Deze pagina wordt elke keer aangevuld na het verschijnen van een nieuw tijdschrift.
In het tijdschrift ARCHEOLOGIE Magazine dat 6x per jaar verschijnt, staan publicaties over recente archeologische opgravingen en bevindingen.
Het blad heet Archeologie Magazine, maar te vaak houden de auteurs zich niet bezig met archeologische beschrijvingen, maar met het schrijven van geschiedenis.
Zie ook bij Archeologie in Nederland.

We beperken ons op deze pagina tot de periode tussen de tijd van 56 v.Chr. tot 1200 n.Chr. en met name tot Nederland en Belgisch en Frans Vlaanderen.
Veel bevindingen bevestigen de visie van Albert Delahaye en waar de nieuwe opvattingen in strijd lijken met die visie geven we relevante kritiek.
Het woordgebruik in de artikelen geeft vaak al aan dat er de nodige twijfel bestaat omtrent de archeologische interpretaties, immers archeologie is interpreteren. Waar geschreven wordt in termen als 'mogelijk' of 'wellicht' zal onze conclusie zijn dat er geen bewijs voor de opvatting is en er dus feitelijk niets wordt toegevoegd aan de heersende opvattingen. De voorbeelden hiernaast spreken voor zich.
Wat we ook scherp in de gaten houden is dat veel archeologische bevindigen gebaseerd zijn op de klassieke teksten. Als voorbeeld kunnen we de bevindingen in de Betuwe noemen. Zolang men er spreekt over Bataafse vondsten gaat men dus klakkeloos uit van de onbewezen opvatting dat de Bataven in de Betuwe woonden. En dat is met geen enkele tekst ooit aangetoond. Integendeel, de teksten plaatsen de Bataven duidelijk in Noord-Frankrijk. Zie daarvoor bij Bataven.
Een speciale plaats in deze rubriek wordt ingeruimd voor hobby archeoloog Dick Roetman die elke keer over Romeins Nijmegen schrijft. In zijn artikelen beweert hij vaak met onbewezen aannamen de voor hem vaststaande feiten. Ook maakt hij in zijn artikelen soms pijnlijke fouten waaruit blijkt dat hij niet altijd de echte feiten kent. Zo is de promotie van zijn leermeester prof.J.E.Bogaers over de Romeinse tempel in Elst hevig ter discussie komen te staan, aangezien het geen Romeinse tempel bleek te zijn, maar een 'inlandse' en deze tempel niet uit de tijd voor de Opstand van de Bataven bleek te dateren, maar op zijn vroegst uit het jaar 100 na Chr. Zie bij J.E.A.T.Bogaers.
Het moet daarbij goed begrepen worden dat de aanwezigheid van de Romeinen in Nederland door Albert Delahaye allerminst wordt ontkend, wat hem te vaak verweten wordt. Echter de interpretatie van veel archeologische vondsten is aan een grondige herziening toe, zoals de naamgeving van de 'Romeinse plaatsen'. Het Romeinse Noviomagus was dezelfde plaats als het Karolingische Noviomagus en was dus niet Nijmegen maar Noyon.
Waar vooral op gelet moet worden is de volgorde van de vondsten in de opgravingsverslagen. Als er sprake is van vondsten uit de steentijd of Romeinse tijd die genoemd worden, blijkt daaruit te vaak dat er daarboven niets gevonden is uit de vroege Middeleeuwen. De oudste vondsten zitten uiteraard onder de jongere. Vindt men veel Romeins (zoals in Nijmegen) maar wordt er niets gevonden uit de Frankische tijd dat erboven moet zitten, dan blijkt dit gegeven meestal verzwegen te worden. Het toont in elk geval (zoals in Nijmegen) dat er geen continuiteit in bewoning heeft bestaan tussen de Romeinse tijd en de 12e eeuw.
Wat ook opvalt en nader beschouwd moet worden is het gebruik van bepaalde onbewezen aanduidingen of opvattingen bij opgravingen. Zo worden vondsten in de Betuwe te gemakkelijk 'Bataafs' genoemd en wordt iets te Nijmegen gevonden steeds als van 'Ulpia Noviomagus' gekwalificeerd. Dat de Bataven in de Betuwe woonden is, zoals hierboven aangegeven, een hypothese. En de naam Noviomagus voor Nijmegen is eveneens nooit aangetoond met enig bewijs. Het Ulpia Noviomagus was ook niet Nijmegen, maar Neumagen in Duitsland, waar (de latere keizer) Trajanus die de naam Ulpia voerde stadhouder was. In Nijmegen is hij nooit geweest, ook al is daar een deel van een zuil gevonden die aan hem wordt toegeschreven.
Artikelen waarin oude beweringen nog eens worden herhaald blijven buiten dit overzicht. Dat de archeologisch vastgestelde Romeinse nederzetting Castello Fectio geheten zou hebben (AM. nr.3 2017) is zo'n voorbeeld. De naam van dit Romeinse castellum is nergens door bewezen, ook niet door de Peutingerkaart, zoals altijd beweerd wordt. Daarop staat overigens niet Fectio, maar Fletione, wat een andere plaats was.
Uit veel geciteerde teksten kan opgemaakt worden dat de geschiedenis hard toe is aan een herschrijving. Veel opmerkingen van de aangehaalde auteurs komen niet overeen met de traditionele opvattingen.
Opvallend is dat Albert Delahaye van hen feitelijk gelijk krijgt ten aanzien van de Transgressies, de onjuist locatie van plaatsen en de continuïteit in de bewoning die in veel gebieden en op veel plaatsen niet bestaan heeft, zoals in Utrecht en Nijmegen (om maar de belangrijkste plaatsen te noemen).
Vanwege het overzicht en de leesbaarheid zijn alle artikelen (per jaar) genummerd. Deze nummering kan wijzigen door het tussenvoegen van nieuwe citaten.

Mozaieken van Romeinse schepen. Zowel de vorm en de boeg, als de riemen zijn geheel anders.




Een traditionele Romeinse trireem, met roeiriemen, spitse boeg en versierd achterdek.
Daarvan is op de "Zwammerdamschepen' niets te zien.
|
In het tijdschrift Archeologie Magazine vindt men veel voorbeelden die de visie van Albert Delahaye onderschrijven. We geven daarvan voorbeelden aan de hand van letterlijke citaten.
In het Commentaar (in rood) vindt U de conclusies die uit de citaten blijken. De volgorde van verwerking op deze pagina is van de jongste uitgave (bovenaan) naar oudste uitgave (onderaan).
Algemeen kunnen we stellen dat de archeologie te vaak bevooroordeeld is en in cirkelredeneringen werkt. Vindt men relicten in de Betuwe dan worden die meteen gekwalificeerd als 'Bataafs', omdat de historici meenden dat de Betuwe het land van de Bataven was. Als eerste moet bewezen worden dat de Betuwe ook werkelijk 'het land van de Bataven' was. En dat is tot heden nog NOOIT gebeurd! Zie bij Bataven. Ook is nog nooit vastgesteld wat de kenmerken zijn waaraan 'Bataafs aardewerk' (als voorbeeld) zou moeten voldoen. De cirkelredeneringen zijn wel duidelijk. De tekst van Tacitus die over de vestiging van de Bataven in het uiterste land van Gallia gaat, is altijd misverstaan. Het daarin genoemde eiland was beslist niet de Betuwe, dat als een eiland beschreven wordt dat aan de Oceaan ligt. Zie verder bij Tacitus.
|
De visie van Albert Delahaye.
Door de transgressie (zie daar) en de veenvorming was het grootste gedeelte van laag-Nederland lange tijd ontoegankelijk, dus onbewoonbaar. De geschiedenis die men er doorgaans plaatst blijkt een doublure van die in Noord-Frankrijk te zijn. Julius Caesar, Karel de Grote en St.Willibrord (om de belangrijkste te noemen) zijn nooit in Nederland geweest. Alle geschiedenis die met hen in Nederland terecht kwam was geïmporteerd vanuit Noord-Frankrijk. Daar stond het paleis van Karel de Grote in Noyon (het ware Noviomagus), was de bisschopszetel van St.Willibrord in Tournehem (Trajectum) en vonden de veldslagen van Julius Caesar tegen de Eburonen, Usipeten en Tencteren plaats.
De discussie die daarover in de Nederlanden altijd heeft bestaan, laten geen twijfel meer toe. De teksten zijn overduidelijk en plaatsen die hele geschiedenis ten zuiden van de taalgrens (zie daar).
"Het is opvallend dat in de Nederlandse Romeinse legerplaatsen met name spelden (fibulae) uit Gallië worden gevonden!" (Bron: AiN april 2017) Men gaat nu langzaam ontdekken waar de Nederlandse geschiedenis vandaan komt: uit Frankrijk!
