schermutselingen daartussen. Juist dit gebied is sinds mensenheugnis het strijdtoneel van Europa geweest en gebleven. Zie ook het hoofdstuk over het Diets.
      Commentaar: Vergelijkt men het kaartje (zie hiernaast, klik erop voor een vergroting) met de visie van Albert Delahaye over de noordgrens van het Romeinse rijk ten tijde van Julius Caesar en ten tijde van de Limes Germanicus, dan is de overeenkomst frappant. De versterkingen die Vauban aanlegde komen nagenoeg overeen met de bovenste weg op de Peutingerkaart, waarmee de visie van Albert Delahaye een onmiskenbaar gelijk krijgt.

    10. 'Nieuwe' Romeinse weg bij Houten ontdekt (AM. nr.1-2017).
      Onlangs konden er weer 250 meter aan het alsmaar uitdijende Romeinse wegennet worden toegevoegd. Hoewel een exacte datering niet gegeven kon worden lijkt het erop dat het stuk aangelegd werd in het eerste kwart van de eerste eeuw. Daarmee zou het dus een van de oudste stukken van de limes kunnen zijn. De weg volgt niet de kronkelige loop van de Rijn, maar liep kaarsrecht door het landschap.
      Commentaar: Dat de Romeinen in Nederland geweest zijn werd door Albert Delahaye nooit ontkend en is ook niet in tegenspraak met zijn visie. Dat de Romeinen wegen aanlegden, zeker in de natte en sompige bodem van Nederland, is net zozeer geaccepteerd. De gevonden palen die verzakkingen moesten voorkomen geven dat al aan. Maar dat dit een weg van de Peutingerkaart zou zijn, wat overigens in het artikel ook niet wordt beweerd wel gesuggereerd door het gebruik van het woord Limes, is een nooit bewezen hypothese. De Limes Germanicus is een term uit de 4e eeuw en toen verbleef er geen Romein meer in (laag) Nederland.

    11. De Vikingwereld in beeld. (AM nr.1-2017).
      In 1996 werd de Stichting Weg van de Vikingen opgericht die zich specifiek bezig houdt met het beschermen van het erfgoed uit de Vroege Middeleeuwen en het exploiteren van het Viking Informatiecentrum te Den Oever. De stichting participeerde ook in enkele Europese projecten.
      In het artikel is sprake van het enkele traditionele opvattingen, Dorestad, Asselt, Zutphen en Deventer worden genoemd en de handelsgeest van de Vikingen.
      Commentaar: Die handel is in flagrante tegenspraak met wat de klassieke teksten vermelden, waarin overigens nooit sprake is van Vikingen maar van Northmanni (Noormannen). Dat verschil tussen beide bevolkingsgroepen is bij historici ook nog steeds niet bekend. Dat er weinig geschreven informatie bestaat, zoals in het artikel beweerd wordt, is een volgende misvatting. Over de Vikingen is dat inderdaad zo, maar over de Northmanni bestaat een overaanbod van klassieke teksten. Maar deze vind je inderdaad niet in Nederland, maar wel in Frankrijk waar al die plunderingen ook plaats vonden. Van verwoestingen is in Nederland geen archeologisch bewijs voor handen, staat in dit artikel, wat de volledige waarheid is. Ze zijn immers nooit in Nederland geweest. Zie bij
      Noormannen.
      En over de genoemde 'schat van Wieringen' kunnen we kort zijn: die staat volledig op drijfzand. Zie bij Wijnaldum, Tzummarum en Wieringen.



    Lees het boek "De Ware Kijk Op" en oordeel zelf!

    Terug naar de beginpagina. Naar het overzicht in het kort.