De landschapsinrichting van de omgeving van de Rotterdamsebaan in Den Haag is vanaf de Romeinse tijd (vanaf de tweede helft van de 2e eeuw) tot op heden gelijk gebleven. In de Romeinse tijd werd in de 1e eeuw na Christus het terrein voor het eerst ontgonnen. In de 4e eeuw wordt het terrein verlaten en pas aan het eind van de 13e eeuw zijn er weer activiteiten binnen het gebied. (AM nr.6, 2018).
Ook in de omgeving van Den Haag ziet men 'het gat' in de geschiedenis van Nederland tussen de Romeinse tijd en de late Middeleeuwen.
ARCHEOLOGISCHE bevindingen.
In onderstaande citaten geven we zoveel mogelijk de letterlijke tekst weer. Soms hoeft er uit een heel artikel maar één of enkele zinnen te worden aangehaald. Het hele artikel kunt U in de aangegeven bron desgewenst zelf nalezen.
Gebruikte afkortingen in onderstande teksten: AM staat voor Archeologie Magazine; AiN voor Archeologie in Nederland, met AWN-bijlage; AoL voor Archeologie on Line.
Waar sprake is van een hypothese gaat het om een als voorlopige waarheid aangenomen maar nog te bewijzen veronderstelling.
Enkele citaten uit oudere Magazines:
Nota bene de vroegere stadsarcheoloog van Maastricht, Titus Panhuysen, heeft aangetoond dat niet Maasticht maar Nijmegen de oudste stad van Nederland is. (Archeologie Magazine nr.3.2005) Maar is dat ook zo? Panhuysen speelt tegen wil en dank, zoals hij dat zelf benadrukt, een centrale rol in die discussie over de oudste stad van Nederland. Hij zou het 'bewijs' hebben geleverd dat alleen Nijmegen recht heeft op deze titel, iets wat in 2005 bij het 2000-jarig bestaan van de stad benadrukt werd. Het gaat dan om de interpretatie van de in 1980 opgegraven Nijmeegse godenpijler (zie eigen foto hiernaast). Die noemde Panhuysen "een van Nijmegens historische kroonjuwelen" en "een monument dat met de vroegste stichting van de stad – onder keizer Tiberius – in verband gebracht kan worden". Dit werd door de Nijmegenaren aangegrepen als het ultieme bewijs dat Nijmegen dus de oudste stad van Nederland is, notabene bewezen door de Maastrichtse stadsarcheoloog! Panhuysen zelf wenst de betekenis van zijn woorden te nuanceren op grond van de uiteenlopende definities van het begrip ‘stad’, waardoor het niet mogelijk is beide stadswordingen op gelijk niveau naast elkaar te stellen. Maastricht is in Nederland bijzonder door zijn ononderbroken bewoningsgeschiedenis van 2000 jaar, maar was in de Romeinse tijd niet meer dan een vicus, die in de vierde eeuw werd vervangen door een castrum, dat in de vroege middeleeuwen doorgroeide naar een pre-stedelijke kern. Zelfs in de 'donkere' eeuwen van de 4e tot 7e eeuw kende Maastricht bewoning. Nijmegen kent geen ononderbroken bewoningsgeschiedenis. Van Nijmegen is bekend dat er gaten in de bewoning zitten, schrijft Archeologie Magazine nr.4, 2005. En welk bewijs vormt die Godenpijler? Gevonden in Nijmegen, maar slechts een gedeelte ervan. Waar is de rest? Prof.dr.J.de Vries schrijft daar in Archeologie Magazine 4, 2005 het volgende over: De conclusie van Panhuysen lijkt alleszins voorbarig. De "pijler van Nijmegen" is niet in zijn geheel teruggevonden. Dat zal ongetwijfeld mede de reden ervan zijn dat Panhuysen de betekenis van het monument in de vorm van veronderstellingen verwoordt. Illustratief daarvoor is de volgende zin uit zijn publicatie: 'Het is best mogelijk dat de Nijmeegse zegepijler een standbeeld van de Romeinse oppergod jupplter heeft gedragen, maar een keizerbeeid van de vergoddelijkte Augustus - wellicht in de gedaante van Juppiter ligt meer voor de hand. Als er echt een verband zou bestaan tussen Augustus en de stichting van Nijmegen, zou het dan niet bovendien in de lijn van de verwachtingen hebben gelegen dat de stad naar hem vernoemd zou zijn geweest, zoals Trier, Augusta Treverorum, en Autun, Augustodunum?
De hele opvatting van Nijmegen als oudste stad blijkt gebaseerd te zijn op een onjuist geïnterpreteerde archeologisch vondst. En zoals elke archeoloog weet -of hoort te weten- sleepten de Romeinen met grafstenen en beelden door het hele Romeinse Rijk, wat al blijkt uit de steensoort van deze pijler die in Nederland onbekend is. Wat elders niet bewezen kan worden met een vondst, vormt deze vondst ook geen enkel bewijs ten gunste van Nijmegen.
Archeologie magazine 2022
- Begraven in een boomstam. (AM. nr.2-2022) Begraven in een boomstam blijkt uitzonderlijk te zijn. In het Belgische Munsterbilzen zijn 9 boomstamgraven gevonden, temidden van 68 graven. Waarom vonden liefst negen mensen hun laatste rustplaats in een boomstam, wat altijd en overaal uitzonderlijk was? Alleen Joost zal het weten. De ouderdom van de boomstamgraven kon wel worden achterhaald en bleken uit het tidvak tussen de 6-7e en 10e eeuw te komen. Een bot uit een graf werd met C-14 onderzoek tussen 716 en 949 n.Chr. gedateerd. Op het grafveld lag ook Gallo-Romeins bouwpuin en stukjes keramiek uit de 8e tot 10e eeuw. De marge tussen 6e tot 10e eeuw is wel erg ruim. Maar ziet U ook hier weer het hiaat tussen de Romeinse tijd en (zeg maar gerust) de 10e eeuw?
- Hazerswoude opnieuw verblijd met Romeinse vondsten. (AM. nr.2-2022) Lag bij Hazerswoude een Romeins fort, stelt de redactie? Naar de grensforten zelf is in het verleden al veel archeologisch onderzoek gedaan, maar over de gebieden tussen de forten is nog relatief weinig bekend. Een muntvondst bestaat uit munten uit 73-75, uit 82 en uit 166 na Chr. en een mantelspeld die dateert tussen 170 en 250. Het is goed mogelijk dat de munten in een zakje zaten, dat met de mantelspeld was dichtgemaakt. De vinder deed zijn ontdekking in een berg grond die afkomstig was uit een uitgegraven wegtracé. De locatie van deze muntvondst bevestigt het belang van de grensstreek. Over deze vondst, maar vooral de conclusies zijn de volgende opmerkingen te maken:
- Gevonden in een berg grond, afkomstig waar vandaan? Uit verplaatste relicten zijn geen harde conclusies te trekken.
- Met enkele munten en een mantelspeld kun je niet het bestaan van een fort bewijzen.
- Wel belang wordt met de vondst van drietal munten bevestigd?
- Tussen de datering van de oudste munten en de mantelspeld zit ruim 170 jaar. Hiermee wordt precies aangegeven dat munten ook eeuwen na de vermeende datum in de grond geraakt kunnen zijn. Op hoeveel andere munten is dat ook van toepassing? Lees meer over muntvondsten.
- Het veronderstelde fort (er zouden zelfs twee forten bestaan hebben) lag tussen Leiden en Alphen a/d Rijn. Was het wel een fort of een wisselstation voor paarden? De afstand tot Leiden was slechts 8 km, de afstand tot Alphen maar 6 km.
- Het veronderstelde fort staat niet op de Peutingerkaart. Waarom zo kort op andere forten, waar langs de Rijn op meerdere plaatsen grote gaten zitten?
- Domitianus in Leiden. (AM. nr.2-2022) Het gaat hier over een tentoonstelling over keizer Domitianus (89-96), die zelf nooit in Leiden is geweest. Er zijn enkele stempels gevonden met de crytische afkorting LXGPFD, waarbij de D in spiegelbeeld is afgebeeld. Was het Legio X Gemina Pia Fidelis Domitiana, zoals Jasper de Bruijn verondersteld? Waarom dan de D in spiegelbeeld? Zou een keizer dat geaccepteerd hebben, als hij juist zijn waardering van dat legioen heeft uitgesproken door de toekenning van zijn eretitels? In 96 na Christus werd keizer Domitianus vermoord. Hierna besloot de senaat in Rome dat alle herinneringen aan de voormalige keizer moesten worden uitgewist, de zogeheten damnatio memoriae. In Nijmegen werden de dakpannen van het tiende legioen voortaan alleen nog voorzien van stempels met de afkorting PF, zonder de D. Het is natuurlijk maar de vraag of hiermee de herinnering aan Domitianus echt werd uitgewist: iedereen wist immers precies wie deze eretitels had toegekend. De reden waarom de D in spiegelbeeld staat is onbekend. De vraag is dus of die omgekeerde D wel betrekking had op keizer Domitianus? Hier wordt dus weer geschiedenis geschreven zonder konkrete bewijzen en zal 'een onbekende reden' weer een eigen geschiedenis gaan vormen.
- Kennemerland in metaalvondsten. (AM. nr.2-2022) Herman Zomerdijk (1947-2014) verzamelde in de loop der jaren duizenden metalen objecten. Hij zocht de Noord-Hollandse akkers, duinen en stranden af met zijn metaaldetector. Zomerdijk werkte op zorgvuldige wijze, verkocht of ruilde zo goed als nooit vondsten en noteerde in veel gevallen heel secuur de precieze vindplaats en vondstomstandigheden. Zijn collectie bestaat uit zo'n 3000 objecten en vormen een aanvuling op ons beeld van de geschiedenis en archeologie van Noord-Holland en vooral Kennemerland. In Kennemerland was de Abdij van Egmond in de Late Middeleeuwen een belangrijk pelgrimsoord. De publicatie is online te raadplegen via de website van het archeologisch depot van de provicie Noord-Holland. Helaas wordt ook op de website geen eenvoudige overzicht gegeven van de vondsten. Wordt hiermee ook erkend dat de abdij van Egmond niet uit de vroege middeleeuwen (dus voor 1050) bestond?
- ww.caudicara.nl (AM. nr.2-2022). In een advertentie wordt verwezen naar het boek "Waar is Nehalennia zonder schip?"
In 1970 werd, met de vondst van vele Nehalennia votiefstenen de meest complete tempelvondst uit de Romeinse periode boven water gehaald. De Nehalennia-tempel opende in 2005 in Colijnsplaat. Marien onderzoek leverde daarna het bewijs dat vanuit de Romeinse havenstad Ganuenta (Colijnsplaat) Romeinse schepen voeren richting Brittannia. De vondst van twee Romeinse schepen in de Londense Black Friars leverde nautisch expert Ludo Van WeU de basics voor reconstructie van de Caudicaria Navis. Het schip waarmee de Romeinen overtochten maakten. Auteur Dimp Nelemans ontdekte dat Nehalennia, als godin van de Zeevaarders, daarbij een cruciale rol vervulde. De reconstructie Caudicaria ligt naast de Nehalenniatempel in Colijnsplaat. Zie www.caudicaria.nl. Dat Dimp Nelemans dit allemaal zelf ontdekte is maar de vraag. Over de Nehalennia-altaren is al het nodige geschreven. Maar dat Colijnsplaat het onbekende Ganuenta was is een nooit feitelijk bewezen overonderstelling, dus een hypothese. Lees meer over Nehalennia.
- Sporen van de Hanze. (AM. nr.2-2022) Lübeck en Wismar: twee beroemde Hanzesteden.
In dit artikel worden de geschiedenis van de Hanze beschreven die op plek 9 in de Canon van de Nederlandse geschiedenis voorkomt. We gingen op onderzoek uit in het noorden van Duitslan, de bakermat van de Hanze. In het artikel wordt wel verwezen naar een artikel in Magazine 4 van 2021, maar niet specifiek vermeld dat de KOGGE, die hèt schip van de Hanze was, uit Vlaanderen kwam. Daarom vermelden we het hier nog eens.
- Hoe een wijaltaar onvindbaar bleef. (AM. nr.2-2022) Column van Herman Clerincx.
Tongeren bezit een reconstructie (?) van het wijaltaar waaruit blijkt dat de stad een heus Romeins municipium was: een uiterst belangrijk centrum. Zie afbeelding hiernaast. Maar met het wijaltaar is heel wat aan de hand. In een tuin (?) was een wijaltaar met deze tekst ontdekt: 'I(ovl) O(ptimo) M(aximo) et Genio Mun(ictpli) Tung(rorum) Cat(ius?) Drousus sal(arius, -inator, -samentarius) Men(apiorum) v(otum) s(olvit) l(ibens) m(erito)'. De vertaling (?) is: 'Voor lupiter Optimus Maximus en de Genius van het municipium Tungrorum heeft Catius Drousus, zouthandelaar der Menapiërs, gaarne en met reden zijn gelofte ingelost'.
De zouthandelaar sprak over het municipium Tongeren. Eindelijk was het bewijs geleverd! Romeins Tongeren hoorde tot het selecte groepje municipium-steden. Onderzoeker en auteur Vanvinckenroye schreef er een artikel over en leverde er een foto en tekening van het altaar bij. Maar daarmee was de kous af en viel geleidelijk alles stil. Het altaar bleek privébezit en werd nergens getoond (?). Zelfs toen de toonaangevende classica Marie-Thérèse Raep-saet-Charlier in 1995 het wetenschappelijke artikel over het altaar verzorgde, moest ze naar verluidt zich op de foto en tekening baseren (?).
Toen ikzelf in 2014 voor mijn boek 'Romeinse sporen' informeerde waar ik het wijaltaar kon fotograferen, werd me geantwoord dat de steen ontoegankelijk (?) was. De naam van de eigenaar (?) kreeg ik niet te horen. Bizar. Een belangrijk Romeins wijaltaar dat schroomvallig (?) verborgen (?) blijft. Wat schuilt daarachter? Niemand (?) schijnt het te weten, of het te willen (?) zeggen. Geleidelijk belandden deze vragen in het vergeetboek. Tot onlangs (?) de stad Tongeren besloot een replica (?) van het altaar te vervaardigen. Ook daarvoor moesten de makers zich beperken tot de ene (?) foto en de ene tekening (?) uit 1994, aangevuld met algemene kennis over Romeinse wijaltaren. Daardoor kan op dit ogenblik niemand (?) vertellen of en in welke mate, de reconstructie (?) correct (?) is. Om toeristen te lokken (?) en de luister van Romeins Tongeren (?) kracht bij te zetten, voldoet deze replica natuurlijk ruimschoots. Maar wie de oudheid wil bestuderen, blijft met een lege maag aan tafel achter (?). Hopelijk wil de eigenaar (?) alsnog het altaar vrijgeven. Dit is een oproep.
Er zijn nogal wat vragen (?) te stellen over deze wij-altaarsteen. Op een onbekend wij-altaar met een raadselachtige tekst baseert Tongeren dus het belangrijke gegeven of het wel of niet een municipim was. Is er tweede bewijs ter verificatie? Als je alles tussen ( ) overslaat, dat zijn immers interpretaties, dan staat er op die onbekende steen (zie afbeelding links): I O M - ET GENIO - MVN T VNG - CAT DROVSVS - SAL MEN - V S L M. (de - geven de verschillende regels aan). Het gaat wel vaker met gedenkstenen die een replica zijn en waarvan de vraag is of ze, en in hoeverre ze, aangepast zijn aan de opvattingen van de archeoloog. Zo is op deze steen de afstand tussen de T en VNG (regel 3) opvallend groter dan tussen andere letters. En slechts op de letters MVN T VNG baseert Tongeren dit belangrijke gegeven van Municipium. Zie als voorbeeld J.E.Bogaers met zijn manipulatie van Romeinse opschriften, zoals op de gedenksteen van Ruimel of over de letters DMB, waar hij zondermeer 'Decurio Municipii Batavorum' van maakt.
Informatie van het plaatselijk Gallo-Romeinse Museum in Tongeren: Tongeren heeft een replica laten maken van een stenen altaar dat 30 jaar geleden werd opgegraven. Het toont aan dat Tongeren in de tweede eeuw na Christus ook al een echte stad was. Dat Tongeren een Romeinse stad is, stond natuurlijk al als een paal boven water. Maar over de exacte status van Tongeren in de Romeinse tijd bleef er nog lange tijd onduidelijkheid. Tot in 1990, want toen werd in de Rode Kruislaan in Tongeren een bijna perfect bewaard Romeins altaar met een opschrift gevonden. Het altaar was opgedragen aan Jupiter en aan de beschermgeest van de stad, vermeld als 'het municipium van de Tungri'.
De stad liet een replica van het altaar maken in Franse kalksteen en die heeft nu een mooi plekje gekregen op de toeristische dienst van Tongeren. "Op deze manier verwelkomen wij de talrijke bezoekers aan het 'municipium Tungrorum'", glundert schepen van Toerisme An Christiaens. "Het wordt een soort welkomststeen."
Het is een typisch voorbeeld van hoe het toerisme boven de historische waarheid wordt gesteld. Met een replica valt namelijk niets te bewijzen. Dat de letters TVNG betrekking zouden hebben op Tongeren moet met een tweede bron eerst bewezen worden. Of was het toch Douai, dat immers tot het gebied van de Menapiërs hoort?
Atuatuca Tungrorum wordt wel vereenzelvigd met Atuatuca waar Julius Caesar tegen Ambiorix streed. Maar de meeste onderzoekers zijn het er heden wel over eens dat deze plaats niet Tongeren was, maa ergens anders lag. Mogelijke plaatsen zijn Berg (een deelgemeente in de buurt van Tongeren), het Plateau van Caestert, een versterking bij Thuin, Limburg, Spa-Balmoral, Dolembreux, Fort Battice (Luik), Chaudfontaine en Stolberg-Atsch of zelfs niet in België, maar in Noord-Frankrijk. Immers Atuatuca werd belegerd door Julius Caesar en prof.H.Thoen heeft vastgesteld dat Julius Caesar nooit in België is geweest. Lees meer over Julius Caesar. Door de Eburonen niet in Limburg te plaatsen, maar in Noord-Frankrijk -ten zuiden van het Kolenwoud- wordt de hele geschiedenis rondom de belegring van Atuatica ook naar het zuiden verplaatst.
- Villa non modica. (AM. nr.2-2022) Romeins overslagstation en vroegmiddeleeuwse versterking.
Wie heeft er nog nooit van Dorestad gehoord? Deze bij Wijk bij Duurstede gelegen voormalige vroegmiddeleeuwse handelsnederzetting figureert in tal van boeken en is door J.H. Isings vereeuwigd op een schoolplaat. Ook een deel van de speelfilm Redbad speelt zich hier af. En kortgeleden nog figureerde Dorestad in de NTR-serie Het verhaal van Nederland. Maar de bodem van Wijk bij Duurstede herbergt veel meer dan alleen resten van Dorestad.
In de late 2e/3e eeuw werd aan de weg een militair overslagstation gebouwd. Dit station bestond uit gebouwen binnen een rechthoekig greppelsysteem en diende onder meer voor de verversing van paarden en als overslagpunt voor voedseltransporten. Over dit soort militaire posten weten we nog maar weinig. De Geer is een van de weinige plaatsen in Nederland die in de loop van de 3e en 4e eeuw niet werd verlaten. Toegegeven, in de periode neemt het aantal vondsten ook hier af, maar ze ontbreken niet. Sterker nog, de meeste munten dateren uit de 4e eeuw. In deze en de volgende eeuw stonden er gelijktijdig twee tot vier boerderijen. De vondsten wijzen op nieuwkomers. mogelijk Franken van over de Rijn. In de loop van de 7e eeuw werd begonnen met de aanleg van een greppelsysteem. In het midden hiervan stond een voor die tijd opvallend groot houten gebouw. Binnen de omgreppeling lag ook een grafveld van minimaal 48 individuen. De graven kunnen globaal in de 7e-8e eeuw worden gedateerd. Het omgreppelde terrein was mogelijk de woonplaats van een lokale grootgrondbezitter en zijn onderhorigen. Het zou de villa non modica kunnen zijn, die in het jaar 863 in de annalen wordt vermeld. In deze 'niet onaanzienlijke villa' zochten inwoners van Dorestad hun toevlucht tijdens een Vikingaanval. Er vielen vele doden en Dorestad brandde. Een dergelijk complex is niet alleen uniek voor Nederland, maar voor heel Noordwest-Europa.
Er wordt nogal veel beweerd in dit artikel. Allereerst is nooit vastgesteld dat de opgegraven nederzetting in Wijk bij Duurstede Dorestad was. Die nederzetting voldoet niet aan alle beschrijvingen in de historische bronnen, maar was de plaats Munna van vissers en jagers. Lees meer over Dorestad en Munna. Op grond van muntvondsten (welke munten? van Romeinen? van Frankrn?) kun je ook niets bewijzen. Waarom staat deze plaats niet op de Peutingerkaart als die zo belangrijk was? Twee of vier boerderijen? Van Vikingaanvalle is in Wijk bij Duurstede nooit iets gebleken en ook nooit iets van bewezen. Zwarte bodem bewijst niets over brand. Lees meer over zwarte lagen. Het hier genoemde villa non modica was niet de nederzetting Wijk bij Duurstede die immers in 863 ophield te bestaan en zeker niet mer aanzienlijk was. Het was op grond van de complete tekst de Noord-Franse paats Nemetacum ofwel Arras (=Atrecht).
De tekst uit 863 luidt als volgt: De Noormannen kwamen in de maand januari over de Renus (dat is de Schelde) per schip tot bij Colonia (=Coulogne bij Calais) en na de haven, die Dorestadum (=Audruicq) wordt genoemd, ontvolkt te hebben, bereikten zij de stad Nonmodoca (Nemetacum = Atrecht), waarheen de Frisii (Vlamingen) gevlucht waren. Daar doodden zij veel handelaars van de Frisii (Vlamingen) en met veel gevangenen bereikten zij een eiland bij de burcht van Neussium (=Noisy-le-Grand ten oosten van Parijs).
Bronnen: Annales Bertiniani, HdF, VII, p. 80 en Hincmari Remensis Annales, MGS, I, p. 459.
Nota: De tekst bevat meerdere bewijzen tegen de mythe van Wijk bij Duurstede, d.w.z. de Schelde, Coulogne en Atrecht en het feit dat de nederzetting in Wijk bij Duurstede in 863 ophield te bestaan, zoals algemeen wordt aangenomen. Nonmodoca wordt door W.van Es (zie artikel over “Dorestad ” , biz. 195) vertaald met “niet onbelangrijke nederzetting”, omdat er even verder in de tekst staat “non modica populi multitudine” - een niet geringe menigte volks. De naam is een variant van Nemetacum - Atrecht. Deze tocht van de Noormannen heeft natuurlijk niet op de Rijn plaats gevonden; dan zou Keulen (wat men ervan heeft gemaakt) niet het eerst genoemd zijn. Dorestadum lag derhalve tussen Coulogne en Atrecht; ergo is het Audruicq. Neussium is evenmin het Duitse Neuss. Nonmodoca kan dus niet Dorestad zijn, dat immers al genoemd werd. Waarom zouden de Friezen naar Dorestad vluchten als juist Dorestad geplunderd werd?
Door het geven van halve teksten of zelfs maar enkele woorden, moeten de interpretaties maar de halve waarheid bevatten of zelfs helemaal onjuist zijn.
- Nieuw inzicht in de castra van Velsen. (AM. nr.1-2022)
Archeoloog Arjen Bosman is er nog steeds van overtuigd dat Velsen 1 het Romeinse fort Flevum was. Hij meent dat Velsen 2 geen castellum, maar een castra was. Werd de castra ook Flevum genoemd? 'Dat is mogelijk, misschien zelfs waarschijnlijk, maar we weten het eenvoudig niet.' Zoals helaas bij veel opgravingen verdween het merendeel van de vondsten zonder nader bestudeerd te zijn in depots, musea en zelfs bij particulieren. 'Ik ben ervan overtuigd dat beide castra in dezelfde tijd zijn gebouwd en met hetzelfde doel: een basis te creëren voor de inval in Brittannië die door Caligula werd gepland. De perioden van het bestaan van beide forten zou gelegen hebben tussen 39 en 47 na Chr. en 600 meter van elkaar gelegen hebben. 'Er zal ook uitwisseling tussen de twee forten zijn geweest. Maar bewijs ontbreekt. Er zijn geen opschriften bekend'. In dit artikel is de enkele keren sprake van 'mogelijk', 'waarschijnlijk' en 'vermoedelijk'. Ook wordt erkent 'dat bewijs ontbreekt'. te veel is gebaseerd op een aangenomen geschiedenis. De vraag is dan waarom de Romeinen binnen 8 jaar een nieuw fort bouwden op zo'n 600 meter verder? Overstromingen?. Om Velsen nu Castellum Flevum (zie daar) te noemen is een van de meerdere opties die in de loop der jaren gepasseerd zijn. Hoe je zonder bestudering van de vondsten dan zo zeker van je opvatting kunt zijn is een vraag. Castellum of Castra? In de geschreven bronnen is slechts sprake van een castellum, geen castra. Ook hier wordt Caligula er weer bijgehaald, terwijl wel vaststaat dat deze keizer vanuit Boulogne-sur-Mer de overtocht naar Brittannia plande. Lees meer over Velsen 1 en 2.
- De bakermat van de stad Antwerpen. (AM. nr.1-2022)
In de special in deze Magazine worden enkele opvattingen rondom het eerste ontstaan van Antwerpen herzien. Op diverse plaatsen van het grondgebied van de huidige binnenstad worden sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw archeologische sporen - vooral scherven - van een Gallo-Romeinse nederzetting aangetroffen: paalkuilen, waterputten en cultuurlagen uit de 2e en 3e eeuw n.Chr., twee 4e eeuwse munten, laat-Romeinse potscherven en een crematiegraf met bijgraven uit de 2e of 3e eeuw. Drie gouden munten uit de 7e eeuw. Twee van die munten dragen als plaats van fabricage de naam ANDERPVS, wellicht de vroegste naamsvermelding voor Antwerpen. Amandus zou op verzoek van de Merovingische koning Dagobert een kerk hebben. De plaats waar het vroege Amanduskerkje als symbool van het Merovingische Antwerpen en het bijbehorende centrum zich precies situeerden, blijft echter problematisch. Dat kerkje is verloren gegaan mogelijk in de Vikingperiode. Archeologisch werd er tot dusver nog geen enkel bewijs gevonden voor het bestaan van zo'n vroegmiddeleeuwse nederzetting met een zekere status op die plek. Van Vikingterreur is op archeologische vindplaatsen in Vlaanderen echter weinig te merken. Volgens Frankische schriftelijke bronnen zou Antwerpen in 836 door 'Noormannen' gebrandschat zijn, maar van deze aanvallen ontbreekt tot dusver elk archeologisch spoor. Ook hier zijn de archeologische sporen weer mager en problematisch om er een aansprekende geschiedenis mee aan te tonen. Men stapt in elk geval af van de fantasierijke sprookjesnaam 'Handwerpen' voor de herkomst van de naam Antwerpen. Zie afbeelding hiernaast van het wel gehandhaafde beeld van Brabo, die de hand van reus Antigoon afhakte om in de Schelde te werpen.
- Van Romeins tot Frans Woerden. (AM. nr.1-2022)
In de Romeinse tijd, rond 41 n. Chr., wordt in Woerden een castellum genaamd Laurium gesticht. De vroegste datering van het castellum is niet zeker. Het bestaan van dit eerste castellum is gebaseerd op materiële vondsten, historische bronnen en vergelijkingsonderzoek met andere castelIa. Laurium was een grensfort, een legerkamp van de Romeinen langs de Limes. De Limes was de noordgrens van het Romeinse Rijk en liep langs de Rijn (nu Oude Rijn). Het castellum werd dicht bij de Rijn gebouwd wat resulteerde in de overstroming van het fort. Mogelijk werden daarom de volgende castelIa (fasen) noordelijker gebouwd. Rond 69/70 n. Chr. ging Laurium waarschijnlijk in vlammen op tijdens de Bataafse Opstand. Zo blijkt uit een aanzienlijke hoeveelheid houtskool gevonden in grondsporen van het enige gebouw dat tot nu toe uit deze periode is terug-gevonden. Kort na de Bataafse Opstand wordt het castellum wederopgebouwd. Rond 175 wordt Laurium omgebouwd tot een stenen fort. Het fort en de directe omgeving worden meermaals opgehoogd vanwege overstromingen. Overstromingen zijn niet langer rampzalig. De Germaanse invallen rond 260 daarentegen wel. Rond 275 gaven de Romeinen Laurium mogelijk voorgoed op. Helaas lijken de laatste bewoningsfasen niet bewaard gebleven. Vanaf de 12e eeuw werd Woerden verder uitgebreid met een slot, wallen, grachten, kastelen en uiteindelijk stadsrechten (1372).
Ziet u ook hier weer het gat tussen Romeins Woerden en de 12e eeuw? Dat Romeins Woerden bestaan heeft is geen punt van discussie, wel dat het de naam Laurium gedragen zou hebben. Daarvoor ontbreekt elk aannemelijk bewijs. Lees meer over Romeins Laurium. Lees ook meer over de Bataafse Opstand en de overstromingen.
- De Romeinse heerbaan door de Lage Landen. (AM. nr.1-2022)
Robert Nouwen heeft een nieuw boek geschreven over dé Romeinse Heerbaan, de oudste weg door de Lage Landen, die dwars door Vlaanderen en Nederlands Limburg liep van west naar oost. Deze weg verbond de kuststad Boulogne-sur-Mer via Kassel, Tienen Tongeren, Maastricht, Heerlen met de Rijnstad Keulen. Hij maakte deel uit van een groot en complex netwerk van (water )wegen dat Rome verbond met de verste uithoeken van het Romeinse Rijk. Van de Romeinse weg Maastricht-Tongeren-Tienen-Kassel zijn maar weinig stukken in hun 'oorspronkelijke' landschappelijke toestand bewaard gebleven. Nouwen wijdt in zijn boek specifiek aandacht aan de geschiedenis van dat stuk heerbaan en koppelt daaraan tevens en terecht een pleidooi voor meer bescherming en onderzoek.
En juist deze zo belangrijke Romeinse weg, die op de taalgrens (zie daar) ligt, droeg de naam Limes en niet die weg langs de Rijn door Nederland, die immers in de 3e eeuw verlaten werd. En juist de wegen in België zouden op de Peutingerkaart ontbreken? Zie afbeelding hiernaast.
- Offers aan de goden? (AM. nr.1-2022) De vroegmiddeleeuwse schatvondst van Hezingen-Springdal (Twente).
Vroeg middeleeuwse munten worden met enige regelmaat gevonden in Nederland. Vaak gaat het om een enkel exemplaar. In het verleden zijn enkele schatvondsten gedaan, waarvan de context veelal onduidelijk is.
Opmerkelijk is dat de verschillende typen munten, die ook in datering verschillen, en de overige vondsten ruimtelijk gescheiden van elkaar liggen. Het is daarom waarschijnlijk dat de vondsten op verschillende momenten zijn achtergelaten. Het betreft dus geen muntschat die verstopt werd om redenen van veiligheid, de meest gangbare interpretatie van grote hoeveelheden vondstmunten. De samenstelling van de vondsten en de aangetroffen sporen geven aanleiding om de vindplaats te interpreteren als een pre-christelijke cultusplaats uit de Vroege Middeleeuwen. Dit type vindplaats uit deze periode wordt maar zelden aangetroffen in Nederland. Er worden nogal veel veronderstellingen gedaan in deze enkele regels tekst. Als deze vondsten zo zeldzaam zijn, is de vraag of er dus maar weinig inwoners waren of dat er wellicht weinig offers aan de goden werden gedaan. Staat er daarom een vraagteken in de kop van het artikel?
Archeologie magazine 2021
- TV-serie Het Verhaal van Nederland op NPO1. (AM. nr.6-2021). Het Verhaal van Nederland vertelt het verhaal van het land waarin we wonen, vanaf het moment dat de eerste bewoners zich er vestigden tot nu. In een 10-delige televisie-serie, vanaf 2 februari 2022 op NPO1, neemt acteur en verteller Daan Schuurmans de kijker mee langs de hoogte- en dieptepunten van onze geschiedenis. Wij hebben voor U aflevering 2 en 3 zorgvuldig bekeken en gerecenseerd. Het blijft helaas te veel bij de traditionele, maar achterhaalde opvattingen. Ook komen er nogal veel onvolkomenheden en onjuistheden voor in deze aflveringen. Is het wel ons verhaal? Lees meer over Het Verhaal van Nederland.
- Het Rome van keizer Domitianus. (AM. nr.6-2021). De special in deze Archeologie Magazine gaat over keizer Domitianus (keizer van 81 tot zijn moord in 96). In de 'Nederlandse' geschiedenis is hij steeds vrij onbekend gebleven. Zijn opvolgers Trajanus (98-117) en Hadrianus (117-138) stonden meer in de belangstelling van historici omdat zij in Nederland geweest zouden zijn. Maar dat zijn helaas onbewezen opvattingen. Lees meer over Trajanus en Hadrianus. Wat uit deze special ook blijkt is dat er met de geschiedenis gemarchandeerd is. Veel van de beelden van deze keizer zijn later 'omgekat' naar de nieuwe heerser Nerva. De in de traditie onbeminde keizer blijkt toch aansprekende activiteiten te hebben ontwikkeld waarmee hij niet onderdoet voor veel van zijn collega's. Maar die activiteiten zijn altijd ondergeschoven geweest. Dat is de ironie van de geschiedenis: we weten slechts wat de machthebbers ons wilden laten weten en niet exact wat geschied is. Het zou juist dè taak van historici geweest moeten zijn om dit 'marchanderen' met de geschiedenis te doorzien. Echter, zij hebben het niet doorzien of het niet willen doorzien om vooral hun eigen gelijk te kunnen handhaven.
- Vijftig jaar Zwammerdamschepen. Do you remember? (AM. nr.6-2021). 'De vondst in Zwammerdam betekende het begin van een rijke Nederlandse onderzoekstraditie naar de scheepsbouw, binnenvaart en handel langs de Iimes', zegt archeoloog Tom Hazenberg. Hij haalde samen met directeur van Museumpark Archeon, Jack Veldman, de Zwammerdamschepen terug naar Alphen aan den Rijn. Hij vervolgt: 'Er volgden opgravingen van vergelijkbare platbodems in Kapel-Avezaath, Druten en Woerden. Nu, vier decennia later. zijn langs de Rijn-Iimes van Zwammerdam tot aan Utrecht-Leidsche Rijn ongeveer twintig Romeinse scheepswrakken bekend. De schepen met hun hout, ijzeren nagels. breeuwsel, gebruiksobjecten, lading en de vondstcontext, bieden buiten-gewone mogelijkheden voor onderzoek. Ze zijn typerend voor de Neder-Germaanse Iimes als riviergrens, die diende als een vitale transportbaan tussen het Germaanse en Gallische achterland met de Noordzee. De schepen speelden dan ook een hoofdrol in de nominatie van de Neder-Germaanse limes tot UNESCO Werelderfgoed.'
Lees meer over de nominatie tot UNESCO Werelderfgoed. Lees meer over de Zwammerdamschapen in Archeologie Magazine 1 van 2021
- Een archeologische tijdreis door Nederland. (AM. nr.5-2021).
Op de website www.archeologieopdekaart.nl worden ruim 270 vondsten uit de Nederlandse bodem getoond en maakt men een archeologische tijdreis door tien historische perioden. Op zich allemaal interessant, immers archeologische vondsten liegen niet. Echter de verhalen eromheen moeten hier en daar gecorrogeerd worden. Er wordt nogal veel beweerd wat nooit bewezen is, zoals over de mantelspeld van Dorestad.
- Oog in oog met historische sporen in Zeeuws-Vlaanderen. (AM. nr.5-2021).
De eerste duidelijke aanwezighei:d van de Romeinen wordt gedateerd rond het jaar 170. Toen bouwden zij, op een hoger gelegen zandrug, aan een kanaal dat toegang gaf tot een van de toenmalige mondingen van de Schelde, hun eerste houten fort. Uit latere inscripties kennen we ook de naam van dit fort: Rodanum. Rond 190 verscheen op vrijwel dezelfde plek een heel nieuw fort (castellum). Omstreeks 240 werd dit kamp verwoest en verlaten. Rond 260 werd op dezelfde plaats een nieuw fort gebouwd, nu omgeven door een stenen verdedigingsmuur met ronde torens en een vijftien meter brede natte gracht. Dit laatste fort bleef in gebruik tot ongeveer 290. Uit dit alles is duidelijk dat Romeins Aardenburg een belangrijke rol moet hebben gespeeld in het Romeinse kustverdedigingssysteem. Het is een van de weinige forten van dit systeem waarvan de resten gelokaliseerd zijn. Andere forten, waaronder Brittenburg dat aan de monding van de Rijn bij Katwijk lag, zijn intussen door de zee verzwolgen. Van het Romeinse Aardenburg is helaas in het straatbeeld weinig terug te vinden. Romeins Aardenburg past geheel in het beeld van Romeins Nederland: er is niets van teruggevonden. Alles is door de zee verzwolgen. En dan blijven historici de transgressies toch nog steeds ontkennen
- Romeinse schrijfplankjes geven steeds meer geheimen prijs. (AM. nr.5-2021).
In Nederland zijn meer dan 200 houten schrijfplankjes uit de Romeinse tijd gevonden. Het probleem is echter dat, op een enkele uitzondering na, de teksten op deze schrijfplankjes nooit zijn bestudeerd. De plankljes werden hergebruikt wat ertoe geleid heeft dat vaak meerdere teksten door elkaar in de houten plankjes zijn doorgedrukt. Zo is een van de bekendste schrijfplankjes uit Nederland, die van Tolsum uit Friesland, ondertussen wel drie keer op een andere manier vertaald. Het probleem bij die nieuwe interpretaties is dat de oude steeds opnieuw blijft rondzingen, die ik daarom hier niet zal herhalen. Het gebeurt in de traditionele opvattingen wel vaker dat, ook al zijn er herzieningen, men toch steeds weer terugvalt uit de 'oude vertrouwde' opvattingen.
- Zwammerdam kano's. (AM. nr.5-2021).
In de vitrine van het Romeinse Museum in Museumpark Archeon ligt een boomstamkano. Het is kano nummer 5, zo genoemd omdat het de vijfde boot was die ontdekt werd in Zwammerdamse bodem. Dat was begin jaren 70. Sindsdien zijn onder onze voeten in Nederland verschillende scheeps-resten gevonden, gedateerd in de Romeinse tijd. De aanwas is zo groot dat er best gesproken mag worden over vondsten van groot nationaal en internationaal belang.
En hoe zit het met de originele scheepjes? De Zwammerdam kano 5 mag dan in de vitrine liggen, de Zwammerdam 3 is nog lang niet zover. Recent is begonnen met het opnieuw opmeten en tekenen van de kano. Lees meer over de Zwammerdamschapen in Archeologie Magazine 1 van 2021
- De Kogge is in Vlaanderen ontstaan. (AM. nr.4-2021). Het thema in dit nummer van Archeologie Magzine is Maritieme Archeologie. Het gaat daarbij vooral (of alleen maar) over vondsten vanaf de Mideleeuwen tot in de 18e eeuw, voor ons studiegebied van minder belang. Toch lezen we hierin dat de Koggeschepen in de periode tussen 1150 en 1500 aanvankelijk aan de Vlaamse kust werden gebouwd en vanaf ca.1200 langs de IJssel en de oostkust van de Zuiderzee. Dus ook hier zien we een traditie uit het zuiden komen en ook hier weer uit Vlaanderen, de bakermat van meerdere 'Hollandse' tradities! Lees meer over Hollandse tradities.
- Overal Zwammerdamschepen. (AM. nr.4-2021). Sinds 50 jaar geleden zijn er meer schepen van het Zwammerdamtype gevonden onder andere in Kapel-Avezaath, Druten, Woerden, Utrecht-de Meern, Xanten en Mainz (D) en Pommereuil (B). Verder naar het zuiden is een groot aantal schepen ontdekt dat grote gelijkenis heeft met type Zwammerdam, zoals in Arles en Lyon en Saint Geordes (F). Nu blijkt dat de Zwammerdam-schepen geen Nederlandse exclusiviteit bezitten, dienen de standpunten over het gebruik en vergaan van deze schepen herzien te worden, wat helaas niet gebeurd is. Men blijft aan de eenmaal aangenomen opvattingen vasthouden, wat helaas kenmerkend is voor de algemene geschiedenis. De foto hiernaast toont de Arles-Rhone3 in Musée Départemental Arles Antique.
- Opnieuw Romeinse sporen gevonden in Nijmegen. (AM. nr.3-2021).
In de tuin van Museum Kam zijn sporen gevonden van een Romeinse begraafplaats uit 10-70 n.Chr. De archeologen vonden vijf intacte graven. Een van de graven hoort bij de laatste gebruiksfase van het grafveld tussen 40 en 70 n.Chr. Waarschijnlijk zijn hier de bewoners bijgezet van de grote burgerlijke nederzetting Oppidum Batavorum. In dit artikel is weer sprake van de nodige vooringenomenheid. Vraag is uit welk jaar precies deze graven zijn. Een marge van 60 of 30 jaar is nogal ruim voor een graf. Hoe komt men aan het jaar 10? Waarom is sprake van 'waarschijnlijk'? Ook is sprake van de onbewezen opvatting dat het Oppidum Batavorum in Nijmegen lag, terwijl dat buiten de Betuwe lag. Ook zijn sporen gevonden van de militaire stad rond het kamp van het 10de legioen uit 71-105 n.Chr. Was het nu een een burgerlijke nederzetting of een militaire stad? Er woonden ambachtlieden, handelaren en de gezinnen van de soldaten. Ook deze opvatting zijn onbewezen speculaties die wel mogelijk zouden kunnen zijn maar strikt bewijs ontbreekt.
Duidelijk is ongetwjfeld dat hoe meer Romeins men vindt des te minder er gevonden is uit de Karolingische periode dat er immers boven moet zitten en niet eronder, zoals wel eens gesteld wordt.
- Zwammerdam 2 voltooid. Komt dat zien! (AM. nr.3-2021).
In dit artikel met enkele informatieve foto's wordt de Zwammerdan 2 een Romeins schip genoemd, een solide vrachtschip, de voorloper van onze rijnaak. Het is gebouwd rond het jaar 200 n.Chr. en is ongeveer 23 meter lang en 2 meter 80 breed. Lees meer over dit en andere Zwammerdamschepen in Archeologie Magazine 1 van 2021. Zie heronder.
- Gorinchem, dé vestingstad van Nederland. (AM. nr.3-2021).
Gorinchem ligt op de plaats waar de Maas en de Linge in de Merwede stromen. De naam Merwede zorgt voor verwarring. Stroomopwaarts bij Zaltbommel heet de rivier immers Waal. Pas waar de Maas in de Waal stroomt, bij slot Loevestein (bekend van de ontsnapping van Hugo de Groot in een boekenkist), heet de rivier de Merwede. Gorinchem is ontstaan als een nederzetting van vissers en boeren bij de monding van de Linge in de Merwede. Het was een toevluchtsoord in een moerassig landschap. De herkomst van de naam Gorichem is onbekend. Wat te denken van Goor-heim? Woonplaats (heim) in moerassig (goor) gebied? Er zijn bewoningsreste uit de Romeinse tijd gevonden (W.A.van Es plaatste bij Gorichem de veldslag van Julius Caesar met de Usipeten en Tencteren, wat uiteraard onmogelijk was; zie bij Caesar) in 1018 zou een heer Van Goor (naamgever van de stad?) door de bisschop van Utrecht tot prefect van dit gebied benoemd zijn. Het oudste geschreven bericht over Gorinchem stamt pas van 6 december 1244 van graaf Floris VI van Holland. Ook hier zien we weer het gat tussen de Romeinse tijd en de 11e eeuw, wat in Nederland ongeveer standaard is bij veel, zo niet alle plaatsen. De 19 katholiek geestelijke die bekend zijn als de martelaren van Gorichem, stierven onder de Geuzen, de zogenaamde bevrijders van Holland van de Spanjaarden, in 1572 een gruwelijke dood.
- Oudste dijkje van Nederland blootgelegd? (AM. nr.2-2021).
In Vlaardingen heben archeologen het oudste dijkje van Nederland aangetroffen. Het dijkje stamde uit de tweede eeuw voor Chr. en was mogelijk 1 meter hoog. Al eerder is er geopperd dat er vermoedelijk ook dijken zijn geweest om het achterland droog te houden. In het plangebied werden ook resten uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen aangetroffen. Het gevonden dijkje bevestigt de steeds voorkomende transgressies en het lag (gezien de foto) op zeker 2,5 meter onder het maaiveld. De lagen die erover zijn afgezet bevestigen die transgressies nogmaals. Lees meer over transgressies.
- De wereld van Clovis. (AM. nr.2-2021).
Tussen 450 en 750 n.Chr. regeerden de Merovingische koningen, Clovis of Chlodovech (ca.466-511) en opvolgers, over Gallië. Hun Karolingische opvolgers plakten de Merovingen het imago op van oorlogszuchtige barbaren, vadsige koningen, levend in een periode van stagnatie en achteruitgang. Deze cliché worden nog steeds herhaald in de geschiedenisboeken. Het portret is echter veel veelzijdigen en genuanceerder. Het Merovingische tijdperk is een cruciaal moment in de geschiedenis, rijk aan innovaties. Nieuw onderzoek brengt de Merovingische periode verrassend dicht bij de hedenbdaagse samenleving. Ook hier ziet men weer dat eenmaal ingenomen opvattingen moeilijk te corrigeren zijn in de wereld van de historische wetenschap. Het is de 'normale' gang van zaken in de historische wetenschap.
- Leven in een wetland. (AM. nr.2-2021).
20.000 jaar geleden lag de zeespiegel 125 meter lager. Rond 11.700 jaar geleden lag de zeespiegel nog maar 85 meter lager en 4000 jaar later was de Doggersbank alweer geheel verdwenen. De zee steeg gemiddeld met zo'n 2 meter per eeuw. Maak je dit rekensommetje van zo'n 2 meter per eeuw even af naar het begin van de jaartelling, dan blijkt het zeeniveau dan op plus 149 meter te liggen, ofwel is heel Nederland op het uiterste zuiden van Limburg overstroomd. Waarmee is aangetoond dat dit verhaal onjuist.
- Het stempel van de gouverneur. (AM. nr.2-2021).
In de Romeinse tijd was het gebruikelijk bakstenen (en pannen) te voorzien van een stempel. In Nderland gaat het meestal om stempels van legeronderdelen, maar soms ook van particuleren, Op baksteenstempel werden altijd afkortingen gebruikt, waarvan niet altijd duidelijk is wat er mee bedoeld werd. Vaak werd er over 'vermoedelijk' gesproken, maar dat is niet altijd zeker.Aan het 'vermoedelijk' werden hele theoriën opgehangen die soms her zien moeten worden. Het ultieme voorbeeld van onjuiste interpretaties van baksteenstempels zie je bij Jules Bogaers (zie daar).
- De Nederlandse Wal van Hadrianus. (AM. nr.2-2021).
In dit artikel bespreekt Tom Buijtendorp in feite zijn boek over 'De Gouden Eeuw van de Romeinen in de Lage Landen'. Daarvoor verwijzen we naar de bespreking van zijn boek op deze site.
In dit artikel vallen de volgende uitspraken (dikgedrukt) toch op:
- Er zijn nieuwe aanwijzingen (p.34), volgende de opgravers waarschijnlijk (p.35).
- De Romeinen het gebied tussen Rijn en Maas-Waal ervaarden als een groot eiland, door hen het Bataafse eiland genoemd. Hoe weet Buijtendorp wat de Romeinen ervaarden?
- Trajanus stichtte bij Xanten een colonia en investeerde onder meer in de Romeinse stad Nijmegen. Wat en hoe investeerde Trajanus in Nijmegen? Welke bewijzen heeft hij daarvoor?
- Hadrianus had mogelijk al in de planning om in het kustgebied de naar hem genoemde stad Forum Hadriani te stichten. Hoe weet Buijtendorp wat Hadrianus in de planning had? Overigens heette de stad volgens de Peutingerkaart Foro Adriani. Zou de keizer een spelfout in zijn naam geaccepteerd hebben?
- Meer dan lang gedacht, lijkt het te gaan om een veelzijdige campagne met wellicht het nodige improvisatiewerk.
- Daarom is het goed mogelijk dat Hadrianus richting de kust trekkend, halthield bij Vechten.
- Op p.37 lezen we in de tekst de volgende behoudens: 'waarvan de betekenis onzeker is', 'waarschijnlijk' (2x), 'zou kunnen zijn', 'het is denkbaar', 'mogelijk (2x) zou zijn', 'aanwijzingen', 'denkbaar', 'ongetwijfeld'.
- In de buurt lag een nog niet teruggevonden vlootstation.
- Moord in het oude Rome. (AM. nr.2-2021).
In de rubriek 'Boeken' wordt het boek van Emma Southon besproken: "A Fatal Thing Happened on the Way to the Forum. Muder in Ancient Rome". In dit boek blijkt dat moord, doodslag en slavernij 'gewone' en geaccepteerde verschijnselen waren in het Oude Rome. Massale executies van gevangenen of veroordeelden kruimeldieven. Gevangenen die verbrand werden, gekruisigd of aan de wilde dieren gevoerd. Dit boek laat ons een wereld zien die schuil gaat onder de fraaie laag van marmeren zuilen, schitterende Mozaïeken, flitsende bouwwerken en zogenaamde beschaving. Het was Tacitus die al op deze excessen wees en schreef dat "De Romeinen zijn de rovers en plunderaars van deze wereld". (Tacitus, Agricola 30,4). De Romeinse maatschappij was gebaseerd op slavernij. Meer dan 200 miljoen slaven hebben het Romeinse rijk opgebouwd. Ook in de legers dienden vooral 'buitenlanders', maar het was een bezettingsleger al zijn alle misstanden niet altijd door de Romeinse schrijvers opgeschreven. En dat heeft men deze bezettingstijd in Nederland tot Wereld Erfgoed weten te verklaren. ONBEGRIJPELIJK!!!
- Het Romeinse legioenskamp in Valkenburg ZH. (AM. nr.1-2021).
Met de vondst van een legioenkamp in Valkenburg kunnen eerdere vondsten nu beter worden geïnterpreteerd. Deze ene zin is veelzeggend en wel omdat 1. het dus steeds gaat om interpretaties, 2. die nu beter geïnterpreteerd kunnen worden, dus eerder voorbarig zijn getrokken en 3. veel eerdere interpretaties herzien zullen moeten worden.
Dit legioenskamp bleek op een rare plek te liggen, namelijk onbeschermd buiten het Valkenburgse castellum. Die plek wordt hier 'raar' genoemd, want die voldoet niet aan de algemene traditionele opvatting van de gevaren van de dreiging van binnenvallende Germaanse stammen. Van een dreiging van binnenvallende Germaanse stammen blijkt dus geen enkele sprake te zijn geweest, zoals eerder W.A.Byvanck (zie daar) en andere historici ook al aangaven.
Een andere opvallende opvatting in dit artikel betreft de datering van hout. De auteur schrijft daarover: "Je kunt tenslotte niet uitsluiten dat sommige stukken hout hergebruikt zijn". Ook deze opvatting maakt het noodzakelijk dat veel archeologische bevindingen herzien moeten worden.
Tijdens de veldtocht uit 39 n.Chr. van Caligula wordt geschreven dat hij zijn soldaten opdracht gaf schelpen te verzamelen op het straand. Was dat in Katwijk? is de vraag van de auteur. Men komt tot die opvatting omdat er in Vechten en Valkenburg enkele duigen van wijnvaten gezonden zijn met de tekst C.CAE.AUG.GER. Het zou op de aanwezigheid van wijn uit de persoonlijke wijngaarden van de keizer wijzen. Maar dat hoefet niet te betekenen dat Caligula hier zelf ook was' is de terechte en enig juiste conclusie van de schrijver.
Zoals elke historicus behoort te weten liet Caligula ook ter plaatse een vuurtoren bouwen. Maar deze vuurtoren stond in Boulogne-sur-Mer en helemaal niet in Katwijk. Zie bij de Kanaaltunnel.
Een aantal jaren later leidde generaal Corbulo een campagne tegen de Chauken en de Friezen. Maar de Chauken en Friezen woonden in Frans-Vlaanderen! Zie bij Chauken en bij Friezen. Volgens de traditionele opvattingen liet hij toen een kanaal tussen de Rijn en de Maas graven. Dat kanaal kan nooit zonder sluis tussen Rijn en Maas gelegen hebben, vanwege het hoogteverschil tussen beide rivieren. En van een sluis is nooit sprake geweest. Die bestonden nog niet in de Romeinse tijd. Daarop voortbordurend zou het best eens zo kunnen zijn dat de vroegste fase van het castellum Valkenburg, maar ook andere castella langs de Rijn zoals Alphen, Vleuten de Meern en Woerden, ook vanwege de inval in Brittania zijn gebouwd. Via de Rijn zou men dan naar de kust gevaren zijn om vervolgens zuidwaarts af te zakken en bij het Kanaal over te steken naar Engeland. Het zou het best eens zo kunnen zijn toont al de nodige speculatie aan. Waarom zou men zo'n omweg via de Rijn maken, als de vaste oversteekplaats waar ook Julius Caesar en anderen al overstaken, rechtstreeks te bereiken was in Frans-Vlaanderen?
- In de special over Bergen op Zoom treffen we een aantal wetenswaardige zaken aan. Volgens de legende zou de heilige Gertrudis van Nijvel in 654 de kerk van Beregen op Zoom gesticht hebben. Maar deze en dergelijke legendes zijn helaas door geen enkele bron, historische of archeologisch, bevestigd, schrijft Marco Vermunt. De eerste vermelding van een kerk in Bergen op Zoom dateert pas van zes (6!) eeuwen na Gertrudis, uit het jaar 1219. Historici nemen aan dat de kerkstichting van deze stad ouder is, namelijk uit het einde van de 11de eeuw. Van het vroegste kerkgebouw ontbreekt tot nu toe elk spoor. Dit verhaal is precies het probleem in de historische wetenschap. Historici nemen iets aan zonder bewijs, dat vervolgens als de volle waarheid wordt gesteld. Immers historici, die ervoor geleerd hebben, zullen het toch wel weten? Niets is minder waar. Het oudste deel van de tegenwoordige kerk blijkt zelfs pas uit de 14de eeuw te dateren. Ook uit dit verhaal blijkt maar weer eens dat historici er nogal eens naast kleunen. Waarvan akte.
Archeoloog Marco Vermunt merkt verder op dat er in Bergen op Zoom en omgeving geen vondsten bekend zijn uit de periode van voor de 7e eeuw op wat Romeins na. Pas in de 7e en 8e eeuw lijkt er sprake van enige herbevolking van de streek. Talrijker zijn de vondsten in de 8e en 9e eeuw. In de 10e tot 12e eeuw bestaan er verschillende bewoonde plekken. Vanaf medio 13e eeuw bij het ontginnen van het turfveen in het West-Brabantse landschap gaat de overgang (van onbewoond naar bewoond) sneller. Zien we hier hetzelfde gat als in Nijmegen tussen de Romeinse tijd en de 10e (lijkt!) eeuw? Nu is een marge tussen 10e en 12e eeuw wel erg ruim. Zijn de vondsten uit begin 10e of uit eind 12e eeuw? Daar zit wel zo'n 300 jaar tussen.
Klik op de afbeelding hierboven voor een vergroting.
Met deze afbeelding van de Zwammerdamschepen wordt feitelijk valsheid in geschrifte gepleegd. Hier is sprake van misleidingen, wat niet getuigt van een wetenschappelijke verantwoording. De verhoudingen zijn geheel onjuist weergegeven. Waarom? Zo is boot 6 zo'n vier keer zo lang als boot 5, wat niet blijkt uit deze afbeeldig, waar de getekende mensenfiguurtjes een overeenkomstige grootte lijken weer te geven. Wat wil men met deze misleidingen aantonen?
|
- Nieuws van operatie Zwammerdamschepen. (AM. nr.1-2021).
In deze Archeologie Magazine wordt een overzicht van de zes Zwammerdamschepen gegeven. Klik op de afbeelding links voor een vergroting.
Ze worden hier 'Romeinse schepen' genoemd, terwijl de schepen dan misschien wel door de Romeinen gebruikt werden, maar niet per se door hen gebouwd hoeven te zijn.
Waren het wel Romeinse schepen? Ze lijken in geen enkel opzicht op Romeinse schepen zoals die ons in mozaïeken of in reliëfs zijn overgeleverd. (Zie afbeeldingen in de linker kolom). De gevonden schepen worden te gemakkelijke 'Romeins' genoemd, maar dergelijke schepen worden nergens anders gevonden. De Romeinse scheepswrakken die elders gevonden zijn (bijv.bij Griekenland) zien er totaal anders uit.
De afwijkende maten spreken een Romeins ontwerp en bouw tegen. Zo worden de Zwammerdam 1, 3 en 5 boomstamkano's genoemd en volgens mededeling werden 1 en 5 gebruikt als visbun (ruimte gevuld met water waarin gevangen vis levend bewaard werd). Van Julius Caesar weten we ook dat de Romeinen nooit gebruikt maakten van boomstamkano's.
De Zwammerdam 2 (zie afbeelding hiernaast) en Zwammerdam 4 waren platbodems, schepen zonder kiel die zo op het land getrokken konden worden. Deze schepen zijn gebruikt voor vervoer van vracht, wat ook geldt voor Zwammerdam 6. Vraag is dus of de Romeinen hun eigen vracht vervoerden of dat ze het overlieten aan inlandse schippers die de wateren kenden?
Wat ook opvalt bij de beschrijvingen van deze schepen zijn de totaal verschillende afmetingen, al blijkt dat niet uit de afbeeldingen hiernaast . Met deze afbeelding van de Zwammerdamschepen wordt feitelijk valsheid in geschrifte gepleegd. Hier is sprake van wetenschappelijke misleiding, wat niet getuigt van een wetenschappelijk verantwoorde weergave. De verhoudingen zijn geheel onjuist weergegeven. Klik hier voor een grafiek van de juiste verhoudingen van die schepen, berekend naar oppervlakte aan de hand van lengte en breedte. Die verschillen wijzen eerder op inlandse schepen, dan op Romeinse schepen. De Romeinen zijn immers vooral bekend om hun standarisaties.
En als het nou enkele centi- of decimeters zou schelen? Het kleinste schip past wel 110x in de grootste. De vindplaatsen van de schepen zijn ook verschillend en (vaak) meters onder het maaiveld. Zijn deze schepen opzettelijk afgezonken bij het vertrek van de Romeinen of zin ze gezonken bij een flinke storm? Of zijn de schepen afgezonken om te gebruiken als waterkering bij een overstroming? Dat er een enkele keer wat vracht in zo'n schip is gevonden, is geen argument het opzettelijk afzinken te weerleggen.
Wat wel duidelijk is dat nadat de schepen gezonken zijn, er een dikke laag afzettingssediment overheen is gekomen. Dat wijst op grootschalige en langdurige overstromingen na het afzinken.

Een nagebouwd Romeins schip dat dienst doet als rondvaartboot. Hoe men op allerlei manier probeert Romeins Nederland wat meer cachet te geven.
Hieronder de afmetingen van de zes schepen (in de tekening daaronder de juiste verhoudingen van de afzonderlijke schepen. De verhoudingen zijn bepaald aan de hand van lengte en breedte. De getekende mensenfiguurtjes geven een onjuist beeld van de werkelijkheid. Er is duidelijk sprake van misleiding wat 'wetenschappelijk' niet geoorloofd is.
Zwammerdam 1 was 7 meter lang en 80 centimer breed.
Zwammerdam 2 was 23 meter lang en 2 meter 80 breed.
Zwammerdam 3 was 10,4 meter lang en 1 meter 40 breed.
Zwammerdam 4 was 34 meter lang en 4 meter 40 breed.
Zwammerdam 5 was 5,5 meter lang, breedte niet bekend (geschat naar boot 1 zo'n 70 cm.)
Zwammerdam 6 was 20.25 meter lang en 3 meter 40 breed.
Een uitgebreider artikel over de Zwammerdam 6 vind je in Archeologie Magazine 2 van 2021, waarin een vergelijking wordt gemaakt met de Woerden 7, die weliswaar iets langer en iets breder was (de exacte maten worden in dit artikel niet genoemd), maar die gezien de constructie toch 'zusterschepen' genoemd worden. Even opgezocht blijkt de Woerden 7 een platbodem van 4,70 meter breed, de vermoedelijke lengte van het schip bedraagt 29,60 meter. Het iets langer en iets breder uit het artikel blijkt dus veel langer (bijna 10 meter) en veel breder (bijna 1½ meter) te zijn. In hoeverre is er bij zo'n grote afwijking nog sprake van 'zusterschepen'? De 'Woerden 7', die in 2003 in Woerden - Hoochwoert is ontdekt, is in Nederland gebouwd, blijkt uit gedetailleerd onderzoek. Was het dan wel een 'Romeins' schip? Lees meer op Hazenberg Archeologie.
Zo manipuleert archeologisch Nederland met de klare feiten om vooral eigen opvattingen te bewijzen.
|